34 804 Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (EUCARIS); Luxemburg, 8 juni 2017

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 9 oktober 2017.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 november 2017.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2017

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 8 juni 2017 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (EUCARIS) (Trb. 2017, 101).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Met het op 29 juni 2000 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (Trb. 2000, 98), hierna «het Verdrag», is een informatiesysteem ingesteld met de mogelijkheid om gegevens van rijbewijzen en van geïmporteerde voertuigen in het land van herkomst te verifiëren. Het Verdrag is voor het Koninkrijk voor het Europese deel van Nederland goedgekeurd (Kamerstukken 2000/01, 27 627).

Het Europese voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (hierna «EUCARIS») is geen database, maar een platform waarop verschillende applicaties geïnstalleerd kunnen worden waarmee voertuig- en rijbewijsgegevens uitgewisseld worden. Data-uitwisseling via deze applicaties is gebaseerd op verschillende juridische grondslagen. Sommige applicaties zijn gebaseerd op het wettelijk kader van de Europese Unie (hierna «EU»), andere zijn gebaseerd op bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

Door de controle van gegevens en beperkende bijzonderheden van rijbewijshouders (bijvoorbeeld een fysieke bijzonderheid of het dragen van een bril) wordt de kans verkleind dat een vals of gestolen rijbewijs in een ander land dan het land van herkomst kan worden ingeleverd en in ruil daarvoor een authentiek rijbewijs kan worden verkregen. Verder helpt de uitwisseling van voertuiggegevens voorkomen dat een voertuig dat gestolen is in een land, in een ander land door (her)registratie wordt gewit. Er is sprake van herregistratie wanneer een voertuig was geregistreerd bij een bepaalde verdragspartij en na export en vervolgens import in een andere verdragspartij weer wordt geregistreerd. Het informatiesysteem kan ook fraude met voertuiggegevens, zoals verjonging van het bouwjaar, verhinderen.

Het Verdrag is op 1 mei 2009 in werking getreden en heeft naast het Koninkrijk der Nederlanden zeven verdragspartijen, namelijk België, Duitsland, Letland, Luxemburg, Roemenië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk.

2. Aanleiding voor de wijzigingen

Het op 8 juni 2017 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem, hierna «het Protocol», past het Verdrag op twee hoofdpunten aan.

Het eerste punt betreft de gegevens. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag is gebleken dat de partijen bij het Verdrag (de «verdragspartijen») bij de herregistratie van voertuigen meer gegevens nodig hebben dan met het huidige systeem worden uitgewisseld, om eventuele fraude of zaken gerelateerd aan voertuigcriminaliteit op te sporen en ter vergroting van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de nationale registraties. De voorliggende wijziging van het Verdrag voorziet in de mogelijkheid tot uitwisselen van deze extra gegevens. Het gaat hierbij om technische voertuiggegevens, zoals type, tankcapaciteit en wielbasis, en persoonsgegevens voor zover het een verzoek om rijbewijsgegevens betreft. Bij verzoeken om voertuiggegevens worden geen persoonsgegevens verstrekt. Ook na de beoogde wijziging van het Verdrag zal dat, in lijn met de doelstellingen van het Verdrag, zo blijven (zie voor de doelstellingen hierna de toelichting bij punt 2).

De tweede wijziging in het Verdrag betreft het gebruik van EUCARIS door derde partijen, namelijk staten of publieke organen (bijvoorbeeld Europese instellingen) voor de uitwisseling van (transport-gerelateerde) gegevens op een andere rechtsgrondslag dan dit Verdrag.

Na de oprichting van EUCARIS aan het begin van deze eeuw werden de verdragspartijen geconfronteerd met steeds meer verzoeken om voertuiggegevens uit te wisselen. Aan deze trend werd bijgedragen door het op 27 mei 2005 te Prüm tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie (Trb. 2005, 197), hierna «het Verdrag van Prüm». Bilaterale verdragen voor de uitwisseling van gegevens van verkeersovertreders deden dat eveneens.1 Om aan deze groeiende vraag te kunnen voldoen hebben de nationale registratieautoriteiten (in Nederland de Dienst Wegverkeer) voorgesteld de bestaande techniek van EUCARIS te hergebruiken voor gegevensuitwisseling gebaseerd op een andere rechtsgrondslag. Door gebruik te maken van bestaande techniek en infrastructuur kon een aanzienlijke kostenbesparing worden gerealiseerd.

EUCARIS wordt al voor andere juridische raamwerken dan het Verdrag gebruikt. In Nederland gebeurt dat op basis van het Kentekenreglement (zie sectie 3 hieronder). Op EUCARIS draaien nu diverse applicaties waarmee aan het systeem specifieke zoekvragen gesteld kunnen worden. Deze applicaties kennen ieder hun eigen juridische basis en zijn technisch volledig van elkaar gescheiden. EUCARIS wordt op dit moment bijvoorbeeld gebruikt in het kader van het Verdrag van Prüm en de daaruit volgende besluiten van de Raad van de Europese Unie, zoals Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PbEU 2008, L 210) en Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ (PbEU 2008, L 210). Besluit 2008/616/JBZ stelt in artikel 15 het gebruik van EUCARIS verplicht ter uitvoering van artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ.

Verder wordt EUCARIS ingezet voor enkele bilaterale verdragen tussen verdragspartijen over de uitwisseling van voertuig-, eigenaar- of houdergegevens na het vaststellen van een verkeersovertreding. Met de Europese Commissie lopen gesprekken over de inzet van EUCARIS ter uitvoering van andere (nieuwe) Europese richtlijnen en verordeningen.

De onderhavige verdragswijzigingen voorzien in het gebruik van EUCARIS door derde partijen, binnen het kader van EU-wetgeving of een andere internationale overeenkomst dan het Verdrag en onder de waarborgen die gesteld worden door die wetgeving of overeenkomst.

Als EUCARIS wordt gebruikt op een andere juridische grondslag dan het Verdrag, hebben de waarborgen minimaal hetzelfde niveau als de waarborgen die het Verdrag biedt. Worden bijvoorbeeld in het kader van de op 30 augustus 1979 te Wittem tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aanvulling en het vergemakkelijken van de toepassing van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 (Trb. 1979. 143) met behulp van het systeem gegevens uitgewisseld, dan kan dat uiteraard alleen onder de voorwaarden en waarborgen die die overeenkomst stelt. Daarnaast zijn er de waarborgen en eisen van het Verdrag zelf, dat EU-regelgeving op het gebied van privacybescherming en dataprotectie toepast. De derde partij moet voldoen aan de eisen van de bilaterale of multilaterale overeenkomst of de EU-wetgeving waarvoor EUCARIS wordt ingeschakeld, én aan die van het Verdrag (zie ook de toelichting bij het nieuwe artikel 18 van het Verdrag).

3. Samenhang met nationale wetgeving

De wijzigingen van het Verdrag hebben geen gevolgen voor de Nederlandse wet- en regelgeving ten aanzien van het registreren van voertuigen en rijbewijzen en het verstrekken van gegevens aan buitenlandse autoriteiten. In Nederland wordt op basis van de Wegenverkeerswet 1994 de registratie verricht door de Dienst Wegverkeer, een zelfstandig bestuursorgaan van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Betrouwbare registers zijn een belangrijk instrument bij de handhaving van voertuigverplichtingen zoals verkeersregels, verzekering, motorrijtuigenbelasting en keuring, alsmede de bestrijding van (inter)nationale fraude en criminaliteit. Met de huidige mogelijkheden van elektronische datacommunicatie is het technisch eenvoudig om binnen het wettelijk kader direct informatie uit te wisselen.

Ingevolge artikel 43, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kunnen in gevallen die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, in het bijzonder artikel 8 van het Kentekenreglement, gegevens uit het kentekenregister aan buitenlandse autoriteiten van een land worden verstrekt. Het opvragen van gegevens uit de voertuig- en rijbewijsregisters zal altijd via de nationale registrerende autoriteit moeten geschieden. Deze kan daardoor in alle gevallen er direct op toezien dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt in overeenstemming met de doeleinden van het van toepassing zijnde Verdrag of de betreffende Europese regelgeving.

3.1 Eenieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevat het Protocol geen bepalingen die rechtstreeks rechten aan burgers en bedrijven toekennen of hen verplichtingen opleggen, in de zin van artikel 93 en 94 van de Grondwet.

4. Artikelsgewijze toelichting

Het Protocol bestaat uit twee artikelen. Artikel I geeft de amendementen op het Verdrag. Artikel II beschrijft de procedure voor de inwerkingtreding van het Protocol.

4.1 Amendering van het Verdrag (artikel I van het Protocol)

Artikel I omschrijft puntsgewijs de verdragsartikelen die worden geamendeerd.

Punt 1 ten aanzien van artikel 1 van het Verdrag

Met het nieuwe artikel 1 wordt in het tweede lid de definitie van het begrip «derde partij» toegevoegd. Aangezien EUCARIS is opgericht bij het Verdrag, het gebruik beperkt is tot de partijen bij het Verdrag, en de Algemene Vergadering (voorheen de Raad, zie de toelichting bij artikel 19) onder dit Verdrag eigenaar is van het systeem, moet in het Verdrag een voorziening worden getroffen die de techniek formeel openstelt voor hergebruik door staten en publieke organisaties in het kader van andere internationale overeenkomsten.

Punt 2 ten aanzien van artikel 2 van het Verdrag

In het gewijzigde artikel 2, tweede lid, onderdeel iii, wordt de term «nationale voorschriften» gebruikt zoals omschreven in artikel 1, onder 4, in plaats van «wettelijke en administratieve voorschriften».

Aan artikel 2, tweede lid, wordt in onderdeel iv een extra doelstelling toegevoegd die verduidelijkt dat EUCARIS niet alleen ter uitvoering van het Verdrag wordt ingezet, maar ook ter beschikking staat om informatie uit te wisselen in het kader van andere internationale juridisch bindende overeenkomsten of regelingen (zoals andere verdragen, EU-richtlijnen en EU-besluiten).

Punt 3 ten aanzien van artikel 3 van het Verdrag

In artikel 3 wordt «Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem» vervangen door de afkorting «EUCARIS».

Punt 4 ten aanzien van artikel 4 van het Verdrag

In artikel 4 wordt een specifieke verwijzing opgenomen naar de onderdelen i tot en met iii van artikel 2, tweede lid, nu er een onderdeel iv is toegevoegd aan artikel 2.

Punt 5 ten aanzien van artikel 5 van het Verdrag

Het oorspronkelijke artikel 5 van het Verdrag omschrijft de verplichte gegevens die beschikbaar moeten zijn voor opvraging via de automatische procedure teneinde de in artikel 2, tweede lid, onderdeel i tot en met iii genoemde doelstellingen te verwezenlijken.

In het gewijzigde artikel 5, eerste lid, zijn dezelfde gegevens genoemd als die in het oorspronkelijke Verdrag, namelijk de in de inleiding genoemde voertuig- en rijbewijsgegevens. De termen voor deze gegevens zijn echter geactualiseerd aan de hand van de termen die over het algemeen gebruikt worden in andere EU-wetgeving, met name Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen en (PbEG 1999, L 138) en Richtlijn 2006/126/EG van het Europees parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU 2006, L 403).

Huidige registratieprocedures, ontwikkelingen in wetgeving, milieueisen en techniek alsmede de opsporing van fraude en criminaliteit verlangen dat snel moet kunnen worden ingespeeld op veranderingen. Daarom wordt het nu in de nieuwe leden 2 en 3 van artikel 5 mogelijk gemaakt facultatieve gegevens aan te leveren.

De nieuwe leden 2 en 3 van artikel 5 verschaffen de Algemene Vergadering van EUCARIS het recht aanvullende facultatieve gegevens op te nemen in een document dat dient te worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering. Deze procedure biedt de mogelijkheid de lijst van uit te wisselen gegevens flexibel aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen en eisen zonder dat het Verdrag moet worden aangepast. De facultatieve gegevens kunnen worden verstrekt indien ze beschikbaar zijn in het nationale register, maar dat is niet verplicht. Onder verwijzing naar het nieuwe artikel 19, tweede lid, onderdeel b, wordt vermeld hoe de lijst kan worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering.

Het nieuwe lid 3 beperkt de lijst van facultatieve gegevens tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de doelen van het Verdrag door uitdrukkelijk te verwijzen naar artikel 2, tweede lid, onderdeel i tot en met iii. Hier zij benadrukt dat het gaat om facultatieve gegevens; een partij hoeft deze gegevens niet te leveren als nationale regelgeving (zoals de Wegenverkeerswet en het Kentekenreglement in Nederland) de mogelijkheid daar niet toe biedt.

In het nieuwe lid 4 van artikel 5 is lid 2 van artikel 5 van het oorspronkelijke verdrag overgenomen.

Punt 6 ten aanzien van artikel 6 van het Verdrag

In artikel 6 wordt een specifieke verwijzing opgenomen naar de onderdelen i tot en met iii van artikel 2, tweede lid, nu er een onderdeel iv is toegevoegd aan artikel 2.

Punt 7 ten aanzien van artikel 8 van het Verdrag

In artikel 8 wordt geregeld welke instanties toegang hebben tot de gegevens die beschikbaar zijn via EUCARIS. Het uitgangspunt hierbij is dat enkel de nationale registratieautoriteiten directe toegang hebben tot het systeem. Overige instanties die gegevens wensen te verkrijgen kunnen via de nationale registratieautoriteit gegevens van een andere verdragspartij opvragen. Hiermee wordt de controle behouden over wie direct toegang heeft tot de registraties bij de verdragspartijen.

In het nieuwe lid 1 wordt het voormalige lid 2 opgenomen. Het nieuwe lid 1 bepaalt dat de verdragspartijen moeten waarborgen dat de bepalingen van het Verdrag worden nageleefd. Het gebruik door derde partijen wordt op verschillende manieren geborgd. Derde partijen kunnen, zoals gezegd, alleen op basis van een bilateraal of multilateraal verdrag, of op basis van EU-regelgeving gebruik maken van EUCARIS; al die regelingen kennen hun eigen waarborgen waar de betreffende partijen aan moeten voldoen. Daarnaast worden alle aansluitingen van (derde) partijen getest voordat er gegevens worden uitgewisseld. Nieuwe regelgeving op basis waarvan uitwisseling plaatsvindt, wordt daarnaast eerst gecheckt door de verdragspartijen. Alle (derde) partijen tekenen bovendien «User Agreements» voor de functionaliteit die ze gebruiken. Ten slotte kunnen autorisaties van (derde) partijen desgewenst worden teruggedraaid bij onregelmatigheden.

Het nieuwe lid 4 is een enigszins aangepaste versie van artikel 9 van het oorspronkelijke Verdrag. De eerste zin vermeldt welke autoriteiten gerechtigd zijn informatie uit EUCARIS direct op te vragen via de centrale registratieautoriteiten. In de tweede zin wordt omschreven onder welke voorwaarden deze informatie mag worden verstrekt aan andere entiteiten. Artikel 9 van het oorspronkelijke Verdrag bevat een strikt verbod op het doorsturen van via EUCARIS opgevraagde informatie aan organen of organisaties die niet genoemd worden in het Verdrag. Vanwege dit strikte verbod konden de Scandinavische landen het Verdrag destijds niet ondertekenen, omdat het niet voldoet aan de bepalingen van hun nationale recht. Voor andere landen zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk was volledige afschaffing van dit verbod echter onaanvaardbaar. Volgens de nieuwe bepaling is doorgeven van de informatie aan andere entiteiten uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de vereisten van het nationale recht van de ontvangende verdragspartij en aan die van Richtlijn 95/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG 1995, L 281). Die andere entiteiten mogen particuliere organisaties zijn.

Punt 8 ten aanzien van het nieuwe artikel 8a

Het door het Protocol toegevoegde artikel 8a regelt de toegang tot EUCARIS en het correcte gebruik en functioneren daarvan indien het systeem door verdragspartijen en derde partijen wordt gebruikt op basis van een andere rechtsgrondslag dan dit Verdrag.

Ook in dit geval is het uitgangspunt dat wordt gewerkt met één nationaal contactpunt; die nationale autoriteit heeft toegang tot het systeem (eerste lid) en die autoriteit moet ook toezien op het correcte gebruik van het systeem en wordt daarvoor verantwoordelijk gesteld (tweede lid). Daarmee blijft gegevensbescherming gegarandeerd (zie ook artikel 18 van het Verdrag, zoals gewijzigd door het Protocol, dat het toezicht op de privacybescherming regelt). Via het derde lid is bepaald dat door technische maatregelen moet worden geborgd dat verdragspartijen en derde partijen uitsluitend toegang krijgen tot de gegevens indien en voor zover ze op de betreffende relevante wettelijke gronden bevoegd zijn. De bepalingen van artikel 16 van het Verdrag betreffende beveiliging van gegevens zijn daarvoor niet toereikend, omdat deze betrekking hebben op de uitwisseling van de gegevens tussen de verdragspartijen, gebaseerd op het Verdrag.

Punt 9 ten aanzien van artikel 9 van het Verdrag

Artikel 9 van het Verdrag wordt geschrapt, omdat de inhoud in licht gewijzigde vorm wordt opgenomen in het derde lid van artikel 8 zoals gewijzigd door het Protocol.

Punt 10 ten aanzien van artikel 10 van het Verdrag

Artikel 10 van het Verdrag regelt hoe de verdragspartijen om dienen te gaan met de voertuigdocumenten van een voertuig dat wordt inschreven bij een andere verdragspartij. Het artikel wordt geschrapt, omdat Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG 1999, L 138) hiervoor in de plaats is gekomen.

Punt 11 ten aanzien van artikel 11 van het Verdrag

In artikel 11 wordt een specifieke verwijzing opgenomen naar de onderdelen i tot en met iii van artikel 2, tweede lid, nu er een onderdeel iv is toegevoegd aan artikel 2. Daarnaast wordt «Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem» vervangen door de afkorting «EUCARIS».

Punt 12 ten aanzien van artikel 12 van het Verdrag

In artikel 12 wordt «Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem» vervangen door de afkorting «EUCARIS».

Punt 13 ten aanzien van artikel 17 van het Verdrag

In artikel 17 wordt onderdeel iii vervangen door onderdelen iii en iv. Deze wijziging voorziet erin dat een verdragspartij kan besluiten een archief langer te bewaren dan de eerder gestelde termijn van 12 maanden, indien nationale regelgeving de verdragspartij hiertoe verplicht.

Punt 14 ten aanzien van artikel 18 van het Verdrag

Door in artikel 18 een verwijzing op te nemen naar Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europese parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG 2001, L 8) wordt de mogelijkheid geboden dat ook Europese instellingen, zoals de Europese Commissie, gebruik kunnen maken van EUCARIS. Tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat EU-Lidstaten zich houden aan de EU-regelgeving op het gebied van privacybescherming en wordt voor gebruik van EUCARIS door een derde partij buiten de EU als absolute voorwaarde gesteld dat die derde voldoet aan EU-regelgeving op dit terrein. EUCARIS zal de ontwikkeling van EU-regelgeving ten aanzien van dataprotectie blijven volgen en toepassen. Gegevensbescherming voor de burger blijft gegarandeerd.

Punt 15 ten aanzien van artikel 19 van het Verdrag

In artikel 19, eerste lid, wordt in plaats van «Raad» de toepasselijkere benaming «Algemene Vergadering» gebruikt. De Algemene Vergadering bestaat uit vertegenwoordigers van alle verdragspartijen en derde partijen en iedere staat heeft een stem ongeacht het aantal afgevaardigden (lid 3). Het stemrecht van derde partijen is beperkt tot aangelegenheden die niet het Verdrag zelf betreffen (lid 4). In het tweede lid worden de verantwoordelijkheden van de Algemene Vergadering opgesomd. Er is een bepaling aan toegevoegd waarbij de Algemene Vergadering expliciet bevoegd wordt het document met de lijst van gegevens genoemd in artikel 5, tweede lid, en beslissingen over alle financiële aangelegenheden goed te keuren. Nadere details (bijvoorbeeld over hulporganen of de stemprocedure) kunnen worden geregeld in het Reglement van Orde dat door de Algemene Vergadering dient te worden aangenomen met een meerderheid van vier vijfden (lid 2 en 4).

Punt 16 ten aanzien van artikel 20 van het Verdrag

In het amendement op artikel 20 wordt geregeld dat ook derde partijen, zoals gedefinieerd in het nieuwe artikel 1, tweede lid, meebetalen aan de operationele en incidentele kosten van EUCARIS. Bij het eerste lid gaat het om de kosten die gepaard gaan met de exploitatie van die functies en applicaties, waar de verdragspartij of derde partij gebruik van maakt. Het tweede lid betreft de kosten die gepaard gaan met de exploitatie van het gehele systeem, de zogenaamde generieke kosten, zoals ontwikkeling en beheer. Zij moeten door alle verdragspartijen en derde partijen worden gedragen die een aansluiting hebben, ongeacht de applicaties die ze binnen het systeem gebruiken. De kosten worden dus niet langer in gelijke delen betaald. Verdragspartijen en derde partijen betalen, afgezien van de algemene bijdrage, uitsluitend voor de functionaliteiten die ze gebruiken. De Algemene Vergadering bepaalt de verdeelsleutel. De bijdrage die Nederland levert zal dalen. Dat komt niet alleen doordat derde partijen gaan meebetalen aan het systeem, maar ook doordat een groter aantal staten zal bijdragen aan de kosten. Letland, Roemenië en Slowakije hebben zich aangesloten bij het Verdrag en meer staten zullen toetreden zodra zij de vereiste procedures hebben doorlopen en de noodzakelijke technische aanpassingen hebben verricht.

4.2 Procedure voor inwerkingtreding (artikel II van het Protocol)

Artikel II van het Protocol bevat de gebruikelijke slotbepalingen voor een multilateraal verdrag. Het artikel beschrijft de procedure voor de inwerkingtreding van het Protocol.

4.3 Gemeenschappelijke verklaring

Op verzoek van de Bondsrepubliek Duitsland is naast het Protocol op 8 juni 2017 te Luxemburg ook een Gemeenschappelijke verklaring ondertekend door de verdragspartijen. Om enige twijfel over de uitleg van de in de verklaring genoemde artikelen weg te nemen, wordt middels deze verklaring nog eens extra benadrukt dat geautomatiseerde uitwisseling van gegevens met behulp van EUCARIS alleen toegestaan of verplicht is, indien die toestemming of verplichting vastgelegd is in EU-wetgeving, bilaterale overeenkomsten, multilaterale overeenkomsten of nationale wetgeving.

5. Koninkrijkspositie

Het Protocol zal, evenals het Verdrag, wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Bijvoorbeeld het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België over de grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens met het oog op het identificeren van personen die ervan verdacht worden inbreuken te hebben begaan in het kader van het gebruik van de weg; Brussel, 25 april 2013 ( Trb. 2013, 91).

Naar boven