Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 34931 nr. K;10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 34931 nr. K;10 |
Vastgesteld 25 oktober 2023
Op 20 en 21 september 2023 vond in Brussel, België, de dertiende bijeenkomst plaats van de gezamenlijke parlementaire controlegroep Europol (verder: JPSG).
De JPSG houdt op basis van artikel 51 van de Europolverordening1 politiek toezicht op de activiteiten van het EU-agentschap voor politiesamenwerking Europol. De JPSG bestaat uit leden van de nationale parlementen – maximaal vier leden, gelijkelijk te verdelen over beide Kamers der Staten-Generaal – en uit leden van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE-commissie) van het Europees Parlement. De JPSG komt in beginsel tweemaal per jaar bijeen.
Vanuit de Eerste Kamer namen aan de dertiende JPSG-bijeenkomst de leden Marquart Scholtz (BBB) en Janssen (SP) deel. De Tweede Kamer werd op ambtelijk niveau vertegenwoordigd.
De delegatie brengt als volgt verslag uit.
De vergadering werd geopend door de co-voorzitters van de conferentie, de heer David Serrada Pariente, hoofd van de Spaanse delegatie van de JPSG en de heer Juan López-Aguilar, voorzitter van de LIBE-commissie van het Europees Parlement. Spanje is dit halfjaar voorzitter van de Raad van de Europese Unie en uit dien hoofde tevens co-voorzitter van de JPSG.
De heer Serrada Pariente maakte van de gelegenheid gebruik om een update te geven van de vorderingen van de tijdelijke werkgroep die is ingesteld om een consensusvoorstel op te stellen voor de oprichting van een «consultative forum on fundamental rights» waartoe de in 2022 herziene Europolverordening oproept. De heer Serrada Pariente geeft aan dat voorafgaand aan de laatste JPSG-bijeenkomst van 26 en 27 maart 2023 in Stockholm (Zweden) de presidentiële Trojka heeft besloten om een tijdelijke werkgroep in te stellen om een consensusvoorstel op te stellen voor de oprichting van dit Adviesforum voor de grondrechten. Aan het Adviesforum zullen JPSG-leden en de uitvoerend Europol directeur vragen kunnen voorleggen over activiteiten van Europol die raken aan de grondrechten. Een eerste procedurele bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Hierbij werd besloten om een aantal technische bijeenkomsten te organiseren waarbij – op basis van bijdragen die diverse delegaties eerder hebben ingediend, in reactie op een uitvraag om input onder de lidstaten – een conceptvoorstel zal worden opgesteld. Inmiddels hebben twee technische bijeenkomsten plaatsgevonden op respectievelijk 29 juni en 5 september jl. en ligt er een conceptvoorstel. De Trojka heeft in haar vergadering voorafgaand aan deze bijeenkomst besloten het mandaat van de werkgroep te verlengen tot de volgende JPSG-bijeenkomst op 18-19 februari 2024 in Brugge, België. Het voornemen is om het conceptvoorstel op 12 oktober aanstaande op politiek niveau in de werkgroep af te stemmen. Het voorstel zal in het geval van een akkoord op werkgroepniveau daarna in februari 2024 plenair aan de JPSG gepresenteerd worden.
De Spaanse Minister van Binnenlandse Zaken, Fernando Grande-Marlaska Gómez, sprak de JPSG toe. De heer Grande-Marlaska Gómez benadrukte het belang van het werk dat Europol verricht en memoreerde het recent uitgebreide mandaat van Europol. Hij merkte hierover op dat de nieuwe verordening nauwere samenwerking met het Europees Openbaar Ministerie mogelijk maakt waardoor corruptie en financiële fraude aangaande EU-middelen beter kan worden bestreden. Ook zijn er onder het nieuwe mandaat meer mogelijkheden voor Europol om samen te werken met derde landen, waaronder de mogelijkheid om persoonsgegevens uit te wisselen met landen waarbij hiervoor voldoende waarborgen bestaan. De aanpassing van het mandaat van Europol zorgt verder ook voor nieuwe mogelijkheden op het gebied van onderzoek en innovatie, van samenwerking met particuliere partijen, van de verwerking van gegevens die door derde landen of internationale organisaties aan Europol zijn toegezonden en tot de invoering van de informatiesignaleringen in het Schengeninformatiesysteem (SIS). Verder markeerde de heer Grande-Marlaska Gómez het grote belang van het Europees Centrum voor zware en georganiseerde criminaliteit (ESOCC) en het Europees Centrum voor financiële en economische criminaliteit (EFECC) van Europol, waarover later tijdens de bijeenkomst gesproken werd. Ten aanzien van de nieuwe strategie van Europol onderstreepte de heer Grande-Marlaska Gómez het belang van het samenbrengen van, naast de lidstaten, de relevante partners voor grensoverschrijdende samenwerking en gezamenlijke actie zoals de met Schengen geassocieerde landen, derde landen en organisaties zoals Europol en Frontex. Tot slot stond de heer Grande-Marlaska Gómez stil bij de bijdrage van Europol in het conflict in Oekraïne.
Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken, Ylva Johansson, gaf in haar videoboodschap aan dat de EU zich op een sleutelmoment bevindt; het laatste jaar van de Europese Commissie in huidige samenstelling is aangebroken. Commissaris Johansson memoreerde het aangepaste mandaat van Europol met haar toegenomen mogelijkheden om criminaliteit te bestrijden en de toegenomen mogelijkheden van de JPSG om toezicht te houden op Europol. Verder verwees commissaris Johansson naar een door de Voorzitter van de Europese Commissie recent aangekondigd «Actieplan tegen drugshandel», met het streven naar een «European Ports Alliance» als onderdeel van die inspanning. Drugscriminaliteit is de meest lucratieve en meest gewelddadige vorm van georganiseerde misdaad, zo stelde ze. En georganiseerde misdaad is een even grote bedreiging voor de samenleving als terrorisme. Commissaris Johansson stelde in dit kader het volgende: «It takes a network to fight a network». Zij kondigde aan op korte termijn nieuwe voorstellen te presenteren om de criminele netwerken te verstoren die de samenleving ondermijnen en om de drugstoevoer te stoppen die via Europese havens de EU binnenkomt. Europol zal in deze initiatieven een sleutelrol spelen. Verder riep EU-commissaris Johansson de lidstaten op om de recente voorstellen voor het bestrijden van witwassen, corruptie en het financieren van terrorisme te steunen.
Tot slot deed commissaris Johansson een dringend appèl op de JPSG-leden om de door haar voorgestelde verordening ter bestrijding van – online – seksueel kindermisbruik te steunen. Commissaris Johansson stelde dat EU-burgers willen dat dit misbruik wordt gestopt. Uit een Eurobarometer peiling blijkt dat bijna 80 procent van de deelnemers het voorstel steunt en 96 procent van de geënquêteerden vindt dat opsporing van seksueel misbruik van minderjarigen belangrijker is dan privacy, zo stelde ze.
Uitvoerend Europol-directeur mevrouw Catherine de Bolle verzorgde ter vergadering een presentatie van de activiteiten van de strategische en operationele ontwikkelingen binnen Europol. Ze keek daarbij terug op de periode sinds de vorige JPSG-vergadering op 26 en 27 maart 2023.2
Mevrouw de Bolle opende met de mededeling dat juni jl. Europol’s Raad van Bestuur de nieuwe strategie «Delivering Security in Partnership» heeft onderschreven. Deze weerspiegelt trends in criminaliteit binnen de Europese Unie en wijzigingen in de beleidscontext sinds de vorige strategie van Europol die in 2018 werd aangenomen, waaronder de gewijzigde Europolverordening en de oorlog in Oekraïne. De strategie is tot stand gekomen in overleg met de lidstaten en de operationele partners van het agentschap.
De prioriteiten binnen de strategie zijn dat Europol:
Hèt EU-knooppunt is wat betreft data over criminaliteit, ook gericht op verwerving van verdere databestanden;
Flexibele, real-time operationele ondersteuning biedt bij handhavings- en opsporingsactiviteiten;
Hèt platform is voor oplossingen op EU-niveau van problemen waar handhavings- autoriteiten tegenaan lopen;
Relevante partners samenbrengt voor grensoverschrijdende samenwerking en gezamenlijke actie;
Een voortrekkersrol speelt op het gebied van innovatie en onderzoek op het gebied van wetshandhaving;
Dè modelorganisatie van de EU is voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving.
Mevrouw De Bolle gaf aan dat respect voor grondrechten voor Europol hierbij een fundamenteel uitgangspunt is wat verder tot uitdrukking komt in de recente benoeming van een aparte grondrechtenfunctionaris (zie agendapunt 6). Een nauwe samenwerking met relevante partners als Interpol en de JBZ-agentschappen (bv. Eurojust en het EOM), private partijen (bv. techbedrijven) en derde landen, en een inzet op kennis en innovatie (Europol als kennishub voor opsporingstechnieken) blijven onverminderd prioriteiten.
Voor de jaren 2023–2024 bereidt Europol zich onder meer voor om verantwoordelijkheden te dragen die aan het agentschap toebedeeld zijn onder de Digital Services Act.3 Hetzelfde geldt voor het verder invullen van de verantwoordelijkheden die aan het agentschap zijn toebedeeld in het kader van de verordening verwijderen online terroristische content, waarbij mevrouw De Bolle de goede samenwerking met de Europese toezichthouder gegevensbescherming prees.
Voor wat betreft externe relaties, stelde mevrouw De Bolle dat samenwerking met het Verenigd Koninkrijk, de landen op de Balkan, de Mena regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) en Latijns Amerika prioriteit heeft. Ook de samenwerking met Oekraïne is geïntensiveerd met inmiddels onder meer de stationering van een tweede verbindingsofficier bij Europol.
Mevrouw De Bolle gaf verder aan dat drugshandel de grootste criminele «markt» blijft binnen de Europese Unie en dat Europol bij de bestrijding van dit type misdaad samenwerkt met lidstaten met belangrijke zeehavens als Spanje, Nederland, België en Duitsland – onder andere bij het tegengaan van omkoping van havenautoriteiten.
Europol richt zich ook op bestrijding van criminele netwerken die migranten de Europese Unie binnensmokkelen en daar vaak geweld bij gebruiken. Hierbij wordt de Europol strategie gebruikt om de bestrijding primair te richten op «high-value targets»-mensen die ervan verdacht worden grootschalig geld te verdienen met mensensmokkel.
Op het vlak van terrorismebestrijding wees mevrouw De Bolle op het recent verschenen TE-SAT Rapport («EU Terrorism Situation & Trend Report»), een actueel overzicht met cijfers en ontwikkelingen over terrorisme in de EU. Europol publiceert dit rapport jaarlijks.
De nieuwe Europol strategie «Delivering Security in Partnership» zal geïncorporeerd worden in het werkprogramma 2024–2026 dat komende november gereed moet zijn.
De heer De Buysscher, vanuit België huidig voorzitter van de Raad van Bestuur (RvB) van Europol, deed verslag van de activiteiten van de RvB. Hij gaf aan dat de RvB zich momenteel onder meer buigt over de vereisten die uit nieuwe Europese wetgeving, zoals voormelde Digital Services Act, en aanstaande wetgeving zoals de AI-verordening en de verordening tegengaan online kindermisbruik CSAM).4 Hij maakte duidelijk dat genoemde aanstaande wetgeving grote mogelijkheden biedt maar tegelijk Europol ook voor grote uitdagingen plaatst. De heer De Buysscher prees Europol dat het hierbij middels expert meetings al nauwe afstemming zoekt met nationale handhavingsautoriteiten. Verder verwelkomde De heer De Buysscher de voormelde nieuwe Europol strategie en stelde hij dat Europol goed op koers ligt.
In de discussie vroeg het Italiaanse Parlementslid Gardini naar activiteiten van Europol om mensensmokkel tegen te gaan op de Middellandse zee route naar onder meer Lampedusa. In haar antwoord wees mevrouw De Bolle op de activiteiten van het Europees Centrum voor migrantensmokkel (EMSC) dat zich richt op de aanpak van georganiseerde criminele groepen die profiteren van migrantensmokkel. Ze gaf aan dat het centrum en Europol afhankelijk zijn van informatie gedeeld door lidstaten en impliceerde dat die niet altijd beschikbaar komt.
Ze gaf verder aan dat Europol het tienpuntenplan voor EU-steun aan Lampedusa, zoals op 17 september jl. gepresenteerd door de voorzitter van de Europese Commissie mevrouw Von der Leyen, verwelkomt. Ze stelde dat een wettelijke basis voor samenwerking met de Tunesische autoriteiten evenwel ontbreekt. Daarom richt Europol zich momenteel hoofdzakelijk op samenwerking met de Italiaanse autoriteiten. Meer in het algemeen gaf mevrouw De Bolle aan dat Europol een goed zicht heeft op secundaire migratiestromen binnen de Europese Unie maar niet op migratiestormen die de Europese Unie binnenkomen uit vooral de Mena regio, omdat er nu geen wettelijke basis voor is voor samenwerking met autoriteiten uit de landen in die regio. Ook het Griekse Parlementslid Tsaviridis vroeg naar de bestrijding van illegale migratie en de samenwerking van Europol met Frontex daarbij. Mevrouw De Bolle gaf aan dat beide EU-agentschappen nauw samenwerken in de zogenaamde Hotspots; de plekken aan de EU-grens waar veel migranten binnenkomen en geregistreerd en gescreend worden.
Ook de Parlementsleden Sanches (Portugal), Demetriou en Myrianthous (beiden Cyprus) stelden vragen over de rol en inzet van Europol bij het tegengaan van mensensmokkel.
Het EP-lid Engerer vroeg of Europol zich inlaat met «predicitive policing» al dan niet gebruikmakend van AI-technologie. En of Europol samenwerkt met private bedrijven op dit vlak. Mevrouw De Bolle gaf aan dat Europol zelf AI-instrumenten ontwikkelt maar dat die binnen Europol een check op de vereisten met betrekking tot bescherming van gegevensbescherming ondergaan en dat die daarna autorisatie van de Europese toezichthouder gegevensbescherming (EDPS) moet krijgen. Ze gaf aan dat er momenteel zeven toepassingen «on hold» zijn in afwachting van goedkeuring van de EDPS.
Het Parlementslid Gregorič (Slovenië) vroeg of een screening van slechts 2–10 procent van 90 miljoen containers die jaarlijks de Europese havens binnenkomen niet een te laag cijfer is. Mevrouw De Bolle gaf aan dit percentage inderdaad laag te vinden en zij pleitte ervoor om op Europees niveau met havenautoriteiten, lidstaten en private partijen (bijvoorbeeld container- en havenbedrijven) erop in te zetten dat de controle wordt aangescherpt. Dit op een integrale wijze zodat een «waterbedeffect», waarbij handel in drugs verlegd wordt naar havens met minder controle, voorkomen wordt.
Terugkoppeling op eerder door delegaties vragen
In een kort item werd stilgestaan bij vragen die JPSG-leden los van de plenaire vergaderingen kunnen stellen. Het parlementslid Bricmont (Europees Parlement) ging in op een recent, nog niet beantwoorde vraag naar melding van activiteiten van politieke activisten in het TE-SAT Rapport («EU Terrorism Situation & Trend Report»).5 Achtergrond van haar vraag was de zorg dat acties van politieke activisten vermelding krijgen in een rapport over terrorisme. De heer Lecouffe, plaatsvervangend uitvoerend directeur van Europol, gaf aan dat het rapport is samengesteld op basis van een methodologie die is goedgekeurd door de JBZ-Raad, na consultatie van het Europees Parlement. Hij toonde zich bereid binnen het hiervoor relevante gremium de methodologie ter evaluatie voor te leggen. De JPSG-waarnemers bij de Raad van Bestuur van Europol zullen tijdens een volgende RvB-bijeenkomst een terugkoppeling krijgen van de uitkomst van de evaluatie.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS), de heer Wojciech Wiewiórowski, deed verslag van zijn toezichthoudende activiteiten op Europol van de afgelopen zes maanden. Dit is een standaard agendapunt tijdens JPSG-vergaderingen. De EDPS vestigde daarbij de aandacht op het jaarlijkse auditrapport over Europol van december 2022, waarbij de focus lag op de verwerking van gegevens over minderjarigen onder de 15 jaar die als verdachten worden aangemerkt – gegevens die door wetgevings- en handhavingsautoriteiten van derde landen aan Europol zijn verstrekt. Uit het auditrapport, dat twee weken geleden is uitgebracht en gedeeld met Europol, komt een algemeen beeld naar voren dat het proces voor de beoordeling van door partners verstrekte informatie over minderjarigen in beginsel goed ontwikkeld is. Evenwel is de EDPS van mening dat wanneer Europol persoonlijke gegevens ontvangt van derde landen en internationaal organisaties zij zelf moet beoordelen of de gegevens rechtmatig zijn binnen het rechtssysteem van de Europese Unie – dat een hogere drempel heeft – en daarin niet uitsluitend afhankelijk te zijn van de beoordeling van haar partners.
De EDPS maakt zich daarnaast zorgen over de vraag of Europol voldoet aan de drempel van «strikte proportionaliteit» voor de verwerking van gegevens over minderjarigen die verdacht worden van kleine overtredingen. De EDPS constateert dat in sommige gevallen waarin minderjarigen slechts betrokken zijn geweest bij kleine overtredingen, zoals zakkenrollen of winkeldiefstal, zij het binnen het bredere kader van een georganiseerde misdaadgroep, Europol voor minderjarigen hetzelfde niveau van verdenking (in termen van classificatie) hanteert als voor de belangrijkste organisatoren van criminele netwerken.
De EDPS wees erop dat het onderwerp van minderjarigen die betrokken zijn bij het strafrecht systeem bijzonder belangrijk is gelet op de kwetsbaarheid van jonge individuen en de potentiële negatieve gevolgen waarmee zij op lange termijn te maken kunnen krijgen als zij tijdens hun vormende jaren in aanraking komen met het strafrechtsysteem. De EDPS heeft Europol geadviseerd om een nieuw proces op te stellen waarbij gegevens van minderjarigen worden verwerkt. Meer specifiek heeft de EDPS een advies uitgebracht over de plannen van Europol voor een meer geautomatiseerde verwerking van gegevens van de Amerikaanse Nationaal Centrum voor Vermiste en Misbruikte Kinderen (NCMEC) voor verdere verspreiding onder de EU-lidstaten.
Naast het beschermen van kwetsbare betrokkenen, heeft de EDPS ook hernieuwde strategische focus gelegd op de privacyrechten van betrokkenen, met name het recht van burgers op inzage. De EDPS wijst erop dat als gevolg van de gewijzigde Europol-verordening er een aanzienlijke toename is van het aantal ongestructureerde gegevens in de systemen van Europol en dus een aanzienlijke toename van het aantal betrokkenen waarvan de gegevens door dit agentschap worden verwerkt. Uit door de EDPS uitgevoerde controles in de systemen van Europol, in het kader van klachtenonderzoeken, komt naar voren dat specifieke delen van de systemen niet worden doorzocht bij een verzoek om inzage. Om deze reden is de EDPS een onderzoek gestart om te beoordelen op welke wijze Europol een haalbare oplossing kan implementeren waarmee in ieder geval wordt geborgd dat de openbare veiligheid wordt beschermd en betrokkenen hun rechten kunnen uitoefenen in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving.
Ter afsluiting geeft de EDPS aan dat, als onderdeel van het toezicht op Frontex, een controle ter plaatse zal worden uitgevoerd naar de wijze waarop door Frontex verzonden data in het kader van debriefingsgesprekken bij Europol worden verwerkt.
De heer Jürgen Ebner, plaatsvervangend uitvoerend directeur van Europol directoraat Governance, gaf in reactie op hetgeen door de EDPS naar voren werd gebracht aan dat het laatste auditrapport van de EDPS door Europol, zeker in vergelijking met voorgaande jaren, positief is ontvangen. De heer Ebner wees op het geringe aantal gevallen waarin de EDPS heeft geconstateerd dat dingen niet goed zijn gegaan terwijl een paar duizend zaken zijn behandeld waar minderjarigen bij waren betrokken. Dit betrof vooral zaken als zakkenrollen en winkeldiefstal. Bij andere soorten misdaad worden minderjarigen van 14 of 15 jaar naar voren geschoven omdat in verschillende jurisdicties zij vanwege hun leeftijd niet of moeilijk vervolgd kunnen worden. De adviezen van de EDPS bij NCMEC zijn door Europol als behulpzaam ervaren bij het verder verbeteren van de processen bij Europol.
Hetgeen door de EDPS is geconstateerd ten aanzien van het onderzoek naar de klachtbehandeling over de verwerking van verzoeken om inzage door betrokkenen werd door de heer Ebner in perspectief geplaatst. In enkele maanden zijn 40 a 50 van verzoeken om inzage bij Europol behandeld met hoogste prioriteit. Dit in goede samenwerking met de functionaris voor gegevensbescherming van Europol. Voor wat betreft de klachtenprocedure is Europol in gesprek met de EDPS. In dit soort zaken is de deadline voor behandeling van drie maanden een grote uitdaging omdat ook de lidstaten geconsulteerd moeten worden of zij akkoord gaan met inzage in hun data. Met betrekking tot Frontex geeft de heer Ebner aan dat Europol geen operationele data heeft gedeeld met Frontex om de reden dat de regelgeving bij Frontex dit niet toestaat.
Tijdens de gedachtewisseling met de JPSG die hierop volgde werd door de EDPS, op een vraag van het parlementslid Kurzepa (Polen), aangegeven dat bij de kwestie over de «proportionaliteit» in zaken waarbij minderjarigen zijn betrokken ook aandacht moet worden besteed aan de vraag in hoeverre die data gevaarlijk is voor die persoon. De EDPS ondersteunt deze constatering en de heer Ebner geeft aan dat de «proportionaliteit» verder moet worden uitgewerkt waarbij hij gebruik kan maken van de tien aanbevelingen die de EDPS heeft gegeven om de processen op dit punt verder aan te passen.
De functionaris voor gegevensbescherming (DPO) van Europol, de heer Daniel Drewer, deed voor de eerste maal tijdens een JPSG-bijeenkomst verslag van zijn toezichthoudende activiteiten op Europol. De heer Drewer gaf aan dat de DPO bij Europol een integraal onderdeel is van de organisatie en het eerste aanspreekpunt voor alle gegevensbeschermingskwesties is. De DPO, die functioneel onafhankelijk optreedt, werkt nauw samen met het personeel van Europol en biedt advies en begeleiding in overeenstemming met de «best practices» inzake de verwerking van persoonsgegevens. Om de DPO in staat te stellen zijn taken te vervullen, heeft hij recht op toegang tot alle door Europol verwerkte gegevens en alle gebouwen van Europol. Een escalatieprocedure die bekend staat als ultima ratio, waarbij de uitvoerend directeur van Europol, de raad van bestuur van Europol en de EDPS betrokken zijn, verleent macht aan dit model van functionele onafhankelijkheid. Het is belangrijk op te merken dat de rol van de DPO van adviserende aard is, net als bij andere Europese agentschappen en instellingen, zo stelde hij. De verantwoordelijkheid voor de naleving van het wettelijk kader voor gegevensbescherming ligt bij de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens. Ook het creëren van meer bewustzijn en het geven van training op het gebied van gegevensbescherming behoort tot het takenpakket van de DPO. Daarnaast heeft de DPO van Europol, in het kader van zijn activiteiten, een online samenwerkingsplatform opgericht: het Europol Data Protection Experts Network (EDEN). Dit platform is laatstelijk voor de elfde maal bijeengekomen in Madrid, Spanje op 18 en 19 september jl. Het hoofddoel van EDEN is de uitwisseling van expertise en «best practices» tussen een gemeenschap van verschillende belanghebbenden, variërend van rechtshandhavingsdeskundigen tot vertegenwoordigers van relevante private partijen, de academische wereld, NGO's, enzovoorts. De DPO van Europol is verder het eerste aanspreekpunt voor de EDPS en ook betrokken bij de implementatie van de nieuwe Europolverordening. Het grootste deel van de activiteiten van de DPO focust zich met name op operationele gegevensbeschermingszaken, het opvolging geven aan het «big data vraagstuk», verzoeken om inzage van betrokkenen en nalevingscontroles. Tot slot gaf de heer Drewer aan dat er een actieplan is om klachten over de behandeling van verzoeken om inzage van betrokkenen sneller af te handelen.
In de gedachtewisseling tussen de heer Drewer en de JPSG-leden, namen meerdere leden het woord. Parlementslid Dupont (Europees Parlement), vroeg onder meer of de onafhankelijkheid van de DPO is geborgd en of de DPO voldoende mensen en middelen tot zijn beschikking heeft om het werk goed te doen. De heer Drewer gaf aan dat de onafhankelijkheid van de DPO van Europol wordt gerespecteerd, niet alleen omdat deze onafhankelijkheid vastligt in de Europolverordening maar ook vanwege de eerder genoemde escalatieprocedure. In antwoord op de vraag naar mensen en middelen gaf de heer Drewer aan dat in bijna elke organisatie er op dit terrein meer mensen en middelen nodig zijn, maar dat de afdeling van de DPO bij Europol met 8 stafleden in vergelijking met de afdelingen van andere EU-agentschappen het beste is geëquipeerd.
Dit agendapunt stond in het teken van de introductie bij de JPSG van de heer Dirk Allaerts, de in januari dit jaar benoemde grondrechtenfunctionaris (Fundamental Rights Officer – FRO) van Europol. Het betreft een nieuwe positie die in de in 2022 herziene Europolverordening werd geïntroduceerd.
De heer Dirk Allaerts gaf aan als achtergrond een 25-jarige carrière binnen de Belgische politie te hebben, in zowel operationele als managementfuncties. Hij stelde de eerste maanden van zijn mandaat als FRO gebruikt te hebben om de nieuwe functie binnen Europol vorm te geven. Hij heeft hierbij een belangrijk accent gelegd op training van alle aanwezige staf (nieuwe medewerkers, zittende operationele en niet-operationele staf; management en top Europol) gericht op – verdere – bewustmaking van aspecten van het werk die raken aan grondrechten en het proactief en adequaat omgaan daarmee. Hij toonde zich zeer positief over de ruimte die hij krijgt om de nieuwe functie binnen Europol vorm te geven, over de toegang tot informatie en over de contacten met het management en de uitvoerend directeur. Ook uitte hij zich positief over de professionaliteit van Europol bij het omgaan met aspecten van het werk die raken aan grondrechten en de wijze waarop dit in de organisatie geborgd is. In zijn functie heeft de FRO een grote vrijheid om (niet-bindend) advies te geven over de activiteiten van Europol. De heer Allaerts gaf aan in deze rol actief te adviseren over grondrechtenaspecten als samenwerking van Europol met autoriteiten in derde landen, gegevensuitwisseling en ontwikkeling van innovatieve werk- en opsporingsmethoden binnen Europol. Hij gaf verder aan nauwe contacten te hebben opgebouwd met het EU Grondrechtenagentschap FRA, en met FRA ook samen te werken bij bijvoorbeeld advisering van Europol over innovaties die AI gebruiken – een onderwerp waarover FRA, voor wat betreft het omgaan met grondrechtenaspecten, kennis over heeft opgebouwd.
De heer Allaerts stelde verder in zijn functie ook actief in contact te willen treden met externe partijen zoals NGOs en academia. Ook ziet hij uit naar samenwerking met het Adviesforum Grondrechten dat momenteel in oprichting is en dat ten dienste zal staan van de JPSG en de uitvoerend Europoldirecteur.
De heer Jean-Philippe Lecouffe, plaatsvervangend uitvoerend directeur van Europol, verzorgde een presentatie over de activiteiten van Europol in verband met de oorlog in Oekraïne.
De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne raakt ook aan de competenties van Europol. Bij het begin van de oorlog bestond de vrees dat zich onder de grote aantallen vluchtelingen die Oekraïne verlieten, Russische infiltranten zouden bevinden of dat de ontheemden slachtoffer zouden worden van mensenhandel. Een andere zorg was (is) dat na beëindiging van de gevechtshandelingen in Oekraïne een deel van de vele door het Westen geleverde wapens zijn weg zal vinden naar criminele netwerken in de EU-lidstaten (net als gebeurd is na beëindiging van de gewapende conflicten die plaatsvonden na het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië). Wellicht omdat EU lidstaten er direct vanaf het begin alert op waren is de zorg van infiltranten of mensenhandel binnen de vluchtelingenstroom niet echt bewaarheid. Europol (en Eurojust) spelen ook een rol bij het trachten veilig te stellen van bewijsmateriaal aangaande oorlogsmisdaden in Oekraïne.
In zijn update stelde de heer Lecouffe dat smokkel van wapens van Oekraïne naar Europa nog steeds geïsoleerde incidenten betreft. In antwoord op vragen van leden stelde hij dat Europol heeft meegeholpen aan het opzetten en bijhouden van een databank waarin aan Oekraïne geleverde wapens geregistreerd worden. Bij vermissing van wapens wordt dit in de databank opgenomen.
Een ander aspect waar Europol zich op richt is de bestrijding van cyberbedreigingen vanuit Rusland. De heer Lecouffe gaf aan dat dit hoofdzakelijk DDos aanvallen betreft die grotendeels kunnen worden afgewend.
In het kader van de activiteiten van Europol met betrekking tot het documenteren van oorlogsmisdaden in Oekraïne, heeft het agentschap inmiddels een databank opgebouwd met 14.000 foto’s en video’s en 780 getuigenverklaring. Ook zijn 300 verdachten in beeld gebracht.
Het Parlementslid Kurzępa (Polen) vroeg naar de rol die Europol kan spelen bij het traceren van Oekraïense kinderen die naar Rusland ontvoerd zijn. De heer Lecouffe gaf aan dat Europol hierop actief is maar dat er vanuit Russisch territorium nauwelijks informatie beschikbaar komt waar het agentschap iets mee kan.
Dit onderwerp werd ingeleid door de heer Jean-Philippe Lecouffe, plaatsvervangend uitvoerend directeur van Europol. De heer Lecouffe stelde dat het een goed moment is om de dreigingen van georganiseerde en zware internationale criminaliteit voor de interne veiligheid te evalueren nu de vierjarige EU-beleidscyclus EMPACT (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats) op de helft is. Het Europees Centrum voor zware georganiseerde criminaliteit (ESOCC) bij Europol heeft tot doel doelgerichte en flexibele operationele ondersteuning te bieden aan de onderzoeken van EU-lidstaten in prioritaire zaken die verband houden met zware en georganiseerde criminaliteit.
Het ESOCC bestaat uit de volgende drie eenheden:
De EU-drugseenheid, die als aandachtsgebieden drugs, vuurwapens en explosieven heeft;
De EU-eenheid voor georganiseerde criminaliteit, die zich op bestrijding van georganiseerde misdaadgroepen met een hoog risico, milieucriminaliteit en vermogenscriminaliteit richt, en
Het Europees Centrum tegen migrantensmokkel, dat zich bezighoudt met het bestrijden van illegale immigratie en mensenhandel.
De heer Lecouffe gaf aan dat de misdaadgebieden waarvan de grootste dreiging uitgaat, tevens de meest winstgevende zijn, namelijk; drugssmokkel, migrantensmokkel, mensenhandel, georganiseerde vermogenscriminaliteit en milieucriminaliteit. De verwachting is dat wapenhandel in de toekomst nog gaat toenemen.
Criminele netwerken zijn meer en meer georganiseerd in netwerken (in plaats van in «vaste» verbanden) en zijn daarom flexibeler. In deze netwerken wordt tussen lidstaten samengewerkt maar ook met derde landen. Meer dan 70 procent van de criminele netwerken zijn actief in meer dan drie landen binnen en buiten de Europese Unie. Ook zetten de meest gevaarlijke netwerken veelvuldig in op corruptie en worden economieën en samenlevingen geïnfiltreerd. Drugshandel is een van meest geprioriteerde onderwerpen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, naast de strijd tegen misdaden tegen personen. De heer Lecouffe gaf vervolgens een overzicht van de operationele successen van het ESOCC in de afgelopen periode.
Daarna nam mevrouw Floriana Sipala, hoofd van de georganiseerde misdaad en Drugsbeleid Eenheid, Directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken van de Europese Commissie, het woord. Zij gaf aan dat de dreiging van georganiseerde misdaad voor de burgers, bedrijven en instellingen van de Europese Unie steeds groter wordt, in de vorm van corruptie (van medewerkers van de havens), kinderen die uitgebuit worden en misdaad tegen onderzoeksjournalisten met soms moord tot gevolg. Een van de pijlers van de strategie van de Europese Commissie tegen de georganiseerde misdaad is om de operationele samenwerking te bevorderen. EMPACT is in dit kader van groot belang, waarvan mevrouw Sipala als prioriteit «High Risk Criminal Network» uitlichtte. Alle lidstaten nemen deel, Europol, Eurojust net als meer dan 20 belangrijke derde landen waaronder landen in de Balkan en ook de Verenigde Staten. Hierbij zijn 42 Europese criminele organisaties geïdentificeerd. De Europese Commissie ondersteunt deze operationele samenwerking door «dedicated networks» op te zetten die strijden tegen maffia-achtige activiteiten zoals het Maritime Analysis and Operations Centre (MAOC) gevestigd te Lissabon, Portugal. In aanvulling op de operationele activiteiten, moet ook de informatievoorziening binnen de Europese Unie vergroot worden. De Europese Commissie benadrukt het belang om meer zicht te krijgen op de georganiseerde criminaliteit. Om deze reden ziet de Europese Commmissie uit naar de «mapping exercise» die Europol voornemens is om uit te voeren waardoor criminele netwerken worden geïdentificeerd die de grootste dreiging vormen alsook hoe zij opereren. Mevrouw Sipala gaf aan het beeld te herkennen dat de situatie in sommige Europese havens precair is, waarbij daar opererende bedrijven geïnfiltreerd zijn door criminele netwerken. In dit kader komen binnenkort voorstellen vanuit de Europese Commissie om de Europese havens te beschermen tegen drugshandel en handel in andere illegale goederen aldaar. Verder memoreerde mevrouw Sipala het belang van de richtlijn betreffende de toegang van bevoegde autoriteiten tot gecentraliseerde registers van bankrekeningen via een centraal toegangspunt, en de richtlijn inzake de ontneming van vermogensbestanddelen waarover de onderhandelingen eind dit jaar naar gehoopt wordt zullen worden afgerond.
Tijdens de gedachtewisseling die volgde stelde onder meer het parlementslid Dupont (Europees Parlement) een aantal vragen over de trends die in de laatste Dreigingsevaluatie van zware en georganiseerde criminaliteit (SOCTA) van 2021 naar voren kwamen. Een van deze trends is dat twee-derde van de criminele netwerken die actief zijn in de Europese Unie gebruik maakt van legale bedrijfsstructuren voor hun activiteiten. Mevrouw Dupont vroeg of dit nog steeds het geval is. Een andere trend die uit voormelde evaluatie naar voren kwam is dat criminele steeds meer gebruik maken van losse samenwerkingsverbanden in plaats van de meer vaste georganiseerde verbanden waarbij dit lid de vraag stelde of dit nog steeds het geval is. In het kader van de bestrijding van drugshandel en onder verwijzing naar een recente succesvolle operatie van Europol waarbij in de haven van Hamburg een grote hoeveelheid drugs werd onderschept, vraagt het lid Dupont of de wetgeving op dit vlak afdoende is. De heer Lecouffe bevestigde dat het gebruik door criminele activiteiten van legale bedrijfsstructuren nog steeds een aandachtsgebied is en dat de bestrijding hiervan naast wethandhavingsactiviteiten ook om financiële rechercheactiviteiten vraagt. In antwoord op de tweede vraag over de losse samenwerkingsverbanden die bij criminele activiteiten steeds vaker voorkomen, wees de heer Lecouffe op de «High Value Target Approach» die door Europol is ontwikkeld om te achterhalen wie de echte sleutelspelers zijn in deze losse netwerken. Mevrouw Sipala verwees in haar antwoord op de vraag over de bestrijding van drugshandel naar het gezamenlijke analyseverslag6 dat Europol in samenwerking met de stuurgroep veiligheid van de havens van Antwerpen, Hamburg/Bremerhaven en Rotterdam heeft gelanceerd waarin de risico’s en uitdagingen voor de rechtshandhaving van criminele netwerken in EU-havens worden onderzocht. Als mogelijke oplossingen worden ontwikkelingen in de technologie aangedragen om de modus operandi van criminele netwerken te verstoren, corruptie en infiltratie in de havens te voorkomen en uitvoering te geven aan openbare partnerschappen om alle havenactoren te betrekken die essentieel zijn voor de aanpak van infiltratie door criminele netwerken in EU-havens.
Op 11 september is door Europol het rapport «The Other Side of the Coin: An Analysis of Financial and Economic Crime» gepresenteerd7. Het rapport beoogt de dreigingen te analyseren die uitgaan van het witwassen van geld, van criminele financiën en van corruptie, en hoe deze vormen van criminaliteit zich hebben ontwikkeld als resultaat van recente technologische en geopolitieke veranderingen. Van dergelijke criminaliteit (die zich uit in de vorm van onder meer witwassen, corruptie, namaakgoederen en fraude waar individuen, bedrijven en lidstaten slachtoffer van kunnen worden), gaat een groeiend risico uit naar de economie en het systeem voor het financiële verkeer op het niveau van de EU en de lidstaten. Het rapport beziet ook de rol van deze vormen van misdaad in het bredere beeld van de internationale zware en georganiseerde misdaad.
Het rapport is opgesteld door het Europees Centrum voor Financiële en Economische Criminaliteit (EFECC) dat in juni 2022 als onderdeel van Europol is opgericht. Met het EFECC ondersteunt Europol de lidstaatautoriteiten bij het voorkomen en bestrijden van financiële en economische criminaliteit in de Unie. Initiatieven als de oprichting van dit centrum, de eerste publicatie van het analyserapport financiële fraude, de EU-wetgeving afgelopen jaren op het gebied van het tegengaan van witwassen, en recente wetgevende EU-voorstellen gericht op bestrijding van corruptie en het bevriezen en confisqueren van criminele tegoeden, vormen evenzovele stappen om tot een structuur op EU- en lidstaatniveau te komen gericht op een effectieve en geïntegreerde aanpak om financiële en economische misdaad tegen te gaan.
In een presentatie van het analyserapport «Financieel-Economische Criminaliteit», gaf de heer Mühl, afdelingshoofd bij EFECC, aan dat informatie die vrijkwam door het breken van de encryptie van communicatiekanalen die veel gebruikt werden door criminele organisaties (zoals EncroChat) een uniek inzicht geboden heeft in de wijze en de schaal waarop financieel-economische criminaliteit plaatsvindt. Hij gaf aan dat drie elementen voor dit type van criminaliteit essentieel zijn: witwassen, criminele diensten voor bankieren en investeren en corruptie. Hij gaf aan dat Europol inschat dat slechts twee procent van criminele tegoeden en winsten door politie- en justitieautoriteiten gerecupereerd wordt. Tegoeden die niet achterhaald worden, vormen weer een investeringsbron voor nieuwe criminaliteit. De toenemende digitalisering, die het onder meer mogelijk maakt om criminaliteit in de EU vanuit landen buiten de EU aan te sturen, en vluchtige criminele samenwerkingsverbanden compliceren de bestrijding. Ook het gebruik van moeilijk te traceren cryptovaluta en de schaarste aan hooggeschoolde financiële experts (ook op het gebied van crypto) zijn verdere complicaties. Niettemin toonde de heer Mühl zich met alle initiatieven die genomen dan wel in ontwikkeling zijn zich voorzichtig optimistisch dat EU en lidstaten meer grip zullen krijgen op van deze vorm van financieel-economische criminaliteit.
Op een vraag van Parlementslid Karamanli (Griekenland) wat gedaan kan worden om de pakkans van criminele tegoeden te vergroten gaf de heer Mühl aan dat politieonderzoek naar de financieel-economische kant van misdaad nog steeds minder aandacht krijgt dan traditioneel politieonderzoek. Hij meldde dat het in de EU in onderhandeling zijnde richtlijnvoorstel ter bevriezing en confiscatie van criminele tegoeden erop inzet dat waar relevant, bij misdaad standaard een afweging gemaakt wordt of ook de financiële kant onderzocht wordt.
Slotwoord
De JPSG-covoorzitters Marttinen en Serrada Pariente sloten de vergadering af onder dankzegging aan sprekers en leden.
De volgende JPSG-vergadering zal plaatsvinden op zondag 18 en maandag 19 februari 2024 te Gent (België).
Namens de delegatie van de Eerste Kamer, Marquart Scholtz Janssen
De griffier van de delegatie van de Eerste Kamer, Wittich-de Ridder
De griffier van de delegatie van de Tweede Kamer, Rook
Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad.
«EU Terrorism Situation & Trend Report: https://www.europol.europa.eu/publications-events/main-reports/tesat-report.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34931-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.