21 501-20 Europese Raad

Nr. 1307 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, het verslag aan van de informele Europese Raad en Sahel-top van 23 februari 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag

VERSLAG INFORMELE BIJEENKOMST VAN DE 27 STAATSHOOFDEN EN REGERINGSLEIDERS EN SAHEL-TOP VAN 23 FEBRUARI 2018

Zoals vermeld in de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1296) werd gesproken over een aantal institutionele zaken zoals de zetelverdeling van het Europees Parlement (EP), herhaling van de praktijk uit 2014 van de zogenaamde Spitzenkandidaten, en de gedachte van een mogelijke introductie voor de volgende EP-verkiezingen van transnationale lijsten. Daarnaast werd voor de eerste keer op het niveau van Staats- en regeringsleiders van gedachten gewisseld over het toekomstige Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode 2021–2027. De voorzitter van het EP, de heer Tajani, leidde zoals gebruikelijk de bijeenkomst in met een pleidooi voor een doorslaggevende rol van het EP bij de benoeming van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie en meer middelen voor de EU voor nieuwe politieke prioriteiten zoals onder meer veiligheid en migratie, en de invoering van nieuwe financieringsbronnen. Tijdens de bijeenkomst overhandigde de Minister-President, conform het verzoek zoals gedaan door het lid Omtzigt tijdens het voorbereidende parlementaire debat ter zake, het COSAC-rapport «Opening up closed doors: Making the EU more transparent for its citizens» (Kamerstuk 22 660, nr. 67).

De informele top werd voorafgegaan door een topontmoeting met regeringsleiders van de EU en de vijf landen uit de Sahelregio: Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauritanië en Niger. Het verslag daarvan gaat u hierbij tevens toe.

Institutionele zaken

Een aanzienlijk aantal leden van de Europese Raad (ER) toonde zich bezorgd over de verenigbaarheid van de Spitzenkandidaten procedure met het Verdrag. Daarbij kwam ook aan de orde het risico dat de Commissie hierdoor verder gepolitiseerd zou raken. In een zeer grote mate van eensgezindheid werd de voorkeur uitgesproken tot handhaving van de procedure zoals vastgelegd in artikel 17 (7) van het EU-verdrag. Uitgangspunt is de autonomie van de ER om te komen tot zijn besluit tot voordracht van een kandidaat als voorzitter van de Commissie, waarbij rekening wordt gehouden met de verkiezingen, na passende raadplegingen.

Voorts werd van gedachten gewisseld over de toekomstige samenstelling van het EP. De resolutie van het EP van 7 februari 2018 over de herziening van het besluit inzake de samenstelling van het EP (2017/2054(INL) – 2017/0900(NLE) vormde daartoe de basis. De discussie kreeg een extra lading door de voorgenomen uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, waardoor de 73 zetels van het VK vrijkomen. De deelnemers spraken in overgrote meerderheid hun steun uit voor het eerder genoemde voorstel van het EP tot toepassing van het beginsel van degressieve evenredigheid: hoe meer inwoners een lidstaat telt, des te meer stemmen zijn er nodig voor een zetel. Daarnaast was er een zeer brede steun voor de gedachte om 27 van de 73 huidige zetels van het VK te herverdelen over 14 lidstaten en het aantal zetels in het EP terug te brengen van 751 tot 705, conform het beginsel «minder lidstaten, minder parlementsleden». Nederland, dat er op grond van dit voorstel 3 zetels bij krijgt, heeft zich opnieuw uitgesproken voor een vermindering van het aantal zetels in het EP met 73, conform de motie Maeijer (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1214). De discussie vormt het vertrekpunt voor het unanieme besluit dat de ER uiterlijk in juni ter zake zal moeten nemen om zo de lidstaten in staat te stellen tijdig de nodige nationale maatregelen te treffen voor de organisatie van de EP-verkiezingen.

Het idee van een gemeenschappelijk kiesdistrict («transnationale lijst»), dat in het EP niet op een meerderheid kon rekenen, werd eveneens besproken. Enkele deelnemers meenden dat invoering van een gemeenschappelijk kiesdistrict kon leiden tot een verdere Europeanisering van de verkiezingen voor het EP. Veel meer deelnemers spraken hun grote twijfels uit over de effecten van een dergelijke stap die hoe dan ook geen haalbare optie is voor de volgende institutionele cyclus. Naar verwachting zal het thema met het oog op de EP-verkiezingen van 2024 opnieuw aan de orde komen.

Het voorstel van de Commissie tot een samenvoeging in de toekomst van de functies van voorzitter van de Europese Raad en voorzitter van de Commissie vond geen weerklank.

Tot slot werd onder dit agendaonderwerp stilgestaan bij het thema van de maatschappelijke dialoog over de Europese Unie. Voor deze gedachte bestond brede steun, waarbij een groot aantal sprekers aantekende dat de precieze vormgeving van deze dialoog ruimte moet laten die recht doet aan de diversiteit van de lidstaten.

Meerjarig Financieel Kader

Het tweede onderwerp op de agenda betrof een eerste globale bespreking over het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waarmee de plafonds worden bepaald voor de begroting van de Europese Unie. Het MFK voor de periode na 2020 zal de komende tijd regelmatig op de agenda van de ER staan. De eerstvolgende etappe op deze lange weg is de publicatie van het voorstel van de Commissie, naar verwachting begin mei dit jaar.

In de discussie werden diverse en nog sterk uiteenlopende standpunten gemarkeerd. Een groot aantal deelnemers sprak zich grosso modo uit voor handhaving van de bestaande bestedingen, en additionele middelen voor nieuwe prioriteiten zoals migratie, veiligheid, klimaat, verduurzaming en innovatie en concurrentievermogen. Een veel kleiner aantal deelnemers bepleitte een plafonnering van de uitgaven op het bestaande niveau.

Nederland sprak zich uit voor een modernisering van de begroting, die toekomstgericht is en financieel houdbaar, en met focus op die terreinen waar de EU het meest toegevoegde waarde levert. Daarbij heeft Nederland benadrukt dat dit ook inhoudelijke hervorming betekent van het bestaande beleid op het gebied van landbouw en cohesie. Voorts is gewezen op de gevolgen van de Brexit op zowel financieel als economisch gebied, en de algemene noodzaak te komen tot een billijke lastenverdeling over de lidstaten. Tot slot is ook op dit onderwerp het standpunt herhaald dat een kleinere EU een kleinere begroting betekent. Conform het verzoek van uw Kamer is bij dit verslag tevens gevoegd het engelstalige position paper dat is benut om de Nederlandse positie te markeren1.

Uit de discussie bleek grote bereidheid om snel voortgang te boeken, maar ook dat veel staatshoofden en regeringsleiders het weinig realistisch achten dat nog voor de a.s. EP-verkiezingen reeds tot een akkoord zal worden gekomen over het nieuwe MFK.

Sahel-Top

Voorafgaand aan de informele Europese Raad vond de Sahel-top plaats in Brussel. De top had als doel het mobiliseren van internationale steun voor de G5-troepenmacht om zo spoedige operationalisering te realiseren. De troepenmacht is gemandateerd om terrorisme te bestrijden en irreguliere migratie tegen te gaan, onder andere door het uitvoeren van operaties in afgelegen grensregio’s in de Sahel. Het kabinet vindt het positief dat landen in de regio zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen veiligheid en Nederland steunt dan ook de G5-troepenmacht. Het tegengaan van terrorisme en irreguliere migratie in de Sahel is immers ook in het directe veiligheidsbelang van Europa.

Aan de bijeenkomst namen 24 regeringsleiders van zowel de EU-lidstaten als G5-landen deel. Tijdens de bijeenkomst kondigde de EU een verdubbeling van de steun aan van 50 miljoen euro, waarmee de totale EU-steun via de African Peace Facility 100 miljoen euro bedraagt. Na afloop van de conferentie bedroeg de totale steun aan de troepenmacht 414 miljoen euro, waarvan 176 miljoen euro van de EU en de EU-lidstaten. Saudi-Arabië kondigde reeds in december jl. 100 miljoen dollar steun aan en de Verenigde Staten 60 miljoen dollar bilaterale steun aan de afzonderlijke legers van de G5-troepenmacht.

Zoals ook gemeld in de Kamerbrief over de oprichting van de G5-troepenmacht van 4 september 2017 (Kamerstuk 29 521, nr. 348) heeft Nederland mogelijkheden tot steun aan de troepenmacht onderzocht. Nederland heeft in totaal vijf miljoen euro financiële steun toegezegd. Twee miljoen daarvan is ten behoeve van de verdere operationalisering van de troepenmacht, twee miljoen voor het versterken van het mensenrechtenkader binnen de troepenmacht en een miljoen voor het versterken van de instituties van de G5-Sahel evenals het versterken van informatiedeling over veiligheidsdreigingen.

Voorafgaand aan de Sahel-Top van 23 februari jl. organiseerde Nederland, samen met Zweden, Denemarken en de EU, op 22 februari jl. een side-event over onder andere het belang van het versterken van het mensenrechtenkader in de G5-troepenmacht. Naast de EU, AU en VN, namen ook de G5-landen zelf zowel op ministerieel als op militair hoog niveau deel en werden concrete afspraken gemaakt voor opvolging in de regio. Tijdens de Sahel-top op 23 februari jl. hebben de G5-landen zich eveneens publiekelijk gecommitteerd aan het versterken van het mensenrechtenkader.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven