35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2019

Deze week staat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens voor paren op de agenda van uw Kamer (Kamerstuk 35 010).

Alhoewel het strikt genomen los staat van het wetsvoorstel, willen wij uw Kamer wijzen op het volgende. In de recent aan uw Kamer aangeboden beleidsdoorlichting artikel 10 tegemoetkoming ouders is ingezoomd op het niet-gebruik van het kindgebonden budget (Kamerstuk 30 982, nr. 46). In vervolg op deze analyses hebben wij begin dit jaar samen met Belastingdienst/Toeslagen moeten onderkennen dat bij hervatting van het kindgebonden budget na een eerdere stopzetting, sprake is van een onvolkomenheid in de implementatie van de wetstoepassing in die gevallen dat een combinatie met andere toeslagen bestaat.

Als gevolg daarvan wordt het kindgebonden budget na een stopzetting niet automatisch hervat wanneer de rechthebbende weer aan de voorwaarden voldoet voor automatische toekenning. Deze onvolkomenheid wordt momenteel nader uitgezocht, inclusief de mogelijkheden tot herstel en aanpassing van het proces.

Wij brengen de gevolgen hiervan voor de invoering van het wetsvoorstel tot wijziging van het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens voor paren, in kaart. Wij zullen uw Kamer zo spoedig mogelijk nader informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

De Staatssecretaris van Financiën M. Snel

Naar boven