Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35115 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35115 nr. 3 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2019
Op maandag 17 juni aanstaande vindt in uw Kamer een notaoverleg plaats over de «Initiatiefnota van het lid Van Haga over een proactieve handelsagenda» (Kamerstuk 35 112, nr. 2). Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van deze nota. De Algemene Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verzocht om een reactie op de nota voorafgaand aan dit notaoverleg. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
De initiatiefnota richt zich op het versterken van Nederlands internationale verdienvermogen. Onze mondiale toppositie is geen vanzelfsprekendheid. Het Nederlands bedrijfsleven opereert in een competitieve wereldmarkt die constant verandert. Nederland is al een van de meest innovatieve en competitieve economieën ter wereld. Daarom heeft dit kabinet vooral gekeken wat ons concurrerend houdt en naar onbenut potentieel dat we kunnen aanboren om ons internationale verdienvermogen verder te verstevigen. Als overheid blijven we daarbij kritisch kijken naar onze eigen rol en de wijze waarop het beleid aansluit op de behoeftes van het bedrijfsleven en de grote mondiale ontwikkelingen. Het kabinetsbeleid op dit onderwerp is dan ook het resultaat van brede consultaties met de private sector.
Ik herken veel van de oproepen in de initiatiefnota en beschouw deze dan ook voor een groot deel als ondersteuning van beleid. De in oktober 2018 gepubliceerde handelsagenda verschaft de benodigde focus zodat Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven op het scherpst van de snede kunnen blijven concurreren: we bewerken 25 prioritaire markten meerjarig in publiek-privaat verband, zetten in op specifieke markttoegangsvraagstukken, en werken aan een hechtere publiek-private samenwerking met de economische kansen van de SDG’s als leidraad. Daarbij tracht het kabinet drempels te verlagen voor specifieke doelgroepen, zoals het nog niet exporterende MKB, startups en vrouwelijke ondernemers. In vergelijking met hun aandeel in de Nederlandse economie zijn zij ondervertegenwoordigd op het internationale speelveld. Daar ligt een deel van het nog onbenutte potentieel dat extra zal bijdragen aan ons internationale verdienvermogen.
Sinds het verschijnen van de initiatiefnota is het kabinetsbeleid nog verder uitgewerkt, waarbij met name de financieringsbrief (Kamerstuk 34 952, nr. 44) het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (Kamerstuk 33 009, nr. 70), de kabinetspositie Europese concurrentiekracht (Kamerstuk 30 821, nr. 73), de China-strategie (Kamerstuk 35 207, nr. 1) en de Kamerbrief over maatregelen voor startups en scale-ups (Kamerstuk 32 637, nr. 374) relevant zijn. Tevens ontving uw Kamer kort voor het verschijnen van de initiatiefnota een brief over de bevordering van internationaal ondernemen via publiek-private samenwerking (Kamerstuk 34 952, nr. 40). Tezamen geven deze brieven een goed beeld van de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan het leeuwendeel van de uitdagingen die het lid Van Haga aankaart in zijn initiatiefnota (Kamerstuk 35 115, nr. 2).
Aanvullend daarop biedt een aantal thema’s in de initiatiefnota een goede basis voor verdere beleidsontwikkeling, zoals de vraag hoe het MKB beter gebruik kan maken van handelsakkoorden en mogelijkheden om de synergie tussen de handelsagenda de verdienkansen van onze landbouwsector te vergroten. Onze gedeelde analyse dat Nederland als handelsnatie baat heeft bij het verstevigen van onze internationale positie biedt daarbij talrijke aanknopingspunten voor een constructief debat.
Reactie op voorstellen
Het lid Van Haga doet in de nota achttien voorstellen waarin hij een rol voor het kabinet voorziet. Hieronder ga ik op hoofdlijnen in op deze aanbevelingen.
Nederlandse ondernemers kunnen zich voor dienstverlening richten tot diverse partijen die zowel vanuit het publieke als private domein diensten aanbieden. In Nederland fungeert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) als centraal loket voor de overheid en in het buitenland kunnen ondernemers zich richten tot ons overheidsnetwerk, bestaande uit de ambassades, CG’s en NBSO’s. Naast de behoefte voor stroomlijning moet ook in het oog worden gehouden dat organisaties een eigen bestaansrecht hebben en – zeker in de private sfeer – ledenkringen en expertisevelden vertegenwoordigen. Sinds twee jaar wordt in publiek-privaat verband gewerkt aan verdere integratie en afstemming van activiteiten. Het Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL) ziet toe op de onderlinge samenhang en samenwerking binnen het publiek-private internationale economische netwerk. Binnen dit netwerk zijn NLinBusiness, Trade & Innovate NL en de Werkplaats de belangrijkste onderdelen.1 Verder zal de oprichting van Invest-NL internationaal van belang zijn voor het versterken van de financiële dienstverlening voor het Nederlandse bedrijfsleven. In de nieuw op te richten vennootschap worden bestaande internationale financieringsregelingen gebundeld met de activiteiten van FMO en Atradius Dutch State Business. Ik beschouw de oproep in de nota als ondersteuning van ingezet beleid en zal hier de komende jaren in investeren.
Bedrijven kunnen voor ondersteuning bij handel en investeringen in het buitenland terecht bij diverse publieke en private partijen, waaronder RVO.nl, de KvK’s en brancheorganisaties. Alle partners werken aan digitale oplossingen voor een betere dienstverlening aan Nederlandse internationale ondernemers. De ambitie is dat ongeacht op welke site een ondernemer start met zoeken, hij of zij gemakkelijk door kan klikken naar complete en actuele informatie van verschillende partijen in het publiek-private handelsbevorderende netwerk. Dit zal resulteren in een verbeterde samenwerkingswebsite (www.internationaalondernemen.nl) en sterkere samenhang binnen het digitale aanbod van diensten. Verder werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met RVO.nl voortdurend aan verbetering van de toegankelijkheid en bekendheid van het beschikbare instrumentarium aan overheidszijde. Ondersteuning op maat staat daarbij centraal. Zo opende RVO.nl vorig jaar een live chat-kanaal voor ondernemers met vragen over internationaal zaken-doen, dat goed gevonden wordt met gemiddeld ongeveer 200 klanten per maand.
De behoefte om bedrijven te ondersteunen bij het binnenhalen van grote projecten is in de afgelopen jaren gesignaleerd en heeft geleid tot het inrichten van de zogenaamde Werkplaats.2 De Werkplaats dient als publiek-private samenwerkingsruimte voor internationaal ondernemen, waarbij het zich specifiek richt op het ontwikkelen en ondersteunen van consortia van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen rond grote, complexe, economische projecten en programma’s op buitenlandse groeimarkten. Hieruit zijn tot nu toe zeven samen-werkingsprogramma’s voortgekomen die maatwerk-oplossingen bieden via een bundeling van publieke en private kennis, capaciteit en een flexibele inzet van het instrumentarium. De projecten variëren van primaire gezondheidszorg in Kenia tot hightech farming in China en sleuteltechnologieën in Zuid-Duitsland.
Het beleid voor handel en ontwikkeling richt zich op de economische perspectieven in ontwikkelingseconomieën, waarbij nadrukkelijk wordt gekeken naar de rol die het Nederlandse bedrijfsleven kan spelen en de kansen die dit voor Nederlandse kennis en kunde biedt. Conform de gewijzigde motie Van Haga (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 67) zal het kabinet daarbij bezien hoe het Nederlandse bedrijfsleven een grotere rol kan spelen bij het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen, bijvoorbeeld via innovatieve financieringsvormen die de realisatie van de SDG’s in ontwikkelingslanden versnellen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt zich aan de afspraken waaraan Nederland zich in OESO-verband heeft gecommitteerd. In ons BHOS-beleid bekijkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken per beleidsterrein, regio of land hoe de Nederlandse inzet het meest doelmatig kan worden ingezet.
De SDG’s bieden voor het kabinetsbeleid een coherent kader en bij het bereiken van deze doelen spelen bedrijven een belangrijke rol. Deze maatschappelijke uitdagingen bieden het Nederlands bedrijfsleven kansen om met slimme, innovatieve producten en diensten geld te verdienen in nieuwe markten. Zoals ook op de Global Entrepreneurship Summit (GES) op 4–5 juni in Nederland is aangetoond, zien bedrijven en investeerders, ook uit de Verenigde Staten, zélf een verdienmodel in de SDG’s. Zij stellen: it’s a smart thing to include Environmental, Social and Governance (ESG) factors. Voor sectoren uiteenlopend van water tot gezondheidszorg toont het Koninkrijk der Nederlanden aan dat we voor wereldwijde uitdagingen Nederlandse oplossingen kunnen bieden.
Onderdeel van het beleid is dat het van bedrijven die internationaal opereren verwacht dat zij zich aan standaarden houden voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) 3. Dit draagt tevens bij aan het concurrentievermogen en maakt bedrijven tot gewilde zakenpartners. Ten behoeve van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers stuurt het kabinet op bundeling van Europese IMVO-initiatieven, onder meer in een EU-actieplan voor IMVO. Op het gebied van IMVO-convenanten worden bijvoorbeeld best practices uitgewisseld. Het belang van gecoördineerde actie op IMVO binnen de EU wordt hierbij benadrukt. Daarnaast streeft het kabinet naar uitbreiding van de toegang tot internationale markten voor alle ondernemers. Het RVO-bedrijfsleveninstrumentarium is onder meer gericht op het laagdrempeliger maken van internationalisering voor specifieke doelgroepen, zoals het niet exporterende MKB, startups en vrouwelijke ondernemers. Zo laten verschillende onderzoeken van onder meer de Wereldbank4 en het International Trade Centre5 zien dat specifiek aandacht besteden aan gendergelijkheid bij internationaal ondernemen een kwestie is van smart economics. Dat maakt de basis voor exporterend Nederland breder en draagt daarmee bij aan de versterking van ons toekomstige verdienvermogen.
Het kabinet wil dat Nederlandse ondernemers eenvoudig aan de juiste financiering kunnen komen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom veel gedaan om de slagkracht van het instrumentarium, de toegankelijkheid en bekendheid te vergroten6. Diverse regelingen van bijvoorbeeld het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) richten zich specifiek op het MKB. Recentelijk zijn de voorwaarden en mogelijkheden onder DGGF en DTIF verruimd. Daarnaast speelt de private sector een rol in het vereenvoudigen van toegang voor het MKB tot financiering. Zo heeft ISO NL aan de bankensector gevraagd om de knelpunten voor het MKB op het gebied van financiering te identificeren en maatregelen voor te stellen. Daarnaast kunnen ondernemers voor eenvoudige toegang tot financiering nu al terecht bij de «regelhulp voor financiering en verzekering voor internationaal ondernemen» van RVO.nl. De regelhulp vergroot niet alleen bekendheid, maar helpt ondernemers ook om snel te zien of een aanvraag voor financiering of exportkredietverzekering haalbaar is en waar zij, via welke regeling, terecht kunnen.7
Het kabinet deelt de mening met het lid Van Haga dat maatwerk handelsmissies effectiever maakt, zoals uiteengezet in de handelsagenda. We zetten daarbij in op vernieuwing en variatie. In nauwe samenspraak met het bedrijfsleven vinden nu reeds sectorspecifieke en thematische missies – zoals gezondheidszorgmissies en innovatiemissies – plaats. Het kabinet is geen voorstander van het in de nota genoemde voorstel om een MKB-quotum in te voeren, juist om maatwerk te kunnen blijven leveren. Over de periode 2004–2016 behoorde ca. 79% van de deelnemers aan missies tot het MKB8. Waar nog stappen gezet kunnen worden zijn een goede voorbereiding en follow-up van handelsmissies, zoals genoemd in de initiatiefnota. Dat maakt onderdeel uit van het beleid en gebeurt in samenwerking met private partners als NLiB. RVO.nl inventariseert bij de deelnemende bedrijven de geboekte missieresultaten en vraagt naar de behoefte aan verdere ondersteuning. Later dit jaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van een effectenmeting economische missies van het CBS en het Blauw-onderzoeksrapport over de effecten van internationale handelsmissies met bewindspersonen over 2018.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een aantal bestaande fondsen voor ontwikkelingsrelevante projecten ingericht op sectoren waarin Nederland excelleert. Het instrumentarium is vraaggestuurd zodat het aansluit bij de kracht en de wensen van het Nederlandse bedrijfsleven. DRIVE is het enige instrument dat werkt met concessionele financiering. Daarnaast beschikt het Ministerie van Buitenlandse Zaken over diverse andere instrumenten voor het bedrijfsleven die ofwel in een subsidieregeling (zoals bijvoorbeeld DHI en SDGP) danwel additioneel aan de markt onder marktconforme vergoeding worden aangeboden (zoals DGGF, DTIF, IDF, AEF). De internationale tak van Invest-NL zal in de toekomst meer maatwerkfinanciering bieden aan Nederlandse bedrijven die internationaal kansen willen pakken. Er zal gekeken worden in hoeverre de concessionaliteit in de financieringsprogramma’s aansluit bij de behoefte die bedrijven hebben bij het verkrijgen van maatwerkfinanciering of fondsen bij multilaterale instellingen. Dit is belangrijk om succesvoller te zijn in grotere en complexere projecten waar het Nederlandse bedrijfsleven concurreert met consortia uit andere landen.
Voor het behoud van onze mondiale concurrentiepositie is het van essentieel belang dat Nederland voorop blijft lopen op gebied van kennis en innovatie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) informeerde uw Kamer in april over de wijze waarop de overheid innovatie aanjaagt via een missiegedreven innovatiebeleid. Deze inzet beperkt zich niet tot de landsgrens, maar wordt inter-nationaal versterkt met een innovatie-attachénetwerk en start-up-diplomaten. De innovatie-attachés werken met gespecialiseerde kennis vanuit posten in 15 landen om de Nederlandse concurrentiekracht op de langere termijn te versterken. Verder werken de ministeries van EZK en BZ aan de uitwerking van internationale agenda’s voor topsectoren en sleuteltechnologieën.
Zoals het lid Van Haga terecht opmerkt leveren producten van eigen bodem relatief meer op per geëxporteerde euro dan wederuitvoer. Doorvoer vormt echter de basis onder de Nederlandse positie als Gateway to Europe en alle economische bedrijvigheid die dit met zich brengt. Aan de € 219 miljard wederuitvoer houdt Nederland alsnog ongeveer € 24 miljard euro over en vorig jaar leverde Rotterdam meer dan 100.000 directe havenbanen op. Daarnaast helpt de Nederlandse groothandel met name kleinere bedrijven die hun producten niet zelf exporteren aan toegang tot internationale markten. Het kabinet zet zich dan ook onverminderd in om Nederlands functie als Gateway te consolideren.
Voor ondernemers is een breed scala aan buitenlandse markten interessant om te betreden, maar het is onmogelijk om al deze kansen gelijktijdig te verzilveren. Ondernemen betekent keuzes maken. Praktisch elke week organiseren de private sector en overheid, inclusief lagere overheden en KvK’s, daarom evenementen door het hele land om ondernemers daarbij te helpen. In 2018 organiseerde RVO.nl 19 evenementen over internationaal zakendoen, waaronder grote evenementen zoals het jaarlijkse Nationaal Export Event (in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Evofenedex en ING). Brancheorganisaties, het bedrijfsleven en kennisinstellingen waren nauw betrokken bij de organisatie van de recentelijk gehouden Global Entrepreneurship Summit. Op kleinere schaal organiseert RVO.nl evenementen met brancheorganisaties en regionale partners over specifieke groeimarkten en -regio’s waarbij kansen voor het MKB centraal staan. In het kader van de publiek-private samenwerking wordt goed samengewerkt om te zorgen dat vraag en aanbod van dit soort evenementen op elkaar aansluiten. Ik heb de indruk dat het bedrijfsleven goed bediend wordt en dat het druk is op de activiteitenkalender. Ik ben graag bereid om het gesprek met het bedrijfsleven aan te gaan om te bezien waar intensivering of aanpassing wenselijk is.
Nederland kent een open economie. De sterke verwevenheid met de wereldmarkt brengt ons welvaart via internationale handel en brengt daarnaast weerbare en innovatieve bedrijven van eigen bodem voort die zich kunnen meten met internationale concurrentie. Voor het goed en duurzaam functioneren van dit systeem is het echter van belang dat deze concurrentie eerlijk is. Ondoorzichtige staatssteun van staatsgeleide economieën ondermijnt het gelijke speelveld en zet zo het internationale vrijhandelssysteem onder druk. Het kabinet kaart deze problematiek reeds internationaal aan in WTO- en EU-verband9. De China-notitie (Kamerstuk 35 207, nr. 1), die op 15 mei aan de Kamer is gestuurd, is in dit kader een goed voorbeeld van de balans die het kabinet nastreeft tussen een open economie en bescherming tegen oneerlijke concurrentie. Ook de Kamerbrief «Kabinetspositie Europese concurrentiekracht» (Kamerstuk 30 821, nr. 73) gaat hier op in. In deze brief stelt het kabinet dat het mededingingsrecht toegerust moet zijn op de uitdagingen die de 21ste eeuw nu al met zich meebrengt. Het kabinet wil in dit kader verkennen in hoeverre aanpassingen van onderdelen van het EU-mededingings- en staats-steunkader kunnen leiden tot een gelijker speelveld, zowel binnen als buiten de EU. Deze verkenning zou kunnen leiden tot voorstellen in EU-verband.
Het kabinet deelt de zorgen van het lid Van Haga over de potentiële rol van marktverstorende aanbieders van buiten de EU bij publieke aanbestedingen. Zoals aangegeven in de Kabinetspositie Europese concurrentiekracht, verwelkomt het kabinet het pleidooi van Frankrijk en Duitsland om in Europa meer gezamenlijk op te trekken en strategischer te opereren. Het gelijk speelveld met derde landen moet worden verbeterd, bijvoorbeeld op het gebied van aanbestedingen. Het onderwerp staat sinds kort weer op de Europese agenda. De Europese Raad concludeerde 21 maart jl. dat de discussie over het voorstel van de Europese Commissie voor een International Procurement Instrument (IPI) wordt hervat. Het kabinet plaatst deze discussie in de context van een assertiever economisch beleid van de EU waarbij de marktmacht van de interne markt wordt ingezet om internationaal een gelijk speelveld te creëren voor EU-bedrijven. Er dient dan ook allereerst een goede gedachtewisseling plaats te vinden over het doel en het middel van het voorstel. Het kabinet vindt dat een aantal elementen nog niet in het voorstel worden geadresseerd, zoals de stijging van administratieve lasten voor bedrijven en aanbestedende diensten en van kosten van aanbestedingen zelf. Ook zijn er mogelijk negatieve gevolgen voor de waardenketens van internationaal opererende EU-bedrijven en verliezen aanbestedende diensten de flexibiliteit die ze nu hebben om al dan niet op een offerte in te gaan.
Handelsakkoorden zijn belangrijk voor Nederland; Nederlandse ondernemers krijgen via handelsakkoorden betere toegang tot buitenlandse markten en veel handelsbarrières worden weggenomen door afspraken in deze akkoorden. Nederland is voorstander van moderne handelsakkoorden, met aandacht voor sociale en ecologische duurzaamheid, om ook afspraken over onder meer handel in diensten en duurzame ontwikkeling te maken met partners. Er zijn weinig landen waarmee de EU nog geen handelsakkoord heeft, momenteel niet mee onderhandelt, of waar de Commissie nog geen mandaat heeft om te onderhandelen. Zo heeft de EU handelsakkoorden met meer dan 80 landen en zijn er nog eens 25 akkoorden uitonderhandeld die nog moeten worden toegepast. Verschillende onderhandelingen liggen echter stil, bijvoorbeeld vanwege verschillen in ambitieniveaus of omdat partners meer tijd nodig hebben ter voorbereiding.10
Ik ben het met het lid Van Haga eens dat de implementatie van handelsakkoorden nóg beter kan. Het kabinet wil dat bedrijven, en het MKB in het bijzonder, zoveel mogelijk profiteren van handelsakkoorden. In overleg met RVO.nl wordt het thema handelsakkoorden opgenomen in evenementen en in contacten met ondernemers over internationaal ondernemen. Vorig jaar onderzocht Ecorys in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het gebruik van handelsakkoorden door Nederlandse ondernemers en de eventuele belemmeringen die zij daarbij ervaren. Het onderzoek en bijbehorende appreciatie met vervolgacties deelde ik met uw Kamer (Kamerstuk 31 985, nr. 58).
De initiatiefnota schetst het grote belang (ca. 20%) van de Nederlandse export vanuit de landbouw- en tuinbouwsector voor ons verdienvermogen. Momenteel zorgt het agrocomplex voor ongeveer 7% van het BBP. De prestaties op het gebied van land- en tuinbouw leveren een grote bijdrage aan de positieve reputatie in het buitenland. Deze sectoren leveren bovendien een belangrijke bijdrage aan de voedselzekerheid in Afrika en elders (SDG-2). Vanuit deze invalshoeken is het ondersteunen van de internationalisering van deze sectoren van groot belang. De Nederlandse overheid werkt intensief aan promotie van onze kennis en kunde en aan markttoegang voor onze producten en diensten via alle beschikbare instrumenten. Landbouwraden spelen hierbij een belangrijke rol en het netwerk van landbouwraden wordt verder versterkt (Kamerstuk 32 734, nr. 32). De voorstellen in de nota om nog beter te concentreren op de kansen in deze sector neemt het kabinet ter harte.
Met de Kamerbrief «Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid» (Kamerstuk 33 009, nr. 70) geeft de Staatssecretaris voor EZK een inhoudelijke toelichting op de missies rond maatschappelijke uitdagingen en de aanpak voor sleuteltechnologieën zoals kunstmatige intelligentie, fotonica, kwantumtechnologie en nanotechnologie. Nederland zal investeren in deze cruciale technologieën, en het kabinet zet de publieke middelen die beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën in op meerjarige programma’s waarin bedrijven, kennisinstellingen en overheden samenwerken. De innovatie-samenwerking met andere landen wordt door het internationale netwerk van innovatie-attachés van het Ministerie van EZK ondersteund, ook met het oog op het ontsluiten van exportkansen. De oproep om met de betrokken ministeries en het bedrijfsleven de innovatie van het exporterende bedrijfsleven te stimuleren is onderdeel van de activiteiten in de komende maanden bij de uitwerking van het nieuwe innovatiebeleid.
Het kabinet is zich bewust van het belang om waar wenselijk en mogelijk als eerste klant en referent op te treden van innovaties van de Nederlandse defensie- en veiligheidsgerelateerde industrie. Een sterke en stabiele defensie-industrie met de juiste kennis, technologie en industriële capaciteiten is voor Nederland van strategisch belang. Het kabinetsbeleid in relatie tot deze sector is neergelegd in de Defensie Industrie Strategie. De ministeries van EZK, Defensie en BHOS hebben de invulling hiervan ter hand genomen inclusief gepaste ondersteuning in het buitenland, daar waar opportuun. In een bredere context is de overheid bij het inkoopbeleid gebonden aan de afspraken die daarover gelden in Europees verband maar waar mogelijk vervult de overheid een rol om vernieuwende activiteiten te ondersteunen.
Het is nu nog niet duidelijk of er een Studiegroep Duurzame Groei wordt ingesteld. Het kabinet is gestart met de exercitie Beleids- en uitvoeringsopties in Beeld n.a.v. motie Sneller c.s. die op 19 december is aangenomen (Kamerstuk 35 095, nr. 10). In deze motie wordt de Minister van Financiën verzocht ter voorbereiding op een volgende neergaande conjunctuur of economische crisis effectieve beleidsopties en hervormingen in kaart te brengen. Voor het zomerreces zal de Kamer geïnformeerd worden over de onderwerpen die in de exercitie onderzocht zullen worden. Daarbij is de verwachting dat ook aandacht zal uitgaan naar internationale dimensie, waaronder ook handel. Of dat zal plaatsvinden binnen een mogelijke Studiegroep Duurzame Groei kan op dat moment beoordeeld worden.
Onder regie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet het kabinet zich in het buitenland in ter versterking het versterken van ons verdienvermogen. Dit gebeurt onder meer via handelsmissies die worden begeleid op ministerieel of hoog ambtelijk niveau. Het is eerder regel dan uitzondering dat een boegbeeld uit het bedrijfsleven als zakelijk missieleider onderdeel uitmaakt van de delegatie. Daarbij wordt nauw samengewerkt met private partijen zoals VNO-NCW en MKB-Nederland. Deze mix van publieke en private «ambassadeurs» voor Nederland weerspiegelt de kracht en diversiteit van onze economie. Het instellen van een handelsambassadeur zou naar het oordeel van het kabinet geen wezenlijke versterking opleveren van onze inzet en kansen in het buitenland.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag.
Kamerbrief Publiek private samenwerking internationaal ondernemen: Trade & Innovate NL, NLinBusiness, De Werkplaats en Global Stars (Kamerstuk 34 952, nr. 40)
Met als opdrachtgevers de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en Klimaat, VNO-NCW en MKB Nederland
Het IMVO-beleid is gebaseerd op internationale richtlijnen waaraan Nederland en andere landen zich in OESO- en VN-verband gecommitteerd hebben: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35115-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.