34 950 III Jaarverslag en slotwet Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet van de Koning en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2017

Nr. 1 JAARVERSLAG 2017 VAN HET MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN, HET KABINET VAN DE KONING EN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BETREFFENDE DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN (III)

Aangeboden 16 mei 2018

INHOUDSOPGAVE

     

Blz.

       

A.

ALGEMEEN

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

7

       

B.

BELEIDSVERSLAG

9

       
 

Ministerie van Algemene Zaken (IIIA)

9

 

1.

Beleidsprioriteiten

9

 

2.

Beleidsartikel «Eenheid van het algemeen regeringsbeleid»

11

 

2.1

Algemene doelstelling

11

 

2.2

Rol en verantwoordelijkheid

11

 

2.3

Beleidsconclusies

12

 

2.4

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

13

 

2.5

Toelichting op de financiële instrumenten

13

 

2.6

Beleidsmatige informatie

14

 

2.6.1

Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

14

 

2.6.2

Het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

16

 

3.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

20

       
 

Kabinet van de Koning (IIIB)

22

 

1.

Algemene doelstelling

22

 

2.

Rol en verantwoordelijkheid

22

 

3.

Beleidsconclusies

22

 

4.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

22

 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

23

       
 

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

24

 

1.

Algemene doelstelling

24

 

2.

Rol en verantwoordelijkheid

24

 

3.

Beleidsconclusies

24

 

4.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

25

 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

26

       

C.

JAARREKENING

27

 

1.

Departementale verantwoordingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA)

27

 

2.

Verantwoordingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB)

28

 

3.

Verantwoordingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

29

 

4.

Agentschap Dienst Publiek en Communicatie

30

 

4.1

Samenvattende verantwoordingsstaat 2017 inzake baten-lastenagentschap van het Ministerie van Algemene Zaken (III)

30

 

4.2

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC)

31

 

4.3

Balans per 31 december 2017

33

 

4.4

Kasstroomoverzicht over 2017

35

 

4.5

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

36

 

5.

Saldibalans per 31 december 2017 van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA)

38

 

6.

Saldibalans per 31 december 2017 van het Kabinet van de Koning (IIIB)

41

 

7.

Saldibalans per 31 december 2017 van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

42

 

8.

WNT-verantwoording 2017 – Ministerie van Algemene Zaken

44

       

D.

BIJLAGEN

45

 

1.

Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

45

 

2.

Inhuur externen

46

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet van de Koning en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (III) over het jaar 2017 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37, tweede en derde lid, en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2017 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer op basis van artikel 7.12, van de Comptabiliteitswet 2016, over:

  • a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.8 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • b. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.9 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • c. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk, bedoeld in artikel 2.35 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • d. het gevoerde begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van de Comptabiliteitswet 2016 en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • e. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2017;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2017 opgenomen rijksrekening van uitgaven en geraamde ontvangsten over 2017, alsmede over de rijkssaldibalans over 2017 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Zoals bij de aanbieding is opgemerkt, bestaat begroting III uit drie begrotingsstaten:

  • 1) het Ministerie van Algemene Zaken;

  • 2) het Kabinet van de Koning (KvdK) en

  • 3) de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD).

Deze driedeling is in navolgend jaarverslag terug te vinden in onderdeel B. Onderdeel C bevat de jaarrekening en onderdeel D bevat de bijlagen.

In onderdeel B van het jaarverslag wordt voor het Ministerie van Algemene Zaken achtereenvolgens ingegaan op de realisatie van de beleidsprioriteiten voor 2017, op het beleidsartikel «Eenheid van het algemeen regeringsbeleid» en op de bedrijfsvoering. In afwijking van de rijksbegrotingsvoorschriften wordt niet afzonderlijk ingegaan op de gerealiseerde maatschappelijke effecten of op de mate van doelbereiking; zie hiervoor de brief aan de Tweede Kamer van 29 juni 2006 (de zgn. «comply or explain brief»; Kamerstukken II 2005–2006 29 949, nr. 53).

Ook worden de uitgevoerde taken van het Kabinet van de Koning toegelicht, de financiële consequenties daarvan en de bedrijfsvoering.

Verder wordt kort ingegaan op de wettelijke taken van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, de daarbij horende financiële realisatie en de bedrijfsvoering.

Onderdeel C bevat de jaarrekening, met daarin de verantwoordingsstaten, de saldibalansen met toelichting, de verantwoording van het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC) en de topinkomens.

Onderdeel D bevat de bijlagen.

In de begroting van Algemene Zaken is er geen centraal apparaatsartikel opgenomen. Dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

In de toelichting bij de budgettaire tabel wordt op bondige wijze ingegaan op opmerkelijke verschillen tussen de ontwerpbegroting en de realisatie in het verslagjaar. Hierbij worden afwijkingen boven de 5% toegelicht. Om inzicht te geven in de uitputting van de begroting, wordt zo nodig ook beneden deze norm een toelichting gegeven.

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de jaarverslagen en slotwetten over 2017 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Om die reden moet bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139. Het betreft met name de volgende artikelen:

Artikelen in CW 2016 en CW 2001

Art. in CW 2016

Art. in CW 2001

3.2 – 3.4

19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

3.5

22, eerste lid; 26, eerste lid

3.8

58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

3.9

58, eerste lid, onderdeel b en c

2.37

60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

2.35

61, tweede tot en met vierde lid

2.40

64

7.12

82, eerste lid; 83, eerste lid

7.14

82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

Groeiparagraaf

Ten opzichte van het vorige jaarverslag zijn geen noemenswaardige wijzigingen opgetreden.

B. BELEIDSVERSLAG

Ministerie van Algemene Zaken (IIIA)

1. Beleidsprioriteiten

Voor het Ministerie van Algemene Zaken en de Minister-President staan, overeenkomstig artikel 45 van de Grondwet, het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid daarvan centraal. Het regeerakkoord is daarbij leidend.

2017 stond in het teken van de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart 2017 en een formatie die bijna acht maanden duurde. Op 26 oktober 2017 trad een vierpartijen kabinet aan met het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst». Kort daarop zette de Minister-President de plannen uiteen in de Tweede en Eerste Kamer in de debatten over de regeringsverklaring.

Hieronder worden nog enkele in 2017 relevante onderwerpen toegelicht.

Een groot deel van het werk van het ministerie en de Minister-President werd ook het afgelopen jaar bepaald door de voorbereiding van de besluitvorming over tal van onderwerpen van het regeringsbeleid in de ministerraad en zijn onderraden. Daarnaast houdt het ministerie zich bezig met toelichting en verantwoording over het beleid in parlement, aan media en aan het publiek, en het ondersteunen van nationale en internationale optredens van de Minister-President. Het kabinet zet zich in voor het versterken van de Nederlandse economie. De focus van het overheidsbeleid ligt op het op orde brengen van de overheidsfinanciën, een evenwichtige inkomensverdeling en het versterken van duurzame groei van de economie. De economische groei was wederom positief. Hoewel de positieve economische vooruitzichten doorzetten, blijven het terugdringen van de werkeloosheid en het bevorderen van de economische groei belangrijke speerpunten voor de komende tijd.

Europa werd in 2017 weer opgeschrikt door een reeks van verschrikkelijke daden van terreur in onder andere Parijs, Londen, Manchester en Stockholm. Het kabinet spant zich onverminderd in om Nederland veiliger te maken. Met de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden de AIVD en de MIVD in staat gesteld om ongeacht de verdere technologische ontwikkelingen effectiever op te kunnen treden. De inzet van deze extra bevoegdheden is met waarborgen omkleed, zodat op verantwoorde wijze met balans tussen veiligheid en privacybescherming kan worden omgegaan. Ten behoeve van de implementatie van de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten maakt het kabinet de komende jaren structureel € 20 miljoen vrij. Het is de verwachting dat de onrust aan de buitengrenzen van Europa en de conflicten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika voor de middellange en lange termijn aanhouden. Het onderkennen en tegengaan van deze dreigingen en risico’s vereist een krachtige aanpak, nationaal en internationaal, waarvoor het kabinet zich ook in 2017 hard heeft gemaakt. Nederland heeft in 2017 voortvarend bijgedragen aan de noodzakelijk internationale samenwerking om terrorisme tegen te gaan.

In 2017 bleef de Europese agenda onverminderd prioritair, gezien de huidige uitdagingen waar de Unie zich voor ziet gesteld. Het aanstaande vertrek van het Verenigd Koninkrijk en de verkiezingen in Frankrijk en Duitsland zorgden daarbij voor een veranderend krachtenveld. De Europese Raad nam in oktober 2017 voor de periode tot de Europese Parlementsverkiezingen in mei 2019 de Leaders Agenda aan om zich te richten op de toekomst van de Unie. Migratie, interne en externe veiligheid, het verdiepen van de (digitale) interne markt, handel, buitenlands beleid en Brexit waren in 2017 belangrijke thema’s. De toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU), het toekomstig meerjarig financieel kader (MFK), het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en klimaat en energie waren opkomende thema’s waar Nederland ook sterk op inzet. Een belangrijk succes was het besluit van de Raad in november 2017 om het Europees Medicijn Agentschap in Amsterdam te vestigen.

2. Beleidsartikel «Eenheid van het algemeen regeringsbeleid»

2.1 Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van de Minister-President is het bewaken van de eenheid van het algemene regeringsbeleid. Met deze doelstelling is een deel van de invulling van de rol en verantwoordelijkheid van de Minister-President ook gegeven. De algemene doelstelling wordt derhalve tezamen met de rol en verantwoordelijkheid nader uitgelegd in hoofdstuk 2.2.

2.2 Rol en verantwoordelijkheid

In artikel 45, lid 3, van de Grondwet is bepaald dat de ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemene regeringsbeleid en dat het de eenheid van dat beleid bevordert. Lid 2 van hetzelfde artikel bepaalt dat de Minister-President de voorzitter is van de ministerraad. De Minister-President heeft daarmee een coördinerende verantwoordelijkheid voor de eenheid van het algemene regeringsbeleid. Dit komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de Minister-President na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts legt de Minister-President jaarlijks verantwoording af over het algemene regeringsbeleid tijdens de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag. In 2017 vonden de algemene politieke beschouwingen plaats na het aantreden van het nieuwe kabinet. De Minister-President is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden. De Minister-President heeft verder geen specifiek beleidsveld waar verantwoording voor moet worden afgelegd. De Minister-President heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. De Minister-President vertegenwoordigt Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals de NAVO-top in Brussel. Ook brengt hij, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, bezoek aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend. Verder heeft de Minister-President een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Koninklijk Huis. Alle ministers dragen op grond van artikel 42 Grondwet ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de Minister-President die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met één of meer andere betrokken Ministers.

Het Ministerie van Algemene Zaken heeft naast het coördineren van het algemeen regeringsbeleid, de verantwoordelijkheden op internationale onderwerpen en het Koninklijk Huis nog twee operationele doelstellingen:

  • 1. coördinatie van het algemeen communicatiebeleid;

  • 2. het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid.

Meer informatie over de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid staat beschreven onder 2.6.1. De bijdrage van De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor de langere termijn beleidsontwikkeling staat beschreven onder 2.6.2.

De ambtelijke ondersteuning van de Minister-President richt zich met name op de inhoudelijke advisering ter voorbereiding van de ministerraad en de onderraden, ten behoeve van de contacten van de Minister-President en de voorbereiding en advisering voor zijn buitenlandse reizen. Deze advisering ligt voor het grootste gedeelte bij het Kabinet van de Minister-President (KMP), waar ook het secretariaat van de ministerraad onder valt. Het KMP ondersteunt de Minister-President in zijn rol als voorzitter van de Rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

2.3 Beleidsconclusies

Op 26 oktober 2016 heeft de Minister-President de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2016–2017 34 550 I, nr. 5) over archiefonderzoek naar de bepaling van het inkomensbestanddeel van de grondwettelijke uitkering aan leden van het koninklijk huis tijdens de voorbereiding van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis die op 1 januari 1973 in werking trad.

Teneinde meer duidelijkheid te bieden over verschillende elementen die bij de bepaling van het inkomensbestanddeel een rol hebben gespeeld, is vervolgens aanvullend besloten tot de instelling van een onafhankelijk historisch onderzoeksteam van deskundigen. Hierover is de Kamer op 26 oktober 2016 geïnformeerd. Vervolgens is de Kamer op 14 december 2016 ingelicht over het instellingsbesluit van het historisch onderzoeksteam en de leden hiervan (Kamerstukken II 2016–2017 34 550 I, nr. 8).

Daarna is in 2017 een onderzoek uitgevoerd naar de totstandkoming van de bepaling van het inkomensbestanddeel van de grondwettelijke uitkering aan leden van het koninklijk huis in de periode 1963–1973, met inbegrip van de verschillende elementen die hierbij een rol hebben gespeeld. Tevens diende het onderzoek zich te richten op de totstandkoming van het rapport van de stuurgroep herziening stelsel kosten koninklijk huis (Kamerstukken II 2008–2009 31 700 I, nr. 5), waar dit betrekking heeft op het inkomensbestanddeel. Voor dit onderzoek is een commissie benoemd (Stcrt. 2017, 8697) en op 1 december 2017 is het onderzoek van het historisch onderzoeksteam onder leiding van Prof. Dr. C.C. van Baalen openbaar gemaakt en voorzien van een kabinetsreactie (Kamerstukken II 2017–2018 34 775 I, nr. 6). Het rapport en de kabinetsreactie gaven tijdens het begrotingsdebat in december 2017 geen aanleiding tot vragen of opmerkingen.

2.4 Tabel budgettaire gevolgen van beleid artikel 1
Eenheid van het algemeen regeringsbeleid (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Verplichtingen

55.117

62.086

50.736

55.654

57.639

59.461

– 1.822

               

Uitgaven

55.780

56.146

56.962

55.654

57.639

59.461

– 1.822

               

Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid (RVD) apparaatsuitgaven

2.181

1.668

1.652

1.597

1.510

4.271

– 2.761

               

Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling (WRR) apparaatsuitgaven

475

451

583

520

510

594

– 84

               

Apparaatsuitgaven

30.619

31.084

30.004

29.004

29.999

32.010

– 2.011

Personele uitgaven

21.132

18.388

18.322

18.854

18.595

1

 

waarvan eigen personeel

 

17.446

16.583

16.885

17.045

1

 

waarvan inhuur externen

 

340

219

496

212

1

 

waarvan overige personele uitgaven

 

602

1.520

1.473

1.338

1

 

Materiële uitgaven

9.487

12.696

11.682

10.150

11.404

1

 

waarvan ICT

 

3.037

3.810

2.486

2.577

1

 

waarvan bijdrage aan SSO's

 

6.227

4.246

4.962

5.409

1

 

waarvan overige materiële uitgaven

 

3.432

3.626

2.702

3.418

1

 
               

Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB)

0

0

0

0

298

0

298

               

Bijdrage aan het agentschap Dienst Publiek en Communicatie

22.505

22.943

24.723

24.533

25.322

22.586

2.736

               

Ontvangsten

6.605

4.017

4.307

4.111

3.767

4.365

– 598

X Noot
1

De apparaatsuitgaven zijn in de ontwerpbegroting 2017 niet uitgesplitst naar personele en materiele uitgaven, dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

2.5 Toelichting op de financiële instrumenten

In de eerste suppletoire begrotingswet zijn de loon- en prijsbijstelling, de compensatie premiestijging ABP pensioen en een aantal overboekingen verwerkt (per saldo met € 0,4 miljoen verlaagd).

In de tweede suppletoire begrotingswet is budget overgeheveld naar de CTIVD, de TIB en het agentschap DPC (per saldo met € 0,5 miljoen verlaagd).

Indien rekening wordt gehouden met bovenstaande mutaties, is er sprake van een aanvullende onderuitputting van ruim € 0,9 miljoen bij de uitgaven.

In totaal is er een neerwaartse bijstelling van € 1,8 miljoen ten opzichte van de vastgestelde begroting.

Oorzaken van de onderuitputting van ruim € 0,9 miljoen zijn onder andere: diverse meevallers en vertragingen bij projecten bij de Rijksvoorlichtingsdienst, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de directie Bedrijfsvoering.

De realisatie van circa € 0,3 miljoen betreft uitgaven voor huisvestings- en ICT voorzieningen voor de nieuw in te stellen Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en is iets lager dan de oorspronkelijke raming zoals vermeld in de tweede suppletoire begrotingswet. Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv) is er een Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB), die belast is met het toetsen van de rechtmatigheid van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of Minister van Defensie gegeven toestemming tot het inzetten van bijzondere bevoegdheden door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) respectievelijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de TIB en deze maakt daarom onderdeel uit van het Jaarverslag van AZ.

De hogere uitgaven bij het agentschap Dienst Publiek en Communicatie worden met name veroorzaakt door een bijdrage van het moederdepartement voor het Platform Rijksoverheid.nl.

In 2017 zijn minder ontvangsten gerealiseerd omdat er minder openstaande vorderingen betreffende personele uitgaven uit voorgaande jaren waren en dat betrof voor het grootste gedeelte ontvangsten voor gedetacheerden. Daarnaast zijn er minder ontvangsten gerealiseerd als gevolg van een lagere doorbelasting naar de begroting van de Koning.

2.6 Beleidsmatige informatie
2.6.1 Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid

De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) ondersteunt de Minister-President in zijn coördinerende rol op het terrein van de overheidscommunicatie en ondersteunt de Voorlichtingsraad (VoRa). De VoRa, onder voorzitterschap van de DG RVD, is het ambtelijke adviesorgaan van het kabinet op het gebied van de overheidscommunicatie. De VoRa, waarvan de directeuren communicatie van alle departementen lid zijn, ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie en vervult de opdrachtgeversrol naar de Dienst Publiek en Communicatie (DPC). Het hoofdstuk «Agentschap Dienst Publiek en Communicatie» geeft een breder overzicht van de gemeenschappelijke communicatie in 2017.

VoRa-jaarprogramma Communicatie

Veel activiteiten in het kader van de coördinatie van de overheidscommunicatie zijn samengebracht in het Jaarprogramma Communicatie van de VoRa. De uitvoering hiervan ligt bij de departementen, de RVD en DPC. Het Jaarprogramma 2017 bevatte gezamenlijke activiteiten op thema’s als: Informatie op Maat, het bereiken van moeilijk bereikbare doelgroepen, het toepassen van gedragskennis en de uitbouw van interdepartementale samenwerking op communicatiegebied.

Rijks- en kabinetsbrede communicatie

Met het oog op eenduidige, herkenbare en toegankelijke overheidscommunicatie werken de directies Communicatie op verschillende terreinen intensief samen. Dit krijgt onder meer gestalte in het beheer van de rijkshuisstijl, communicatie in massamediale campagnes, de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl, het rijksbrede intranet (Rijksportaal) en het Platform Rijksoverheid Online dat ruimte biedt aan meer dan driehonderd websites. Samenwerking is ook gericht op het opvangen en duiden van signalen uit de samenleving. Zo voert het Sociaal Cultureel Planbureau in opdracht van de VoRa elk kwartaal het Continu Onderzoek Burgerperspectieven uit. Met het project «Informatie op Maat» streeft de VoRa naar het aanbieden van toegankelijke publieksinformatie op voor individuele burgers relevante momenten en kanalen. De RVD en VoRa hebben voorts vanzelfsprekend intensief samengewerkt bij de voorbereidingen op het aantreden van het Kabinet Rutte-III.

Burgerbrieven

In 2017 heeft het Ministerie van Algemene Zaken 2.054 burgerbrieven ontvangen. In 2016 ontving het ministerie 1.958 brieven. De gemiddelde behandeltijd bedroeg 14 dagen (tegen 17 dagen in 2016).

Behandelingstermijn burgerbrieven in 2017

 

2017

2016

< 3 weken

67%

59%

3 weken – 6 weken

30%

36%

> 6 weken

3%

5%

Verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), de Wet inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002), bezwaarschriften, klaagschriften en ingebrekestellingen en verbeurde dwangsommen

Wob-verzoeken

In 2017 heeft het ministerie 31 verzoeken op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ontvangen. Dit is een daling ten opzichte van het voorafgaande jaar (in 2016 werden 60 verzoeken ontvangen). Een verklaring voor deze daling is mogelijk het vervallen van de dwangsomregeling voor Wob-verzoeken in het najaar van 2016. Van de 31 verzoeken die zijn ontvangen, vergde een aanzienlijk aantal veel tijd en inzet in verband met de omvang en complexiteit ervan.

In 2017 zijn 27 Wob-besluiten genomen. 7 besluiten hiervan hadden betrekking op verzoeken ingediend in 2016. Van de 31 verzoeken zijn er 2 door de verzoeker ingetrokken. In 2017 zijn daarnaast 2 verzoeken als gevolg van artikel 4 van de Wob in zijn geheel doorgezonden naar andere bestuursorganen. Op 11 verzoeken werd – al dan niet met instemming van de verzoeker – buiten de wettelijke beslistermijn besloten.

Wiv 2002-aanvragen

In 2017 heeft het ministerie 1 aanvraag tot kennisneming op grond van artikel 51 van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) ontvangen. Deze aanvraag is in zijn geheel doorgezonden aan een ander bestuursorgaan.

Klaagschriften

Het ministerie heeft in 2017 geen klachten ontvangen.

Who-verzoeken

Het ministerie heeft in 2017 geen verzoeken op grond van de Wet hergebruik overheidsinformatie (Who) ontvangen.

Wbp-verzoeken

In 2017 heeft het ministerie 1 verzoek op grond van artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) ontvangen. Deze is in 2017 afgehandeld.

Bezwaarschriften

In 2017 heeft het ministerie 4 bezwaarschriften ontvangen naar aanleiding van een besluit op grond van de Wob en geen bezwaarschriften naar aanleiding van een besluit op basis van de Wiv 2002.

Ingebrekestellingen en verbeurde dwangsommen

In 2017 heeft het ministerie 6 ingebrekestellingen ontvangen wegens niet-tijdig beslissen. In alle gevallen werden deze ingebrekestellingen ingediend na de datum van 1 oktober 2016 waarop Wob-verzoeken werden uitgezonderd van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. De aanspraken op een dwangsom zijn daarom niet verbeurd. In 2017 zijn 4 dwangsommen Wob uitgekeerd en 1 dwangsom Wbp naar aanleiding van ingebrekestellingen vóór oktober 2016. Dit betrof een totaalbedrag van € 6.300.

2.6.2 Het leveren van bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid

Algemeen

De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt hier op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan bij. De raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.

Publicaties

Er zijn in 2017 twee rapporten aan de regering uitgebracht. Het eerste rapport, «Weten is nog geen doen», is in april aangeboden aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De boodschap van dit rapport is dat kennis en intelligentie alleen niet genoeg zijn voor redzaamheid. Ook mensen met een goede opleiding en een goed inkomen kunnen in moeilijkheden komen, omdat ze even niet opletten of zaken voor zich uit schuiven. Dat geldt zeker op momenten dat het leven tegenzit, zoals bij een echtscheiding, faillissement of ontslag. En soms is het juist de overheid die mensen minder redzaam maakt, omdat ze onvoldoende rekening houdt met verschillen in het doenvermogen van burgers.

Het rapport kon op erg veel belangstelling rekenen. Na verschijning zijn vele presentaties gegeven aan en gesprekken gevoerd met een verscheidenheid aan publieken, zoals de Eerste Kamer, de Raad van State, Algemene Rekenkamer, ministeries, uitvoeringsorganisaties, gemeenten en professionals. Een concrete vervolgstap hierbij is het meedenken met de Eerste Kamer en de Raad van State, over de uitwerking van één van de aanbevelingen uit het rapport: de invoering van een doenvermogentoets. Centraal hierin staat de verankering van het burgerperspectief in ex ante toetsing van beleid en wetgeving. Een andere concrete stap is de participatie in de regieraad responsieve overheid, welke het rapport gaat gebruiken bij haar werkzaamheden.

In mei werd het tweede rapport «Veiligheid in een wereld van verbindingen» aangeboden aan de Minister-President en de Minister van Defensie. In dit rapport onderzoekt de WRR de veranderde veiligheidssituatie van Nederland en Europa en de gevolgen daarvan voor de positie van de krijgsmacht. De veiligheidssituatie verandert door de instabiliteit in het oosten (annexatie van de Krim door Rusland, neerschieten MH17) en het zuiden (oorlog in Syrië, instabiliteit in Noord-Afrika), de dreigingen van terrorisme en de vluchtelingenstroom. De veiligheidssituatie verandert ook door de verwevenheid van internationale productie- en transportketens (flow security) en door de betekenis van internationale infrastructuren voor bijvoorbeeld internet en energie. Een belangrijke uitdaging bestaat in het afstemmen van interne en externe (binnenlandse en buitenlandse) veiligheid en in het verbinden van de verschillende veiligheidsagenda’s. Dit vereist een versterking van de strategische kennisinfrastructuur, daarom stelt de WRR de instelling van een planbureau voor de veiligheid voor.

Ook dit rapport kon op veel belangstelling rekenen. Het is na publicatie gepresenteerd, besproken en bediscussieerd met diverse beleidsmakers, -gremia en organisaties die betrokken zijn bij het veiligheidsdossier, waaronder de Stuurgroep Nationale Veiligheid, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer, organisaties voor ontwikkelingssamenwerking en vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie.

In het politieke en maatschappelijke debat wordt regelmatig gesproken van «maatschappelijke scheidslijnen». Dat is bijna altijd in negatieve zin. Er dreigen nieuwe scheidslijnen te ontstaan en dat beschouwt men als reden voor zorg. Maar wat zijn maatschappelijke scheidslijnen eigenlijk? En wanneer nemen ze onwenselijke vormen aan? Deze vragen staan centraal binnen de verkenning «Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen», die in januari 2017 verscheen. De verkenning besteedt aandacht aan zorgen die kunnen schuilgaan achter de vrees voor scheidslijnen. Zoals de angst dat scheidslijnen leiden tot wantrouwen en conflict, het ontbreken van groepen in de politiek en onoverbrugbare meningsverschillen over de feiten. Ook geeft de studie algemene aandachtspunten die een globale agenda of toetsingskader zouden kunnen vormen om scheidslijnen tegen te gaan.

In februari verscheen de verkenning «Voor de zekerheid», waarin de toename van flexibele arbeidsrelaties, zoals tijdelijk werk en zzp centraal staat. In deze publicatie wordt onderzocht hoe de organisatie van arbeid verandert, waardoor dat komt en wat de gevolgen zijn voor economie en samenleving. In juli verscheen de derde verkenning van 2017, «De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden», over de positie van de maatschappelijke middengroepen. Er is een stabiel midden dat zich goed weet te handhaven, maar wel moeite heeft met de toegenomen onzekerheid onder invloed van diverse maatschappelijke veranderingen, in het bijzonder ten aanzien van werk, de verzorgingsstaat en de waarde van een opleiding. Ook is er een kwetsbaar midden dat te maken heeft met sociale daling. De onzekerheid binnen het middensegment vertaalt zich ook in opvattingen over politiek en maatschappij, waarbij middelbaar opgeleiden meer verwantschap gaan vertonen met lager opgeleiden. De dreigingen en onzekerheden voor middengroepen rechtvaardigen een beleid dat gericht is op onzekerheidsreductie.

In januari verscheen de policy brief «Big Data and Security Policies: Serving Security, Protecting Freedom». Deze Engelstalige publicatie maakt duidelijk dat gebruik van Big Data in het veiligheidsdomein vraagt om nieuwe kaders. Big Data kan uitsluitend vruchten afwerpen binnen het veiligheidsdomein als de huidige wet- en regelgeving wordt versterkt. Nieuwe kaders zijn noodzakelijk om fundamentele rechten en vrijheden te waarborgen. Binnen Big Data-processen kan onderscheid gemaakt worden in drie belangrijke fasen: verzameling, analyse en gebruik van gegevens. De huidige juridische kaders zijn gericht op het verzamelen en delen van gegevens. Burgers zijn hierdoor nog onvoldoende beschermd. Juist in de fasen van analyse en gebruik van data liggen de belangrijkste kansen en risico’s van Big Data besloten en zijn nieuwe regels nodig.

Overige bijdragen aan de beleidsdialoog

De WRR adviseert over lange termijn vraagstukken die van groot belang zijn voor het regeringsbeleid. Daarnaast wil de WRR de meningsvorming ook direct stimuleren. Daarom organiseert hij, mede naar aanleiding van publicaties onder meer mondelinge briefings voor het kabinet en de beide Kamers, expertmeetings, workshops en ook conferenties en bijeenkomsten voor een groter publiek. De WRR levert daarnaast een actieve bijdrage aan de synergie van het kennis- en adviesstelsel. Naast het organiseren van de periodieke overlegbijeenkomsten met de strategische adviesraden, onderhoudt hij een liaison met het Strategieberaad Rijksbreed en met de planbureaus.

De debatreeks Hollands Spoor, een initiatief van de WRR en het Strategieberaad Rijksbreed, is een concrete uitkomst van deze samenwerkingen. In deze debatreeks gaan wetenschap, beleid en samenleving met elkaar in gesprek. In 2017 zijn twee Hollands Spoor bijeenkomsten georganiseerd. De eerste betrof een bijeenkomst in februari over «Besturen in complexe systemen», welke samen met de Raad voor Openbaar bestuur en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd georganiseerd. De tweede bijeenkomst werd in juni samen met het Ministerie van Binnenlandse zaken gehouden, naar aanleiding van het rapport «Weten is nog geen doen».

Bij de WRR-Lecture 2017 «Open society: old enemies and new friends» ging gastspreker prof. Michael Ignatieff in op het onderwerp van de open samenleving en dat deze alleen kan bestaan in een levendige democratie die het debat en de mogelijkheid tot kritiek garandeert. Vrije media, een vrij toegankelijke publieke sfeer, academische vrijheid en de rechtstaat zijn daarvan cruciale pijlers. Maar open samenlevingen zijn in wezen ook ongecontroleerde samenlevingen. Zeker in de huidige sterk gedigitaliseerde wereld lijkt dit essentiële kenmerk van open samenlevingen de onzekerheid te vergroten.

Prestatiegegevens

De WRR heeft de taak complexe, weerbarstige thema’s en beleidsdilemma’s te agenderen. Soms «leeft» een thema al bij de start van WRR-project en hebben de bijdragen van de raad direct en meetbaar invloed, soms gaat er geruime tijd overheen voordat ze doorwerking hebben in het beleid of het maatschappelijke debat. De tabel biedt een kwantitatief overzicht van de output.

 

Begroting 2017

Realisatie 2017

Rapporten, Verkenningen, Policy Briefs

7

6

Overige publicaties

4

6

Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en kamerleden

15

8

Overige briefings met beleidsmakers

15

26

Conferenties, workshops, expertmeetings

15

17

Lezingen en debatten

50

>100

3. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Paragraaf 1 –  uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen

Rechtmatigheid

Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstoleranties overschrijden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Financieel en materieelbeheer

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

In 2017 heeft het Ministerie van Algemene Zaken acties en projecten uitgevoerd aan de hand van een jaarplan informatiebeveiliging en een Plan-Do-Check-Act cyclus. Niet alle projecten konden volledig binnen planning worden gerealiseerd. AZ prioriteert op basis van risicomanagement, zo ook in dit soort gevallen. Over het jaar 2017 is het Ministerie van Algemene Zaken in control geweest, hierover is een verklaring afgegeven door het ministerie. Er is bij het Ministerie van Algemene Zaken sprake van een beheerste situatie, wat wordt onderschreven door een door de Auditdienst Rijk uitgevoerd onderzoek naar sturing op informatiebeveiliging.

Paragraaf 2 –  Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
  • 1. MenO-beleid en MenO-risico's

    De begroting van het Ministerie van Algemene Zaken bevat geen subsidies of uitkeringen, zoals dit bij andere departementen wel het geval kan zijn. Dit hangt samen met de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, waardoor de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken geen aanknopingspunten biedt tot het benoemen van maatschappelijke effecten. Frauderisico’s en risico’s bij misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen hebben zich niet geoperationaliseerd bij het Ministerie van Algemene Zaken.

  • 2. Grote lopende ICT-projecten

    Het Ministerie van Algemene Zaken heeft geen grote ICT-projecten van meer dan € 5 miljoen uitgevoerd in 2017.

  • 3. Gebruik open standaarden en open source software

    Er zijn geen bijzonderheden te melden.

  • 4. Betaalgedrag

    De rijksbrede norm om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen is gehaald.

  • 5. Audit Committee

    Het Audit Committee (AC) van het Ministerie van Algemene Zaken heeft in 2017 drie keer vergaderd. Centrale onderwerpen betroffen de inrichting en uitvoering van het departementale toezicht, de beheersing van de risico’s in de bedrijfsvoering, de (interim)rapporten van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer inclusief de ingezette verbetermaatregelen naar aanleiding hiervan en de bevindingen uit de interne audits en onderzoeken door de Directie Financieel-Economische Zaken.

Daarnaast zijn rijksbrede thema’s op het gebied van de bedrijfsvoering behandeld en is als specifiek onderwerp door de CIO van AZ een presentatie gegeven over de informatiebeveiliging bij AZ.

Paragraaf 3 –  Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Kabinet van de Koning (IIIB)

1. Algemene doelstelling

Het Kabinet van de Koning ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. Het Kabinet van de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister-President.

2. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Kabinet van de Koning zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening van het ministerie en de van toepassing zijnde planning & controlcyclus.

3. Beleidsconclusies

In 2017 zijn de volgende taken uitgevoerd:

  • namens de Koning onderhouden van contacten met bewindslieden, commissarissen van de Koning en andere hoogwaardigheidsbekleders;

  • informatie verzamelen en op grond hiervan de Koning schriftelijk en mondeling informeren, in het bijzonder ten behoeve van zijn gesprekken met de Minister-President en met andere binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staatsbezoeken en werkbezoeken;

  • voeren van correspondentie namens de Koning;

  • het tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening of ter goedkeuring voorleggen van alle aangeboden staatsstukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften; archiveren van staatsstukken en in goede en geordende staat bewaren daarvan.

4. Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

Budgettaire gevolgen van beleid Kabinet van de Koning (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Verplichtingen

2.615

2.335

2.354

2.410

2.422

2.390

32

               

Uitgaven

2.615

2.335

2.354

2.410

2.422

2.390

32

               

Ontvangsten

2.572

2.342

2.355

2.429

2.422

2.390

32

Indien naast de uitkomsten in bovenstaande tabel rekening gehouden wordt met de mutaties die reeds in de eerste suppletoire begrotingswet zijn verwerkt, is er sprake van een onderuitputting van € 50.000. Dit wordt met name veroorzaakt door lagere uitgaven door minder personeel.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Paragraaf 1 –  uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen

Rechtmatigheid

Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstoleranties overschrijden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Financieel en materieelbeheer

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Paragraaf 2 –  Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
  • 1. MenO-beleid en MenO-risico’s

    De begroting van het Kabinet van de Koning bevat geen subsidies of uitkeringen. Frauderisico’s en risico’s bij misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen hebben zich niet geoperationaliseerd bij het Kabinet van de Koning.

  • 2. Grote lopende ICT-projecten

    Het Kabinet van de Koning heeft geen grote ICT-projecten van meer dan € 5 miljoen uitgevoerd in 2017.

  • 3. Gebruik open standaarden en open source software

    Er zijn geen bijzonderheden te melden.

  • 4. Betaalgedrag

    De financiële administratie van het Kabinet van de Koning is inbesteed bij het Ministerie van Algemene Zaken. De rijksbrede norm om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen is gehaald.

  • 5. Audit Committee

    Het Kabinet van de Koning is agendalid van het Audit Committee van Algemene Zaken.

Paragraaf 3 –  Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

1. Algemene doelstelling

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv) is er een Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), die belast is met:

  • a. Het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Wiv en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld;

  • b. Het gevraagd of ongevraagd inlichten en adviseren van de bij de Wiv betrokken ministers (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Algemene Zaken) aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen;

  • c. Het adviseren van de betrokken ministers over het onderzoeken en het beoordelen van klachten;

  • d. Het ongevraagd adviseren van de betrokken ministers over het uitbrengen van verslag aan personen, ten aanzien van wie bepaalde bevoegdheden zijn uitgeoefend door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD).

2. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begrotingsstaat van de CTIVD. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en de CTIVD zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening op het gebied van de bedrijfsvoering door het ministerie en de van toepassing zijnde planning & controlcyclus.

3. Beleidsconclusies

Om uitvoering te geven aan haar taak voert de CTIVD onderzoeken uit waarover zij, via de betrokken ministers, rapporteert aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In 2017 heeft de Commissie vijf toezichtsrapporten vastgesteld. Het betrof onderzoeken naar:

  • De uitvoering van de notificatieplicht door de AIVD en de MIVD (nr. 51);

  • De inzet van bijzondere bevoegdheden jegens advocaten en journalisten door de AIVD en de MIVD (nr. 52);

  • De inzet van de hackbevoegdheid door de AIVD en de MIVD (nr. 53);

  • De uitvoering van inzageverzoeken persoonsgegevens door de AIVD en de MIVD (nr. 54);

  • Het verwerven van door derden op internet aangeboden bulkdatasets door de AIVD en de MIVD (nr. 55).

Daarnaast heeft de CTIVD zich in 2017 beziggehouden met onderzoeken naar:

  • De multilaterale gegevensuitwisseling door de AIVD over (vermeende) jihadisten;

  • De gegevensverstrekking door de AIVD binnen Nederland over (vermeende) jihadisten;

  • De uitvoering van inzageverzoeken bestuurlijke aangelegenheden door de AIVD en de MIVD.

Hierover zal in 2018 worden gerapporteerd.

De CTIVD heeft in het verslagjaar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over negen klachten betreffende de AIVD geadviseerd. De Minister van Defensie heeft zij over één klacht betreffende de MIVD geadviseerd. De ministers zijn beiden geadviseerd over één klacht die zowel op de AIVD als op de MIVD betrekking heeft.

Het voorstel voor de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 is door de Tweede Kamer aangenomen op 14 februari 2017. De Eerste Kamer nam het voorstel aan op 11 juli 2017. De CTIVD heeft het parlementaire en maatschappelijke debat inhoudelijk gevoed met o.a. de publicatie van haar «Standpunt» in januari 2017 (voortbouwend op haar «Zienswijze» op het wetsvoorstel van november 2016) en een brief aan de Eerste Kamer in maart 2017.1 Op 25 augustus 2017 werd de definitieve Wiv 2017 in het Staatsblad gepubliceerd. De invoering van de wet staat thans voor mei 2018.

Op de CTIVD rust na de invoering van de Wiv 2017 met haar toezicht en de bindende klachtbehandeling een belangrijke taak. In 2017 heeft zij zich hier op voorbereid, onder meer met de ontwikkeling van haar expertise op het terrein van informatietechnologie binnen haar ICT- expertunit.

4. Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

Budgettaire gevolgen van beleid Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2015

2016

2017

2017

2017

Verplichtingen

885

1.039

1.272

1.263

1.509

1.620

– 111

               

Uitgaven

885

1.039

1.272

1.263

1.509

1.620

– 111

               

Ontvangsten

39

31

70

18

11

0

11

Indien naast de uitkomsten in bovenstaande tabel rekening gehouden wordt met de mutaties die reeds in de eerste suppletoire begrotingswet zijn verwerkt, is er sprake van een onderuitputting van € 449.000.

Het overschot wordt verklaard door het niet in 2017 in werking treden van de nieuwe Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten en een niet volledige personele bezetting gedurende het jaar. De ontvangsten hebben betrekking op een afrekening van een betaald voorschot dat verband houdt met een servicecontract met het Rijksvastgoedbedrijf.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Paragraaf 1 –  uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen

Rechtmatigheid

Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstoleranties overschrijden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Financieel en materieelbeheer

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Paragraaf 2 –  Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
  • 1. MenO-beleid en MenO-risico’s

    De begroting van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten bevat geen subsidies of uitkeringen. Frauderisico’s en risico’s bij misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen hebben zich niet geoperationaliseerd bij de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

  • 2. Grote lopende ICT-projecten

    De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten heeft geen grote ICT-projecten van meer dan € 5 miljoen uitgevoerd in 2017.

  • 3. Gebruik open standaarden en open source software

    Er zijn geen bijzonderheden te melden.

  • 4. Betaalgedrag

    De financiële administratie van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is inbesteed bij het Ministerie van Algemene Zaken. In verband met een afwijkende procesgang is de norm net niet gehaald (94,2%).

  • 5. Audit Committee

    De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is agendalid van het Audit Committee van Algemene Zaken.

Paragraaf 3 –  Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

C. JAARREKENING

1. Departementale verantwoordingsstaat 2017 van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1)

Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) = (2) – (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Totaal

59.461

59.461

4.365

57.639

57.639

3.767

– 1.822

– 1.822

– 598

                     
 

Beleidsartikel

                 

1

Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid

59.461

59.461

4.365

57.639

57.639

3.767

– 1.822

– 1.822

– 598

                     
 

Niet-beleidsartikel

                 

3

Nominaal en Onvoorzien

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

– 

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in paragraaf B van dit jaarverslag.

2. Verantwoordingsstaat 2017 van het Kabinet van de Koning (IIIB) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) = (2) – (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

2.390

2.390

2.390

2.422

2.422

2.422

32

32

32

                     
 

Artikel

                 

1

Kabinet van de Koning

2.390

2.390

2.390

2.422

2.422

2.422

32

32

32

De financiële en niet-financiële toelichting op de verantwoordingsstaat is opgenomen in paragraaf B van dit jaarverslag.

3. Verantwoordingsstaat 2017 van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) = (2) – (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

1.620

1.620

0

1.509

1.509

11

– 111

– 111

11

                     
 

Artikel

                 

1

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

1.620

1.620

0

1.509

1.509

11

– 111

– 111

11

De financiële en niet-financiële toelichting op de verantwoordingsstaat is opgenomen in paragraaf B van dit jaarverslag.

4. Agentschap Dienst Publiek en Communicatie2

4.1 Samenvattende verantwoordingsstaat 2017 inzake baten-lastenagentschap van het Ministerie van Algemene Zaken (III) (bedragen x € 1.000)

 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten-Lastenagentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC)

       
         

Totale baten

86.798

83.897

– 2.901

94.080

Totale lasten

86.798

83.745

– 3.053

94.431

Saldo van baten en lasten

0

152

152

– 351

         

Totale kapitaaluitgaven

0

0

0

0

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Toelichting: de baten en lasten worden hierna toegelicht.

4.2 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC) (bedragen x € 1.000)

 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

(4)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2016

Baten

Omzet moederdepartement

22.586

25.873

3.287

24.158

Omzet overige departementen

37.909

40.696

2.787

48.203

Omzet derden

26.303

17.290

– 9.013

21.666

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

16

Bijzondere baten

0

39

39

37

Totaal baten

86.798

83.897

– 2.901

94.080

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– Personele kosten

11.367

13.172

1.805

13.095

Waarvan eigen personeel

10.367

11.180

813

11.078

Waarvan inhuur externen

1.000

1.334

334

1.472

Waarvan overige personele kosten

0

657

657

546

– Materiële kosten

75.431

70.456

– 4.975

81.108

Waarvan apparaat ICT

6.100

6.513

413

5.598

Waarvan bijdrage aan SSO’s

0

0

0

0

Waarvan overige materiële kosten

69.331

63.943

– 5.388

75.510

         

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

       

– Materieel

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

– Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

       

– Dotaties voorzieningen

0

108

108

209

– Bijzondere lasten

0

9

9

19

Totaal lasten

86.798

83.745

– 3.053

94.431

Saldo van baten en lasten

0

152

152

– 351

Toelichting:

DPC heeft in 2017 een positief saldo behaald van € 0,2 miljoen. De winst is bijna geheel in de normale bedrijfsvoering gerealiseerd. De voorziening ten behoeve van wachtgelden voor eigen personeel heeft in 2017 een negatieve invloed op het resultaat.

Het saldo van baten en lasten zal ten gunste worden gebracht van de exploitatiereserve. Hiermee zal het eigen vermogen nog onder de grens van 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar blijven die is voorgeschreven in de Regeling Agentschappen.

Daarnaast is er sprake van een lagere omzet en daarmee samenhangende lagere materiële kosten dan begroot als gevolg van een lagere media-omzet.

Omzet moederdepartement

De omzet is hoger dan geraamd door een hogere taakbijdrage, onder meer door een bijdrage van het moederdepartement aan het Platform Rijksoverheid.nl.

Omzet overige departementen en derden

Met name als gevolg van een lagere media-omzet dan verwacht is er sprake van een lagere omzet bij derden. Daar staat tegenover dat bij de overige departementen de externe projecten wat hoger zijn dan oorspronkelijk geprognosticeerd.

Personele kosten

Er was sprake van een onderbezetting. Daar tegenover staan hogere werkgeverslasten en nieuwe cao-afspraken die deels zelf gefinancierd dienden te worden en de inzet van externen waardoor de totale personele kosten hoger zijn uitgekomen.

Materiele kosten

De materiele kosten bevat tevens de kosten in het kader van de media-omzet. Door lagere media-omzet zijn de materiële kosten lager dan geraamd.

Bijzondere baten

De bijzondere baten hebben met name betrekking op een correctie van een nagekomen post uit 2016.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten betreffen nagekomen facturen uit 2016 waarvoor geen reservering was opgenomen en heeft in het bijzonder betrekking op een nabetaling aan het UWV.

Dotatie aan voorzieningen

Het Van Werk Naar Werk (VWNW)-beleid is in 2017 opgenomen in het in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Met name als gevolg van het instromen van een nieuwe medewerker is de voorziening verhoogd met een nieuwe dotatie.

Positief resultaat

Het positieve resultaat van € 0,2 miljoen zal toegevoegd worden aan de exploitatiereserve.

4.3 Balans per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)

 

Balans 31-12-2017

Balans 31-12-2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

   

– Grond en gebouwen

0

0

– Installaties en inventarissen

0

0

– Overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

   

– Voorraden en onderhanden projecten

   

– Debiteuren

4.435

4.180

– Overige vorderingen en overlopende activa

2.785

1.741

– Liquide middelen

20.979

21.556

Totaal activa

28.199

27.477

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– Exploitatiereserve

4.121

4.472

– Onverdeeld resultaat

152

– 351

Voorzieningen

319

272

Langlopende schulden

   

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Kortlopende schulden

   

– Crediteuren

2.383

1.400

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

21.225

21.684

Totaal passiva

28.199

27.477

Toelichting

Specificatie debiteuren / nog te ontvangen (bedragen x € 1.000)
 

Debiteuren

Nog te ontvangen

Media-inkoop1

4.157

0

Algemene Zaken (kerndepartement)

0

0

Overige departementen

232

415

Overige agentschappen

44

5

Derden

2

2.365

Totaal

4.435

2.785

X Noot
1

Niet onder te verdelen

Liquide middelen

Het betreft hier uitsluitend de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën. Het hoge liquiditeitssaldo wordt veroorzaakt doordat het saldo van de nog te betalen facturen aan media-exploitanten neerslaat bij DPC als liquide middelen. Daarnaast leidt een vaak relatief hoge media omzet in het vierde kwartaal tot een hoger liquiditeitssaldo. Dit effect loopt echter weg in de eerste maand van het daarop volgende jaar.

Eigen vermogen

Met een gemiddelde omzet van € 89,3 miljoen over de laatste drie jaar mag het eigen vermogen maximaal € 4,5 miljoen bedragen. Door het positieve resultaat van € 152.000 in 2017 groeit het eigen vermogen naar € 4,3 miljoen. Daarmee blijft het eigen vermogen € 0,2 miljoen onder het maximum.

Voorzieningen

Voorzieningen bij DPC worden getroffen voor juridische of feitelijke verplichtingen die hun oorzaak vinden op of voor de balansdatum, waarbij voor afwikkeling van de verplichting een uitstroom van middelen zal gaan plaatsvinden waarvan de omvang nog niet vaststaat, maar die wel op betrouwbare wijze kan worden geschat. In het kader van reorganisaties wordt een voorziening getroffen in het kader van «Van werk naar werk.» In navolgende tabel wordt het verloop van deze voorziening weergegeven.

Ontwikkeling voorziening (bedragen x € 1.000)
 

2017

2016

Stand per 1 januari

272

190

–/– Onttrekkingen

61

111

–/– Vrijval

0

16

+/+ Dotaties

108

209

Stand per 31 december

319

272

Specificatie crediteuren / nog te betalen (bedragen x € 1.000)
 

Crediteuren

Nog te betalen

Media-inkoop1

958

13.555

VORA (opdrachtgever)1

0

199

Algemene Zaken (kerndepartement)

0

0

Overige departementen

17

6.117

Overige agentschappen

0

0

Derden

1.408

584

Personeel DPC

0

770

Totaal

2.383

21.225

X Noot
1

Niet onder te verdelen

Media-inkoop nog te betalen media-exploitanten

De kosten voor radio en tv-campagnes van december 2017 en de printplaatsingen eind december worden in januari 2018 gefactureerd. Tevens bevat dit saldo de overige nog te ontvangen facturen (NTO’s) van het door DPC ingeschakelde mediabureau (Initiative).

4.4 Kasstroomoverzicht over 2017 (bedragen x € 1.000)

   

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2017 + stand depositorekeningen

18.934

21.556

2.622

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

0

90.144

90.144

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

0

90.721

90.721

2.

Totaal operationele kasstroom

0

– 577

– 577

 

Totaal investeringen (–/–)

0

0

0

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

18.934

20.979

2.045

Toelichting:

De stand van de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding per 31 december is lager dan de stand per 1 januari. Dit wordt met name veroorzaakt door een mutatie in het werkkapitaal van DPC.

4.5 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2017

Generieke doelmatigheidsindicator

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Streefwaarde

Saldo baten en lasten

0,8%

0,9%

– 0,4%

0,2%

0%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

136,2

138,3

134,7

131,7

Max. 147,6

Ziekteverzuimpercentage

3,1%

2,9%

3,6%

2,8%

5,5%

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid telefonie1

7,5

4,2

4,3

4,5

4

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid e-mail1

7,4

3,1

3,2

3,6

3

Specifieke doelmatigheidsindicator

Serviceniveau telefonie

82,4%

79,1%

82,3%

83,4%

80% binnen 40 sec.

Serviceniveau e-mail

100%

99,3%

99,0%

99,9%

95% binnen 2 werkdagen

Klanttevredenheid dienstverlening door Academie voor Overheidscommunicatie

7,9

8,1

7,7

8,0

7,5

Media-index RTV

29,3%

32,2%

33,9%

28,7%

25%

Media-index Interactieve Media

19,8%

18,9%

19,3%

10,2%

10%

Media-index Print

42,0%

41,2%

33,1%

17,6%

32%

X Noot
1

In het jaarverslag 2015 wordt voor het eerst gerapporteerd aan de hand van een vijfpuntschaal in plaats van een tienpuntschaal.

Toelichting:

De servicelevel normen voor telefonie en e-mail zijn in 2017 behaald. Het servicelevel telefonie betekent dat 83,4% van de telefoongesprekken binnen 40 seconden is opgenomen. Het servicelevel e-mail betekent dat 99,9% van de e-mails binnen 2 werkdagen is afgehandeld.

De kwaliteit voor het serviceniveau telefoon en e-mail wordt gemeten aan de hand van een continu uitgevoerd burgertevredenheidsonderzoek (BTO) en gemeten op een 5-puntsschaal waarbij 1 zeer ontevreden en 5 zeer tevreden is.

De Academie meet de waardering voor al haar cursussen en kennisactiviteiten. Het genoemde cijfer is hiervan het gemiddelde.

Media-index RTV geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op radio en televisie in plaats van per individuele opdrachtgever.

De RTV bestedingen zijn in 2017 bijna gehalveerd ten opzichte van de voorgaande jaren. Deze forse daling heeft geleid tot het meermaals neerwaarts bijstellen van de contracten gedurende het jaar 2017. De daling in de bestedingen hebben ertoe geleid, dat het inkoopvoordeel ruim 5 procentpunten gedaald is.

Media-index Interactieve Media geeft een netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op alle interactieve media. Hoewel de bestedingen in 2017 wederom zijn gestegen is het inkoopvoordeel bijna gehalveerd. Steeds vaker wordt online mediaruimte geveild. Dit houdt in dat er minder inkoopvoordeel ten opzichte van «de tariefkaart» te realiseren is. Vraag en aanbod bepalen dan het tarief.

Media-index Print geeft het bruto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte in alle printtitels en out-of-home mogelijkheden. Het mediavolume print is de afgelopen 5 jaar elk jaar flink gedaald. Het volume bij veel exploitanten is inmiddels zo klein, dat het niet meer mogelijk is voor het rijksmediabureau om bij deze exploitanten een «aanzienlijk» inkoopvoordeel te realiseren. Gevolg van een en ander is wel dat inkoopvoordeel bij print nu bijna is gehalveerd.

5. Saldibalans per 31 december 2017 van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA) (Bedragen x € 1.000)

Activa

 

Passiva

 

31-12-2017

31-12-2016

   

31-12-2017

31-12-2016

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

57.639

55.654

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

3.767

4.111

3)

Liquide Middelen

4

6

         

4)

Rekening-courant RHB de Koning, KvdK & CTIVD

43.362

42.447

 

4a)

Rekening-courant RHB Min v AZ

96.377

93.102

5)

Rekening-courant RHB

Begrotingsreserve

0

0

 

5a)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Vorderingen buiten

begrotingsverband

409

212

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

1.270

1.106

8)

Kas-transverschillen

0

0

         

Subtotaal intra-comptabel

101.414

98.319

 

Subtotaal intra-comptabel

101.414

98.319

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

0

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Vorderingen

0

0

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

0

0

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

 

11

Schulden

0

0

12)

Voorschotten

470

466

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

470

466

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

 

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

0

0

 

14)

Andere verplichtingen

0

0

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

Subtotaal extra-comptabel

470

466

 

Subtotaal extra-comptabel

470

466

Overall totaal

101.884

98.785

 

Overall totaal

101.884

98.785

Toelichting bij de Saldibalans per 31 december 2017 van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten 2017 zal plaatsvinden nadat de slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

4) Rekening courant de Koning, Kabinet van de Koning (KvdK) en Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)

De Koning

41.973.000

Kabinet van de Koning

– 67.000

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

1.456.000

   

Totaal

43.362.000

6) Vorderingen buiten begrotingsverband

Nadere specificatie van de vorderingen buiten begrotingsverband:

Omschrijving:

 

Vorderingen:

Kas- en reisvoorschotten

2.000

Salarisuitgaven

40.000

Overige vorderingen

367.000

     

Totaal

409.000

Salarisuitgaven

Dit bedrag bestaat uit vorderingen op (ex)-personeel en een voorschot die nog verrekend moeten worden.

Overige vorderingen

Het betreft hier uitgaven ten behoeve van met name derden waarvoor het ministerie (nog) vorderingen heeft ingesteld (moet instellen).

7) Schulden buiten begrotingsverband

Nadere specificatie van de schulden buiten begrotingsverband:

Omschrijving

 

Schulden

Netto salarissen

1.236.000

Diverse ontvangsten

34.000

     

Totaal

1.270.000

Netto salarissen

Dit betreft de op salarissen van december 2017 ingehouden loonheffing ten behoeve van de Belastingdienst en de premie-inhoudingen ten behoeve van het ABP, die in januari 2018 betaald zijn.

Diverse ontvangsten

Dit bedrag betreft hoofdzakelijk op tussenrekeningen verantwoorde bedragen naar aanleiding van ingestelde vorderingen betreffende loonkosten van personeelsleden die gedetacheerd zijn.

12) Voorschotten

12a) Tegenrekening voorschotten

Overeenkomstig de afgesproken gedragslijn zijn de betalingen aan APG ad € 470.000 opgenomen onder de voorschotten, voor zover het betalingen betreft waarvoor de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven.

Afwikkeling van deze voorschotten zal plaatsvinden in 2018.

In 2017 is aan voorschotten voor wachtgelden en uitvoeringskosten 2016, € 466.000 afgerekend met APG.

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2017

Verstrekt in 2017

Afgerekend in 2017

Stand 31-12-2017

2016

466.000

0

– 466.000

0

2017

0

470.000

0

470.000

Totaal

466.000

470.000

– 466.000

470.000

6. Saldibalans per 31 december 2017 van het Kabinet van de Koning (IIIB) (Bedragen x € 1.000)

Activa

 

Passiva

 

31-12-2017

31-12-2016

   

31-12-2017

31-12-2016

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

2.422

2.410

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

2.422

2.429

3)

Liquide Middelen

0

0

         

4)

Rekening-courant RHB KvdK

67

76

 

4a)

Rekening-courant RHB Min v AZ

0

0

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

0

0

 

5a)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

1

2

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

68

59

8)

Kas-transverschillen

0

0

         

Subtotaal intra-comptabel

2.490

2.488

 

Subtotaal intra-comptabel

2.490

2.488

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

0

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Vorderingen

0

0

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

0

0

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

 

11

Schulden

0

0

12)

Voorschotten

0

0

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

0

0

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

 

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

0

0

 

14)

Andere verplichtingen

0

0

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

Subtotaal extra-comptabel

0

0

 

Subtotaal extra-comptabel

0

0

Overall totaal

2.490

2.488

 

Overall totaal

2.490

2.488

Toelichting bij de Saldibalans per 31 december 2017 van het Kabinet van de Koning (IIIB)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten 2017 zal plaatsvinden nadat de slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

7) Schulden buiten begrotingsverband

Nadere specificatie van de schulden buiten begrotingsverband:

Omschrijving

 

Schulden

Netto salarissen

68.000

     

Totaal

68.000

Netto salarissen

De op de salarissen van december 2017 ingehouden loonheffing ten behoeve van de Belastingdienst en de premie-inhoudingen ten behoeve van het ABP zijn in januari 2018 betaald.

7. Saldibalans per 31 december 2017 van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) (Bedragen x € 1.000)

Activa

 

Passiva

 

31-12-2017

31-12-2016

   

31-12-2017

31-12-2016

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

1.509

1.263

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

11

18

3)

Liquide Middelen

0

0

         

4)

Rekening-courant RHB CTIVD

0

0

 

4a)

Rekening-courant RHB Min v AZ

1.456

1.213

5)

Rekening-courant RHB

Begrotingsreserve

0

0

 

5a)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Vorderingen buiten

begrotingsverband

2

1

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

44

33

8)

Kas-transverschillen

0

0

         

Subtotaal intra-comptabel

1.511

1.264

 

Subtotaal intra-comptabel

1.511

1.264

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

0

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Vorderingen

0

0

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

0

0

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

 

11

Schulden

0

0

12)

Voorschotten

0

0

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

0

0

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

 

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

0

0

 

14)

Andere verplichtingen

0

0

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

Subtotaal extra-comptabel

0

0

 

Subtotaal extra-comptabel

0

0

Overall totaal

1.511

1.264

 

Overall totaal

1.511

1.264

Toelichting bij de Saldibalans per 31 december 2017 van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven 2017 zal plaatsvinden nadat de slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

7) Schulden buiten begrotingsverband

Nadere specificatie van de schulden buiten begrotingsverband:

Omschrijving

 

Schulden

Netto salarissen

44.000

     

Totaal

44.000

Netto salarissen

De op de salarissen van december 2017 ingehouden loonheffing ten behoeve van de Belastingdienst en de premie-inhoudingen ten behoeve van het ABP zijn in januari 2018 betaald.

8. WNT-verantwoording 2017 – Ministerie van Algemene Zaken

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldigingen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2017 € 181.000.

Op 1 juli 2017 is de Evaluatiewet WNT in werking getreden. De Evaluatiewet WNT regelt ondermeer dat de openbaarmakingsverplichtingen niet langer bij wet, maar in de nieuwe artikelen 5, 5a en 5b van Uitvoeringsregeling WNT zijn geregeld (Stcrt. 2017, 23427). De openbaarmakingsverplichtingen zijn daarbij op enkele onderdelen vereenvoudigd.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam (gewezen) topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2016)

Op externe inhuurbasis (nee; <= 12 kalendermnd; > 12 kalendermnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2016)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2016)

Totale bezoldiging in 2017 (+ tussen haakjes bedrag in 2016)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering (indien overschrijding)

Drs. C. Breedveld (KvdK)

directeur

   

1,11 (1,11)

nee

176.683 (176.487)

18.411 (16.004)

195.094 (192.491)

181.000

Overgangsrecht: bestaande afspraken waarbij het overgangsrecht van kracht is.

Mr. H.N. Brouwer (CTIVD)

voorzitter

   

0.89 (0,89)

nee

109.438 (9.008)

0 (0)

109.438 (135.084)

160.889

 

Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen andere functionarissen die in 2017 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden.

Er zijn in 2017 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Ministerie van Algemene Zaken, verslagjaar 2017

Artikel 1 – Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Artikel 1

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

niet van toepassing

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Jaarevaluatie campagnes Rijksoverheid 2016

17-5-2017

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/campagnes/jaarevaluatie-campagnes

     

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/campagnes/documenten/jaarverslagen/2017/05/17/samenvatting-jaarevaluatie-campagnes-rijksoverheid-2016

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

niet van toepassing

   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

niet van toepassing

   

3. Overig onderzoek

niet van toepassing

   

4. Toetsbare beleidsplannen

niet van toepassing

   

Bijlage 2 Inhuur externen

Ministerie van Algemene Zaken, verslagjaar 2017 (Bedragen x € 1.000)

   

2017

1

Interim-management

0

2

Organisatie- en formatieadvies

0

3

Beleidsadvies

14

4

Communicatieadvisering

254

 

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

268

5

Juridisch advies

7

6

Advisering opdrachtgevers automatisering

0

7

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

352

 

(Beleids)ondersteuning (som 5 t/m 7)

359

8

Uitzendkrachten (formatie en piek)

919

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

919

 

Totaal uitgaven inhuur externen

1.546

Toelichting:

De totale uitgaven voor externe inhuur bedroeg in 2017 € 1.546.000. De totale uitgaven voor het ambtelijk personeel van het Ministerie van Algemene Zaken (inclusief DPC) inclusief de uitgaven voor het extern ingehuurde personeel en exclusief de overige personele kosten bedroeg € 29.772.000. Het inhuurpercentage in 2017 is 5,2% (€ 1.546.000/ € 29.772.000 x 100%).

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2017 door het ministerie (in Nederland) buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

2017

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0


X Noot
1

Alle beschikbaar op www.ctivd.nl

X Noot
2

Door afrondingen hoeft het totaal niet gelijk te zijn aan de som der onderdelen, dit geldt voor alle tabellen.

Naar boven