TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De Wet normering topinkomens (hierna: WNT) beoogt bovenmatige bezoldigingen in de
publieke en semipublieke sector tegen te gaan, door inkomens en ontslagvergoedingen
te normeren en openbaar te maken. Op 1 juli 2017 is de Evaluatiewet WNT1 in werking getreden. Daarmee zijn verschillende wijzigingen in de WNT doorgevoerd
naar aanleiding van de eerste integrale evaluatie van de WNT. Een aantal van die wijzigingen
heeft tevens consequenties voor de Uitvoeringsregeling WNT. De omvangrijkste wijziging
betreft de openbaarmakingsverplichtingen. Welke gegevens met betrekking tot de bezoldiging
en uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband openbaar moeten worden gemaakt,
wordt op grond van het nieuwe artikel 4.1, eerste en tweede lid, van de wet niet langer
in de wet zelf maar bij ministeriële regeling geregeld. Hiernaast voorziet deze regeling
in een update van de bepaling wat wel en niet tot de ontslagvergoeding moet worden
gerekend, conform de desbetreffende wijzigingen in de Evaluatiewet WNT en de Reparatiewet
WNT. Tot slot wordt in de Uitvoeringsregeling WNT en in de sectorregelingen die vallen
onder de WNT de wijziging van de citeertitel van de wet naar Wet normering topinkomens
doorgevoerd.
2. Aanpassingen van de normering van ontslagvergoedingen
Met de Evaluatiewet WNT wordt naar aanleiding van de eerste integrale evaluatie naar
de WNT geregeld dat ook ontslagvergoedingen die voortvloeien uit niet algemeen verbindend
verklaarde cao’s en andere collectieve regelingen buiten de toepassing van de wet
vallen, voor zover het voor alle werknemers of ambtenaren van een rechtspersoon of
instelling van toepassing zijnde bepalingen betreft.2 Artikel 4 van de onderhavige regeling stelt nadere regels ten aanzien van de normering
van uitkeringen wegens beëindiging dienstverband. De hiervoor toegelichte aanpassing
van de WNT is thans in artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT doorgevoerd.
3. Openbaarmakingsverplichtingen
De openbaarmakingsverplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 5 en 5a van deze
regeling zijn overgenomen uit de voorheen in de WNT opgenomen openbaarmakingsverplichtingen
(de artikelen 4.1 en 4.2 van de WNT, zoals deze luidden voor inwerkingtreding van
de Evaluatiewet WNT). Het betreft de openbaarmaking van de bezoldiging en eventuele
ontslaguitkeringen die verstrekt zijn aan topfunctionarissen en een motivering van
eventuele overschrijdingen. Ook de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van niet-topfunctionarissen
worden met deze regeling bepaald. De oorspronkelijke bepalingen zijn op enkele punten
gewijzigd met oog op administratieve lastenvermindering of op basis van praktijkervaringen.
Beoogd wordt alleen die gegevens openbaar te laten maken die nodig zijn voor de juiste
toepassing van en controle op naleving van de wet. Hiernaast wordt bepaald welke instellingen
vrijgesteld worden van de openbaarmakingsverplichtingen.
3.1 Openbaarmaking van bezoldigingsgegevens (eerste en derde lid)
Het eerste lid van de artikelen 5 en 5a regelt de openbaarmaking van bezoldigingsgegevens.
Deze leden zijn gebaseerd op de oorspronkelijke bepalingen in de artikelen 4.1 en
4.2 van de WNT. Een belangrijke wijziging voor (gewezen) topfunctionarissen is dat
alleen gegevens openbaar hoeven worden gemaakt indien de bezoldiging meer bedraagt
dan een vrijwilligersvergoeding zoals gedefinieerd door de Belastingdienst. Op basis
van de WNT-jaarrapportages 2013, 2014 en 2015 is gebleken dat circa 50% van de topfunctionarissen
van wie de bezoldiging jaarlijks digitaal wordt gemeld de functie onbezoldigd of op
vrijwillige basis vervult. De kans op een overschrijding van de norm is bij deze topfunctionarissen
minimaal. Het heeft geen toegevoegde waarde dat WNT-instellingen de exacte bezoldiging
van deze topfunctionarissen openbaar maken.
Een andere wijziging voor topfunctionarissen betreft de openbaarmaking van de deeltijdfactor.
Hoewel voor voorzitters en leden van toezichthoudende organen een forfaitair bezoldigingsmaximum
geldt van respectievelijk 15 procent en 10 procent van de toepasselijke norm, ongeacht
de omvang van de functievervulling, gold er nog wel een plicht de deeltijdfactor openbaar
te maken. Dit heeft geen toegevoegde waarde, aangezien het een forfaitair maximum
betreft. Deze verplichting vervalt daarom. Voor leidinggevende topfunctionarissen
blijft de verplichting om de deeltijdfactor openbaar te maken bestaan (artikel 5,
eerste lid, onderdeel d).
De openbaarmaking van de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking
voor de functievervulling tot en met twaalf kalendermaanden wijkt op enkele punten
af van de openbaarmakingsverplichtingen met betrekking tot de bezoldiging van topfunctionarissen
met een dienstbetrekking, onder andere wat betreft het op een andere wijze van rapporteren
van de omvang van het dienstverband en het niet hoeven vermelden van afzonderlijke
bezoldigingscomponenten. Hiermee sluiten de openbaarmakingsverplichtingen nauwer aan
op de regelgeving die geldt voor deze groep functionarissen.
Een vordering op een topfunctionaris vanwege een onverschuldigde betaling wordt in
de WNT-verantwoording van het financieel verslaggevingsdocument opgenomen en afzonderlijk
toegelicht, tenzij de onverschuldigde betaling reeds volledig is terugbetaald voordat
het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld. Met deze aanvullende bepaling
worden de topfunctionaris en de WNT-instelling gestimuleerd een onverschuldigde betaling
snel ongedaan te maken, aangezien er dan geen publicatie in de WNT-verantwoording
plaatsvindt.
3.2 Ontslagvergoedingen
De uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband aan topfunctionarissen met
en zonder dienstbetrekking worden overeenkomstig het voormalige artikel 4.1, derde
lid, van de WNT zoals die gold voor inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT openbaar
gemaakt (artikel 5, vijfde lid). Aanvullend worden tevens de totaal overeengekomen
ontslagvergoeding en de individueel toepasselijke maximale ontslagvergoeding openbaar
gemaakt. Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband aan niet-topfunctionarissen
hoeven niet langer openbaar te worden gemaakt.
3.3 Online publicatie van de gegevens
Het achtste lid van artikel 5 regelt dat de instelling of rechtspersoon de in de jaarrekening
opgenomen gegevens betreffende de WNT op een algemeen toegankelijke manier op internet
openbaar moet maken. Deze verplichting hangt samen met het feit dat de algemene digitale
meldplicht met de Evaluatiewet WNT is vervangen door een bevoegdheid voor de bij de
WNT betrokken vakministers om bij ministeriële regeling een digitale meldplicht voor
de eigen sector vast te leggen. De verplichting wordt geïntroduceerd om transparantie
te waarborgen en toezicht op naleving te vergemakkelijken. De WNT-gegevens moeten
gedurende tenminste zeven jaar algemeen toegankelijk en eenvoudig vindbaar zijn.
4. Verantwoordingsvrijstelling voor (zeer) kleine instellingen
In de WNT is een grondslag gecreëerd om bij ministeriële regeling voor bepaalde categorieën
WNT-instellingen afwijkende openbaarmakingsverplichtingen vast te stellen (artikel
4.1, derde lid, WNT). In ieder geval had de regering daarbij (zeer) kleine semipublieke
instellingen voor ogen. Voor deze instellingen brengt de WNT hoge administratieve
lasten en uitvoeringskosten met zich mee. Enkel vanwege de WNT zijn instellingen verplicht
een accountant in te huren (om de WNT-verantwoording te controleren), terwijl de functionarissen
ver onder het toepasselijke bezoldigingsmaximum verdienen of zelfs onbezoldigd werken.
Met de onderhavige regeling worden deze kleine instellingen volledig vrijgesteld van
de openbaarmakingsverplichting en accountantscontrole.
Een vrijstelling moet evenwel zo ingericht worden dat overtredingen van de normering
van de WNT niet aan het zicht worden onttrokken. Het is daarom passend dat alleen
instellingen in aanmerking komen voor een vrijstelling waarbij het risico op overtredingen
nihil c.q. verwaarloosbaar is. Gegeven dat kader wordt in deze regeling bepaald dat
semipublieke instellingen voor wie niet reeds een verplichting geldt om de jaarrekening
te laten controleren door de accountant, met een brutoloonsom van 160.000 euro of
minder en waar geen sprake is van externe inhuur van leidinggevende topfunctionarissen,
vrijgesteld worden van de verantwoordingsverplichtingen voortvloeiend uit de WNT.
Het bedrag van 160.000 euro is bij benadering gelijk aan de bruto beloning van een
minister. De brutoloonsom is een gegeven dat instellingen reeds voor handen hebben
en waarvoor geen nieuwe berekeningen (met bijkomende administratieve lasten) nodig
zijn. De hoogte van het ministersalaris is gekozen, vanwege de koppeling met het algemeen
bezoldigingsmaximum in de WNT: als de brutoloonsom al wordt verdiend door één enkele
functionaris in de organisatie, wordt de norm over het algemeen nog niet overschreden.
De vrijstelling wordt beperkt tot instellingen die geen leidinggevende topfunctionarissen
zonder dienstbetrekking inhuren, omdat de bezoldiging van topfunctionarissen zonder
dienstbetrekking niet in de brutoloonsom is opgenomen. Hoewel dit ook geldt voor leden
en voorzitters van raden van toezicht, wordt hier het risico op een overtreding minder
groot geacht. Bovendien zijn toezichthoudende topfunctionarissen vaak zonder dienstbetrekking
werkzaam. Als de beperking ook voor hen zou gelden, zouden weinig instellingen gebruik
kunnen maken van de vrijstelling. De vrijstelling wordt tevens beperkt tot instellingen
in de semipublieke sector die nog niet op grond van andere wet- en regelgeving, besluiten
of overeenkomsten verplicht zijn de jaarrekening door een accountant te laten controleren.
De uitvoeringslasten van de WNT zijn voor instellingen die al controleplichtig zijn,
zoals alle instellingen in de publieke sector, relatief beperkt. Overigens wordt opgemerkt
op dat instellingen altijd vrij zijn alsnog ervoor te kiezen een WNT-verantwoording
op te nemen in de jaarrekening.
De keuze om WNT-instellingen met een brutoloonsom tot 160.000 euro in aanmerking te
laten voor een vrijstelling vloeit voort uit een onderzoek dat het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) heeft uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK). Het CBS is nagegaan hoeveel van de WNT-instellingen
die zijn opgenomen in het WNT-register van het ministerie van BZK bij benadering in
aanmerking zouden kunnen komen voor de verantwoordingsvrijstelling, op basis van verschillende
indicatoren voor de omvang van een organisatie. Met behulp van loongegevens is tevens
gekeken naar het hoogste inkomen dat in een instelling wordt verdiend, als indicator
voor het risico op overtredingen. Een eventuele deeltijdfactor is hierbij in acht
genomen. Bij een brutoloonsom kleiner dan 160.000 euro kunnen naar verwachting circa
175 instellingen kiezen voor een verantwoordingsvrijstelling. Binnen deze categorie
instellingen lieten de CBS-analyses geen bezoldigingen boven het bezoldigingsmaximum
zien. Bij ruimere criteria wordt het risico dat één of enkele topfunctionarissen bovenmatige
topinkomens verdienen te groot geacht.
5. Administratieve lasten
Het doel van de Evaluatiewet WNT is primair het realiseren van de maatregelen die
voortvloeien uit de eerste integrale evaluatie van de WNT. De vermindering van administratieve
lasten is één van deze maatregelen. De in het wetsvoorstel voorgenomen vereenvoudigingen
van de openbaarmakingsverplichtingen worden feitelijk met onderhavige wijziging van
de Uitvoeringsregeling WNT gerealiseerd. De effecten op de administratieve lasten
voor instellingen worden in deze paragraaf nader toegelicht en waar mogelijk berekend.
Bij die berekeningen wordt gebruik gemaakt van het hiervoor genoemde onderzoek van
het CBS3, cijfers uit de WNT-jaarrapportages 2013, 2014 en 20154 en in het kader van de eerste wetsevaluatie WNT uitgevoerde onderzoeken5. Bij de berekeningen past de kanttekening dat deze zijn gebaseerd op soms globale
schattingen over het aantal WNT-instellingen, het aantal functionarissen en de tijd
en kosten die instellingen zullen besparen.
5.1 Verantwoordingsvrijstelling
Van de in paragraaf 4 toegelichte verantwoordingsvrijstelling kunnen naar verwachting
circa 175 kleine instellingen gebruik maken. Uit de onderzoeken bij de Evaluatiewet
WNT blijken de kosten die gepaard gaan met de openbaarmaking voor kleine instellingen
gemiddeld € 2.100 per jaar te bedragen. De vrijstelling levert hiermee een verlichting
op van circa € 367.500.
5.2 Beperking van de openbaarmakingsverplichting tot bezoldigingen hoger dan € 1.500
Uit de WNT-jaarrapportages 2013, 2014 en 2015 blijkt dat circa 14.500 functionarissen
een bezoldiging ontvangen die lager is dan € 1.500. Een deel hiervan is waarschijnlijk
werkzaam bij instellingen die gebruik kunnen maken van de verantwoordingsvrijstelling.
Om deze niet dubbel mee te tellen wordt ingeschat dat voor 13.500 functionarissen
de openbaarmaking beperkt wordt tot de naam en de functie. Omdat het – gezien de hoogte
van de bezoldiging – vooral om kleine WNT-instellingen zal gaan, wordt opnieuw uitgegaan
van gemiddelde openbaarmakingskosten van € 2.100 per instelling per jaar (zie boven).
Er wordt ingeschat dat circa € 1.000 van dit bedrag uit variabele kosten bestaat,
die afhankelijk zijn van het aantal te publiceren functionarissen. Bij een gemiddelde
van zes gemelde functionarissen per instelling, betekent dit een bedrag van € 165
per openbaar te maken functionaris bij de huidige verplichtingen. Als dit beperkt
wordt tot de naam en de functie, wordt ingeschat dat dit nog circa € 50 per functionaris
betreft. Dit betekent een vermindering van € 115 per functionaris. Voor 13.500 functionarissen
komt dit neer op een totale administratieve lasten vermindering van € 1,55 miljoen.
5.3 Vereenvoudiging van de openbaarmaking van uitkeringen wegens beëindiging van het
dienstverband
Op grond van onderhavige regeling hoeven ontslagvergoedingen aan niet-topfunctionarissen
en ontslagvergoedingen aan topfunctionarissen die zijn toegestaan op grond van een
rechterlijke uitspraak niet te worden gerapporteerd. Ook ontslagvergoedingen die voortvloeien
uit een niet algemeen verbindend verklaarde cao hoeven niet langer gerapporteerd te
worden, omdat deze als gevolg van de Evaluatiewet WNT en artikel I, onderdeel C, van
deze regeling buiten de definitie van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
zijn geplaatst. Ontslagvergoedingen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde
cao of wettelijk voorschrift vielen al buiten deze definitie. Gezien het relatief
beperkte aantal ontslagvergoedingen per jaar leiden deze maatregelen tot slechts een
kleine vermindering van administratieve lasten.
Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat over de verslagjaren tot en met
de inwerkingtreding van deze regeling een tijdelijke beleidsregel gold op grond waarvan
voor niet-topfunctionarissen betalingen aan mobiliteitsbureaus uit hoofde van een contractsovername niet
openbaar gemaakt hoefden te worden, voor zover deze betalingen niet meer bedroegen
dan ontslagvergoedingen die op grond van een algemeen verbindend verklaarde cao of
rechterlijke uitspraak waren toegestaan. De administratieve verplichtingen die zonder
deze beleidsregel zouden bestaan, bleken in 2016 niet haalbaar noch in verhouding
te staan tot het doel van de wet.6 Met het vervallen van de openbaarmakingsplicht van uitkeringen wegens beëindiging
van het dienstverband voor niet-topfunctionarissen worden deze administratieve lasten
definitief weggenomen. Omdat niet bekend is om hoeveel contractovernames het jaarlijks
gaat, kan de administratieve lastenvermindering van deze maatregel niet worden gekwantificeerd.
5.4 Digitale melding en publicatie op internet
Met de Evaluatiewet WNT is de algemene digitale meldplicht vervangen door een bevoegdheid
voor de bij de WNT betrokken vakministers om de digitale meldplicht voor de eigen
sector bij ministeriële regeling vast te leggen. Voor de onderwijs-, cultuur- en media-instellingen,
zorginstellingen en woningcorporaties hebben de desbetreffende vakministers het voornemen
geuit deze digitale meldplicht op te nemen in de sectorale WNT-regeling. Voor deze
WNT-sectoren maakt de digitale melding van bezoldigingsgegevens in het kader van de
WNT reeds onderdeel uit van de algehele verantwoording van instellingen aan de vakminister
en de sectorale online meldtools die hiervoor zijn ingericht. Voor de overige circa
2.000 instellingen was de digitale melding geen onderdeel van een reguliere verantwoording
aan een overheid. Voor deze instellingen komt de verplichting om de bezoldigingsgegevens
digitaal te verstrekken te vervallen. Uit de wetsevaluatie blijkt dat WNT-instellingen
gemiddeld 2 uur aan de digitale melding besteden. Aangenomen dat de digitale melding
door administratief personeel wordt uitgevoerd, levert het vervallen van de algemene
digitale meldplicht voor 2.000 instellingen een administratieve lastenvermindering
van € 148.000 (= 2.000 instellingen x 2 uur x € 37)7 op.
De onderhavige regeling introduceert een verplichting om de WNT-verantwoording op
een toegankelijke manier op internet openbaar te maken. Het merendeel van de WNT-instellingen
publiceerde de jaarrekening, en hiermee de WNT-verantwoording al op internet, of op
een algemeen platform zoals www.jaarverslagenzorg.nl. Voor deze instellingen levert de verplichting geen extra administratieve lasten
op. Stel dat verplichting voor circa 1.000 instellingen een nieuwe handeling betekent,
uitgevoerd in een half uur, ook weer door administratief personeel, dan betekent dit
een beperkte toename in administratieve lasten van in totaal € 18.500 (= 1.000 instellingen
x 0,5 uur x € 37).
5.5 Administratieve lasten van overige bepalingen
De overige wijzigingen betreffende de openbaarmakingsverplichtingen leiden naar verwachting
tot een geringe wijziging van de administratieve lasten. De meeste van de verplichtingen
bestonden reeds, of waren reeds nodig om aan de bestaande informatieverplichtingen
te kunnen voldoen.
5.6 Totale impact op de administratieve lasten
De totale impact van de toegelichte wijzigingen van de Uitvoeringsregeling WNT is
in onderstaande tabel in beeld gebracht. De wijzigingen leiden tot een administratieve
verlichting van € 2.047.000.
Maatregel
|
Berekening
|
AL-impact
|
Verantwoordingsvrijstelling
|
175 instellingen x € 2.100
|
(–/–) € 367.500
|
Geen openbaarmaking bezoldigingen < € 1.500
|
13.500 topfunctionarissen x € 115
|
(–/–) € 1.550.000
|
Vereenvoudiging openbaarmaking ontslagvergoedingen
|
niet gekwantificeerd
|
|
Vervallen algemene digitale meldplicht
|
2.000 instellingen x 2 uur x € 37
|
(–/–) € 148.000
|
Online publicatieplicht jaarverslag
|
1.000 instellingen x 0,5 uur x € 37
|
(+/+) € 18.500
|
Overige bepalingen
|
Niet gekwantificeerd
|
|
Totaal
|
(–/–) 2.047.000
|
Artikelsgewijs
Artikelen I, onderdeel A, II, III, IV en V
Deze wijzigingen hangen samen met de wijziging van de citeertitel van de WNT die is
opgenomen in artikel III van de Evaluatiewet WNT. Voorheen werd deze wet aangehaald
als de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke
sector. Deze wijziging wordt met deze regeling tevens doorgevoerd in enkele sectorregelingen
die gebaseerd zijn op de WNT, namelijk de Regeling bezoldiging topfunctionarissen
OS-sector, de Regeling sectorale bezoldigingsnorm topfunctionarissen zorgverzekeraars
en de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp.
Artikel I, onderdeel B
Met het vervallen van het bonusverbod in de WNT is het niet langer noodzakelijk uitzonderingen
daarop bij algemene maatregel van bestuur te regelen. De uitzondering van jubileumgratificaties
als onderdeel van de bezoldiging is daarom thans opgenomen in het nieuwe onderdeel
f van artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT.
Vergoedingen van schade, ontstaan ten gevolge van een dienstongeval of een beroepsziekte
en die aldus verband houden met de functie-uitoefening, zijn looncomponenten die naar
algemeen maatschappelijke opvatting niet als beloningsvoordeel uit hoofde van een
dienstbetrekking worden ervaren, ongeacht of ze fiscaal belast dan wel onbelast zijn.
Om zeker te stellen dat deze looncomponenten buiten het bezoldigingsbegrip van de
WNT vallen en dat zulks niet afhankelijk is van de vraag of ze al dan niet als eindheffingsbestanddelen
in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) worden aangemerkt,
zijn ze toegevoegd aan artikel 2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling WNT in de
nieuwe onderdelen g en h.
Voor de formulering van het nieuwe onderdeel g is aangesloten bij de redactie van
artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van de Wet LB 1964.
Wat het nieuwe onderdeel h betreft, vallen daaronder in ieder geval smartengelden,
maar verder elke andere naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering of
verstrekking tot vergoeding ter compensatie van immateriële schade. Tot onderdeel
h behoort ook de vergoeding van materiële schade als gevolg van een dienstongeval
of beroepsziekte, voor zover niet al in onderdeel g begrepen, waaronder bijvoorbeeld
kosten van verzorging en verpleging, revalidatie, gehandicaptenvoorzieningen, aanpassing
van woning en voertuig etc. voor zover die niet via wettelijke regelingen zoals de
Wet maatschappelijke ondersteuning, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg
dan wel via arbeidsvoorwaardelijke regelingen door de werkgever dan wel uit een fonds
of een verzekering worden vergoed. Met andere woorden: vergoeding van materiële schade
die niet al via een algemene of collectieve regeling of verzekering wordt vergoed.
Voor zover in de componenten, bedoeld in onderdeel h, bedragen zijn inbegrepen die
in de plaats komen van bovenwettelijke of anderszins op de wettelijke werknemersverzekeringen
aanvullende uitkeringen ter compensatie van loonderving of inkomstenverlies of die
bedoeld zijn om te compenseren voor het feit dat betrokkene niet meer op zijn of haar
oude niveau aan het werk kan gaan, worden die bedragen evenwel wel tot de bezoldiging
in de zin van de WNT gerekend. Deze komen immers in de plaats van het loon uit hoofde
van de dienstbetrekking en vormen dus wel bezoldiging in de zin van de WNT.
Deze nieuwe onderdelen zijn met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 ingevoegd.
Artikel I, onderdeel C
In het tweede lid van artikel 4 wordt de definitie van de uitkeringen die niet tot
de uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband worden gerekend in lijn gebracht
met de definitie zoals opgenomen in het artikel 1.1, onderdeel i, van de WNT, zoals
aangepast op grond van artikel I, onderdeel A, derde lid, van de Evaluatiewet WNT.
Verwezen wordt naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel I, onderdeel D
Op grond van artikel 4.1 van de WNT zijn de openbaarmakingsverplichtingen opgenomen
in de onderhavige regeling. Voor de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT waren
de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van topfunctionarissen opgenomen in artikel
4.1 van de WNT en ten aanzien van niet-topfunctionarissen in artikel 4.2 van die wet.
Thans zijn deze opgenomen in artikelen 5 en 5a van onderhavige regeling.
Artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen die gelden voor topfunctionarissen.
Hierbij is een ondergrens van € 1.500 euro van toepassing (eerste lid). Deze grens
is gebaseerd op de vrijwilligersvergoeding zoals gedefinieerd door de Belastingdienst
in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor topfunctionarissen
met een bezoldiging tot deze grens kan worden volstaan met de vermelding van de namen
en functies van deze functionarissen (tweede lid). Het eerste lid bevat een opsomming
van de gegevens die in het financieel verslaggevingsdocument moeten worden opgenomen.
Zoals in paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze toelichting is beschreven zijn
er wijzigingen doorgevoerd wat betreft de openbaarmaking van de deeltijdfactor. Voor
toezichthoudende topfunctionarissen is de openbaarmaking van de deeltijdfactor vervallen.
Topfunctionarissen, niet zijnde toezichthouders, dienen deze factor nog steeds openbaar
te maken. Wel wordt hierbij uitgegaan van een minimumdeeltijdfactor van 0,025 voor
die gevallen dat de deeltijdfactor niet is bepaald of moeilijk te bepalen is. Dat
geldt bijvoorbeeld voor topfunctionarissen die slechts een aantal keer per jaar vergaderen
en hier een vacatievergoeding voor ontvangen. Te denken valt aan leden van zelfstandige
bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid of ad hoc commissies. De minimumdeeltijdfactor
van 0,025 is gebaseerd op een te verwachten minimale tijdsbesteding van één uur per
week of circa vier tot vijf uur per maand. Nadrukkelijk is dit een minimumdeeltijdfactor. Indien aantoonbaar een hogere deeltijdfactor geldt, kan deze worden
vermeld. Opgemerkt wordt dat hiermee het bezoldigingsmaximum ook een minimumwaarde
krijgt. Voor 2016 is dit, indien geen sectorale regelgeving van toepassing is en bij
functievervulling van een volledig jaar, € 4.475. De maximale deeltijdfactor is 1,0.
Op grond van artikel 5, eerste lid, onderdelen e, g en h, moeten de beloning samen
met de onkostenvergoedingen openbaar gemaakt worden en moeten de totale bezoldiging
en het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum openbaar gemaakt worden. Op grond
van de WNT wordt de totale bezoldiging getoetst aan het maximum dat – op basis van
de duur en omvang van het dienstverband – voor de individuele topfunctionaris geldt.
De toevoeging van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum maakt het voor
instellingen, accountants en WNT-toezichthouders in één oogopslag duidelijk of er
sprake is van een overschrijding.
Het derde lid van artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen voor topfunctionarissen
zonder dienstbetrekking. Bepaald is dat de omvang van het dienstverband in uren moet
worden gerapporteerd. Dit is nodig, omdat voor de normering van topfunctionarissen
zonder dienstbetrekking een maximum bezoldiging per gewerkt uur geldt. Om deze reden
is tevens afgezien van de minimumdeeltijdfactor van 0,025 van een voltijdsdienstverband.
Een ander verschil is dat de afzonderlijke bezoldigingscomponenten niet vermeld hoeven
te worden en kan worden volstaan met de vermelding van de totale bezoldiging. In artikel
5, derde lid, onder e, wordt bovendien nogmaals verduidelijkt dat de BTW niet moet
worden vermeld. Tot slot, in afwijking van de openbaarmaking betreffende topfunctionarissen
met een dienstbetrekking, wordt de openbaarmaking niet beperkt tot gegevens over het
kalenderjaar. Dit is nodig omdat de normering voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking
in de eerste twaalf maanden van de functievervulling niet gekoppeld is aan het kalenderjaar,
maar aan de duur van de opdracht. De opdracht kan echter meerdere jaren betreffen.
Op grond van artikel 5, vierde lid, dienen ten aanzien van topfunctionarissen vergelijkende
cijfers in het financieel verslaggevingsdocument te worden opgenomen, zoals reeds
gold voor niet-topfunctionarissen. Hiermee wordt aangesloten bij de bepaling uit artikel
2:263, vijfde lid, BW dat zoveel mogelijk bij iedere post van de jaarrekening het
bedrag van het voorgaande jaar vermeld moet worden. Tevens kunnen instellingen, accountants
en WNT-toezichthouders de loonontwikkeling van een functionaris volgen. Grote afwijkingen
kunnen aanleiding zijn voor nader onderzoek door de WNT-toezichthouder.
Het vijfde lid van artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van
uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband (ontslagvergoedingen) voor topfunctionarissen.
Deze verplichting geldt overigens niet langer voor niet-topfunctionarissen en is om
die reden niet opgenomen in artikel 5a. Nieuw is dat de totaal overeengekomen ontslagvergoeding
dient te worden vermeld. Achtergrond hiervan is dat de totaal overeengekomen ontslagvergoeding
getoetst moet worden aan het maximum, en niet slechts het deel dat tot uitkering komt
in het verslagjaar. Zo wordt voorkomen dat overschrijdingen onopgemerkt kunnen blijven
wanneer een ontslagvergoeding verdeeld over meerdere verslagjaren wordt uitgekeerd.
Uitkeringen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak zijn op grond van artikel
1.6, tweede lid, van de WNT niet genormeerd en hoeven niet langer openbaar gemaakt
te worden. Door deze wijzigingen is voor instellingen, accountants en WNT-toezichthouders
in één oogopslag duidelijk of de norm al dan niet wordt overschreden. Voor niet-topfunctionarissen
hoeft de ontslagvergoeding niet langer openbaar gemaakt te worden. Deze vergoeding
wordt niet genormeerd en de uitvoeringslasten waren hoog en stonden niet in verhouding
tot de informatie die de openbaarmaking opleverde.
Het zesde lid, onderdeel a, van artikel 5 bepaalt dat de reden waarom de overschrijding
al dan niet is toegestaan in het financieel verslaggevingsdocument moet worden opgenomen.
De verantwoordelijke dient aan te geven waarom een overschrijding gerechtvaardigd
wordt geacht. Indien de overschrijding niet is toegestaan, dient deze als onverschuldigde
betaling te worden opgenomen. Onderdeel b van dit lid stelt dat indien er sprake is
van een vordering wegens onverschuldigde betaling, deze moet worden opgenomen in de
WNT-verantwoording van het financieel verslaggevingsdocument en afzonderlijk worden
toegelicht.
Het zevende lid van artikel 5 bevat een bepaling die van toepassing is indien het
boekjaar van een WNT-instelling niet overeenkomt met een kalenderjaar.
Het achtste lid van artikel 5 bevat bepalingen ten aanzien van de online publicatie
van de gegevens die op grond van dit artikel moeten worden openbaar gemaakt. Verwezen
wordt naar paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze toelichting. De verantwoordelijke
kan de vereiste informatie op een eigen website publiceren, maar mag daarvoor ook
gebruikmaken van gemeenschappelijke voorzieningen die aangeboden worden door bijvoorbeeld
de brancheorganisaties. In het kader van transparantie en met het oog op toezicht
moeten de WNT-gegevens algemeen toegankelijk en eenvoudig vindbaar zijn, gedurende
een zekere periode. Concreet betekent dit dat de WNT-verantwoording binnen de basisstructuur
van de desbetreffende website moet worden geplaatst en niet op een afgezonderde pagina
of een afwijkend (sub)domein. Binnen de basisstructuur wordt tevens gekozen voor een
logische plaatsing, bijvoorbeeld bij informatie over de organisatie of bij overige
verantwoordingsdocumenten. Ook wordt de vindbaarheid via zoekmachines geborgd. Het
deponeren van jaarstukken bij de Kamer van Koophandel volstaat niet: in dat geval
zouden geïnteresseerden inloggegevens voor www.kvk.nl moeten aanvragen en tevens moeten betalen voor het raadplegen van de jaarstukken.
Dat voldoet niet aan het criterium van algemene toegankelijkheid. In het negende lid
van artikel 5 wordt tevens bepaald dat publicatie uiterlijk 1 juli en gedurende ten
minste zeven jaar moet gebeuren. Met 1 juli wordt aangesloten op de termijn zoals
voorheen gold met betrekking tot de digitale meldplicht. Met de termijn van zeven
jaar is aangesloten bij de bewaartermijn, zoals ook geldt voor overige financiële
gegevens.8 Veel instellingen maken de jaarrekening overigens nu al in het geheel openbaar. Instellingen
die dit niet doen kunnen volstaan met het slechts publiceren van de gegevens die op
grond van deze regeling openbaar moeten worden gemaakt. Het ministerie van BZK stelt
hiervoor een verantwoordingsmodel ter beschikking.
Artikel I, onderdeel E
Artikel 5a
Artikel 5a regelt de openbaarmakingsverplichtingen voor niet-topfunctionarissen. Veel
van deze bepalingen komen grotendeels overeen met de bepalingen voor topfunctionarissen
zoals deze zijn opgenomen in artikel 5 en zijn toegelicht bij de artikelsgewijze toelichting
bij artikel I, onderdeel D, dan wel zijn niet gewijzigd ten opzichte van de verplichtingen
zoals deze waren opgenomen in artikel 4.2 van de WNT zoals deze luidde voor inwerkingtreding
van de Evaluatiewet WNT. Het eerste lid bevat een opsomming van de gegevens die in
het financieel verslaggevingsdocument moeten worden opgenomen. Het tweede lid is ongewijzigd
ten opzichte van het tweede lid van het voormalige artikel 4.2 van de WNT en heeft
betrekking op dienstbetrekkingen in deeltijd. Het derde lid bevat de bepaling die
voorheen was opgenomen in het zesde lid van het voormalige artikel 4.2 van de WNT
en bevat de verplichting tot het opnemen van de bezoldigingsgegevens van het voorafgaande
kalenderjaar. Het vierde lid bevat de bepaling met betrekking tot de motivering van
een overschrijding van de maximale bezoldiging, overeenkomstig het vijfde lid van
het voormalige artikel 4.2 van de WNT.
Het vijfde lid van artikel 5a verklaart het zevende en achtste lid van artikel 5 van
overeenkomstige toepassing. Zie voor de toelichting op die leden hierboven de artikelsgewijze
toelichting bij artikel I, onderdeel D.
Artikel 5b
In het nieuwe artikel 5b is de vrijstelling voor verantwoordingsvrijstelling voor
kleine WNT-instellingen opgenomen. Zoals aangegeven in paragraaf 4 van het algemene
deel van deze toelichting geldt deze vrijstelling als voldaan wordt aan drie voorwaarden.
Ten eerste mag de brutoloonsom niet meer bedragen dan € 160.000 euro (onderdeel a),
daarnaast mag er geen sprake zijn van externe inhuur van een leidinggevende topfunctionaris
(onderdeel b). Tot slot moet het gaan om rechtspersonen of instellingen waarvoor niet
al op grond van een ander wettelijk voorschrift, besluit of een andere overeenkomst
een verplichting geldt de jaarrekening door een accountant te laten controleren.
Artikel IV
Artikel I, onderdelen D en E, van deze regeling hebben betrekking op de openbaarmakingsverplichtingen
en vinden hun grondslag in het nieuwe artikel 4.1 van de WNT, zoals deze luidt na
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van de Evaluatiewet WNT. Deze onderdelen
van de regeling treden in werking op het moment dat artikel I, onderdeel X, van de
Evaluatiewet WNT in werking treedt. De andere artikelen en onderdelen van deze regeling
treden tegelijk in werking met de bepalingen uit de Evaluatiewet WNT die zien op de
betreffende onderwerpen, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking
treedt op de dag na publicatie van onderhavige regeling in de Staatscourant en dat
terugwerkt tot 1 januari 2016. Aan artikel I, onderdeel C, is terugwerkende kracht
verleend tot 1 januari 2017, gelijk aan de bepalingen uit de Evaluatiewet WNT die
betrekking hebben op de aanpassing van de normering van de ontslagvergoedingen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk