35 042 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media

35 453 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwe dienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media

F1 VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP2

Vastgesteld 7 juli 2020

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetsvoorstellen. Het oorspronkelijke wetsvoorstel valt uiteen in vijf categorieën. Over twee ervan hebben de leden van de fractie van de VVD vragen.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben van de wetsvoorstellen kennisgenomen. Zij wensen een aantal vragen te stellen.

2. Inbreng van de VVD-fractie

Volgens de Mediawet 2008 wordt het media-aanbod van de publieke instellingen verspreid via wettelijk voorgeschreven aanbodkanalen. De NPO geeft daar uitvoering aan, zo lezen de leden van de VVD-fractie. De Minister van OCW heeft een instemmingsrecht op de aanbodkanalen. Bij nieuwe en significant gewijzigde aanbodkanalen moeten de markteffecten gewogen worden tegen de publieke waarde van die dienst. De Europese Commissie heeft met een beschikking in 2010 besloten dat de Nederlandse procedure in overeenstemming is met de Europese. Het voorliggend wetsvoorstel stelt onder meer een aanscherping voor van de procedure voor de instemming van de Minister van OCW met een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal. De aanpassing zorgt enerzijds voor een voor iedereen logisch vindbare plaats. Anderzijds worden er nieuwe extra regels voorgesteld in die zin dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onder het wetsvoorstel een analyse dient uit te voeren, welke analyse moet zorgen voor informatie aan de Minister. Dat is extra bovenop de regels die al gelden. Bovendien krijgen belanghebbenden een extra moment voor het naar voren brengen van zienswijzen.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat het handig is dat eenieder de procedure op een logische plaats kan vinden. Deze leden vragen de regering echter of het strikt noodzakelijk is om bovenstaande extra verzwaarde regels en een extra orgaan (ACM) toe te voegen aan de al bestaande regels. En wat is de visie van de regering ten aanzien van hetgeen in het regeerakkoord is opgenomen ten aanzien van het feit dat de publieke omroep slagvaardig om dient te gaan met snelle veranderingen in het medialandschap, nu er een extra orgaan en daarmee extra stap wordt toegevoegd aan de bestaande regels? De leden van de VVD-fractie vragen de regering of deze extra stap wel noodzakelijk is, nu die ziet op de impact op de markt, terwijl het de NPO is toegestaan om marktverstorend te werken. Waarom op dat vlak dan een extra drempel? Verder vragen de leden van de VVD-fractie de regering of het volgens haar niet leidt tot onnodige juridificering door een extra inspraakronde toe te voegen.

Ten aanzien van de indexering vragen de leden van de VVD-fractie de regering of het niet verstandiger is om de thans aanhangige rechtszaak bij de Rechtbank Utrecht over de uitleg af te wachten.

De novelle maakt de wijzigingen in wetsvoorstel 35 042 bewerkstelligd door het amendement-Aartsen en van der Molen over onverenigbaarheid van toezichts- en bestuursfuncties bij mediaorganisaties en politieke functies ongedaan. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of de novelle enkel tot stand is gekomen door de voorlichting van de Raad van State en verzoeken de regering aan te geven welke onderdelen zij daarvan heeft gevolgd.

3. Inbreng van de fracties van GroenLinks en de PvdA

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA constateren dat de Nederlandse procedure rondom de aanbodkanalen in overeenstemming is met de Europese staatssteunregels. In 2015 heeft de regering vier aanpassingen van de nieuwedienstenprocedure voorgesteld. In 2016 heeft de toenmalige Staatssecretaris van OCW toegezegd deze aanpassingen te zullen omzetten in wetgeving.

De aan het woord zijnde leden vernemen graag van de regering waarin thans de noodzaak van deze aanpassingen is gelegen. Voor welk probleem of welke problemen beogen deze wijzigingen een oplossing te bieden?

Wat is de reden dat de regering bij de implementatie van de richtlijn de dienstentoets heeft verzwaard? Deelt de regering de analyse dat de verzwaring zal leiden tot minder slagkracht en wendbaarheid bij de publieke omroepen? Zo nee, waarom niet? Is de regering het met deze leden eens dat de publieke omroep, wil zij haar taken goed kunnen uitvoeren, snel moet kunnen inspelen op veranderingen in de technologie en de voorkeuren van mediaconsumenten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van de gewijzigde governance rondom de STER. De regering heeft er niet voor gekozen ruimte te laten voor benoeming van een minderheid van de leden van de Raad van Toezicht door de NPO. Tegelijkertijd staat in de memorie van toelichting (p. 19) vermeld dat de Raad van Bestuur van de NPO moet bevorderen dat tussen de NPO en de STER afspraken tot stand komen over het beleid inzake de inkomsten uit reclame en televisieboodschappen op de aanbodkanalen van de landelijke publieke mediadienst en de wederzijdse inspanningen daarvoor. Deze leden vragen de regering welke middelen in haar optiek de Raad van Bestuur van de NPO ten dienste staan om het tot stand komen van deze afspraken te bevorderen. Had het niet voor de hand gelegen om de NPO tools in handen te geven waarmee de NPO deze afspraken ook daadwerkelijk kan bevorderen, zo vragen deze leden. Is er nu geen sprake van een verantwoordelijkheid zonder dat deze geborgd is door enige vorm van zeggenschap?

Kan de regering ook uiteenzetten hoe zij deze governance-structuur ziet in het licht van de visiebrief en het feit dat de inkomsten van de STER in deze visie rechtstreeks naar de NPO zullen toevloeien?

Naar het oordeel van de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA is de publieke omroep, en daarmee de NPO, gebaat bij helderheid en continuïteit als het gaat om de wijze en omvang van financiering. Onduidelijkheid daarover zorgt voor veel onzekerheid bij de NPO, de omroepen en de individuele makers aangezien hun vaak geen zekerheid kan worden geboden over hun arbeidspositie. De regering geeft aan dat de tekst van artikel 2.148a lid 2 van de Mediawet zou kunnen suggereren dat de indexering betrekking heeft op het gehele bedrag dat aan de landelijke publieke mediadienst is toegekend in het eerste jaar van een concessiebeleidsplanperiode, maar dat deze toepassing door de wetgever niet is beoogd. Kan de regering uiteenzetten waaruit blijkt dat deze toepassing niet door de wetgever is beoogd? En kan de regering bij de beantwoording daarvan het argument van rechtszekerheid rondom de aan de landelijke publieke omroep ter beschikking te stellen middelen betrekken?

Kan de regering eveneens uiteenzetten op welke wijze de transparantie is gewaarborgd als het gaat om het onderverdelen van het totale NPO-budget tussen het deel dat afkomstig is uit de Rijksmediabijdrage en het deel dat afkomstig is uit de STER-inkomsten? Is de regering het met de leden van fracties van GroenLinks en de PvdA eens dat het in het kader van de rechtszekerheid omtrent het toegekende budget van belang is dat duidelijkheid bestaat over welk deel wel en welk deel niet geïndexeerd wordt?

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet de memorie van antwoord met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bikker

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Letter F heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 042.

X Noot
2

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Nooren (PvdA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Bikker (CU) (voorzitter), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Gerbrandy (OSF), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), Pouw-Verweij (FVD), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten).

Naar boven