34 725 XVIII Jaarverslag en slotwet Wonen en Rijksdienst 2016

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 juni 2017

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 17 mei 2017 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Kamerstuk 34 725 XVIII, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Geurts

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1.

Wat is de oorzaak van de onrechtmatige toekenning van huurtoeslag? Klopt het dat huurtoeslag wordt vastgesteld over het door de belastingdienst vastgestelde inkomen van (t–2)? Zo ja: hoe kan het dat er nog zo veel teruggevorderd moet worden, c.q. zo veel te veel werd uitbetaald? In 2014 was dit 14,5%, hoeveel was dit in 2015? Hoe kan het zo zijn dat 6% van de 14,5% in 2014 niet te innen bleek te zijn? Hoeveel werd er in 2014 en 2015 te weinig uitbetaald en moest er nog nabetaald worden?

Vraag 1 a Wat is de oorzaak van de onrechtmatige toekenning van huurtoeslag?

Oorzaken van de onrechtmatige voorlopige toekenningen (voorschotbetalingen) zijn:

  • niet juist of volledig verwerken van mutaties door de Belastingdienst in de bewoningssituatie van de aanvrager;

  • het niet juist verwerken van door de huurder opgegeven huurgegevens door de Belastingdienst;

  • fout in de huuruitwisseling waarbij huurgegevens correct zijn aangeleverd, maar in het geheel niet zijn verwerkt in de administratie van de Belastingdienst.

De oorzaak van de onzekerheden over de rechtmatigheid betreft de bewonerssituaties waarbij niet duidelijk is of er sprake is van onderhuur.

Oorzaken van de onrechtmatigheden bij het definitief toekennen (vaststellen) zijn:

  • behandelfouten door de Belastingdienst van de bewonerssituatie en onzelfstandige woonobjecten;

  • het niet verwerken van door de verhuurder opgegeven huurprijzen.

De onzekerheden over de rechtmatigheid betreffen onduidelijkheid over de opgegeven huurprijs en onduidelijkheid of het woonobject zelfstandig of gesplitst is.

Vraag 1 b Klopt het dat huurtoeslag wordt vastgesteld over het door de belastingdienst vastgestelde inkomen van (t–2)?

Nee, de huurtoeslag wordt als voorschot uitbetaald en op basis van jaar t vastgesteld met het inkomen over dat jaar. Er gaat wel enige tijd, vaak een paar jaar, overheen totdat het inkomen van jaar t vaststaat. De Belastingdienst ontvangt in jaar t+1 gegevens over jaar t voor het vaststellen van het inkomen dat als grondslag dient voor de huurtoeslag. De belastingdienst heeft dan nog tijd nodig om de gegevens te controleren en/of aanvullende informatie op te vragen.

Uit de meest recente halfjaarsrapportage van de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nrs. 355 en 357) blijkt dat eind 2016 89,6% van alle toeslagen over 2015 definitief is toegekend. Voor de meest recente cijfers over terugvordering en nabetaling van huurtoeslag verwijzen wij naar de Minister van BZK.

Vraag 1 C In 2014 was dit 14,5%, hoeveel was dit in 2015?

Het teruggevorderde percentage over het jaar 2014 betrof 14,5% en voor 2015 12,7% (naar de stand van eind 2016). Het percentage teruggevorderde huurtoeslag over 2015 zal mogelijk stijgen omdat nog niet alle toeslagen definitief zijn vastgesteld.

Vraag 1 D Hoe kan het zo zijn dat 6% van de 14,5% in 2014 niet te innen bleek te zijn?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van niet te innen vorderingen. In het algemeen zijn de redenen dat vorderingen van de Belastingdienst niet geïnd kunnen worden, de onbekende woon en verblijfplaats van burgers en een restschuld na een traject van schuldsanering.

Vraag 2

Wat is er de oorzaak van dat 6% van de terug te vorderen huurtoeslag oninbaar blijkt?

Wij verwijzen naar het antwoord bij vraag 1 D.

Vraag 3

Hoe verklaart u dat de begroting voor de uitgaven aan de huurtoeslag structureel lager zijn dan de verantwoording in de periode 2006–2016? Wat heeft het ministerie in deze periode gedaan om de ramingen te verbeteren?

Afwijkingen van de begrote uitgaven zijn uiteraard niet altijd te voorkomen. Begrotingen zouden echter wel gebaseerd moeten zijn op de best mogelijke informatie om het verschil tussen begroting en realisatie zo klein mogelijk te laten zijn. Het gebruik van actuelere informatie, al dan niet op basis van andere beschikbare bestanden of een systematische correctie, zou tot een nauwkeurigere ontwerpbegroting met realistischere bedragen kunnen leiden. In onze brief met aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2017 van Wonen en Rijksdienst, d.d. 29 september 2016 (Kamerstuk 34 550 XVIII, nr. 4), hebben we aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de raming.

Naar boven