Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2018
Met het oog op de Algemene Europese Beschouwingen op 10 april aanstaande stuur ik
u deze brief over de brede maatschappelijke consultaties over de toekomst van de EU.
Een overeenkomstige brief is de Tweede Kamer toegegaan. Met laatstgenoemde brief kom
ik tegemoet aan mijn toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het debat over de staat
van de Unie op het punt van de brede maatschappelijke consultaties over de toekomst
van de Europese Unie.
Eerder, tijdens de informele Europese Raad op 23 februari is gesproken over de brede
maatschappelijke consultaties over de toekomst van de Europese Unie (zie Kamerstuk
21 501-20, nr. 1307). Ook is de Commissie erop ingegaan in de mededeling die zij voorafgaand aan deze
top heeft gepubliceerd. Het kabinet heeft in reactie hierop gesteld dat het kabinet
het van belang acht dat de maatschappelijke dialoog in de Nederlandse context ruimte
laat aan uiteenlopende politieke perspectieven, waarbij er rekening mee wordt gehouden
dat politieke partijen in dezelfde periode de eigen verkiezingsprogramma’s voor de
Europese verkiezingen in 2019 vaststellen (zie kabinetsreactie met kenmerk 2018Z05308).
Het initiatief voor de brede maatschappelijke consultaties is door Frankrijk genomen.
De wijze waarop deze consultaties worden georganiseerd verschilt echter van lidstaat
tot lidstaat; zo wordt door Frankrijk sterk de nadruk op de rol van de regering gelegd
en komt in Duitsland sterker de parlementaire dimensie op Bondsniveau en in de deelstaten
tot uiting. Het gaat erom dat de wijze waarop de consultaties worden georganiseerd
past bij de nationale politiek-constitutionele context in elk van de lidstaten. In
andere lidstaten, zoals Zweden, sluit de dialoog aan bij reeds bestaande initiatieven.
De besprekingen hierover zijn gaande onder de lidstaten.
Naar mening van het kabinet geldt dat de organisatie van de consultaties alleen succesvol
kan zijn als zij openstaat voor alle meningen, als zij transparant is en onpartijdig
in opzet. Binnen deze context dienen de consultaties ook in Nederland georganiseerd
te worden. De consultaties moeten dus passen bij de Nederlandse context, waarin reeds
sprake is van een actief maatschappelijke debat over de EU, dat zich uit in de Eerste
en de Tweede Kamer, binnen politieke partijen, maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen,
medeoverheden, in de media, inclusief de sociale media. Ook is de Europese Commissie
in Nederland actief bij de organisatie van verschillende dialoogvormen over de EU.
Tegen deze achtergrond verneemt het kabinet graag of, en zo ja, op welke wijze uw
Kamer de brede maatschappelijke consultaties over de toekomst van de EU zou willen
invullen. Een sterke rol van het Nederlandse parlement in de organisatie van de consultaties
in Nederland zou wat het kabinet betreft goede aanknopingspunten bieden om de verscheidenheid
aan meningen die onder de Nederlandse bevolking leven ten aanzien van de EU mee te
nemen in de gedachtenvorming over de prioriteiten van de EU in de komende vijf jaar.
Het gaat dan om het identificeren van onderwerpen waarvan een (groot) deel van de
maatschappelijke opinie vraagt om Europese oplossingen en onderwerpen waar de maatschappelijke
opinie juist vraagt om minder Europees beleid.
Het bredere Europese raamwerk voor de consultaties in de lidstaten kent de volgende
vaste elementen die voor elke van de lidstaten van toepassing zijn:
-
• De consultaties starten in het voorjaar van 2018 en eindigen in het najaar van 2018;
-
• Qua vorm zijn de consultaties transparant en inclusief, bijvoorbeeld door open vragen
te gebruiken in het consultatieproces;
-
• Het doel van de consultaties is een bijdrage te leveren aan besprekingen in de Europese
Raad in december of februari 2019 over de Europese agenda voor de komende vijf jaar.
De wijze waarop de consultaties zouden kunnen worden ingevuld staat uw Kamer vrij;
uiteraard zal het kabinet al het mogelijke doen om de consultaties te faciliteren.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok