35 210 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 11 juni 2019 voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij brief van 24 juni 2019 zijn ze door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, La Rocca

1

Kunt u toelichten waardoor het lagere aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt verklaard en dus een meevaller in het vo1 wordt veroorzaakt?

Uit de laatste tellingen blijkt dat er meer leerlingen bij vmbo en pro zijn ingestroomd dan in 2018 geraamd. Voor havo/vwo geldt dat er juist minder leerlingen zijn in-, en doorgestroomd dan eerder geraamd. Aangezien vmbo-leerlingen minder lang in het voortgezet onderwijs blijven (kortere verblijfsduur), zijn de ramingen voor de komende jaren naar beneden bijgesteld. Het gevolg hiervan is dat de begroting voor het vo lager uit valt.

2

Kunt u toelichten hoe het bedrag van 26,7 miljoen euro dat is berekend voor 2019 tot stand is gekomen en uit welke kostenposten dit bedrag (grofweg) is opgebouwd?

In onderstaande tabel zijn de onderdelen toegelicht.

Bedragen x € 1 miljoen

2019

1. Onderhoud

5,5

2. Vervanging (incl BRON)

10,5

3. Dienstverlening

6,5

4. Deregulering

2,6

5. DiGi-D

1,6

Totaal

26,7

Toelichting

1. Onderhoud

Dit betreft een aanvulling op het reguliere budget voor onderhoud (circa € 20 miljoen) voor een adequate instandhouding van de systemen bij DUO. Onder het onderhoud valt het up-to-date houden van diverse SAP producten en de daaraan gerelateerde business applicaties. De hoogte van het onderhoud is afhankelijk van onder meer de leeftijd en de omvang (uitgedrukt in functiepunten) van de systemen. De middelen zijn nodig om het noodzakelijke onderhoud te kunnen uitvoeren om daarmee de continuïteit met betrekking tot instandhouding van de ICT systemen (infrastructuur en applicaties) te borgen.

2. Vervanging

Dit betreft de kosten van de vervangingsportfolio 2019 (inclusief het project Doorontwikkelen BRON). Het programma BRON is gericht op het vernieuwen en verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen OCW/DUO en de onderwijsinstellingen, het vernieuwen van de informatieverschaffing over de bekostigingsstatus en het ondersteunen van processen in de onderwijsketen door DUO. In 2019 ligt het accent op het afronden van de projecten inwinnen en informatiediensten voor de sectoren vo/vavo, het opstarten van projecten gericht op inwinnen en bekostiging voor de sector PO (en speciaal onderwijs).

3. Bereikbaarheid/dienstverlening

Dit betreft de meerkosten voor de dienstverlening/telefonische bereikbaarheid, waarbij een gemiddelde wachttijd voor het gehele jaar van 8 minuten wordt beoogd.

4. Deregulering

Betreft niet gerealiseerde deregulering op uitvoering bij DUO in het domein van de sectoren PO en VO die alsnog gecompenseerd moet worden. Deze deregulering was het gevolg van eerdere regeerakkoord-taakstellingen op het apparaat van OCW.

5. DIGI-D

Betreft kosten voor het gebruik van Digi-D waar alle uitvoeringsorganisaties van her rijk door BZK voor belast worden.

3

Kunt u aangeven wanneer het ontwikkelplan dat DUO2 aan het maken is, gereed is?

Het ontwikkelplan is eind mei 2019 bij Financiën ingediend.

4

Kunt u aangeven aan de hand van welke criteria u gaat bepalen of de implementatie van deze aanbevelingen in het ontwikkelplan ordentelijk is, en hoe er dus kan worden overgegaan tot het aanwenden van de gereserveerde middelen?

Randvoorwaarde voor het aanwenden van de gereserveerde middelen zijn:

  • a) een ontwikkelplan n.a.v. de agentschapsdoorlichting (ook wel implementatieplan genoemd) waarmee de besturing op het totale ICT-portfolio in de agentschapsdriehoek verbetert;

  • b) een meerjarig, inhoudelijk kader voor onderhoud en vervanging van ICT;

  • c) concrete onderhouds- en vervangingsplannen t.b.v. de jaarlijkse managementafspraken.

Het implementatieplan wordt beoordeeld door OCW en FIN gezamenlijk met de agentschapsregeling als toetsingskader.

Het inhoudelijk kader en de concrete plannen voor onderhoud en vervanging van ICT worden jaarlijks herijkt en aangescherpt. Relevante kaders (toetscriteria) zijn onder meer (niet uitputtend) de Kamerstukken m.b.t. ICT (26 643) en commissie-Elias (33 326), de referentiearchitectuur onderwijs (ROSA), de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (Stcrt-2019–26526), het Handboek Portfoliomanagement Rijk en het CIO Handboek OCW (o.a. afgeleid van de BIT toetsingskaders).

5

Waarom kennen andere sectoren dan het primair onderwijs geen wettelijke prijsbijstelling?

Dit is historisch zo gegroeid. De huidige prijsaanpassingssystematiek in de wpo (en wec) is bij de vereenvoudiging van de LONDO bekostiging voor de materiële bekostiging in het primair onderwijs in 1997 mede tot stand gekomen door amendementen. In 2005 is een wetsvoorstel ingediend om deze systematiek te vervangen door het systeem in het vo. Dit wetsvoorstel is sindsdien hangende.

6

Kunt u per onderwijssector aangeven welke financiële gevolgen de niet-volledige compensatie voor inflatie heeft?

Hieronder ziet u de ingehouden lpo op de bekostiging van de onderwijssectoren in 2019:

Bedragen x € 1.000
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bekostiging po

0

0

0

0

0

Bekostiging vo

18.319

18.155

17.989

17.855

17.792

Bekostiging mbo

17.953

17.796

17.424

16.225

17.563

Bekostiging hbo

12.816

12.930

13.427

13.983

14.124

Bekostiging wo

24.536

24.890

25.469

26.070

26.423

Totaal

73.623

73.771

74.309

74.132

75.902

7

Hoe valt uw verklaring naar aanleiding van de evaluatie van de SBB3 dat de SBB moet inspelen op nieuwe ontwikkelingen, te rijmen met de forse korting voor deze kleine organisatie?

In 2019 is het budget van SBB incidenteel met € 1,233 miljoen verlaagd. Deze verlaging wordt verklaard door het saldo van een incidentele bijdrage van € 0,267 miljoen van SZW voor de pilot praktijkleren en een incidentele vrijval van een voorziening van € 1,5 miljoen bij SBB in 2019. Uit een voorlopige opgave van de SBB over de hoogte van de voorziening voor de wachtgeldgevolgen van gewezen personeel is gebleken dat deze voorziening met € 1,5 miljoen verlaagd kan worden. Deze vrijval van deze voorziening is mogelijk omdat de toekomstige verwachte uitgaven lager zullen zijn dan eerder geraamd door SBB. Deze bijstelling van de voorziening is dus mogelijk omdat er meer uitkeringsgerechtigden van de «oude» kenniscentra zijn uitgestroomd ten opzichte van deze raming. Het betreft dus geen korting of bezuiniging op de SBB maar een incidentele meevaller op deze raming. Deze meevaller heeft dus ook geen invloed op het functioneren of de continuïteit van de SBB.

8

Betekent de meevaller op de studiefinancieringsraming, die deels wordt veroorzaakt door lagere uitgaven voor de omzetting van leningen naar giften bij de bol4 in het mbo5, een even grote tegenvaller voor de betrokken mbo'ers? Hoe verklaart u deze ontwikkeling?

Nee, er is geen sprake van een tegenvaller voor betrokken mbo’ers. Er kunnen diverse oorzaken zijn voor de lagere uitgaven aan omzettingen in gift. Die oorzaken kunnen met de beschikbare informatie niet volledig inzichtelijk worden gemaakt. Wat hier waarschijnlijk een rol speelt, is dat een aantal jaar geleden het overgrote deel van de mbo-opleidingen is ingekort van vier naar drie jaar. Het is lastig te ramen hoe deze verkorting doorwerkt op de omzettingen en in welk jaar. Uit de realisatie blijkt dat deze verkorting vooral heeft geleid tot hogere omzettingen in het mbo voor 2018. Als gevolg daarvan zijn de omzettingen voor 2019 en verder naar beneden bijgesteld.

9

Wat is de reden voor de meevaller in het vo inzake de leerlingaantallen? Hoe komt het dat het aantal leerlingen in het vo niet goed te voorspellen is, terwijl de instroom in het vo wel goed te voorspellen is?

Zie voor de verklaring voor de meevaller in 2019 (gebaseerd op de tellingen 1-10-2018) inzake de leerlingaantallen vo, het antwoord op vraag 1.

De instroom in het vo is goed te voorspellen. Grofweg kan worden gesteld dat veruit de meeste leerlingen die dit jaar in groep 8 zitten, het jaar erop zijn ingeschreven op een middelbare school. Als de leerlingen eenmaal in het vo zitten, kunnen ze op een andere schoolsoort instromen dan geraamd, maar er kan ook sprake zijn van in-, uit- en doorstroom en vertraging. Dat komt het ene jaar meer voor dan het andere. In de realisatie van 2018 waren er slechts 1300 minder leerlingen dan geraamd. Op bijna een miljoen leerlingen gaat het om een verschil van 0,1%. Sinds 1993 is de gemiddelde afwijking van de ramingen op sectorniveau ten opzichte van de realisatie slechts 0,4%. Wij delen de conclusie daarom niet dat het leerlingenaantal in het vo niet goed te voorspellen is.

10

Klopt het dat de tegenvaller van de leerling- en studentenaantallen niet volledig wordt gecompenseerd? Hoe wordt het resterende bedrag van deze tegenvaller betaald?

De raming van de leerlingen- en studentenaantallen (Referentieraming) leidt tot een tegenvaller van € 84 miljoen in 2019 (oplopend naar € 109 miljoen structureel). De studiefinancieringsraming leidt tot een meevaller van € 29 miljoen in 2019 (oplopend naar € 45 miljoen structureel). De mee- of tegenvaller op de raming van de leerlingen- en studentenaantallen wordt altijd eerst gesaldeerd met de mee- of tegenvaller op de studiefinancieringsraming. Het restant van € 55 miljoen in 2019 (oplopend tot € 64 miljoen structureel) wordt volledig generaal gecompenseerd.

11

Klopt het dat een deel van de middelen voor loon- en prijsbijstelling wordt gebruikt voor de taakstelling en voor ICT6-systemen bij DUO? Wordt er, met andere woorden, minder geld uitgekeerd voor onder andere een loonsverhoging voor leerkrachten, onderwijsassistenten en docenten om de taakstelling en kosten voor ICT bij DUO te dekken?

Het klopt dat een deel van de middelen voor de loon- en prijsbijstelling wordt gebruikt voor de taakstelling en voor ICT-systemen bij DUO. Deze investeringen zijn nodig om de continuïteit van de dienstverlening aan de onderwijssector (deelnemers en instellingen) meerjarig te kunnen waarborgen. Als gevolg van de investeringen zal DUO beter in staat zijn om te voldoen aan de wensen en verwachtingen van het onderwijsveld en maatschappij.

Het klopt echter niet dat er minder geld wordt uitgekeerd voor loonsverhoging voor leerkrachten, onderwijsassistent en docenten. Alle loonontwikkeling op de onderwijsbekostiging wordt namelijk uitgekeerd aan de sectoren. Alleen de prijsbijstelling op de bekostiging wordt in de onderwijssectoren behalve het po ingehouden.

12

Kunt u toelichten waarom in het onderzoek naar mogelijkheden om onrust in de begrotingscyclus te verminderen alleen wordt gesproken over de mogelijkheden om de mbo-methodiek op de ho7-sector toe te passen? In hoeverre kan deze systematiek ook op de andere sectoren worden betrokken?

Vanaf nu worden de onderwijsbudgetten van het mbo, hbo en wo niet meer aangepast in het lopende jaar, maar worden verschillen in de geraamde aantallen studenten met een jaar vertraging in de budgetten verwerkt («de mbo-systematiek»). Deze systematiek brengt een beperkt risico voor de onderwijsinstellingen met zich mee (omdat het aantal studenten nog iets kan wijzigen), maar heeft als voordeel dat onderwijsinstelling zekerheid hebben over het budget in het lopende jaar.

Theoretisch is het toepassen van de mbo-systematiek in het po en vo ook mogelijk. Echter, de referentieraming voor de po en vo sectoren is erg nauwkeurig en mee- en tegenvallers zijn in de regel klein (zie ook het antwoord op vraag 9). Er is in deze sectoren dan ook minder aanleiding om de mbo-systematiek toe te passen. Scholen in het po en vo zijn bovendien in het algemeen kleiner van omvang en zijn daarom ook minder goed in staat om het financieel risico op te vangen dat bij de mbo-systematiek komt kijken.

13

Welk onderscheid wordt gemaakt tussen een wettelijke en niet-wettelijke lpo8-uitkering?

Alle verplichte lpo wordt vanzelfsprekend uitgekeerd. Lpo is bijvoorbeeld verplicht als er in een wet staat vastgelegd dat deze moet worden uitgekeerd. Dit is bijvoorbeeld het geval met de prijsbijstelling op de bekostiging van het primair onderwijs. Daarnaast zijn er soms bindende convenanten waarin is afgesproken dat alle loonbijstelling wordt uitgekeerd, of internationale verdagen die een verplichte stijging van contributie kennen.

14

Hoe en in welke mate werkt het inhouden van de lpo-tranche in 2019 door in de OCW9-bijdrage aan de SBB?

Loon en prijsbijstelling is extra geld, bovenop de begrote bedragen, waarvan elk voorjaar pas duidelijk wordt of deze wordt toegekend.

Het SBB krijgt niet minder geld dan eerdere jaren of dan eerder begroot was.

Wel is het zo dat het budget van het SBB met structureel € 1,51 miljoen verhoogd had kunnen worden als OCW alle loon-en prijsbijstelling had uitgekeerd. Helaas is dit door problematiek op de begroting niet mogelijk.

15

Waar is de 3 miljoen euro, waarvan u aangeeft dat deze achterblijft op de Aanvullende Post, terug te vinden?

De € 3 miljoen voor het Vredespaleis is niet terug te vinden in de Voorjaarsnota, maar staat gereserveerd op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën.

16

Op welke wijze wordt conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 inzicht geboden in de nagestreefde doelstellingen, de in te zetten beleidsinstrumenten, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de toegekende middelen vanuit de Aanvullende Post voor G43 Intensivering erfgoed en monumenten, betreffende de genoemde pilot?

Eens in de vier jaar brengt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de stand van het erfgoed in beeld door middel van een Erfgoedbalans. Deze balans wordt mede opgebouwd vanuit gegevens van de Erfgoedmonitor, waarin ook de effecten van deze pilot op het monumentenbestand gemonitord zullen worden. Daarnaast wordt op objectniveau gekeken naar het effect van de pilot. De subsidie wordt verstrekt en gemonitord door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Het is bedoeld om een aantal grote iconische monumenten en grote projecten in Nederland meerjarig te ondersteunen bij de instandhouding, de verduurzaming en de verbetering van de toegankelijkheid van het monument. De RCE monitort de ontwikkeling van de bouwkundige staat. Aan de RCE dient jaarlijks gerapporteerd te worden over het energieverbruik en het aantal bezoekers. Naast de meetbare indicatoren wordt ook kwalitatieve informatie betrokken. De uitwerking van de pilot wordt in het najaar aan de Tweede Kamer aangeboden.

17

Wat is de reden voor de tegenvaller op de renteontvangsten van de studielening? Klopt het dat het kabinet voor een nog lagere rente op de kapitaalmarkt leent?

Als gevolg van de lage rente vallen de renteontvangsten voor 2019 en verder lager uit dan geraamd. De rente op studieleningen voor 2019 is eind 2018 vastgesteld op 0%. De link tussen de rente die de (oud-)student enerzijds en de Staat anderzijds betaalt is niet zo eenvoudig te leggen. De Staat financiert de Staatsschuld namelijk integraal. Dit betekent dat de extra leningen die de Staat moet aangaan vanwege de verstrekking van studieleningen niet één op één te linken zijn aan een specifieke staatslening. De verwachting is overigens dat de Staat in 2019 € 5,6 miljard rente moet betalen over de kapitaalmarktschuld die eind 2019 naar verwachting € 290 miljard zal bedragen. Dat komt neer op ongeveer 1,9% rente.

18

Kunt u de verlaging met 1,2 miljoen euro in 2019 van de bijdrage aan de SBB toelichten?

Zie antwoord bij vraag 7.

19

Hoe is de korting van 1,2 miljoen euro op de SBB in 2019 onderbouwd? Wat of welke activiteiten wordt de SBB geacht te doen of na te laten om de bezuiniging te realiseren?

Zie antwoord bij vraag 7.

20

Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat er, gelet op het feit dat het aantal bbl10-studenten toeneemt, wordt gekort op de organisatie die zorgt voor voldoende leerbanen van goede kwaliteit voor deze studenten?

Zie antwoord bij vraag 7.

21

Wat betekent de verlaging met 1,2 miljoen euro in 2019 van de bijdrage aan SBB voor de continuïteit van de door SBB te verrichten taken?

Zie antwoord bij vraag 7.

22

Waarom wordt er, gelet op de tekorten aan vakmensen en het belang van stages en leven lang ontwikkelen, in 2019 gekort op SBB?

Zie antwoord bij vraag 7.

23

Waarom wordt er, gelet op het feit dat het aantal bbl-studenten toeneemt, gekort op de organisatie die zorgt voor voldoende leerbanen van goede kwaliteit voor deze studenten?

Zie antwoord bij vraag 7.

24

Bent u ook bij de deelnemende organisaties van de toenmalige Onderwijscoöperatie nagegaan of een daarvan de eindrapportage van de kwartiermaker, die deze in opdracht van het toenmalige bestuur van de Onderwijscoöperatie heeft opgesteld, aan u beschikbaar wil stellen, nu het oud-bestuur van de Onderwijscoöperatie heeft besloten het rapport niet openbaar te maken, en u het zelf niet heeft ontvangen en het nog altijd niet met de Kamer kunt delen?

Tijdens het plenair debat op 27 maart 2019 heeft uw Kamer kenbaar gemaakt het rapport van de kwartiermaker Onderwijscoöperatie te willen inzien. Ik heb de toezegging gedaan om deze wens door te spelen aan de Onderwijscoöperatie. Op 16 april 2019 heb ik middels een brief de «vereffenaar» van de Onderwijscoöperatie verzocht de inhoud van het rapport openbaar te maken. Het voormalig bestuur van de Onderwijscoöperatie heeft er voor gekozen niet aan dit verzoek te zullen voldoen. Omdat in het rapport uitspraken worden gedaan over het werk en het functioneren van (oud-) medewerkers achten zij het niet gepast om dit rapport openbaar te maken. Aangezien het oud-bestuur bestaat uit de voorzitters van de destijds deelnemende organisaties van de Onderwijscoöperatie, is daarmee duidelijk dat het nu benaderen van de deelnemende organisaties niet alsnog zal leiden tot openbaarmaking van het rapport.

25

Hoeveel overschrijving van het budget voor zijinstromers voor po11, vo en mbo is er geweest?

Er is op dit moment geen overschrijding van het budget voor zijinstromers. Op 31 mei jl. is het totaal aantal aanvragen 1115.

Het budget voor het mbo is opgehoogd met € 5,1 miljoen (€ 4 miljoen, toegevoegd bij Voorjaarsnota voor Bèta en Techniek en € 1,1 miljoen toegevoegd vanuit een verlaging van het budget dat gereserveerd was voor de instructeursbeurs MBO om overige aanvragen voor zijinstroom te kunnen honoreren). Daarmee kunnen naar verwachting alle huidige aanvragen worden toegekend.

26

Hoeveel potentiële leraren kunnen door de overschrijving van het budget voor zijinstromers voor po, vo en mbo geen gebruik maken van de mogelijkheid om te helpen het lerarentekort op te lossen?

Op dit moment is er geen overschrijding, zie antwoord op vraag 25.

27

Hoeveel klassen zitten door de overschrijving van het budget voor zijinstromers voor po, vo en mbo onnodig thuis?

Op dit moment is er geen overschrijding, zie antwoord op vraag 25.

28

Wat is de omzetontwikkeling van de Ster12, uitgesplitst per maand, van de afgelopen twee jaar geweest? Wat is het percentage groei in de afgelopen maanden?

De omzetontwikkeling van de Stichting Ether Reclame (Ster), uitgesplitst per maand, van de afgelopen twee jaar is weergegeven in de onderstaande tabel.

Omzet per maand (bedragen x 1000)

2017

2018

Januari

15.954

13.971

Februari

13.183

13.718

Maart

16.398

15.974

April

16.275

13.920

Mei

18.025

15.029

Juni

15.118

14.610

Juli

12.248

11.397

Augustus

10.058

9.435

September

19.762

16.959

Oktober

20.813

18.244

November

20.945

18.975

December

19.097

18.112

Omzet na bureaucommissie1

196.875

180.342

Overige kortingen2

5.337

1.372

Netto omzet

191.538

178.970

Bedrijfslasten

12.599

12.752

Financiële baten3

2

0

Afdracht Ster-opbrengsten

178.942

166.218

X Noot
1

Commissie die de Ster vergoedt aan mediabureaus. De Ster heeft deze commissie in 2018 afgeschaft.

X Noot
2

Kortingen die de Ster in mindering brengt op haar reclametarieven. De Ster heeft in 2018 een groot deel van deze kortingen afgeschaft.

X Noot
3

Betreft rente-inkomsten van de Ster.

Het is gebruikelijk om niet tussentijds -lopende een begrotingsjaar- te rapporteren over de ontwikkeling van de Ster-inkomsten. Uw Kamer wordt geïnformeerd via de mediabegrotingsbrief over de jaarlijkse ontwikkeling van de Ster-inkomsten. Op basis van de raming van de mediabegrotingsbrief wordt de raming van de Ster-inkomsten via de voorjaarsnota in de rijksbegroting meerjarig geactualiseerd. Bij voorjaarsnota wordt de Ster-raming voor het lopende begrotingsjaar niet extra aangepast in verband met de actuele ontwikkeling van de Ster-inkomsten gedurende de eerste maanden van het jaar. De reden hiervoor is dat de ervaring leert dat de reclame-inkomsten gedurende het jaar volatiel zijn.

29

Klopt het dat de Ster in mei 2019 al 11% meer omzet heeft gegenereerd dan op hetzelfde moment in 2018? Waarom is desondanks de raming van de reclameopbrengsten met 13,1 miljoen euro verlaagd?

De raming in de rijksbegroting is aangepast naar aanleiding van de raming van de mediabegrotingsbrief 2019. De raming in de rijksbegroting lag op een hoger niveau dan de raming van de voorgenoemde mediabegrotingsbrief en is om die reden naar beneden bijgesteld. Ten aanzien van de vraag inzake de ontwikkeling in 2019; zie het antwoord op vraag 28.

30

Voor hoeveel miljoen euro is er tot nu toe voor 2019 aan reclames aangevraagd? Hoeveel is het streefbudget van de Ster voor 2019? Wat is op basis hiervan de verwachte afdracht van de Ster? Hoeveel verschilt dit van de 150 miljoen euro die door OCW in de Mediabegroting voor 2019 is geprognosticeerd?

Wat betreft de aangevraagde reclame tot nu toe over 2019 wordt verwezen naar het antwoord op vraag 28.

De Ster richt zich voor geheel 2019 op een afdracht van € 163 miljoen en hoopt naar aanleiding van de gunstige ontwikkelingen in het voorjaar voor 2019 op een hoger bedrag. Dit bedrag van € 163 ligt € 13 miljoen boven het bedrag van € 150 miljoen.

31

Hoeveel Ster-omzet werd over de afgelopen vijf jaar op televisie gegenereerd in het tijdvak tussen 00.00 uur en 20.00 uur?

De Ster-omzet die de afgelopen vijf jaar op televisie werd gegenereerd in het tijdvak tussen 00:00 en 20:00 uur is in de onderstaande tabel weergegeven. Deze omzet is na aftrek van bureaucommissie, maar voor aftrek van kortingen en bedrijfslasten en voor toevoeging van eventuele financiële baten.

Tv-omzet na bureaucommissie (bedragen x € 1.000)

Tijdvak 00:00 – 20:00 uur

2014

81.629

2015

71.113

2016

73.278

2017

73.911

2018

69.078

32

Hoeveel Ster-omzet gaat verloren als alleen nog televisiereclame wordt uitgezonden tussen 20.00 uur en 24.00 uur?

De inkomstenderving wordt geschat op circa € 53,7 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op de raming van de Ster voor 2019, die u hebt ontvangen via de mediabegrotingsbrief 2019.

33

Hoeveel Ster-omzet werd over de afgelopen vijf jaar gegenereerd via de radio?

De Ster-omzet van de afgelopen vijf jaar gegenereerd via de radio is in de onderstaande tabel weergegeven. Deze omzet is na aftrek van bureaucommissie, maar voor aftrek van kortingen en bedrijfslasten en voor toevoeging van eventuele financiële baten.

Radioomzet na bureaucommissie (bedragen x € 1.000)

 

2014

58.665

2015

53.313

2016

44.719

2017

41.559

2018

36.614

34

Hoeveel Ster-omzet werd over de afgelopen vijf jaar online gegenereerd?

De online Ster-omzet van de afgelopen vijf jaar is in de onderstaande tabel weergegeven. Deze omzet is na aftrek van bureaucommissie, maar voor aftrek van kortingen en bedrijfslasten en voor toevoeging van eventuele financiële baten.

Online-omzet na bureaucommissie (bedragen x € 1.000)

 

2014

3.642

2015

4.036

2016

4.467

2017

4.608

2018

3.958

35

Wat betekent het dat van de 4,9 miljoen euro van de regeerakkoordmiddelen voor onderzoeksjournalistiek er 2,9 miljoen euro is overgeboekt voor de bekostiging van subsidies? Om welke subsidies gaat dit? Wat gebeurt er met de overgebleven 2 miljoen euro?

De overboeking betreft een technische mutatie. Er is dus geen inhoudelijke wijziging van de bestedingsdoelen zoals gemeld aan uw Kamer in juni 2018 (Kamerstukken II, 2017–2018, 32 827, nr. 126) en in de mediabegrotingsbrief 2019 (Kamerstukken II, 2018–2019, 35 000-VIII-91).

36

Kan worden gespecificeerd waarvoor de extra 11,9 miljoen euro voor de regionale omroepen precies bedoeld is?

Het bedrag van € 11,9 miljoen bestaat uit de volgende posten:

  • Samenwerkingsprojecten regionale publieke media instellingen en restant frictiekosten regeling B € 6,4 miljoen

  • Pilot regionale nieuwsvensters € 1,5 miljoen

  • Prijsindex correctie 2018 € 0,3 miljoen

  • Prijsindex tranche 2019 € 3,5 miljoen

  • Correctieboeking voor DAB+ € 0,2 miljoen.

37

Hoeveel aanvragen zijn er tot nu toe gedaan ten behoeve van de frictiekostenregeling voor regionale omroepen? Hoeveel hiervan zijn al gehonoreerd?

In totaal zijn er dertien (13) aanvragen ontvangen met een totaal aangevraagd bedrag van € 5,3 miljoen. Hiervan zijn er tien (10) aanvragen afgehandeld en gehonoreerd voor een bedrag van € 4.0 miljoen. Drie (3) aanvragen worden nu behandeld.

38

Waarom gaat er ruim 1 miljoen extra naar de beheerstaken van de landelijke publieke omroep?

Dit betreft de toegekende prijsindex 2018 en 2019 van € 0,4 miljoen aan de SOM en € 0,6 miljoen aan de NIBG conform de Mediabegrotingsbrief 2019 Kamerstukken II, 2018–2019 35 042, nr. 6.

39

Waarom wordt 400 miljoen euro extra naar de Stichting Omroep Muziek overgeboekt? Wat doet deze stichting precies en met welk doel ontvangt zij extra budget?

Dit is geen € 400 miljoen maar € 0,4 miljoen, zie antwoord op vraag 38.

De SOM heeft de taak om omroeporkesten en omroepkoren in stand houden en exploiteren en produceert in opdracht van de NPO en de omroepen. Dit betreft de exploitatie van het Radio Filharmonisch Orkest (RFO) en het Groot Omroep Koor (GOK) en de exploitatie van het gebouw Muziekcentrum van de Omroep in Hilversum.

40

Op welke wijze wordt de rente uit de AMr13 van 749.000 euro concreet uitgegeven? Wat valt er onder «Overige bekostiging media»? Welk deel is hiervan al juridisch verplicht?

Dit betreft de post «Overige bekostiging media». Normaliter wordt deze bekostigd vanuit rente-inkomsten op de middelen in de AMr. De ervaring leert dat we voor dit jaar rekening houden met het scenario waarin de rente-inkomsten nihil zijn vanwege de actuele ontwikkeling van de rente. De mutatie van € 0,749 miljoen leidt tot een begrotingsstand 2019 van totaal € 1,069 miljoen voor overige bekostiging media en is het gevolg van interdepartementale budgetoverboeking en bijstelling consumentenprijsindexvergoeding. Onder de uitgavenpost «Overige bekostiging media» vallen onder andere de bijdrage aan NICAM en andere projecten. Van het bedrag van € 1,069 miljoen is € 0,185 miljoen juridisch verplicht en € 0,884 miljoen gereserveerd voor de overige projecten.

41

Met welk doel wordt het bedrag Subsidies met 2,9 miljoen euro opgehoogd? Welk deel hiervan is momenteel juridisch verplicht?

Zie het antwoord op vraag 35. De € 2,9 miljoen is volledig juridisch verplicht.

42

Kan inzicht worden geboden in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de extra regeerakkoordmiddelen voor onderzoeksjournalistiek?

De regeerakkoordmiddelen hebben als doel het stimuleren van journalistieke producties, innovatie en samenwerking in de sector, met name op regionaal en lokaal niveau, en het stimuleren van talentontwikkeling en veiligheid van journalisten. Ze worden verdeeld door twee journalistieke fondsen met lage beheerslasten, elk met specifieke expertise op deze gebieden. Het risico van te weinig middelen voor kwalitatieve onderzoeksjournalistiek en de randvoorwaarden daarvoor wordt direct tegengegaan met subsidie. Op het achterliggende probleem (ontwikkelingen in de mediasector) is vanuit rijksoverheid weinig tot geen invloed uit te oefenen. Uitgangspunt van de regelingen van de fondsen is dat subsidieontvangers een deel van de middelen matchen met een eigen bijdrage, waardoor er een gedeelde verantwoordelijkheid ontstaat. De fondsen evalueren hun regelingen doorlopend, en stellen waar nodig hun beleid bij. Daarnaast zullen zij hun regelingen na ongeveer twee jaar doorlooptijd grondig evalueren, waarbij onder meer gekeken wordt of de subsidie het gewenste resultaat oplevert. Beide fondsen rapporteren jaarlijks aan het Ministerie van OCW middels een jaarverslag en gesprek, waarbij steeds als daar aanleiding voor is bijgestuurd kan worden op onder meer de doelmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van de middelen.

43

Kan worden toegelicht uit welke posten de 177.000 euro is opgebouwd die in de suppletoire begroting extra is gereserveerd voor kennisinfrastructuur ten aanzien van gender- en lhbti14-gelijkheid?

De verhoging van dit budget met € 177.000 bestaat uit loon- en prijsbijstelling.

44

Op welke projecten in het kader van vrouwenemancipatie is subsidie gekort?

Er is niet gekort op de subsidie vrouwenemancipatie. De verlaging van het budget is het gevolg van twee mutaties:

  • Een verlaging van € 520.000 als gevolg van een kasschuif van 2019 naar 2018 voor een vooruitbetaling;

  • Een verhoging van € 120.000 voor de subsidie voor twee projecten in 2019.

45

Kan worden toegelicht welke projecten vallen binnen de extra begrote lhbti-subsidieregeling?

Er worden geen extra projecten begroot. Het betreft kasschuiven tussen de jaren. In 2018 zijn er 5 projecten die gesubsidieerd zijn onder de Subsidieregeling emancipatie 2011 (lhbti) verlengd naar 2019.

46

Kunt u uw redenen toelichten om de bijdrage aan het Gemeentefonds te verhogen?

De bijdrage aan het Gemeentefonds is verhoogd met € 81.000 door toevoeging van loon- en prijsbijstelling.


X Noot
1

vo: voortgezet onderwijs

X Noot
2

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

X Noot
3

SBB: Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

X Noot
4

bol: beroepsopleidende leerweg

X Noot
5

mbo: middelbaar beroepsonderwijs

X Noot
6

ICT: informatie- en communicatietechnologie

X Noot
7

ho: hoger onderwijs

X Noot
8

lpo: loket passend onderwijs

X Noot
9

OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

X Noot
10

bbl: beroepsbegeleidende leerweg

X Noot
11

po: primair onderwijs

X Noot
12

Ster: Stichting etherreclame

X Noot
13

AMr: Algemene Mediareserve

X Noot
14

lhbti: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen.

Naar boven