34 968 Wijziging van de Aanpassingswet studiefinanciering BES

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 augustus 2018

Inhoudsopgave

blz.

       

Algemeen

1

1.

Inhoudelijk

1

 

1.1

Huidig wetsvoorstel

1

 

1.2

Aanpassingen naar aanleiding van onderzoek naar de mogelijkheden van het automatisch stopzetten

4

2.

Blacklisten

4

3.

Consultatie en toetsing van de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

5

 

3.1

Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

5

4.

nota van wijziging

5

Algemeen

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een verslag uitgebracht over het Wetsvoorstel Aanpassingswet studiefinanciering BES. De regering is blij met de getoonde belangstelling en interesse van de fracties van VVD, GroenLinks en SP voor het wetsvoorstel. De fracties van de VVD, GroenLinks en SP hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. De regering is de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkentelijk voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen en zal daarop reageren in de hiernavolgende tekst. Daarbij is zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden.

1. Inhoudelijk

1.1 Huidig wetsvoorstel

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de memorie van toelichting van het onderhavige wetsvoorstel dat het automatisch stopzetten van reisproduct niet gemakkelijk is. Dit is ook eerder met de Kamer gedeeld. De voornoemde leden constateren echter dat de technologische ontwikkelingen snel gaan. Wellicht zijn er in de toekomst andere manieren mogelijk, zoals Account Based Ticketing (ABT). De leden vragen zich af hoe nieuwe ontwikkelingen over het automatisch stopzetten van het reisproduct zich verhouden tot het onderhavige wetsvoorstel. Als nieuwe technologische ontwikkelingen voor het automatisch stopzetten van het reisproduct geïmplementeerd worden, is er dan een nieuwe wetswijziging nodig, zo vragen deze leden.

Uit het onderzoeksrapport van december 2017 blijkt dat er in de ov-sector momenteel een autonome ontwikkeling gaande is waarin wordt toegewerkt naar een andere manier van betalen voor het openbaar vervoer.1 Voor deze betaalconcepten, bijvoorbeeld voor het «Account Based Ticketing», geldt dat nog onduidelijk is of, op welke wijze en wanneer deze concepten kunnen worden toegepast met betrekking tot het studentenreisproduct. De regering zal dit volgen. Mochten de ontwikkelingen een ander, beter betaalconcept mogelijk maken, dan zal afhankelijk van de precieze vormgeving hiervan worden bezien of dit consequenties heeft voor de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). Indien het in de toekomst mogelijk wordt om alle studentenreisproducten tegen beperkte kosten automatisch stop te zetten, dan staat de bestaande wetgeving daaraan niet in de weg.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat de ov-boete alleen wordt opgelegd als de (oud)-student ook daadwerkelijk van het studentenreisproduct gebruik heeft gemaakt nadat het recht daarop is verlopen en dat de boete de eerste twee halve maanden verlaagd wordt. Het feit dat de wettelijke termijn voor het stopzetten van het studentenreisproduct wordt verlengd van vijf naar 10 werkdagen stemt de leden tevreden. De leden zijn echter wel ontstemd over het verhogen van de boete na de eerste maand. De argumentatie hiervoor is de deze leden nog niet duidelijk. De leden vragen of de regering deze maatregel kan toelichten.

Met het totaalpakket aan maatregelen zal het aantal ov-boetes worden teruggebracht. Er zal echter een kleine groep zijn voor wie de boete simpelweg lager is dan de reiskosten. Om ook die groep tot stopzetten te bewegen, wordt de boete verhoogd na de eerste twee halve kalendermaanden waarin niet tijdig is stopgezet.2

Voorts willen de leden van de SP-fractie aandacht vragen voor mbo3-studenten die te maken hebben met het te vroeg intreden van de zomerperiode voor het studentenreisproduct, waardoor zij hun studentenreisproduct een aantal dagen niet kunnen gebruiken. De leden willen graag weten op hoeveel mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten er wordt lesgegeven in de periode dat het studentenreisproduct niet geldig is en om hoeveel studenten het gaat die hier last van ondervinden. Welke stappen gaat de regering zetten om er voor te zorgen dat studenten te allen tijde gebruik kunnen maken van hun studentenreisproduct als ze naar hun school of universiteit gaan? Daarnaast vragen de leden of de regering bereid is om enige vorm van compensatie te bieden aan studenten die hiervan last ondervinden of hebben ondervonden.

Het is niet bekend op hoeveel mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten wordt lesgegeven in de periode dat het studentenreisproduct enkel recht geeft op het reizen met korting en hoeveel studenten in die periode nog naar hun onderwijsinstelling of stageadres moeten reizen. Mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten bepalen zelf hun vakantiedata. Vaak wordt gekozen voor de schoolvakantiedata die het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vaststelt voor de basisscholen en het voortgezet onderwijs in een bepaalde regio. Veelal zal het geen volledig reguliere lesweek meer betreffen. Doordat de zomervakantieperiode per regio jaarlijks wisselt, kan de door de leden van de SP-fractie genoemde situatie steeds in een andere regio voorkomen.

Het studentenreisproduct is een generiek product, dat voor alle studenten in Nederland hetzelfde is. De student kan met dit product in het hele land met het ov reizen. De optie om het studentenreisproduct af te stemmen op bijvoorbeeld de regio waar de student woont of studeert, is momenteel niet beschikbaar. Om dit mogelijk te maken, zouden zowel aan de kant van DUO als aan de kant van het openbaar vervoer verstrekkende aanpassingen in de processen en systemen nodig zijn. Het inkorten of afschaffen van de zomerperiode voor alle studenten in Nederland zou ertoe leiden dat studenten veel meer niet-onderwijs-gerelateerde reizen maken. Dit leidt tot extra gereisde kilometers en daarmee extra kosten en vergt een onderhandeling met de vervoersbedrijven. Voor deze aanpassing is bovendien een wijziging nodig van het contract dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met de vervoerders.

Het verstrekken van een financiële compensatie vergt uitvoeringstechnisch grote inspanningen. Zo moeten er bijvoorbeeld administratieve processen worden ingericht om te kunnen controleren of de betreffende student daadwerkelijk onderwijs- of stageactiviteiten had die week.

Tevens merken de leden van de SP-fractie wat betreft de informatievoorziening voor mbo-studenten op dat de bal voornamelijk bij de mbo-instellingen wordt gelegd. De leden vrezen dat de stappen, die er gezet zijn om de informatiestroom te verbeteren, te vrijblijvend zijn. De Minister heeft onderwijsinstellingen in het mbo opgeroepen om studenten beter te informeren over hun afstudeerdatum. Zijn er sancties voor mbo-instellingen die studenten niet juist of onduidelijk informeren? Kortom, een oproep is prima, maar hoe gaat er daadwerkelijk voor worden gezorgd dat de oproep door mbo-instellingen wordt opgepakt, zo vragen deze leden.

Eén van de stappen die is gezet om de informatiestroom over de beëindiging van het reisrecht te verbeteren, is de oproep aan de mbo-instellingen om hun studenten te informeren over de afstudeerdatum. De MBO Raad heeft deze oproep extra onder de aandacht gebracht bij de verschillende doelgroepen binnen de scholen. Omdat uit onderzoek blijkt dat vooral voor mbo-studenten de einddatum van het reisrecht niet altijd duidelijk is, is de verwachting dat deze oproep een positieve aanvulling is op de informatievoorziening rondom het stopzetten van het reisproduct. De regering laat zich door de MBO Raad op de hoogte houden van de wijze waarop mbo-instellingen deze oproep oppakken en ziet thans geen aanleiding om sancties op te leggen aan mbo-instellingen.

Door DUO zijn en worden ook belangrijke stappen gezet. Zoals aangegeven in de brief van 2 juli 20184 kan DUO met de ingebruikneming van het nieuwe ICT-systeem automatisch en bijna real time informatie uit BRON gebruiken om te controleren of het recht op studiefinanciering moet worden herzien. Ook zal DUO aanpassingen in het ICT-systeem doorvoeren waardoor studenten in Mijn DUO kunnen zien hoeveel maanden reisrecht zij – op grond van de informatie die op dat moment bij DUO bekend is – nog hebben.

1.2 Aanpassingen naar aanleiding van onderzoek naar de mogelijkheden van het automatisch stopzetten

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de WSF 2000 eenduidig wordt opgenomen dat de studerende verplicht is zelf zorg te dragen het reisproduct tijdig stop te zetten. Geldt dit alleen voor studenten in het hoger onderwijs, of gaat dit ook gelden voor studenten aan een mbo-instelling? Kunt u deze keuze toelichten, zo vragen de leden.

De verantwoordelijkheid om zelf het studentenreisproduct stop te zetten geldt al voor zowel mbo-studenten als ho-studenten (artikel 3.27 WSF 2000). Het onderhavige voorstel brengt hierin geen verandering. Ook op dit moment dienen alle (oud-) studerenden reeds zelf het studentenreisproduct stop te zetten bij een ophaalautomaat indien er geen aanspraak meer bestaat op het reisrecht.

2. Blacklisten

De leden van de VVD-fractie betreuren dat het nog niet mogelijk is om op korte termijn tegen beperkte kosten de studentenreisproducten automatisch stop te zetten. Wel zijn zij verheugd te lezen dat capaciteit van de blacklist wordt uitgebreid en de blacklist slimmer zal worden ingezet. Kan de regering een stand van zaken geven betreffende de verwachting dat het aantal plekken binnen de blacklistcapaciteit om studentenreisproducten te deactiveren per 2018 verdubbeld wordt? De leden lezen dat vanaf 2019 de maximale periode waarover boetes worden opgelegd, wordt verlaagd van twaalf naar negen maanden. Wat gebeurt er na deze periode? Zijn de gedragseffecten van deze verlaging met betrekking tot calculerend misbruik van het studentenreisproduct in kaart gebracht, zo vragen de genoemde leden.

Zoals aangegeven in de brief van 2 juli 20185, vindt in 2018 een verdubbeling plaats van het aantal plekken op de blacklist voor studentenreisproducten. Dit is momenteel in voorbereiding. Daarna vindt er een verdere verhoging van de capaciteit plaats voor de maanden dat er een piek is in het aantal (oud-)studerenden dat het studentenreisproduct moet stopzetten, namelijk van juli tot en met september.

Vanaf 1 januari 2019 legt DUO na negen maanden – op dit moment is dit nog twaalf maanden – geen boetes meer op. Op het moment dat een student daarna nog met het studentenreisproduct incheckt, wordt het studentenreisproduct met verhoogde kans via de blacklist gedeactiveerd, waardoor er niet meer mee gereisd kan worden. Calculerend misbruik wordt hiermee tegengegaan.

Overigens merkt de regering hierbij volledigheidshalve op dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de vervoersbedrijven enkel betaalt voor geactiveerde studentenreisproducten waar recht op bestaat. Zodra het reisrecht van een (oud-) studerende is verlopen, eindigt ook de betaling aan de vervoersbedrijven voor dit studentenreisproduct.

3. Consultatie en toetsing van de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

3.1 Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd wat de regering gaat doen met het advies van het ATR om de verwachte kosten op te nemen voor de vervoersbedrijven om ophaalautomaten te plaatsen bij geselecteerde onderwijsinstellingen. Het advies is door de regering weliswaar niet overgenomen omdat deze maatregel geen deel uitmaakt van de novelle en dus buiten de scope van dit wetsvoorstel valt. De leden staan echter positief tegenover het plaatsen van ophaalautomaten bij onderwijsinstellingen, zodat studenten gemakkelijk hun studentenreisproduct stop kunnen zetten en de leden vragen welke mogelijkheden de regering in de toekomst voor deze maatregel ziet.

In afstemming met de vervoerders zijn twaalf onderwijsinstellingen geselecteerd waar als proef een ophaalautomaat wordt geplaatst. Op deze manier wordt de drempel zo laag mogelijk gemaakt voor (oud-)studerenden om hun reisproduct stop te zetten. Ook zullen de (oud-)studerenden door bijvoorbeeld een poster bij de ophaalautomaat herinnerd worden aan het stopzetten van het studentenreisproduct. De ophaalautomaten zijn of worden deze zomer geplaatst. De proef zal worden geëvalueerd in 2019. Aan de hand van de resultaten van deze evaluatie zal ik bezien of deze maatregel breder kan worden ingezet.

4. Nota van wijziging

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om door middel van een nota van wijziging in het wetsvoorstel een paragraaf- en artikelnummer te corrigeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 23 645, nr. 653.

X Noot
2

In het oorspronkelijke wetsvoorstel was een verhoging opgenomen van het bedrag van € 97 naar € 150 per halve kalendermaand (Kamerstukken II 2015/16, 34 331, nr. 3). De onderbouwing was destijds dat een verhoging van het bedrag tot € 150 per halve maand de gevallen vermindert waarin het niet stopzetten van het reisproduct financieel voordeliger is dan de aanschaf van een abonnement of losse vervoersbewijzen. Daarmee zou worden voorkomen dat het aantrekkelijk of lonend blijft om het reisproduct niet stop te zetten. Deze verhoging werd met een nota van wijziging uit het wetsvoorstel gehaald (Kamerstukken II, 34 331, nr. 12). Met het nader gewijzigd amendement van de leden Rog en Duisenberg (Kamerstukken II 2016/17, 34 331, nr. 19) is onderdeel van het wetsvoorstel geworden dat de «ov-boete» wordt gestaffeld (€ 75 euro voor de eerste twee halve kalendermaanden, en € 150 per halve kalendermaanden in de daaropvolgende halve kalendermaanden). Met het (sub)amendement van het lid Van Meenen is onderdeel van het wetsvoorstel geworden dat de ov-boete slechts kan worden opgelegd wanneer gebruik is gemaakt van het studentenreisproduct, terwijl daar geen recht meer op bestond. Dit wetsvoorstel ligt thans in de Eerste Kamer in afwachting van de novelle.

X Noot
3

mbo: middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 23 645, nr. 668.

X Noot
5

Kamerstukken II 2017/18, 23 645, nr. 668.

Naar boven