34 895 Initiatiefnota van het lid Belhaj: «Defensie Energiestrategie: beleid en bijdrage aan de energietransitie»

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2018

In uw brief van 8 maart jl. heeft u mij verzocht te reageren op de initiatiefnota «Defensie Energiestrategie: beleid en bijdrage aan de energietransitie» (Kamerstuk 34 895, nr. 2) van het lid Belhaj (D66). Hierbij doe ik u de reactie toekomen.

De beschikbaarheid van energie is van essentieel belang voor de militaire taakuitvoering. Zonder voldoende energie voor de voortstuwing van onze voertuigen, vliegtuigen en schepen, voor het verwarmen of koelen van kazernes en kampementen en voor het functioneren van apparatuur staat de krijgsmacht stil. Het kabinet heeft gekozen voor een ambitieuze aanpak van de klimaatproblematiek en de transitie van fossiele naar duurzame energie. Daarom stellen wij deze initiatiefnota op prijs en gaan we hieronder graag in op de aanbevelingen.

Reactie op de hoofdaanbeveling

De hoofdaanbeveling betreft het opstellen van een nieuwe energiestrategie. De Operationele Energie Strategie (OES) is op 15 februari 2016 aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 763, nr. 95). Daarnaast bestaat een meerjarig milieuprogramma, met ook maatregelen voor energiebesparing bij het vastgoed. Bij de komende actualisering zal dit programma worden samengevoegd met de OES in een integraal beleidsdocument op energiegebied. Deze samenvoeging is voorzien voor eind 2018. In het kader van de OES blijft Defensie zich inzetten voor de doelstelling om kampementen voor 50 procent op duurzaam opgewekte energie te laten functioneren. Dat past in de kabinetsdoelstelling van 49 procent CO2-reductie in 2030. Bij de samenvoeging van de beide documenten zal de OES waar nodig worden geactualiseerd.

Daarnaast wordt in de nota verzocht om een jaarlijkse rapportage aan de Kamer over de doelstellingen voor energiebesparing en de realisatie daarvan. Vanaf 2019 zullen wij hierover in het jaarverslag van Defensie rapporteren.

Reactie op de aanbevelingen

1) Kampementen voor energie zelfvoorzienend.

De OES bevat de doelstelling dat in 2030 de energie op kampementen voor 50 procent duurzaam wordt opgewekt. Het streven is de kampementen op energiegebied in 2050 volledig zelfvoorzienend te hebben.

De energievoorziening op kampementen wordt verder verduurzaamd. In Kamp Dutch Mountain in Mazar-e-Sharif in Afghanistan zijn tot op heden 300 zonnepanelen geplaatst. Momenteel wordt gewerkt aan het ontwerp van een installatie voor zonne-energie op de overkappingen bij de voertuigstallingen, waarmee het percentage duurzame energie op het kamp van 6 naar 25 procent stijgt. Op Kamp Castor in Mali zijn meer dan 1.700 zonnepanelen geplaatst. Daarnaast is als proef een zonneboiler installatie aangebracht op één van de sanitair-units. Hiermee wordt warm water voor douchegebruik geproduceerd, zodat minder elektriciteit uit de dieselgeneratoren wordt gebruikt. Bij het ontwerp voor een Forward Operating Base in Kidal, Mali zal de hoeveelheid toe te passen zonne-energie voor warm water en elektriciteit verder worden opgevoerd. De doelstelling van 50 procent duurzame energie in 2030 komt daarmee in zicht.

2) Betrek de risico’s van de energiebehoefte bij een artikel 100-brief en maak de ecologische footprint onderdeel van de opzet van een missie.

Bij de planningen van missies worden logistieke risico’s, inclusief de risico’s van de energiebehoefte, altijd beschouwd. Defensie informeert de Kamer conform de normale artikel-100 procedure over eventuele logistieke risico’s. Defensie acht het daarom niet nodig om de risico’s van de energiebehoefte expliciet op te nemen in artikel-100 brieven.

Sinds 2016 heeft Defensie bovendien een Fieldlab Smartbase. In dit testlab streeft Defensie naar het ontwikkelen van een basiskamp met een zo klein mogelijke footprint. Het is daarbij de bedoeling om door middel van open innovatie een flexibel en mobiel kampement te ontwerpen. Dit moet leiden tot een sterk verminderd brandstofverbruik en het toewerken naar een Compound van de toekomst met een «zero» logistieke footprint.

3) Geef in de jaarlijkse «Evaluatie van de missies» aan in welke mate ongelukken of doden tijdens de missie het gevolg zijn van de aanlevering van fossiele brandstof.

Als in een missie gewonden of doden te betreuren zijn, dan wordt dat uiteraard in de Tussentijdse Rapportage vermeld. Doorgaans zal de Kamer over de achtergronden daarvan al eerder worden geïnformeerd.

4) Realiseer energiereductie door op kampementen gewassen te kweken.

Tijdens een missie staat de uitvoering van de (militaire) taken voorop. De personele en materiële samenstelling van een eenheid of eenheden is daar op ingericht. Het kweken van eigen gewassen zou om extra mensen en middelen vragen, waarbij bovendien de voedselveiligheid onder omstandigheden als in Afghanistan en Mali moeilijk te garanderen is.

Defensie gebruikt op kampementen bij de voedselvoorziening mobiele veldkeukens. Deze keukens reduceren het energie- en waterverbruik en de hoeveelheid afval ten opzichte van regulier koken.

5) Formuleer energie reductie doelstellingen voor defensievastgoed. Onderzoek mogelijkheden grootschalige energieopwekking op defensieterrein.

Defensie werkt aan energiebesparende maatregelen aan gebouwen: dubbel glas, spouwmuurisolatie, hoogrendementsketels en LED-verlichting. Na de grotere gebouwen zijn binnenkort ook de gebouwen kleiner dan 1.000 m2 aan de beurt.

Het Rijksvastgoedbedrijf onderzoekt de mogelijkheden om op defensieterreinen duurzame energie-installaties, zoals zonneparken, windmolens, geothermiebronnen en koude-warmteopslag te plaatsen en om gebruik te maken van biomassa afkomstig van defensieterreinen. Op bijvoorbeeld het magazijnencomplex Coevorden staan al windmolens. Ook worden dit jaar zonneparken op het defensieterrein op Vlieland en op vliegbasis Eindhoven gebouwd.

6) Streef naar actief draagvlak onder personeel.

De uitwerking van de OES kent een projectorganisatie met werkgroepen bij de defensieonderdelen en een fijn vertakt netwerk van aanspreekpunten binnen de krijgsmacht. Deze projectorganisatie heeft mede tot doel om draagvlak te creëren binnen alle lagen van de organisatie.

7) Organiseer uitwisseling van personeel tussen Defensie en maatschappij om (energie) kennis versneld binnen te halen.

Deze aanbeveling past naadloos in het programma Adaptieve Krijgsmacht (Kamerstuk 33 763, nr. 136), waarin nieuwe samenwerkingsverbanden met externe partijen als bedrijven en kennisinstituten worden gecreëerd om sneller te kunnen inspelen op veranderingen. Ook zal gebruik worden gemaakt van de kennis en de capaciteiten van reservisten.

8) Stel een werkgroep in per krijgsmachtonderdeel, om kennis en oplossingen werkbaar te maken.

Dit gebeurt in het kader van de uitwerking van de OES. Zie ook de reactie op aanbeveling zes.

9) Laat alle materieel projecten bijdragen aan de energietransitie ambitie.

Bij het opstellen van behoeftestellingen voor materieel wordt ook nu al gekeken naar onder meer de materieellogistieke consequenties van gemaakte keuzes. In de aanwijzing voor het Defensie Materieel Proces (DMP) is opgenomen dat «gestreefd moet worden naar onderhoudsarme en energiezuinige systemen».

10) Streef naar 100% duurzaam inkoopbeleid op het gebied van materieel, infrastructuur, goederen, diensten en energie.

Het in de Initiatiefnota genoemde Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) is op 8 december 2016 ondertekend door de vier ministeries die beleidsverantwoordelijk zijn op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen. Zij vertegenwoordigden daarbij de hele rijksoverheid. Defensie is verantwoordelijk voor de rijksbrede inkoop van bedrijfskleding en dienstauto’s.

Defensie stelt voor kleding eisen aan het hergebruik van textiel, de controle op het productieproces en de arbeidsomstandigheden in de productieketen. Bij de inkoop van civiele dienstauto’s en extern wagenparkbeheer werkt Defensie aan de realisatie van de doelstellingen uit de Green Deal Elektrisch Vervoer 2016–2020. Daarnaast past Defensie maatschappelijk verantwoord inkopen, waar het kan, ook toe bij de inkoop van wapensystemen en ander specifiek militair materieel.

11) Schrijf een Jaarlijkse Defensie Innovatie Energiestrategie studentenwedstrijd uit, waarbij een energiestrategie probleem wordt voorgelegd.

Sinds drie jaar zijn er intensieve contacten met de Universiteit Utrecht waar studenten in hun bachelor- of masterfase studieprojecten kunnen uitvoeren over defensieonderwerpen, zoals het vergroenen van defensiegebouwen en militaire kampementen en de omschakeling naar elektrische auto’s. Ook bij de TU Delft worden momenteel dit soort studies uitgezet. Via het Defensity College kunnen studenten als werkstudent bij Defensie hun kennis inbrengen en verder uitbouwen. Daarnaast komen er energieonderwerpen in de Defensie Innovatie Competitie (DIC) en de Veiligheid Innovatie Competitie (VIC) aan de orde.

12) Zorg voor kennisopbouw m.b.t. energiereductie en het daaraan gerelateerde testen en onderzoeken van verschillende technieken.

De Strategische Kennis & Innovatie Agenda (SKIA) 2016–2020 bevat een aantal speerpunten dat in samenwerking met de kennisinstituten wordt uitgewerkt. Op energiegebied loopt een aantal onderzoeken, maar in hoofdlijnen volgt Defensie de ontwikkelingen op de markt.

13) Sluit expliciet aan bij de ontwikkelingen van de NAVO, European Defence Agency en Green Military en rapporteer daarover aan de Kamer.

In werkgroepen en andere fora van de NAVO en de EU die zich met energie bezighouden, is Defensie vertegenwoordigd en werken defensiemedewerkers actief mee. Samen met de voortgang van de implementatie van de OES zal dit onderwerp in het jaarverslag Defensie worden opgenomen.

14) Stel een aparte klankbordgroep of bestuur in om vooraf te adviseren bij het creëren van een nieuwe Energiestrategie.

Momenteel betrekt Defensie bestaande netwerken, zoals bijvoorbeeld het kennisnetwerk energie en het kennisnetwerk operationele infrastructuur, bij totstandkoming van energiebeleid. Defensie acht het niet nodig om een adviserende klankbordgroep naast de huidige besturingslijn hiervoor in te richten.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven