34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 62 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2022

Op 1 juni 2021 heeft mijn voorganger een aanvraag gedaan bij de Raad voor Cultuur (verder: de Raad) voor een advies over grensoverschrijdend gedrag in de culturele en creatieve sector. De centrale vragen hierin waren:

  • Hoe kan de sector (koepels, werkgevers, opdrachtgevers) haar verantwoordelijkheid goed vormgeven?

  • Wat zou de sector anders kunnen doen?

  • En hoe kan het ministerie dit ondersteunen?

Een jaar later, op 21 juni 2022, heeft de Raad het rapport met dit advies «Over de grens. Op weg naar een gedeelde cultuur» aan mij overhandigd1.

Deze brief is mijn reactie op het advies, waar uw vaste commissie van OCW op 29 juni 2022 om heeft verzocht. De reactie is opgesteld mede namens de Minister van OCW en de Minister van SZW.

Ik ben onder de indruk van dit goed onderbouwde advies, dat tot stand is gekomen in overleg met veel partijen, die in openheid hun ervaringen en kennis hebben gedeeld. Daardoor is het een rijk advies geworden. Ik ben de Raad hiervoor zeer dankbaar.

De maatschappelijke discussie over grensoverschrijdend gedrag is mede aangezwengeld door schrijnende casussen in de culturele, creatieve en mediasector. De verhalen en signalen komen uit verschillende hoeken van deze sectoren en sommige hebben veel aandacht gehad in de media. Deze verhalen vervullen mij met afschuw. Duidelijk is ook dat specifieke kenmerken de culturele, creatieve en mediasector kwetsbaarder maken voor grensoverschrijdend gedrag. Zo spelen vrijwel altijd machtsverhoudingen en enorme intrinsieke motivatie van de werkenden een rol. Mensen zijn bereid om tegen ondermaatse arbeidsvoorwaarden te werken en in sommige delen van deze sectoren wordt het lichaam ingezet als instrument. Wat zou moeten leiden tot schoonheid, gaat helaas te vaak gepaard met lelijkheid.

De gebeurtenissen in de culturele, creatieve en mediasector staan niet op zichzelf; ze zijn onderdeel van een probleem dat in alle sectoren, in de gehele samenleving, terug te vinden is. Het onderwerp wordt daarom breed opgepakt door het kabinet. Op 27 juni 2022 hebben de ministers van OCW en SZW een brief aan uw Kamer gestuurd met de inhoudelijke contouren van het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld2. Binnen dit actieplan is onder andere aandacht voor scherpere normering via wet- en regelgeving en voor de rol van omstanders, waar ook de Raad in haar rapport op ingaat. Het actieplan wordt op dit moment nader uitgewerkt; in het najaar zal hierover een brief aan uw Kamer worden gestuurd.

Verder is in april de regeringscommissaris aangesteld voor de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Zij adviseert het kabinet (gevraagd en ongevraagd) bij de totstandkoming en uitvoering van het nationaal actieplan en levert een bijdrage aan de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Op basis van de beschikbare kennis en de gesprekken die zij voert, werkt zij aan een strategie voor de uitvoering van haar opdracht in de komende drie jaar. Tevens zal zij de komende periode een aantal eerste initiatieven nemen, zoals het opzetten van een netwerk van ambassadeurs. De regeringscommissaris is bovendien een zichtbaar en herkenbaar boegbeeld voor de cultuurverandering die we met elkaar nastreven.

Ik ben en blijf met haar in gesprek over grensoverschrijdend gedrag in de culturele, creatieve en mediasector en over de wijze waarop we de aanbevelingen kunnen uitvoeren.

Het advies van de Raad voor Cultuur is goed ontvangen in de sector. Mensen die in de sector werken, herkennen wat er in het rapport wordt beschreven. Dat is een goed teken, want de aanpak van grensoverschrijdend gedrag is een zaak van ons allemaal, zoals het advies van de Raad ook duidelijk maakt. Van de Creatieve Coalitie en Cultuur + Ondernemen heb ik een zienswijze ontvangen op het advies van de Raad. Deze neem ik mee in mijn reactie.

Zoals gezegd zet het kabinet in op een samenhangende aanpak. Dat betekent dat sommige zaken breed worden opgepakt en andere zaken sectoraal. In deze brief beschrijf ik mijn maatregelen samen met de bredere maatregelen van het kabinet en hoe deze in elkaar grijpen voor de culturele, creatieve en mediasector, in relatie tot de aanbevelingen van de Raad. Ik behandel de aanbevelingen van de Raad op basis van de geadresseerde partijen: de culturele, creatieve en mediasector (aanbevelingen 1, 2, 7 en 8), het Rijk (aanbevelingen 9, 10 en 11) en het kunstvakonderwijs (aanbevelingen 3, 4, 5 en 6).

Omdat het advies zich tot meerdere partijen richt, zowel binnen het Rijk als in de cultuursector als in het onderwijs, zijn mijn eigen acties verweven in de tekst van deze brief. Samenvattend gaat het om het volgende:

  • Ik voer het gesprek over grensoverschrijdend gedrag met de mediasector en zal dat ook de komende jaren blijven doen waar ik zelf nog een bijdrage kan leveren aan het gesprek in de culturele, creatieve en mediasector.

  • Ik werk aan verbetering van de arbeidsomstandigheden door maatregelen op de arbeidsmarkt.

  • Ik zet in op diversiteit en inclusie door de toepassing van de code Diversiteit en Inclusie te stimuleren en via de OCW-brede agenda Discriminatie en Racisme.

  • Voor een professionelere bedrijfsvoering, bestuur en toezicht in de culturele en creatieve sector zet ik in op toepassing van de drie codes (Fair Practice Code, Code Diversiteit en Inclusie en de Governance Code Cultuur).

  • Ik zal het werk van meldpunt Mores financieel blijven ondersteunen.

De culturele, creatieve en mediasector

Het gesprek

De aanbeveling van de Raad om over het onderwerp in gesprek te gaan («Praat erover») is voor mij een van de kernaanbevelingen uit het advies. Ik ben het eens met de Raad dat verbeteringen alleen kunnen worden gerealiseerd als er meer openheid komt. Dat betekent dat het onderwerp bespreekbaar moet zijn en blijven.

Zelf heb ik naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom The Voice of Holland het initiatief genomen het gesprek te voeren met de mediasector. Inmiddels heb ik twee rondetafelgesprekken gevoerd met als doel te kijken hoe deze sector in gezamenlijkheid stappen kan zetten voor verbeteringen. Ik heb hierbij gemerkt dat een voorwaarde voor een goed gesprek is dat dat in alle veiligheid plaatsvindt; als dat gebeurt, kunnen er stappen worden gezet. Ik zal het gesprek – op basis van de behoefte en de ontwikkelingen in de sector – blijven voeren. Met als inzet dat dit het begin is van een cultuurverandering, waardoor mensen veiliger en prettiger in deze sector kunnen werken.

Daarnaast heb ik in mei 2022 deelgenomen aan de conferentie Veilig de vloer op, die werd georganiseerd door NAPK, Platform ACCT en Mores. Hier is over de volle breedte van de culturele sector gesproken over grensoverschrijdend gedrag. Ook het beleidskader «Veilig de vloer op» dat op die dag is gepresenteerd, gaat in op het gesprek; dat geeft een goede basis om het gesprek te voeren binnen organisaties zelf.

Waar ik zelf nog een bijdrage kan leveren aan het gesprek in de culturele, creatieve en mediasector, zal ik dat ook de komende jaren blijven doen.

De regeringscommissaris heeft de opdracht het maatschappelijk gesprek aan te jagen om zo een brede cultuurverandering te kunnen starten. Bij dat gesprek zijn de culturele en creatieve sector en in het bijzonder de media cruciale partners. Zij zal hierbij ook ophalen wat er allemaal nog meer nodig is om het probleem op de agenda te houden en aan te pakken.

Inzet op diversiteit en inclusie

De Raad gaat in op het gebrek aan diversiteit en inclusie in de sector, zowel op het gebied van personeel, publiek, partners en programma, als in onderliggende waarden en normen. De Raad geeft aan dat dit grensoverschrijdend gedrag in de vorm van discriminatie in de hand werkt.

Ik ben het met de Raad eens dat diversiteit en inclusie grensoverschrijdend gedrag helpen voorkomen en alleen al daarom belangrijke elementen zijn van een veilige werkomgeving. Organisaties die gesubsidieerd worden door het Rijk of door de rijkscultuurfondsen moeten nu al de Code Diversiteit en Inclusie onderschrijven en toepassen. Dit thema is ook standaard onderdeel van de jaarlijkse monitorgesprekken die plaatsvinden tussen de instellingen en OCW of de fondsen. Ook sluit OCW iedere vijf jaar een prestatieovereenkomst met de NPO waarin onder andere nadere afspraken zijn opgenomen over de weerspiegeling van vrouwen en mensen met een migratieachtergrond en mensen met een beperking. Over de naleving van prestatieafspraken rapporteert de NPO in zijn jaarlijkse NPO Terugblik die ook aan uw Kamer wordt toegezonden.

Individuele instellingen hebben de afgelopen jaren flinke stappen gezet, maar tegelijk zijn we nog lang niet waar we willen uitkomen. Op dit punt is het dus zaak om niet te verslappen, maar onverminderd door te gaan op de ingezette weg.

Ik zet me er ook in andere delen van de sector voor in dat er meer ruimte komt voor diversiteit van makers, perspectieven en verhalen. Aanvullend op wat reeds aan beleid en interventies op diversiteit en inclusie wordt gevoerd overleg ik nauw met betrokkenen om te bezien wat hier moet gebeuren om dit doel te bereiken. In de OCW-brede agenda Discriminatie en Racisme, die in oktober naar uw Kamer is gestuurd3, zijn acties en interventies opgenomen voor de culturele, creatieve en mediasector.

Financiële beloningen

De Raad geeft aan dat financiële afhankelijkheid en baanonzekerheid werkenden in de culturele, creatieve en mediasector in een kwetsbare positie brengen. Met name zzp’ers komen mede om die reden vaak in onveilige situaties terecht. De Raad adviseert om fair pay een vast uitgangspunt in de salarisonderhandelingen te maken.

Ik onderschrijf de noodzaak om te werken aan betere betaling in de culturele, creatieve en mediasector en aan verbetering van de machtsverhoudingen. Een eerlijke beloning moet de norm zijn. Voor een deel is het aan deze sectoren zelf om dit te realiseren door goede honoreringsafspraken te maken en die vervolgens ook toe te passen of af te dwingen. Maar ik draag hier ook aan bij door de sector financieel te ondersteunen. In mijn meerjarenbrief laat ik zien hoe ik de komende jaren fair pay ondersteun. De periode tot 2025 beschouw ik als overbrugging naar fair pay door de sector zelf. Tot die tijd ondersteun ik de sector met een aantal maatregelen in het verlengde van mijn hoofdlijnenbrief van 23 mei 20224, te weten het mogelijk maken van meer (vaste) dienstverbanden en ondersteuning van zzp’ers door een financiële bijdrage in de kosten van een arbeidsongeschiktheids- of pensioenverzekering. Vanaf 2025 zet ik in op meer honoreringsafspraken in de sector. Het is goed te zien dat werkgevers, werknemers en zzp’ers onder aanvoering van de Platform ACCT hiermee aan de slag zijn. Waar ik zelf financier ben, neem ik vanaf 2025 verantwoordelijkheid door financiële ruimte te bieden voor de meerkosten hiervan. In mijn meerjarenbrief cultuur die binnenkort verschijnt, leest u hier meer over.

Onderzoek binnen instellingen

Het advies van de Raad gaat in op wat leidinggevenden en toezichthouders moeten doen om grensoverschrijdend gedrag in hun organisatie te voorkomen en aan te pakken.

Zoals de Raad aangeeft, zijn leidinggevenden en toezichthouders verplicht om zich te informeren over wat er speelt binnen hun organisatie. Wettelijk gezien zijn werkgevers nu reeds verplicht om via de Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) een inventarisatie te maken van de risico’s die in die organisaties spelen en maatregelen te treffen om deze risico’s te beheersen. Hierin moet ook het risico op de zogenoemde «psychosociale arbeidsbelasting» worden meegenomen. Grensoverschrijdend gedrag valt hier onder.

Ondanks deze wettelijke verplichting en eerdere beleidsinzet komt ongewenst gedrag op de werkvloer nog te vaak voor. Mede daarom is één van de doelen van het kabinet binnen het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld dat over drie jaar iedere organisatie weet wat er verwacht wordt om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan en hoe er gehandeld moet worden wanneer het zich voordoet en dit ook in de praktijk brengt. Processen, zoals rond de RI&E, moeten dan op orde zijn. Om dit te bereiken, werkt de Minister van SZW onder andere aan het Meerjarenprogramma RI&E om de naleving van de RI&E kwantitatief en kwalitatief te verbeteren. Om werkgevers te ondersteunen bij het maken van een RI&E is binnen dit programma onder andere het instrument «Route naar RI&E» ontwikkeld. Dit instrument zal begin 2023 aangepast worden om de dialoog tussen werkgevers en werknemers te verbeteren. Bij alle stappen van de RI&E moeten namelijk werknemers worden betrokken. Hiermee wordt de tegenspraak versterkt, die ook de Raad belangrijk vindt.

Daarnaast beziet het kabinet de mogelijkheden om een vertrouwenspersoon voor ongewenst gedrag5, een gedragscode en een klachtenprocedure en -commissie voor werkgevers verplicht te stellen.

De drie codes (Fair Practice Code, Code Diversiteit en Inclusie en de Governance Code Cultuur) spelen een grote rol bij het vormgeven van professionele bedrijfsvoering, bestuur en toezicht in de culturele en creatieve sector. Ik denk dat juiste toepassing van de codes de kans op grensoverschrijdend gedrag kan verminderen. Voor de instellingen die ik subsidieer of die door de rijkscultuurfondsen worden ondersteund zijn deze codes reeds voorgeschreven. In de monitoringsgesprekken die met instellingen worden gevoerd, worden deze codes expliciet besproken. Daarnaast worden ze ook gehanteerd door veel andere instellingen. Cultuur+Ondernemen, Kunsten92 en LKCA zorgen voor kennis en bewustwording over de codes in de gehele sector.

Ik wil hier ook het beleidskader Veilig de vloer op nog eens noemen6. Dit beleidskader gaat in op alles wat een organisatie kan doen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en – wanneer het zich toch voordoet – aan te pakken. Het gaat specifiek in op de bijzondere omstandigheden in de culturele en creatieve sector, zoals de inzet van het lichaam als instrument, de rol van artistiek leiders en de onderlinge afhankelijkheid die mensen in de sector ervaren. Dat sluit aan bij een aantal constateringen van de Raad over kwetsbaarheden in de sector. Mede daarom is het beleidskader erg waardevol.

Het Rijk: het scheppen van voorwaarden

Een aantal aanbevelingen gaat over de voorwaarden die nodig zijn voor een gedegen aanpak van grensoverschrijdend gedrag. De Raad gaat in op het oprichten van een kenniscentrum, onderzoek en monitoring, een centrale klachtencommissie en structurele ondersteuning van Mores.

Kenniscentrum en onderzoek / monitoring

Momenteel is er, zoals de Raad constateert, geen kenniscentrum dat specifiek data verzamelt binnen de culturele, creatieve en mediasector op het gebied van grensoverschrijdend gedrag.

Er is al wel veel relevante informatie beschikbaar:

  • Het Centrum Seksueel Geweld (CSG) publiceert jaarlijks een jaarverslag met relevante (algemenere) data.

  • De prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld is een bevolkingsonderzoek, uitgevoerd door het CBS in opdracht van het WODC. Deze monitor bevat cijfers over de jaarprevalentie van slachtofferschap, aangevuld met cijfers over plegers, gevolgen van geweld, en contacten van slachtoffers naar aanleiding van hun ervaringen7.

  • Rutgers is het expertisecentrum voor onderzoek en advies over seksualiteit8.

  • Momenteel loopt het onderzoek naar cultuur, aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de danssector. Dat zal ingaan op verschillende soorten dans en de opleidingen. Dit onderzoek zal naar verwachting eind 2022 klaar zijn.

Het ontbreken van expertise op het gebied van grensoverschrijdend gedrag binnen organisaties is een veel gehoord signaal, dat sectoren overstijgt. Het kabinet wil hier wat aan doen. Of een kenniscentrum over grensoverschrijdend gedrag specifiek voor de culturele, creatieve en mediasector meerwaarde zal hebben is mede afhankelijk van de kabinetsbrede beslissingen over dit onderwerp. Die wil ik afwachten voordat ik hierover een besluit neem.

In de Kamerbrief over de contouren van het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld is opgenomen dat organisaties en gemeenten ondersteund zullen worden om processen op orde te brengen. Doel is dat overal helder en effectief beleid is om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te voorkomen en te bestrijden, onder meer door klachten op een goede wijze op te volgen. Momenteel wordt dit nader uitgewerkt in concrete acties en maatregelen, die dit najaar zullen landen in het actieplan. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden om kennis en structuren die er al zijn te versterken en te vergroten. Er zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan monitoring.

De uitkomsten van het onderzoek over laagdrempelige voorzieningen9, dat wordt uitgevoerd in opdracht van de Ministeries van VWS en JenV, zijn ook relevant voor mijn beslissing over een kenniscentrum, mede omdat die in het advies van de Raad wordt gekoppeld aan het onderbrengen van het meldpunt en een klachtencommissie. Op een later moment zal ik daarom bepalen of en welke aanvullende specifieke maatregelen nodig zijn voor de culturele, creatieve en mediasector.

Structurele ondersteuning meldpunt en inzet centrale klachtencommissie

In 2018 is Mores opgericht op initiatief van een aantal subsectoren in de culturele en creatieve sector. Inmiddels is ook de mediasector bij Mores aangesloten. De afgelopen jaren heeft Mores zich onvermoeibaar en agendasettend ingezet tegen grensoverschrijdend gedrag. Daarbij heeft Mores ook effectief gereageerd op de sterke toename van het aantal meldingen; dat is een knap staaltje werk. Ik ben Mores daar dankbaar voor.

Ik heb eerder dit jaar samen met de rijkscultuurfondsen en de aangesloten sectoren gezorgd voor financiering van de activiteiten van Mores tot eind 2023. Het is duidelijk dat ook na die tijd behoefte zal zijn aan een meldpunt voor de culturele, creatieve en mediasector. Ik zal het werk van Mores daarom financieel blijven ondersteunen. De manier waarop ik dat doe, is mede afhankelijk van de wijze waarop meer algemeen laagdrempelige meldpunten vorm worden gegeven. De besluitvorming hierover is onderdeel van het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. De aanbevelingen van de Raad worden hierin meegewogen. Ook de uitkomsten van het onderzoek over laagdrempelige voorzieningen10, dat wordt uitgevoerd in opdracht van de ministeries van VWS en JenV, zal hierbij worden betrokken.

Het kunstvakonderwijs

Een aantal aanbevelingen van de Raad is gericht aan het kunstvakonderwijs en gaat in op sociale veiligheid, diversere perspectieven in het curriculum, een verplichte didactische aantekening en het doen van onderzoek naar de ervaren sociale veiligheid.

In de beleidsbrief11 hoger onderwijs en wetenschap heeft de Minister van OCW aangekondigd € 4 miljoen per jaar beschikbaar te stellen voor sociale veiligheid in het hoger onderwijs en wetenschap voor een zogenoemde lerende aanpak. Deze aanpak heeft drie actielijnen:

  • onderzoek en monitoring;

  • interventies en kennisdeling;

  • bewustwording en cultuurverandering.

Later dit jaar komt er een meer uitgewerkte integrale aanpak, waarin zowel nieuwe als lopende initiatieven worden opgenomen. De aanbevelingen van de Raad zullen in deze aanpak worden meegenomen.

De Minister van OCW en ik onderschrijven de aanbeveling van de Raad over monitoring van de ervaren sociale veiligheid in het hoger onderwijs en transparante communicatie over de resultaten. Er zijn dan ook afspraken gemaakt met universiteiten en hogescholen over structurele en eenduidige monitoring van de ervaren sociale veiligheid.

De Raad constateert dat het westerse referentiekader nog altijd dominant is in de culturele, creatieve en mediasector en beveelt aan dat er op de opleidingen meer oog komt voor een brede cultuur-historische vorming, waarin verschillende perspectieven en tradities een plek krijgen. Zo zal de culturele, creatieve en mediasector als geheel ook veiliger worden voor diverse makers. Waar de kennis aangaande dit soort kunstuitingen niet in huis is, moeten opleidingen die van buiten betrekken en investeren in een diverser docentencorps, geeft de Raad aan.

Wij onderschrijven dat het onderwijs een plek dient te zijn waar iedereen zich thuis voelt en waar ieders talenten worden herkend en op waarde geschat. Dit geldt uiteraard ook voor het kunstvakonderwijs. Dat in het kunstvakonderwijs nog verbetering mogelijk en nodig is, wordt ook door de sector zelf onderkend. Zoals geformuleerd in de sectoragenda kunstonderwijs 2021 – 2025, zetten hogescholen nieuwe stappen op het terrein van diversiteit en inclusie. Divers en inclusief worden betekent onder andere kritisch kijken naar de dilemma’s, keuzes en veranderingen op allerlei plekken in de organisatie: bij selectie en toelating, bij de samenstelling van docententeams en management, inhoud van het curriculum, bij training van docenten, bij het bepalen van organisatiedoelen en bij de ontwikkeling van nascholing voor alumni.

Binnen het kunstvakonderwijs wordt kennis uitgewisseld en gegenereerd met betrekking tot veilige pedagogische en didactische praktijken in het kunstvakonderwijs. Daarnaast wordt binnen de netwerken van de bij de sector aangesloten kunstopleidingen actief gewerkt aan het verzamelen en uitwisselen van kennis en «best practices» op het gebied van inclusief onderwijs.

Wij onderschrijven het belang van een didactische aantekening op het gebied van sociale veiligheid voor alle docenten in het kunstvakonderwijs, die door de Raad wordt aanbevolen. In het hoger onderwijs zijn er echter geen wettelijke voorschriften over lesbevoegdheden. De hbo-sector zelf voert het beleid dat alle docenten aan een hogeschool met een aanstelling van minimaal 0,4 fte beschikken over de Basis Didactische Bekwaamheid. Ik zal samen met de Minister van OCW in gesprek gaan met de kunstsector over professionalisering op het gebied van inclusief onderwijs en sociale veiligheid van alle docenten, zodat ze een veilige leeromgeving kunnen bieden aan studenten.

Amateurkunst

De Raad geeft aan dat er nog niet veel bekend is over grensoverschrijdend gedrag in de amateurkunst. Dit neemt niet weg dat het aannemelijk is dat het ook in dit deel van de sector plaatsvindt. Dit onder meer vanwege de specifieke kwetsbaarheden die de Raad benoemt, zoals de lage organisatiegraad en het veelvuldig werken met vrijwilligers. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ook van toepassing op de amateurkunst. De maatregelen die ik hierboven heb beschreven voor de gehele sector zijn ook relevant voor de werkenden in de amateurkunst. Ik denk daarbij in het bijzonder aan:

  • Inzet op diversiteit en inclusie, zoals via de Code Diversiteit en Inclusie. Toepassing van de code wordt als subsidievoorwaarde gesteld door het Rijk en de Rijkscultuurfondsen. Ook kunnen kunst- en cultuurorganisaties in de amateurkunst met vragen over de werking van de code terecht bij het LKCA;

  • Mijn inzet op betere betaling van werkenden in de sector (fair pay), die ook is gericht op docenten in de amateurkunst;

  • Waar in amateurkunst sprake is van werkgeverschap is ook de inzet van de Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) relevant;

  • Werkenden in de amateurkunst kunnen gebruik maken van het meldpunt van Mores;

  • De maatregelen in het kunstvakonderwijs voor verbetering van de sociale veiligheid, waardoor meer docenten in het amateurcircuit toegerust zijn om een veilige omgeving te bieden.

Ten slotte

Het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag is een zaak van ons allemaal. Met deze brief heb ik aangegeven wat ik zelf doe en waar ik aansluit bij de bredere aanpak vanuit het kabinet. Ik heb er vertrouwen in dat het huidige palet aan maatregelen kan bijdragen aan een verbetering. Maar dat betekent niet dat het hier stopt. Helaas moet ik constateren dat de aard van het probleem van grensoverschrijdend gedrag meerdere oorzaken en gezichten heeft. Dat betekent dat er mogelijk op termijn maatregelen aangepast moeten worden, dan wel andere of aanvullende maatregelen nodig zijn. Die zullen altijd zo veel mogelijk in samenhang door het kabinet worden bezien. Ik ben gecommitteerd om hieraan binnen de grenzen van mijn verantwoordelijkheid voor de culturele, creatieve en mediasector een bijdrage te leveren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Zie bijlage

X Noot
2

Kamerstuk 34 843, nr. 58

X Noot
3

Kamerstuk 30 950, nr. 318

X Noot
4

Kamerstuk 32 820, nr. 467

X Noot
5

De behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks vormt hiervoor de basis (Kamerstuk 35 592)

X Noot
9

Zie hierover Kamerstuk 34 843, nr. 58

X Noot
10

Zie hierover Kamerstuk 34 843, nr. 58

X Noot
11

Kamerstuk 31 288, nr. 964

Naar boven