34 887 Verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 5 april 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Het wetsvoorstel herstelt vele technische onvolkomenheden die de afgelopen jaren in justitiewetgeving zijn geslopen. Deze leden constateren dat er vele tientallen bepalingen moeten worden gewijzigd in maar liefst 42 verschillende wetten. Sommige van deze onvolkomenheden hebben lange tijd in de wet gestaan. Voornoemde leden vragen of het een idee is vaker met een verzamelwet te komen, zodat onvolkomenheden sneller kunnen worden aangepast. Verder hebben de aan het woord zijnde leden twee specifieke vragen over de voorgestelde wijzigingen.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel XXI

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen moet worden aangepast als gevolg van de inwerkingtreding van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten (Kamerstuk 33 987). Artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is met deze wet gewijzigd. Voornoemde leden begrijpen dat er abusievelijk een onjuiste verwijzing in de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen is komen te staan. Dat wordt met het onderhavige wetsvoorstel hersteld. Kan de regering nogmaals bevestigen dat met artikel XXI geen inhoudelijke wijziging wordt beoogd op de beperkte gemeenschap zoals die sinds 1 januari 2018 geldt?

Artikel XXIX

De leden van de VVD-fractie merken op dat de ten hoogste op te leggen tijdelijke gevangenisstraf al geruime tijd geleden is verhoogd van twintig naar dertig jaar. In artikel 8 van de Wet internationale misdrijven staat echter nog steeds een maximale tijdelijke straf van twintig jaren, waarna direct de levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd. Met de wijziging van de maximale tijdelijke gevangenisstraf had artikel 8 van de Wet internationale misdrijven dus ook moeten zijn gewijzigd. Deze leden vragen waarom dit niet eerder is gebeurd? Dit had toch al bij een eerdere verzamelwet kunnen worden aangepast, bijvoorbeeld in 2013? Verder vragen de aan het woord zijnde leden of in Nederland ooit iemand is veroordeeld op grond van artikel 8 van de Wet internationale misdrijven. Zo ja, welke straf is toen opgelegd?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Naar boven