Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34950-C nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34950-C nr. 1 |
Aangeboden 16 mei 2018
Uitgaven begroting provinciefonds 2017 In miljoenen euro’s
Ontvangsten begroting provinciefonds 2017 In miljoenen euro’s
blz |
|||
---|---|---|---|
A. |
Algemeen |
4 |
|
1. |
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening |
4 |
|
2. |
Leeswijzer |
7 |
|
B. |
Beleidsverslag |
9 |
|
3. |
Beleidsprioriteiten |
9 |
|
4. |
Beleidsartikel |
11 |
|
5. |
Bedrijfsvoeringparagraaf |
15 |
|
C. |
Jaarrekening |
16 |
|
6. |
Verantwoordingsstaat provinciefonds |
16 |
|
7. |
Saldibalans |
17 |
|
D. |
Bijlagen |
20 |
|
Bijlage 1: Verdiepingsbijlage |
20 |
||
Bijlage 2: Lijst met afkortingen |
21 |
||
Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis |
22 |
AAN de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het provinciefonds over het jaar 2017 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37, tweede en derde lid, en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2017 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer op basis van artikel 7.12, van de Comptabiliteitswet 2016, over:
a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.8 van de Comptabiliteitswet 2016;
b. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.9 van de Comptabiliteitswet 2016;
c. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag Rijk, bedoeld in artikel 2.35 van de Comptabiliteitswet 2016;
d. het gevoerde begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van de Comptabiliteitswet 2016 en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
e. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2017;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2017 opgenomen rijksrekening van uitgaven en geraamde ontvangsten over 2017, alsmede over de rijkssaldibalans over 2017 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Voor u ligt het jaarverslag 2017 van het provinciefonds. Ten opzichte van het jaarverslag 2016 zijn er geen belangrijke wijzigingen opgenomen.
De focusonderwerpen voor 2017 zijn toetsbare beleidsplannen en pijler budgetrecht verplichtingen. Toetsbare beleidsplannen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing. Informatie over het budgetrecht verplichtingen is opgenomen in de toelichting op de instrumenten onder de tabel Budgettaire gevolgen van beleid.
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2017 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2017 en de 1e en 2e suppletoire begrotingen 2017) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2017 van het provinciefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.
Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2017. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en de realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid.
De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2017 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (de verdiepingsbijlage, een lijst met afkortingen en een lijst van de belangrijke termen en hun betekenis).
Overgangsrecht Comptabiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de jaarverslagen en slotwetten over 2017 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139. Het betreft met name de volgende artikelen:
Art. in CW 2016 |
Art. in CW 2001 |
---|---|
3.2 – 3.4 |
19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid |
3.5 |
22, eerste lid; 26, eerste lid |
3.8 |
58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid |
3.9 |
58, eerste lid, onderdeel b en c |
2.37 |
60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid |
2.35 |
61, tweede tot en met vierde lid |
2.40 |
64 |
7.12 |
82, eerste lid; 83, eerste lid |
7.14 |
82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid |
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
Dit jaarverslag gaat in op de in 2017 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij zijn in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2017 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Onderdeel 3.1. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2017. Vervolgens worden in onderdeel 3.2. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.
Rol provinciefonds
Ook in 2017 was het uitgangspunt dat het provinciefonds, in combinatie met de andere provinciale inkomstenbronnen, provincies voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.
Commissie Janssen / herziening Provinciefonds
De wijziging van de Financiële verhoudingswet is afgerond op 23 mei 2017. Op 15 juni 2017 is de wetswijziging gepubliceerd in het Staatsblad. Daarmee is de vereenvoudiging van de verdeling van het provinciefonds met terugwerkende kracht per 1 januari 2017 in werking getreden. Vanaf het uitkeringsjaar 2017 wordt er verdeeld met behulp van een nieuw verdeelmodel. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is een motie aangenomen van de leden Veldman en Fokke (TK 34 568, nr. 8) die verzoekt om uiterlijk per 2020 de grondslagen van de verdeling van het Provinciefonds te herzien.
Normeringssystematiek
Via de normeringssystematiek groeien het gemeentefonds en provinciefonds op een evenredige, actuele, inzichtelijke en beheersbare wijze mee met de rijksuitgaven.
In het begrotingsjaar 2017 hebben zich drie belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met de realisatie van bovengenoemde beleidsprioriteiten.
De eerste mutatie betreft de uitkomst van de normeringssystematiek. De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefondsfonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. Het accres kent twee bijstellingsmomenten tijdens het lopende jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening na afloop. De vaststelling van het accres vindt plaats op basis van de stand van het Financieel Jaarverslag Rijk. Het accres over 2017 komt daarin uit op 1,00%, hetgeen overeen komt met € 24,8 miljoen. Dit is € 3,5 miljoen lager dan geraamd in Miljoenennota 2018. De afrekening van het accres 2017 (het verschil tussen Miljoenennota en vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2017.
Het BTW-compensatiefonds (BCF) heeft sinds 2015 een plafond. Het plafond groeit of daalt met het accrespercentage zoals volgt uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en het provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, volgt een uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds. Het verschil wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van het beroep op het BCF door de gezamenlijke gemeenten respectievelijk gezamenlijke provincies in het gerealiseerde jaar.
Bij Najaarsnota 2017 is een onderschrijding van het BCF-plafond 2017 met € 180 miljoen voorzien. De vaststelling of het BCF-plafond in 2017 is over- of onderschreden vindt plaats op basis van het Financieel Jaarverslag van het Rijk. De onderschrijding van het BCF-plafond 2017 komt daarin uit op € 172,2 miljoen, waarvan € 22,7 miljoen ten gunste van het provinciefonds. De definitieve afrekening over 2017 (het verschil tussen Najaarsnota en vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2018.
Ten derde is de omvang van de algemene-uitkering in 2017 gestegen naar ca. € 2,1 miljard en de omvang van de decentralisatie-uitkeringen gedaald naar € 0,5 miljard. Dit komt door de invoering van het nieuwe verdeelmodel van het provinciefonds. Met de nieuwe verdeling zijn de decentralisatie-uitkeringen Verkeer en vervoer (€ 919,9 miljoen voor 2017), Natuur (€ 455,5 miljoen voor 2017), Besluit Zware Risico Ongevalleninrichtingen (€ 10,1 miljoen voor 2017) en de Ontwikkel/OEM variabel (€ 406,4 miljoen voor 2017) vanaf 2017 onderdeel van de algemene uitkering. De invoering van het nieuwe verdeelmodel brengt in 2017 geen herverdeeleffecten met zich mee en is budgetneutraal.
Dit beleidsartikel kent als algemene doelstelling: te bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.
2. Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën – i.c. de Staatssecretaris van Financiën – zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk, provincies en gemeenten. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het provinciefonds. Provincies zijn verantwoordelijk voor de resultaten die ze met hun bijdrage uit dit fonds realiseren. Met inachtneming van de wet- en regelgeving, zijn provincies autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het provinciefonds.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de provincies.
Beleidsthema 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds tot en met 2017 gekoppeld is aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek werkt sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het provinciefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies of gemeenten zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhouding
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) vindt twee keer per jaar plaats, rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindslieden dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (vgl. A) kan – indien bekend – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
Beleidsthema 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
D) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt over de provincies verdeeld via een verdeelsysteem van negen verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen en onderhouden van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel provincies in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de provincies.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de provincies bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een provincie uiteindelijk recht heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Het gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar beschikbaar komen van bepaalde definitieve volumegegevens leidt tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het provinciefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
E) Periodiek Onderhoudsrapport
Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, dat wil zeggen of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de provincies zoals blijkt uit de begrotingen.
Uit het door BZK uitgeoefende financieel toezicht op provincies blijkt dat de financiële positie van provincies gunstig is en de provincies relatief veel vrijheid hebben bij de aanwending van middelen. Daarom is in de prioriteitsstelling bij het Rijk ervoor gekozen om het Periodiek Onderhoudsrapport provinciefonds, dat als instrument kan worden gehanteerd bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds, niet uit te brengen in 2017.
Het provinciefonds heeft in 2017 gefunctioneerd zoals beoogd; provincies hebben middelen toebedeeld gekregen om hun taken naar behoren uit te voeren. Via het verdeelmodel zijn de middelen zodanig verdeeld dat provincies in staat waren hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijkwaardige lasten.
In de volgende tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Provinciefonds |
Realisatie |
Vastgestelde begroting |
Verschil |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2017 |
2017 |
|
Verplichtingen: |
1.552.656 |
1.295.704 |
1.114.507 |
2.493.652 |
2.569.565 |
2.199.585 |
369.980 |
Uitgaven: |
1.553.052 |
1.295.743 |
1.114.540 |
2.493.504 |
2.569.563 |
2.199.585 |
369.978 |
Opdracht |
|||||||
1. Kosten Financiële-verhoudingswet |
21 |
0 |
0 |
0 |
0 |
100 |
– 100 |
Bijdragen aan medeoverheden |
|||||||
1. Algemene uitkering ca en de aanvullende uitkeringen |
508.465 |
347.342 |
309.431 |
229.520 |
2.051.405 |
212.371 |
1.839.034 |
2. Integratie-uitkeringen |
393.570 |
40.330 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3. Decentralisatie-uitkeringen |
650.996 |
908.071 |
805.109 |
2.263.984 |
518.158 |
1.987.114 |
– 1.468.956 |
Ontvangsten: |
1.553.052 |
1.295.743 |
1.114.540 |
2.493.504 |
2.569.563 |
2.199.585 |
369.978 |
Onderdeel verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 369.980.000 opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij 1e suppletoire begroting (€ 85.640.000), 2e suppletoire begroting (€ 284.340.000) en in de slotwet € 0) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 730 C, nr. 2 en TK 34 845 C, nr. 2) en in de slotwet.
Onderdeel uitgaven
Opdrachten
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 100.000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2017 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 0. Een toelichting is te vinden in de memorie van toelichting van de Tweede suppletoire begroting (TK 34 845 C, nr. 2).
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting gemuteerd met € 1.839.034.000 en komen daarmee in totaal op € 2.051.405.000. De hogere uitgaven hangen vooral samen met de invoering van het nieuwe verdeelmodel, de toekenning van accres en van ruimte onder het plafond van het btw compensatiefonds.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 9.957.000 en € 1.829.077.000. In de slotwet vindt een mutatie plaats van € 0. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 730 C, nr. 2 en TK 34 845 C, nr. 2) en in de slotwet.
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting gemuteerd met € – 1.468.956.000 en komen daarmee in totaal op € 518.158.000. De lagere uitgaven zijn vooral een gevolg van de invoering van het nieuwe verdeelmodel.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 75.682.000 en € – 1.544.637.000 en in de slotwet van € – 1.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 730 C, nr. 2 en TK 34 845 C, nr. 2) en in de slotwet.
Onderdeel ontvangsten
Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2017 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met € 369.978.000 gemuteerd tot € 2.569.563.000. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij 1e suppletoire (€ 85.639.000), 2e suppletoire (€ 284.340.000) en in de slotwet (– € 1.000) zijn aangebracht.
Rechtmatigheid
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en is er sprake van een getrouw beeld.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Financieel en materieelbeheer
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van bedrijfsvoering
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Art. |
Omschrijving |
(1) Vastgestelde begroting |
(2) Realisatie |
(3) Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
||
01 |
Provinciefonds |
2.199.585 |
2.199.585 |
2.199.585 |
2.569.565 |
2.569.563 |
2.569.563 |
369.980 |
369.978 |
369.978 |
Activa |
Passiva |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|||||
Intra-comptabele posten |
||||||||
1) |
Uitgaven t.l.v. de begroting 2016 |
0 |
2.493.504 |
2) |
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2016 |
0 |
2.493.504 |
|
Uitgaven t.l.v. de begroting 2017 |
2.569.563 |
0 |
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2017 |
2.569.563 |
0 |
|||
Subtotaal intra-comptabel |
2.569.563 |
2.493.504 |
Subtotaal intra-comptabel |
2.569.563 |
2.493.504 |
|||
Extra-comptabele posten |
||||||||
12) |
Voorschotten |
5.063.067 |
3.608.044 |
12a) |
Tegenrekening voorschotten |
5.063.067 |
3.608.044 |
|
14a) |
Tegenrekening andere verplichtingen |
5 |
3 |
14) |
Andere verplichtingen |
5 |
3 |
|
Subtotaal extra-comptabel |
5.063.072 |
3.608.047 |
Subtotaal extra-comptabel |
5.063.072 |
3.608.047 |
|||
Overall Totaal |
7.632.635 |
6.101.551 |
Overall Totaal |
7.632.635 |
6.101.551 |
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2017 van het provinciefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting
Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2016 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provinciefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
|||
---|---|---|---|---|
Art. 1.3. Algemene uitkering provinciefonds1 |
||||
2015 |
0 |
309.431 |
||
2016 |
229.520 |
229.520 |
||
2017 |
2.051.405 |
0 |
||
2.280.925 |
538.951 |
|||
Art. 1.4. / 1.6. Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen2 |
||||
2015 |
0 |
805.109 |
||
2016 |
2.263.984 |
2.263.984 |
||
2017 |
518.158 |
0 |
||
2.782.142 |
3.069.093 |
|||
TOTAAL |
5.063.067 |
3.608.044 |
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2017 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december 2016 nog niet was opgemaakt.
De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot verantwoord, tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een AMVB.
voorschotten per 01-01-2017 |
3.608.044 |
ontstaan in 2017 |
2.569.563 |
afgerekend in 2017 |
1.114.540 |
voorschotten per 31-12-2017 |
5.063.067 |
Art. |
Omschrijving |
Openstaande verplichtingen per 1-1-2017 |
Aangegane verplichtingen in 2017 (excl. positieve bijstellingen) |
Tot betaling gekomen in 2017 |
Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren |
Openstaande verplichtingen per 31-12-2017 |
---|---|---|---|---|---|---|
1.5. |
Onderzoek en bijdragen organisaties1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1.3. |
Algemene uitkering met inbegrip van de |
|||||
netto-uitkering over vorige jaren |
1 |
2.051.405 |
2.051.405 |
0 |
1 |
|
1.4. / 1.6. |
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen |
2 |
518.160 |
518.158 |
0 |
4 |
Totaal |
3 |
2.569.565 |
2.569.563 |
0 |
5 |
Provinciefonds |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
---|---|---|---|
Ontwerpbegroting en nota van wijziging |
2.199.585 |
2.199.585 |
2.199.585 |
Ontwerpbegroting (TK 34 550 C nr. 1 en 2) |
|||
1. Vastgestelde begroting |
2.199.585 |
2.199.585 |
2.199.585 |
Mutaties 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) |
85.640 |
85.639 |
85.639 |
Ontwerp-suppl. begroting (TK 34 730 C, nrs. 1 en 2) |
|||
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletoire begroting |
85.640 |
85.639 |
85.639 |
Mutaties 2e suppletoire begroting (Najaarsnota) |
284.340 |
284.340 |
284.340 |
Ontwerp-suppl. begroting (TK 34 845-C, nrs. 1 en 2) |
|||
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletoire begroting |
284.340 |
284.340 |
284.340 |
Voorgestelde mutatie bij slotwet |
|||
Ontwerp-slotwet |
0 |
– 1 |
– 1 |
4. Vast te stellen mutatie bij slotwet |
0 |
– 1 |
– 1 |
Totaal geraamd tevens realisatie 2017 (1+2+3+4) |
2.569.565 |
2.569.563 |
2.569.563 |
Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2017 (TK 34 550 C nr. 1 en 2) en in de memories van toelichting van de suppletoire begrotingen 2017 (TK 34 730 C, nr. 2 en TK 34 845 C, nr. 2) van het provinciefonds. Een toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.
BCF |
BTW-compensatiefonds |
Bofv |
Bestuurlijk overleg financiële verhouding |
CBS |
Centraal Bureau voor de Statistiek |
Fvw |
Financiële-verhoudingswet |
GF |
Gemeentefonds |
IPO |
Interprovinciaal Overleg |
MRB |
Motorrijtuigenbelasting |
NJN |
Najaarsnota |
OEM |
Overige Eigen Middelen |
OZB |
Onroerende-zaakbelastingen |
PF |
Provinciefonds |
POR |
Periodiek Onderhoudsrapport |
Rob |
Raad voor het openbaar bestuur |
SW |
Slotwet |
UvW |
Unie van Waterschappen |
VJN |
Voorjaarsnota |
VNG |
Vereniging Nederlandse Gemeenten |
Accres |
Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds en het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringssystematiek (zie ook normeringssystematiek). |
Algemene uitkering uit het provinciefonds |
Uitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen. |
Decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds |
Sinds 2008 bestaat binnen het provinciefonds naast de algemene uitkering (zie algemene uitkering uit het provinciefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering uit het provinciefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar zijn. |
Financiële-verhoudingswet (Fvw) |
Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds en provinciefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. |
Integratie-uitkering uit het provinciefonds |
Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering. |
Normeringssystematiek |
Bepaling van het accres van het gemeentefonds en het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af». |
Uitkeringsjaar |
Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34950-C-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.