34 775 IIB Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2018

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 oktober 2017

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 29 september 2017 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 10 oktober 2017 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1

Hoe staat het met de voortgang van het bereiken van de baseline informatiebeveiliging? Zijn de knelpunten inmiddels in beeld? Wanneer wordt de baseline informatiebeveiliging gehaald?

Antwoord:

Binnen de Raad van State is inmiddels circa 50% van de door de baseline informatiebeveiliging voorgeschreven maatregelen getroffen. De belangrijkste knelpunten zijn in beeld en de maatregelen die zo complex zijn dat de Raad ze niet direct kan uitvoeren, zullen met een zogeheten explain toegelicht worden bij het jaarverslag. De planning voorziet er in dat ultimo 2017 een volledig beeld van risico’s en van maatregelen beschikbaar is.

Vraag 2

Kan de Minister toelichten of enkel door de tijdelijke investeringen van het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) de uitgaven van de Raad van State in 2017 hoger waren dan nu is begroot voor 2018, of dat er ook andere oorzaken zijn? Indien er andere oorzaken zijn, kan de Minister toelichten waarop de Raad van State gekort wordt?

Antwoord:

In de meerjarenraming bedraagt het verschil tussen 2017 en 2018 circa € 2,5 mln. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de investering van het programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) in 2017. Daarnaast zijn voor de jaren 2018 tot en met 2022 uitgavenramingen van de onderdelen bestuursrechtspraak en gemeenschappelijke diensten totaal verlaagd met circa € 0,7 mln. per jaar ter bekostiging van deze investering.

Vraag 3

Kan de Minister toelichten hoe de Algemene Rekenkamer met € 2 mln. minder de verruimde taken onder de compatibiliteitswet naar behoren uit kan voeren?

Antwoord

Het antwoord van de Algemene Rekenkamer op deze vraag luidt als volgt:

De Algemene Rekenkamer is van opvatting dat het budget dat beschikbaar is na de taakstellingen niet correspondeert met de huidige en per 1-1-2018 geldende Comptabiliteitswet voortkomende taken en bevoegdheden. In eerdere correspondentie met de Staten-Generaal is de omvang van de taakstelling niet verantwoord genoemd. Sinds maart 2014 is in het bestuurlijk overleg tussen de president van de Algemene Rekenkamer en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze problematiek aan de orde gesteld.

De taakstellingen enerzijds en de toenemende omvang en complexiteit van het werkterrein noodzaakten de Algemene Rekenkamer zelfs te besluiten tot een fundamentele reorganisatie, die in juli 2017 zijn beslag heeft gekregen en een substantiële reductie van de personele omvang van de organisatie tot gevolg had. Maar daarmee is de problematiek niet weggenomen: spanning tussen de toenemende complexiteit, taken en bevoegdheden aan de ene kant en een slinkend budget aan de andere kant. Om die reden heeft de Algemene Rekenkamer ook in de begroting 2018 hierover een kanttekening gemaakt.

Ik merk daarbij op dat in het Verantwoordingsdebat van 31 mei 2017 de Minister van Financiën heeft aangegeven met de Algemene Rekenkamer in overleg te willen treden over een op korte termijn uit te voeren taak- en middelenanalyse. Deze analyse acht ik dienstbaar voor het gesprek met de Hoge Colleges van Staat over de toereikendheid van hun begroting in relatie tot de (wettelijke) taken. Over de opzet van deze taak- en middelenanalyse voor de AR, RvS en NO heb ik op 12 juli 2017 de Tweede Kamer bij brief (Kamerstukken II 2016–2017 34 550 IIB, nr. 9) geïnformeerd. Zowel in de brief als in het verzamel AO met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van 20 september jongstleden (2017A02533) heb ik aangegeven dat oplevering van het onderzoek voor de begrotingsbehandeling niet haalbaar is. Verwerking van eventuele budgettaire consequenties zouden op zijn vroegst bij de Voorjaarsnotabesluitvorming voor het lopende jaar kunnen worden meegenomen.

Naar boven