Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 34931 nr. J;9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 34931 nr. J;9 |
Vastgesteld 19 april 2023
Op 26 en 27 maart 2023 vond in Stockholm, Zweden, de twaalfde bijeenkomst plaats van de gezamenlijke parlementaire controlegroep Europol (verder: JPSG).
De JPSG houdt op basis van artikel 51 van de Europolverordening1 politiek toezicht op de activiteiten van het EU-agentschap voor politiesamenwerking Europol. De JPSG bestaat uit leden van de nationale parlementen – maximaal vier leden, gelijkelijk te verdelen over beide Kamers der Staten-Generaal – en uit leden van het Europees Parlement, uit de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE-commissie). De JPSG komt in beginsel tweemaal per jaar bijeen.
Vanuit de Eerste Kamer namen de leden Van Hattem (PVV) en Janssen (SP) deel aan de conferentie. Vanuit de Tweede Kamer nam het lid Van der Werf (D66) deel.
De delegatie brengt als volgt verslag uit.
De vergadering werd geopend door de covoorzitters van de conferentie, de heer Adam Marttinen, hoofd van de JPSG- delegatie van de Zweedse Rijksdag en de heer Juan López-Aguilar, voorzitter van de LIBE-commissie van het Europees parlement. Zweden is dit halfjaar voorzitter van de Raad van de Europese Unie en uit dien hoofde tevens covoorzitter van de JPSG.
De heer Marttinen maakte van de gelegenheid gebruik om de agenda kort, procedureel, toe te lichten en een terugkoppeling te geven van de presidentiële Trojka die plaatsvond direct voorafgaand aan de JPSG-bijeenkomst. De heer Marttinen gaf aan dat de presidentiële trojka van de JPSG op voorstel van de covoorzitters het besluit heeft genomen om een werkgroep op te richten om binnen het reglement van orde van de JPSG een consensusvoorstel op te stellen voor de oprichting van een adviesforum over de grondrechten. De in 2022 herziene Europolverordening roept hiertoe op. Het mandaat van de werkgroep is beperkt tot het indienen van een voorstel tot wijziging van het reglement van orde van de JPSG om het adviesforum op te richten inclusief het mandaat en een bepaling over de werkmethoden. De werkgroep begint haar werkzaamheden op basis van de bijdragen die eerder in 2022 van de delegaties zijn ontvangen als onderdeel van de eerste oproep tot het indienen van voorstellen. De werkgroep wordt samengesteld uit de trojka-leden en uit delegaties die verder tot de werkgroep wensen toe te treden.
EU-commissaris Binnenlandse Zaken Ylva Johansson sprak de JPSG toe over het onderwerp georganiseerde misdaad en over de conceptverordening bestrijding van online kindermisbruik. Mevrouw Johansson ging nader in op de situatie betreffende georganiseerde misdaad in haar thuislidstaat, Zweden. Mevrouw Johansson stelde dat de situatie in Stockholm, waar sprake is van een scherpe toename van misdaad met het aantal aanslagen – ook met explosieven – op een hoger niveau dan ooit, haar zeer verontrust. Zeker ook het steeds professionelere karakter van de misdaadorganisaties, hun gebruik van de nieuwste technieken, de vervlechting met de «bovenwereld» en het risico op ondermijning baren haar grote zorgen. Met veel misdaad drugs-gerelateerd, stelde mevrouw Johansson dat op Europees niveau, met inzet van de diensten van Europol, momenteel veel aandacht uitgaat naar het aanpakken van de invoer van drugs via grote havens als Antwerpen, Rotterdam en Hamburg. Mevrouw Johansson stelde recent in dit verband een werkbezoek aan Zuid-Amerika afgelegd te hebben voor overleg en samenwerking met de autoriteiten in de landen aldaar waar de drugs vandaan komen.
Als tweede onderwerp bepleitte mevrouw Johansson voortgang op de door haar voorgestelde verordening ter bestrijding van -online- kindermisbruik. Over het voorstel wordt momenteel onderhandeld in Brussel. In Brussel maar ook in een aantal hoofdsteden, is één element uit het voorstel, het voor het doel van het tegengaan van online kindermisbruik tornen aan het principe van end-to-end encryptie, omstreden. Mevrouw Johansson noemde een aantal gruwelijke feiten (de zeer jonge leeftijd van slachtoffers en het gegeven dat juist bij de jongste slachtoffers veel geweld wordt gebruikt) en memoreerde dat onder het huidige tijdelijke uitzonderingsregime internetproviders ook wordt toegestaan kindermisbruik te detecteren (verordening 2021/1232 die van toepassing is tot 3 augustus 2024.). In verdediging van haar voorstel stelde mevrouw Johansson dat voor de bestrijding van malware internetbedrijven ook encryptie verbreken. Verder stelde mevrouw Johansson dat met het zware belang dat de Europese Unie hecht aan encryptie, het blok zich plaatst buiten de wijdere internationale orde waar de afweging tussen encryptie en het bestrijden van online kindermisbruik anders gemaakt zou worden. Commissaris Johansson deed een dringend appèl op JPSG-leden om in hun capaciteit als (nationaal of Euro-)Parlementariër hun invloed aan te wenden om de onderhandelingen over de verordening te bespoedigen.
In het gedachtewisseling tussen EU-commissaris Johansson en de JPSG-leden, namen meerdere leden het woord. Het lid Van Hattem van de Eerste Kamer stelde onder meer de vraag welke prioritering wordt aangebracht in de acht aangegeven misdaadgebieden waar het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT) in de komende jaren bijzondere aandacht aan geeft. In het bijzonder ten aanzien van migrantensmokkel stelde hij de vraag welke specifieke acties worden genomen om migrantensmokkel te bestrijden en om de externe grenzen te beschermen, en of de Europese Unie pushbacks door lidstaten van illegale migranten aan de Europese buitengrenzen zal accepteren.
Mevrouw Johansson wees erop dat EMPACT één van de belangrijkste instrumenten is in de strijd tegen georganiseerde criminele structuren. Zij gaf aan dat mevrouw De Bolle de vraag ten aanzien van de prioritering meer inhoudelijk kan beantwoorden. Wel gaf mevrouw Johansson nog aan dat EMPACT een belangrijk platform is voor Europol en dat Europol ook derde landen uitnodigt om deel te nemen aan dit platform. Dit gebeurt volgens mevrouw De Bolle ook, bijvoorbeeld door de Westelijke Balkan partners. Ten aanzien van het beschermen van de externe grenzen gaf mevrouw Johansson nog aan dat bij het geïntegreerde grensmanagement de agentschappen Europol, Frontex en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) beter moeten samenwerken.
Andere vragen betroffen onder meer migratie, terrorisme, confiscatie en witwassen, ondermijning, mensenhandel, bias in algoritmen, samenwerking tussen Europol en derde landen en de E-evidence verordening. Commissaris Johansson wees in haar antwoord op deze vragen op de meest recente ontwikkelingen op deze dossiers op het niveau van de Commissie(diensten), en Raad en Europees Parlement. Met betrekking tot de verordening tot bestrijding van online kindermisbruik stelde het EP-lid Bricmont dat bestrijding van misbruik wellicht vooral voldoende menskracht en budget vraagt zodat bij verdenkingen daadwerkelijk onderzoek kan worden verricht en tot vervolging kan worden overgegaan. Het Ierse JPSG-lid Ward, zette vraagtekens bij de analogie van een «snuffelhond» die mevrouw Johansson gebruikte ten aanzien van technologie die gebruikt zou moeten worden om door de encryptie van digitaal berichtenverkeer heen naar misbruikmateriaal te zoeken.
Uitvoerend Europol-directeur mevrouw Catherine De Bolle verzorgde ter vergadering een presentatie van de activiteiten van de strategische en operationele ontwikkelingen binnen Europol. Ze keek daarbij terug op de periode sinds de vorige JPSG-vergadering op 24 en 25 oktober 2022.2
Mevrouw De Bolle gaf aan dat wordt gewerkt aan de aanpassing van de Europol-strategie 2020+ die in 2018 is aangenomen. De oorlog in Oekraïne, werkafspraken die volgden op de corona pandemie, de aangepaste Europolverordening en belangrijke beleidsontwikkelingen geven aanleiding om te reflecteren op de richting die Europol op moet gaan de komende jaren, zo stelde mevrouw De Bolle. Tegen deze achtergrond wordt bij Europol intern besproken welke concrete actielijnen voor de komende jaren moeten worden gevolgd. Mevrouw De Bolle deelde enkele elementen van deze reflectie die in de dialoog met de lidstaten naar voren kwamen. Zo wil Europol meer prioriteit geven aan real time, grensoverschrijdend onderzoek in zaken waar een grote dreiging vanuit gaat en waarbij zogenaamde High Value Targets (HVT’s – de meest gevaarlijk geachte criminelen) betrokken zijn. Ook gaf mevrouw De Bolle aan, dat Europol zijn rol dient op te pakken in het interoperabiliteitskader dat EU-informatiesystemen op het gebied van justitie en veiligheid met elkaar verbindt en toegankelijk maakt voor opsporingsdiensten.
Mevrouw De Bolle memoreerde verder dat de nieuwe functie van een onafhankelijke grondrechtenfunctionaris is geïntroduceerd. De raad van bestuur heeft een functionaris voor de grondrechten aangewezen en deze is op 16 januari jl. aan de slag gegaan.
Een belangrijk deel van haar interventie wijdde mevrouw De Bolle aan de wijze waarop Europol gevolg geeft aan wenken van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Met betrekking tot het «big data» vraagstuk gaf mevrouw De Bolle aan dat Europol snelle vorderingen maakt met het voldoen aan de vereisten die de in 2022 herziene Europolverordening stelt aan – niet-gecategoriseerde – databestanden die dateren uit de tijd van voor de herziening. Om de inzet te onderstrepen vermeldde mevrouw De Bolle dat bij Europol een bezetting van 25 fte aan staf wordt ingezet voor taken betreffende gegevensbeschermingsdoeleinden.
Ten aanzien van externe relaties gaf mevrouw De Bolle aan dat de focus van Europol primair gericht blijft op het Verenigd Koninkrijk, de westelijke Balkan en de landen van het Oostelijk partnerschap. Europol blijft inzetten op samenwerking met deze partners in de strijd tegen de handel in drugs en wapens. Latijns Amerika is daarbij een verdere prioriteit. De Europese Unie onderhandelt onder andere met Ecuador, Peru, Mexico en Brazilië over samenwerkingsovereenkomsten die het mogelijk maken om data met hen uit te wisselen. Verder gaf mevrouw De Bolle een update over de inspanningen van Europol die samenhangen met het conflict in Oekraïne.
De heer Jérôme Bonet, voorzitter van de raad van bestuur van Europol, gaf een korte terugkoppeling van de twee laatst gehouden vergaderingen van de raad van bestuur.
Het lid Van Hattem van de Eerste Kamer herhaalde zijn eerder gestelde vraag inhoudende welke prioritering wordt aangebracht in de acht aangegeven misdaadgebieden waar het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT) in de komende jaren bijzondere aandacht aan geeft. Mevrouw De Bolle gaf in antwoord hierop aan dat EMPACT een platform is dat wordt geleid door de lidstaten. De actieplannen en de prioriteiten worden door de lidstaten in samenspraak bepaald. Met betrekking tot irreguliere migratie gaf mevrouw De Bolle aan dat Europol een relatief goed zicht heeft op secundaire migratiestromen maar weinig zicht te heeft op migratiestromen van buiten de EU naar de Unie. Dit wordt volgens mevrouw De Bolle veroorzaakt doordat het huidig wetgevend kader daar geen handvatten toe biedt en de operationele overeenkomsten met derde landen ontbreken die belangrijk zijn voor de migratiekwesties.
Daarnaast stelde voornoemd lid Van Hattem de vraag tegen welke problemen Europol aanloopt bij het delen van opsporingsinformatie en analysegegevens tussen de lidstaten en de strijd tegen het jihadisme en terrorisme bijvoorbeeld uit landen zoals Pakistan. Daarop gaf mevrouw De Bolle aan dat het vorenstaande ook geldt voor zaken van de bestrijding van terrorisme en jihadisme. Door Europol wordt geïnvesteerd in de lidstaten maar met derde landen, zoals Pakistan, heeft Europol geen operationele uitwisseling omdat overeenkomsten om gegevens in dit kader uit te wisselen met deze landen ontbreekt. In dit opzicht is Europol afhankelijk van de informatie die zij ontvangt van de veiligheidsdiensten en de rechtshandhavingsinstanties van de contraterrorisme centra uit de lidstaten. Het delen van deze data is ook nog steeds een probleem. Europol signaleert wel een stijging in de informatie die gedeeld wordt via de Secure Information Exchange Network Application (SIENNA). Mevrouw De Bolle merkte daarbij wel op dat het de lidstaten zijn die bepalen in welke mate toegang wordt verleend tot dit platform. Gelet hierop zijn er bepaalde landen met slechts één SIENNA-verbinding en andere landen met 27 SIENNA-verbindingen, waarbij in het laatste geval er meer informatie kan worden gedeeld.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS), de heer Wojciech Wiewiórowski, deed verslag van zijn toezichthoudende activiteiten op Europol. Dit is een standaard agendapunt tijdens JPSG-vergaderingen. De EDPS ging in op drie onderwerpen. Ten eerste gaf de EDPS een update over zijn toezicht op de activiteiten die Europol zal verrichten in het kader van verordening 2021/784 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-content. Onder deze verordening kunnen lidstaten de verwijdering van terroristische online-content vorderen bij web providers via een technisch platform genaamd PERCI («Plateforme Européenne de Retraits de Contenu Illégaux sur internet») dat door Europol gebouwd wordt en beheerd zal worden. De EDPS gaf aan met Europol in een constructieve dialoog te staan over systeem en gegevensbeschermingsaspecten die hij als zeer complex aanmerkte. De EDPS gaf aan «in de komende weken» zijn (eind)oordeel over het systeem aan Europol te doen toekomen. Als tweede onderwerp sprak de EDPS over de audits die de EPDS jaarlijks uitvoert ten aanzien van Europol. Hij stelde in 2022 de opzet van de audits gewijzigd te hebben van een aanpak leidend tot een verslag met niet-bindende aanbevelingen waar EDPS en Europol dan verder overleg over voeren naar een systeem waarbij, als er tijdens de audits een vermoeden van een onregelmatigheid wordt gevonden, daar meteen verder onderzoek naar wordt gedaan. De EDPS gaf aan dat de audits zich onder meer richten op hoe Europol omgaat met gegevensverkeer richting lidstaten en richting landen buiten de EU en hoe wordt omgegaan met data betreffende minderjarigen. Als derde punt ging de EDPS in op bepalingen die samenhangen met de herziene Europolverordening. Eén bepaling is dat Europol bij lopende misdaadonderzoeken complexe datasets mag gebruiken voordat categorisatie heeft plaatsgevonden (artikel 18a van de herziene Europolverordening). De EDPS benadrukte dat deze bepaling als uitzondering bedoeld is en dat de EDPS daar ook op zal toezien. De EDPS stelde verder dat individuen die hun recht op inzage van data willen uitoefenen erop moeten kunnen vertrouwen dat als data die hen betreft in datasystemen van Europol voorkomt, die data ook volledig traceerbaar is.
De JPSG-leden stelden meerdere vragen. Verwijzend naar ChatGPT, vroeg het Belgische JPSG-lid Metsu welke mogelijkheden de EDPS binnen de Europolverordening zag voor toepassing van nieuwe AI-technologie gericht op het voorspellen van misdaad. Gerelateerd aan deze vraag vroeg het – eveneens – Belgische JPSG-lid Groothedde naar het risico dat bij gebruik van algoritmen een bias kan optreden. De EDPS gaf aan dat voor wat betreft AI 2023 een belangrijk jaar is door de het breed uitrollen van AI middels ChatGPT, voor gebruik door het publiek, maar ook door criminele organisaties. De EDPS gaf aan onverminderd van mening te zijn dat Europol over de nieuwste technieken moet kunnen beschikken maar enkel als er afdoende waarborgen zijn voor de bescherming van persoonsgegevens. De EDPS refereerde aan recente proefprojecten van Europol die Europol zelf op een gegeven moment on hold heeft gezet. Voor wat betreft voorspellende AI-technologie maakte de EDPS een verschil tussen het voorspellen van misdaden en van daders, waarbij hij sterk waarschuwde tegen laatstgenoemde verwijzend naar het fundamentele rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld. De EDPS haalde hierbij voorbeelden aan uit onder andere de Verenigde Staten waar het systeem «Compas» (bedoeld om het risico op recidive te voorspellen) in 2016 niet enkel ineffectief bleek maar ook een negatieve bias had richting mensen die tot minderheden behoren.
Het Nederlandse JPSG-lid Van der Werf verwees naar het nu in Brussel in onderhandeling zijnde voorstel voor een verordening ter bestrijding van online kindermisbruik en een gezamenlijke opinie over dit voorstel van de EDPS en het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB). Het lid Van der Werf vroeg de heer Wiewiórowski naar zijn mening over het voorstel en of hij de indruk had dat de bedenkingen die in de opinie geformuleerd staan impact hebben op de Brusselse onderhandelingen. De EDPS stelde de doelstelling van het voorstel vanzelfsprekend ten zeerste te steunen maar onverminderd sterke bedenkingen te hebben bij de middelen (afzwakken encryptie en permanente monitoring datacommunicatie) die de Commissie voorstelt om die doelstelling te bereiken.
De heer Gunnar Strömmer, Minister van Justitie van Zweden, gaf de prioriteiten van het Zweeds Voorzitterschap op het gebied van Justitie en Veiligheid aan. Als eerste prioriteit noemt de heer Strömmer het verzekeren van de interne veiligheid in Europa. Dit wenst het Voorzitterschap te doen door Oekraïne te steunen in de oorlog, zowel economisch en militair. Daarnaast is ook de veiligheid binnen de Europese Unie van groot belang voor dit Voorzitterschap en daarom wil Zweden de strijd tegen georganiseerde misdaad voortzetten. Daarbij is bijzondere aandacht nodig voor het bestrijden van het witwassen van criminele gelden en het vergroten van interoperabiliteit. Daarnaast heeft Zweden de strijd tegen extremisme, terrorisme en radicalisering geprioriteerd. De heer Strömmer constateerde dat de dreiging van het Islamitisch extremisme nog steeds het grootst is, maar de dreiging van extreem rechtse groeperingen steeds groter wordt. Zweden wil zich in dit kader ook focussen op het waarborgen van de democratische waarden van de Europese Unie en het handhaven van de beginselen van rechtsstaat en fundamentele rechten.
Dit onderwerp werd ingeleid door mevrouw Linda Staaf, politiecommissaris, en de heer Johan Sone, hoofdinspecteur, beiden van de Zweedse politie. Deze sprekers bevestigden dat Europol voor de Zweedse politieautoriteiten het belangrijkste Europese centrum voor criminele informatie («EU-criminal information hub») is dat hen flexibele operationele ondersteuning biedt bij de behandeling van dagelijkse zaken, alsook bij het identificeren van verdachten en het vergaren van informatie van de criminele activiteiten van verdachten in het verleden, in andere lidstaten, bij grootschalige gecompliceerde zaken. Dit wordt gecomplementeerd door het systeem van verbindingsfunctionarissen binnen Europol. Dat de in elke lidstaat aangewezen nationale Europol-eenheid (ENU) ook tenminste één vertegenwoordiger op het hoofdkantoor van het agentschap in Den Haag detacheert, maakt de samenwerking volgens deze sprekers agile en flexibel.
Sprekers deelden verder hun ervaringen in de dagelijkse praktijk met de samenwerking met Europol bij de bestrijding van omvangrijke, gecompliceerde zaken in Zweden. Zo kreeg Zweden ondersteuning van Europol bij het gebruik van door Europol gekraakte communicatienetwerk- en serviceproviders EncroChat, Anom en SkyECC (die aangepaste smartphones aanboden die gecodeerde communicatie tussen criminelen mogelijk maakten), om High Value Target-verdachten (HVT’s – de meest gevaarlijk geachte criminelen) aan te pakken. Gezien de zeer grote hoeveelheid informatie die beschikbaar kwam en snel verwerkt moest worden, riep Zweden hiervoor een aparte coördinatie-unit in het leven en stationeerde het tijdelijk extra krachten bij Europol. Sprekers verwelkomden de aanpassingen in de gewijzigde Europolverordening. Wel zagen zij verdere verbeterpunten. Dit wat betreft ruimere mogelijkheden voor gezamenlijke data-analyse door lidstaatbeambten en Europolmedewerkers (ook middels telewerken) en een meer flexibele inzet van middelen en mankracht bij Europol en in de lidstaten om beter in te kunnen spelen op werkpieken zoals bij de EncroChat zaak. In het debat spraken de Zweedse beambten ook specifiek hun zorgen uit over de betrokkenheid van minderjarigen bij (gewelddadige) criminele netwerken.
Daarna nam de heer Jean-Philippe Lecouffe, plaatsvervangend uitvoerend directeur van Europol, het woord. De heer Lecouffe sprak zijn zorgen uit over de trends in de zware, georganiseerde misdaad van de laatste jaren. Hij wees hierbij op het toenemend gebruik van (grof) geweld ― ook in publieke omgevingen ― zoals wapengeweld, gebruik van explosieven, ontvoeringen en liquidaties. De misdaadnetwerken worden steeds internationaler en tegelijk meer fluïde. De heer Lecouffe stelde dat de lidstaten en Europol in 2018 de inzet van Operational Task Forces (OTF’s) gericht op High Value Targets (HVTs – de meest gevaarlijk geachte criminelen) als een operationele reactie op deze ontwikkelingen formuleerden. Operational Task Forces (OTF’s) zijn tijdelijke samenwerkingsverbanden van vertegenwoordigers van lidstaten en derde landen ondersteund door Europol. De heer Lecouffe concludeerde dat de inzet van het instrument van de OTF erg succesvol is. Sinds 2018 zijn 62 OTFs gestart waarvan er inmiddels 30 weer ontbonden zijn. In totaal zijn 25 EU-lidstaten en tien derde landen betrokken bij de OTFs die ruim 50 mensen tijdelijk bij Europol hebben gestationeerd voor data-analyse. Meer dan 120 HVTs zijn gearresteerd samen met duizenden verdachten uit hun organisaties, zo meldde de heer Lecouffe. Tot slot ging de heer Lecouffe in op de uitdagingen voor de inzet van OTF’s in de toekomst. Spreker gaf aan dat moet worden ingezet op i) een effectieve inzet van middelen in termen van personeel en expertise; ii) verbetering van instrumenten, ICT- en technische ondersteuning, inclusief de inzet van AI-instrumenten – met de vereiste waarborgen omkleed- om grote datasets te kunnen analyseren; iii) een verbetering van real-time informatie-uitwisseling binnen OTF’s en de deelnemende landen; en iv) het verder bevorderen van de operationele samenwerking tussen Europol en belangrijke derde landen.
Tijdens de gedachtewisseling die hierop volgde stelde het lid Janssen van de Eerste Kamer de vraag hoe bij de High Value Targets-aanpak (HVT) kan worden voorkomen dat de laag verdachten net onder de geïdentificeerde HVT’s de volgende HVT’s worden, en of er voldoende middelen beschikbaar zijn om dit te voorkomen. De heer Lecouffe beschouwde dit als een enigszins filosofische vraag. De heer Lecouffe meldde dat Europol basiszaken en OTF’s ondersteunt en dat de beschikbare middelen over deze zaken moeten worden verdeeld. De heer Lecouffe gaf aan dat het belangrijk is om te focussen op de belangrijkste dreigingen en dat tijdens «joint action days» ― waarvan er vorig jaar 294 werden georganiseerd ― de nieuwe dreigingen worden geïdentificeerd, waarbij ook een prioritering wordt aangebracht. De heer Lecouffe vulde aan dat de nadruk op disruptie van criminele netwerken ligt, waarbij soms het hoofd (de «HVT») aangepakt wordt, een andere keer juist een andere essentiële schakel (zoals degene die zorgdraagt voor het witwassen van de criminele opbrengsten).
De heer Jaroslav Bžoch, lid van de Tsjechische Kamer van Afgevaardigden, stelde tot slot een vraag over de wijze waarop Europol bij zaken van drugshandel omgaat met de havens van aankomst. In antwoord hierop stelde de heer Lecouffe dat er vanuit Europol wordt ingezet op het tegengaan van het corrumperen van personen werkzaam in de havens. Verder verwees de heer Lecouffe naar een ander initiatief vanuit Europol waarbij wordt samengewerkt met een veiligheidsstuurgroep van de havens van Rotterdam, Antwerpen en Hamburg. De heer Lecouffe verwees hierbij naar een gezamenlijk rapport van Europol met de veiligheidsstuurgroep dat binnenkort zal verschijnen en waarin het belang van internationale informatie-uitwisseling en gezamenlijk leren wordt benadrukt ook met betrekking tot andere havens dan de drie genoemde.
Dit onderwerp werd ingeleid door mevrouw Diane Schmitt, EU-coördinator bestrijding mensenhandel, de heer Jean-Philippe Lecouffe, plaatsvervangend uitvoerend directeur van Europol en mevrouw Petra Bakker, Politiecommissaris EU voor Nederland, Nationaal EMPACT Coördinator.
Sprekers gaven aan dat mensenhandel een wereldwijd fenomeen is, dat ook binnen de Europese Unie plaatsvindt. Benoemd werd dat de bestrijding van mensenhandel al lange tijd een EU- prioriteit is maar dat ondanks de geboekte vooruitgang, mensenhandel een ernstige dreiging binnen de Europese Unie blijft. Mensenhandel is een complex crimineel fenomeen dat op verschillende niveaus moet worden bestreden. De vormen van uitbuiting zijn de afgelopen decennia geëvolueerd. Seksuele uitbuiting, goed voor meer dan de helft van alle slachtoffers (voornamelijk vrouwen en meisjes) en arbeidsuitbuiting zijn consequent de belangrijkste doelen van mensenhandel geweest. Mensenhandel met het oog op economische uitbuiting is de op één na meest voorkomende vorm van mensenhandel in de Europese Unie, waarbij het aantal slachtoffers snel toenam en bijna verdubbelde in de afgelopen vijf jaar. Mensenhandel voor andere doeleinden heeft in de loop van de tijd echter meer aandacht gekregen, zowel wat betreft vormen van uitbuiting die al in de richtlijn tegen mensenhandel zijn opgenomen (bedelarij, uitbuiting van criminele activiteiten en het wegnemen van organen) als vormen die daarin niet expliciet worden genoemd (waaronder gedwongen huwelijken en illegale adoptie). Als trend werd aangegeven dat steeds meer slachtoffers uit Zuid-Amerika afkomstig zijn. Ook werd aangestipt dat de modi operandi van mensenhandelaars zijn geëvolueerd als gevolg van technologische vooruitgang, hetgeen de bestrijding van mensenhandelaars door rechtshandhavings- en gerechtelijke instanties bemoeilijkt. Als andere uitdagingen bij de bestrijding van mensenhandel werden genoemd: het lage percentage van vervolging en veroordeling en het gegeven dat sommige slachtoffers zich soms geen slachtoffer voelen en/of zelf uiteindelijk ook (bewust of onbewust) dader worden. In dit verband werd gerefereerd aan het voorstel voor een Richtlijn tot wijziging van «Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan» dat de Europese Commissie op 19 december 2022 heeft gepresenteerd. Dit voorstel bevat een reeks maatregelen om mensenhandel beter te voorkomen en te bestrijden en de slachtoffers ervan te beschermen.
Meerdere JPSG-leden stelden vragen. Het lid Van Hattem van de Eerste Kamer stelde de vraag om welke reden de bestaande Richtlijn ter bestrijding van mensenhandel aangepast moet worden. Mevrouw Schmitt antwoordde daarop dat uit de evaluatie van de bestaande Richtlijn ter bestrijding van mensenhandel naar voren kwam dat deze in beginsel een goed instrument is om mensenhandel te voorkomen en te bestrijden maar dat er gezien een aantal ontwikkelingen sinds de vaststelling van de oude richtlijn in 2011 op een aantal onderdelen ruimte is voor verbetering.
De JPSG-covoorzitters Marttinen en López-Aguilar sloten de vergadering af onder dankzegging aan sprekers en leden.
De volgende JPSG-vergadering zal in het najaar in Brussel, België, plaatsvinden op woensdag 20 en donderdag 21 september 2023 in het Europees Parlement te Brussel (België).
Namens de delegatie van de Eerste Kamer, Van Hattem Janssen
De griffier van de delegatie van de Eerste Kamer, Wittich-de Ridder
Namens de delegatie van de Tweede Kamer, Van der Werf
De griffier van de delegatie van de Tweede Kamer, Rook
Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34931-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.