34 725 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2016

Nr. 1 JAARVERSLAG BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Aangeboden 17 mei 2017

Cirkeldiagram uitgavenUitgaven naar beleidsterrein voor 2016 Totaal 2.885,4 (in EUR mln)

Cirkeldiagram uitgavenUitgaven naar beleidsterrein voor 2016 Totaal 2.885,4  (in EUR mln)

Cirkeldiagram ontvangstenOntvangsten naar beleidsterrein voor 2016 Totaal 252,5 (in EUR mln)

Cirkeldiagram ontvangstenOntvangsten naar beleidsterrein voor 2016 Totaal 252,5  (in EUR mln)

Inhoudsopgave Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

A.

Algemeen

4

 

1.

Aanbieding en dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

6

         

B.

Beleidsverslag

10

 

3.

Beleidsprioriteiten

10

 

4.

Beleidsartikelen:

35

   

1.

Duurzame handel en investeringen

35

   

2.

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

46

   

3.

Sociale vooruitgang

52

   

4.

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

57

   

5.

Versterkte kaders voor ontwikkeling

63

         
 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

68

         

C.

Jaarrekening

71

 

6.

Departementale Verantwoordingsstaat

71

 

7.

Saldibalans

72

 

8.

WNT verantwoording 2016 Ministerie van Buitenlandse Zaken

84

         

D.

Bijlagen

85

   

Bijlage 1: Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

85

   

Bijlage 2: Afkortingen

90

   

Bijlage 3: Sanctiebeleid en malversaties

93

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2016 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2016 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a) het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b) de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c) de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d) de betrokken saldibalans;

  • e) de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f) de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2016, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2016 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht, waarbij een aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Focusonderwerp

Door de Tweede Kamer is verzocht om in de departementale jaarverslagen te richten op de procesmatige en inhoudelijke kwaliteit van beleidsdoorlichtingen. Daarbij wordt specifiek aandacht gevraagd welke beleidsdoorlichtingen wanneer zijn uitgevoerd en wanneer zijn afgerond in de zeven jaar. Op basis van dit overzicht kan gekeken worden naar de vraag van de Tweede Kamer over de frequentie van de uitvoering van beleidsdoorlichtingen. Ook gaan de departementen in op de uitkomsten van beleidsdoorlichtingen en op welke wijze conclusies zijn opgevolgd. Dit geeft inzicht in wat er is gedaan met conclusies en aanbevelingen.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2016, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2016 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Rapportage over resultaten

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2016 nam de Tweede Kamer een motie aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Kamer op 15 september 2016 een brief gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.

In de begroting voor 2016 waren nog geen indicatoren en streefwaarden opgenomen. Desondanks zijn conform de toezegging in de brief van 15 september 2016 in dit jaarverslag al kwantitatieve resultaten opgenomen. Deze resultaten zijn gebaseerd op de 15 indicatoren en streefwaarden in de begroting voor 2017. Nog niet alle resultaten zijn verwerkt in de tabel opgenomen in het beleidsverslag. Het streven is om deze eind maart 2017 volledig op te leveren. Plaatsing in het beleidsverslag is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften model 3.22b/ 1.33b Rol en verantwoordelijkheid.

De gangbare systematiek van monitoring, kwaliteitstoetsing en rapportage door partners en uitvoerders en door het Ministerie maakt dat veel gegevens niet tijdig beschikbaar zijn om te kunnen opnemen in het jaarverslag dat ieder jaar in mei verschijnt. Om die reden rapporteert de Minister aanvullend via de jaarlijkse Resultatenrapportage ontwikkelingssamenwerking in september. In de bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de rapportagesystematiek in stappen wordt aangepast, zodat het Jaarverslag de rol van de resultatenrapportage als verantwoordingsinstrument kan overnemen. Dat zal pas vanaf het Jaarverslag over 2018 (aangeboden in mei 2019) volledig het geval zijn.

Ondanks deze inspanningen is het de verwachting dat ook in de toekomst niet alle resultaatgegevens over het voorgaande kalenderjaar tijdig beschikbaar kunnen zijn voor het jaarverslag. Het kabinet zal daarom in overleg met de Tweede Kamer werken aan een alternatief systeem met een flexibelere toepassing van de rapportageperiode.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn eventuele opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2016 opgenomen. Afwijkingen in de verplichtingen worden toegelicht als de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelniveau. Afwijkingen in de uitgaven worden toelicht indien de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelonderdeelniveau én de afwijking groter is dan EUR 2 miljoen. Waar nodig wordt verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting.

Verschillen van politiek relevante mutaties, onder meer op de speerpunten van het BHOS-beleid (water, voedselzekerheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en vrouwenrechten, en veiligheid en rechtsorde), kunnen ook worden toegelicht wanneer zij niet aan het kwantitatieve criterium voldoen.

Bij het opstellen van de Ontwerpbegroting is meestal gekozen voor één financieel instrument, terwijl in de realisatie vaak meerdere financiële instrumenten zijn gebruikt. Voor de leesbaarheid van de tabellen zijn de uitgaven geplaatst bij het financiële instrument van de begroting en niet uitgesplitst volgens de daadwerkelijk gebruikte instrumenten. Alleen die financiële instrumenten die meer dan 3% van het artikelonderdeel vormen worden opgenomen in de financiële tabel. Daarom vormen in sommige gevallen de financiële instrumenten geen uitputtende opsomming per artikelonderdeel. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor eerdere jaren niet weergegeven. Vanwege de conversie van de begroting in 2012 worden de realisatiegegevens over het jaar 2011 niet in de tabellen opgenomen.

Conform de toezegging tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag en de slotwet 2012, worden opmerkelijke verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde begroting (zoals gemeld in de HGIS-nota 2016, bijlage 5A) in het kader van de Meerjarige Strategische Plannen in partnerlanden toegelicht. Een toelichting op deze opmerkelijke verschillen is onder de betreffende beleidsartikelen opgenomen. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2016.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van BHOS en drie bijlagen: 1) het sanctiebeleid en malversaties (fraude), 2) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken en 3) de afkortingen. Voor de bijlage externe inhuur en het overzicht WNT verantwoording 2016 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma's in het kader van Ontwikkelingssamenwerking worden uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 860, nr. 2). Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is ten opzicht van het jaarverslag 2015 verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «verantwoord begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

HGIS jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2016 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking. In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. De auditdienst heeft een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

In 2016 heeft Nederland de economische crisis definitief achter zich gelaten; de vorig jaar ingezette economische groei hield aan. Het bbp in Nederland groeide met 2,1% en de werkloosheid is afgenomen van 6,9% in 2015 naar 5,5% aan het eind van 2016. Nederland besteedde in 2016 0,65% van zijn Bruto Nationaal Product (BNP) aan ontwikkelingssamenwerking. De mondiale economische groei was fragiel en ongelijk verdeeld. Het beeld in opkomende economieën was wisselvallig, terwijl de ontwikkelde markten stevig op weg lijken naar herstel. De Brexit en de onzekerheden rond het monetaire beleid zorgden voor aanhoudende risico’s.

Het jaar 2016 stond ook in het teken van het succesvol verlopen Nederlandse EU-voorzitterschap. Onder Nederlandse voorzitterschap is de triloog over de herziening van de anti-folterverordening tot een succesvol einde gekomen en is een politieke overeenkomst bereikt over de EU-verordening over conflictmineralen. Voor het eerst vond een gezamenlijke sessie van EU-ministers van Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Handel plaats, waarbij aandacht was voor de combinatie van hulp- en handelsinstrumenten ten behoeve van duurzame ontwikkeling.

Er vonden internationale conferenties plaats waar internationale afspraken zijn gemaakt. Het kabinet steunde tijdens de World Humanitarian Summit (WHS) de Grand Bargain, een overeenkomst tussen de vijftien grootste donoren en de vijftien grootste uitvoerende organisaties om noodhulp effectiever en efficiënter te maken. Onder Nederlands voorzitterschap is voor deze top een gezamenlijk EU-standpunt geformuleerd.

Tijdens de VN-top en de Obama-top in september 2016 over grootschalige vluchtelingen- en migratiestromen zijn afspraken gemaakt over gedeelde verantwoordelijkheden van lidstaten en over een meer geïntegreerde aanpak van vluchtelingen en migratie. Tijdens de Obama-top is er door de deelnemende landen (52) in totaal 3 miljard dollar toegezegd voor wereldwijde humanitaire hulp.

In oktober is een nieuwe mondiale agenda voor stedelijke ontwikkeling aangenomen in Quito, Ecuador tijdens de Habitat III conferentie over huisvesting en duurzame stadsontwikkeling. Nederland heeft zich met succes hard gemaakt voor het opnemen van deltasteden in deze nieuwe agenda en voor een integrale aanpak met steden in een sleutelrol.

Tijdens de COP22 in november zijn de verplichtingen van Parijs herbevestigd en de eerste afspraken hoe deze afspraken uit te voeren zijn gemaakt: de invulling van de nationale klimaatplannen, wat wel en niet telt als klimaatfinanciering, de rol van adaptatie, en de rol van de private sector. Veel landen en met name de private sector gaven aan onverminderd door te gaan met investeren in klimaatactie. In Marrakesh werd op aandringen van Nederland ook besloten om het gender werkprogramma voort te zetten met als doelstelling het verder integreren van gender in klimaatbeleid en klimaatacties.

De Algemene Vergadering van de VN aanvaardde een vierjaarlijkse resolutie die sturing moet geven aan de nieuwe strategische plannen van VN-organisaties. Het kabinet heeft hierbij succesvol ingezet op een stevige verankering van Nederlandse prioriteiten, zoals tegengaan fragmentatie, transparantie, resultaatssturing, gender, partnerschappen en versterking van de nexus humanitair, ontwikkeling en vredesopbouw. Ook is met succes gepleit voor een sterk mandaat voor de nieuwe Secretaris-Generaal om het VN-ontwikkelingssysteem te hervormen.

Migratie

Begin 2016 waren er ruim 65 miljoen mensen op de vlucht, dat betekent één op de 113 wereldburgers. Het duurt steeds langer voordat vluchtelingen terug naar huis kunnen keren en zij verblijven steeds vaker in steden dan in vluchtelingenkampen. In 2016 waren er 33.670 mensen die asiel aanvroegen in Nederland. Dit betekent een daling ten opzichte van 2015 toen 59.330 mensen asiel aanvroegen.

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zijn de kaders geformuleerd voor een duurzame aanpak van de Europese migratieproblematiek. De EU-Turkije verklaring van 18 maart jl. en de implementatie daarvan hebben geleid tot een drastische daling van het aantal mensen dat tracht vanuit Turkije de Griekse eilanden te bereiken en ook het aantal verdrinkingen in de Egeïsche Zee.

Het kabinet stelde in mei 2016 een extra bedrag van EUR 260 miljoen ter beschikking voor opvang in de regio. Omdat het programma’s met een meerjarig karakter betreft, zijn ook uitgaven voorzien in 2017. EUR 180 miljoen is besteed in 2016.

De EU heeft in 2016 met Libanon en Jordanië overeenstemming bereikt over de inhoud van migratiecompacts als onderdeel van de herziening van de nabuurschapsrelatie met deze landen. De EU biedt handelsvoordelen, financiële steun en expertise, en Libanon en Jordanië hebben zich gecommitteerd aan het verbeteren van de opvang van vluchtelingen, bijvoorbeeld door vluchtelingen betere toegang te geven tot onderwijs en de arbeidsmarkt. Nederland is sterk pleitbezorger geweest van brede afspraken met Libanon en Jordanië. Mede op aandringen van Nederland richtte de Wereldbank in 2016 de Concessional Financing Facility voor Libanon en Jordanië op. Door het verstrekken van zachte leningen biedt de faciliteit toekomstperspectief aan vluchtelingen en vergroot het de weerbaarheid van gastgemeenschappen. In totaal heeft Nederland EUR 25 miljoen bijgedragen en was Nederland de eerste donor na oprichting van de Concessional Financing Facility.

Aanpak grondoorzaken

Het is van groot belang jongeren meer kansen te geven hun dromen en ambities waar te maken in eigen land. De eerste investeringen van de in 2015 aangekondigde inzet van EUR 50 miljoen ter bevordering van ondernemerschap door en werkgelegenheid voor Afrikaanse jongeren zijn tot stand gekomen in 2016. De vier Local Employment in Africa for Development (LEAD) consortia onder leiding van respectievelijk SPARK, Hivos, Oxfam Novib en SOS Kinderdorpen zijn gestart met de uitvoering van activiteiten in zeven Afrikaanse landen. Binnen het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is EUR 25 miljoen extra beschikbaar gesteld voor het creëren van banen en het bevorderen van jong ondernemerschap in achttien landen in Noord-Afrika.

Het EU Trust Fund voor Afrika beoogt de grondoorzaken van destabilisatie en migratie aan te pakken door economische kansen te creëren, in het bijzonder voor jongeren en vrouwen. Eind 2016 is in dit kader met aanvullende steun van Nederland in Mali een activiteit gestart gericht op jeugdwerkgelegenheid in de tuinbouwsector onder leiding van SNV in samenwerking met ICCO en Waste.

Via de Wederopbouwtender zijn van 2012–2016 programma’s van NGO’s als ZOA, Spark, Save The Children en CARE ondersteund, die zich in fragiele staten waaronder Afghanistan, Burundi, Jemen en Zuid-Sudan o.a. richtten op het bevorderen van ondernemerschap door en werkgelegenheid voor jongeren. De tender voor het Addressing Root Causes (ARC) fonds mondde eind 2016 uit in subsidies aan negentien consortia van NGO’s in Afghanistan, Pakistan, Syrië, Jordanië, Libanon, Mali, Sudan, Zuid-Sudan, Somalië, Ethiopië en Burundi. De helft van deze programma’s zet – naast op andere oorzaken van conflict, instabiliteit en migratie – ook in op ondernemerschap door en werkgelegenheid voor jongeren.

Migratiepartnerschap met Hoorn van Afrika

In de Hoorn van Afrika leidt Nederland sinds 2016 het Europese Regional Development and Protection Programme (RDPP) om de toekomstperspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen te verbeteren. Dit programma heeft een totale omvang van EUR 140 miljoen. Nederland draagt hieraan EUR 5 miljoen bij. Het RDPP richt zich op Kenia (600.000 vluchtelingen), Ethiopië (800.000 vluchtelingen), Sudan (355.000 vluchtelingen) en Oeganda (500.000 vluchtelingen). Door dit programma hebben vluchtelingen meer mogelijkheden gekregen buiten opvangkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen. Ook wordt de druk op gastgemeenschappen verminderd. Er zijn programma’s in Somalië, die vrijwillige terugkeer en duurzame herintegratie van Somalische vluchtelingen uit buurlanden faciliteren.

Innovatie van noodhulp

Nederland speelt internationaal een voortrekkersrol bij de vernieuwing van humanitaire hulp. Nederland was tijdens de World Humanitarian Summit één van de initiatiefnemers van de Global Alliance on Humanitarian Innovation die op de top werd gelanceerd. Dit initiatief brengt humanitaire organisaties, het bedrijfsleven en universiteiten samen om oplossingen te vinden voor concrete humanitaire uitdagingen. Het VN Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (UN OCHA) kondigde tijdens de WHS aan dat een humanitair datacentrum in Den Haag wordt geopend. Het centrum ondersteunt het bevorderen van de effectiviteit van noodhulp

Klimaat

Klimaatverandering versterkt armoede, ongelijkheid en instabiliteit. Lage- en middeninkomenslanden zijn relatief kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering en de bevolking heeft vaak minder mogelijkheden om te anticiperen op nieuwe omstandigheden zoals extreem weer. Nederland spande zich daarom in 2016 zowel in voor mitigatie (het tegengaan van) klimaatverandering als voor adaptatie (het vergroten van de weerbaarheid van de meest kwetsbare groepen).

Op het gebied van water en adaptatie is gewerkt aan de ontwikkelingsplannen voor veilige delta’s in zeven landen: Bangladesh, Colombia, Egypte, Indonesië, Mozambique, Myanmar en Vietnam. Op het gebied van voedselzekerheid en adaptatie is Nederland betrokken bij aanpassingen van de landbouw in Oost-Afrika, zoals het verbeteren van bodemvruchtbaarheid, verbeterd zaaizaad en het gebruik van satellietbeelden voor landbouwverzekeringen en weersvoorspellingen. Met Nederlandse steun heeft de eerste veiling voor zonne-energiecentrales in Zambia geresulteerd in een halvering van de kostprijs die tot dan gebruikelijk was in Sub-Sahara Afrika. Nederland bleef benadrukken dat de allerarmsten naast elektriciteit vooral ook schone kooktoestellen nodig hebben.

Landen committeren zich in internationaal aan een bepaalde omvang van klimaatfinanciering. De gestelde doelen voor klimaatfinanciering in 2016 voor Nederland (EUR 350 miljoen publiek en EUR 200 miljoen privaat) zijn gehaald.

In februari 2016 besloot het kabinet tot een extra bijdrage van EUR 4 miljoen aan het Wereldvoedselprogramma (WFP) en EUR 4 miljoen aan de Wereld Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) om de effecten van El Niño in zwaar getroffen landen in de Hoorn van Afrika en zuidelijk Afrika te temperen. Deze steun heeft bijgedragen aan de verbetering van de acute noodsituatie met betrekking tot voedsel en water, alsook aan het versterken van de weerbaarheid van de getroffen bevolking.

Beleidscoherentie voor ontwikkeling

Coherent beleid van de ontwikkelde landen op het terrein van handel, economie en klimaat is een essentiële voorwaarde voor de realisatie van de SDG’s. In 2016 zijn een actieplan Beleidscoherentie alsook een tussentijdse rapportage gepresenteerd, dat de thema’s omvat waarop het kabinet al langer werkt: toegang tot medicijnen, belastingontwijking, duurzame waardeketens, kosten van geldovermakingen door migranten en klimaatverandering. Het plan is aangevuld met drie onderwerpen. Het eerste onderwerp omvat bilaterale en regionale handelsakkoorden, omdat de EU met veel landen dergelijke onderhandelingen voert of gaat voeren. Deze akkoorden kunnen gevolgen hebben voor ontwikkelingslanden. In 2016 is een studie gedaan naar de economische impact, zowel op Nederland als op lage- en middeninkomenslanden, van zes bilaterale akkoorden die de EU de komende tijd (her)onderhandelt met Australië, Chili, Indonesië, Mexico, New Zeeland en de Filipijnen. Het tweede nieuwe onderwerp omvat investerings-beschermingsovereenkomsten (IBO’s). IBO’s vergroten de rechtszekerheid en bevorderen daarmee het aantrekken van investeringen in ontwikkelingslanden. Als derde nieuwe onderwerp is voedselzekerheid opgenomen, naar aanleiding van de motie Van Laar over het gezamenlijk optrekken tussen ministeries op het gebied van voedselzekerheid.

Beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen is een probleem in zowel rijke landen als ontwikkelingslanden. Voor de ontwikkeling van medicijnen zijn nieuwe modellen nodig waarbij de kosten van onderzoek en ontwikkeling worden losgekoppeld van de uiteindelijke prijs. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport leverden een schriftelijke en mondelinge bijdrage aan het door de Secretaris-Generaal van de VN ingestelde High Level Panel over Toegang tot Medicijnen. Hierin werd het Panel aangemoedigd op een breed terrein te zoeken naar oplossingen. Deze visie werd door Nederland ook uitgedragen tijdens de Wereld Gezondheids Assemblee 2016. Nederland maakte zich hard voor een resolutie die de WHO een stevig mandaat geeft en die benadrukt dat onderzoek en ontwikkeling gebaseerd moeten zijn op de behoeften en tot betaalbare medicijnen moet leiden. Het gerenommeerde medische blad The Lancet publiceerde een opiniestuk van ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin het kabinet oproept tot inzet van zowel de farmaceutische industrie als regeringen om te investeren in nieuwe medicijnen, volledige transparantie te geven over kosten en prijzen en vooraf de bijdragen van verschillende partijen inzichtelijk te maken. Ook moeten zij de juridische ruimte van landen om de volksgezondheid te beschermen respecteren.

Met de gecombineerde agenda voor hulp, handel en investeringen is veel bereikt: inclusieve economische ontwikkeling voor de armste groepen staat centraal in het beleid. Dat moet ook, want het is cruciaal voor het bereiken van de SDG’s. Publiek-private samenwerking heeft een enorme impuls gekregen. Veel meer Nederlandse en internationale kennisinstellingen en private organisaties zijn nu actief betrokken bij internationale samenwerking. Infrastructuur programma’s zoals ORIO, DRIVE en FMO-IDF leggen de basis voor economische en sociale ontwikkeling. Nederlandse ODA wordt ingezet als katalysator van private middelen. In het DGGF levert elke publieke euro nu EUR 3,5 op aan private middelen voor ontwikkelingsactiviteiten, dat betekent dat met elke publieke euro EUR 3,5 aan financiering bij andere financiers wordt losgemaakt. Voor elke euro die Nederland bijdraagt aan International Development Association (IDA), het Wereldbankloket voor de armste landen, kan het fonds drie euro investeren. Zo wordt de Nederlandse donorbijdrage door IDA via leningen en schenkingen verveelvoudigd.

De kracht van de combinatie hulp, handel en investeringen komt ook tot uiting in de leidende rol die Nederland speelt bij verduurzaming van handelsketens met ontwikkelingslanden. De Amsterdam Verklaringen voor duurzame palmolie en tegen ontbossing werden in 2016 door twee additionele overheden getekend: Noorwegen en Frankrijk. Onze aanpak vindt ook bredere navolging; in november 2016 tekenden negen Afrikaanse landen het Africa Palm Oil Initiative. Consultaties onder verschillende belanghebbenden zoals in Bangladesh rond textiel zijn uniek in de wereld. Er zijn veel strengere inspecties van arbeidsomstandigheden van honderdduizenden textielarbeiders waardoor de discussie over leefbaar loon en leefbaar inkomen mede op gang is gebracht. Onder het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 de is de eerste gezamenlijke (informele) Raad van ministers van Handel en van OS georganiseerd met als onderwerp verduurzaming van handelsketens. Op initiatief van Nederland zijn Raadsconclusies aangenomen waarin de EU zich committeert aan de verduurzaming van ketens.

De agenda voor hulp, handel en investeringen heeft drie doelstellingen: (1) het uitbannen van extreme armoede, (2) het bevorderen van duurzame en inclusieve groei, en (3) het vergroten van het succes van het Nederlands bedrijfsleven in het buitenland.

Uitbannen extreme armoede

Het bestrijden van grote ongelijkheid is een centraal onderdeel van het Nederlandse beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het overkoepelende thema van de SDG’s is Leave No One Behind. Om dit te bereiken is het nodig meer te investeren in de bestrijding van extreme armoede en specifieke maatregelen te nemen om armste en meest gemarginaliseerde groepen te bereiken die achterblijven. Ook in 2016 werkte Nederland aan armoede- en ongelijkheidsvermindering via de vier speerpunten voedselzekerheid, water, veiligheid en rechtsorde en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en de drie thema’s klimaat, privatesectorontwikkeling en vrouwenrechten. Met UNICEF en de Global Alliance for Improved Nutrition wordt een van de grondoorzaken van armoede en marginalisatie aangepakt: ondervoeding van aanstaande moeders en jonge kinderen die, wanneer niet bestreden, hen levenslang op achterstand zet. Voedingsprojecten in Bangladesh hebben daarom reproductieve gezondheids- en genderaspecten geïntegreerd in hun training modules. Leave No One Behind was het overkoepelende thema van het VN High-Level Political Forum in juli 2016, Dit forum bespreekt jaarlijks de voortgang en rapportage gericht op de SDG’s. Nederland organiseerde samen met Kenia en het Overseas Development Institute (ODI) een succesvol evenement waar achttien regeringen, VN-organisaties en internationale NGO’s een toezegging deden voor extra actie om te zorgen dat niemand achterblijft.

In september 2015 heeft de VN een nieuwe mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030 vastgesteld. Deze agenda bevat 17 Sustainable Development Goals (SDG’s) die gelden voor alle landen; de lidstaten moeten zorgen voor vertaling in nationaal beleid. De uitvoering van de SDG’s is een kabinetsbrede verantwoordelijkheid. Begin 2016 is een nulmeting van het rijksbeleid gedaan door het samenvatten van bestaand en aangekondigd rijksbeleid per elk van de 169 te behalen subdoelen en een analyse in het kader van de Monitor Duurzaam Nederland. Departementen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderdelen die op hun beleidsterrein liggen. Omdat veel doelen alleen in samenhang met elkaar kunnen worden gerealiseerd, wordt onderling nauw samengewerkt. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vervult op dit moment een coördinerende rol. Ter ondersteuning van deze rol is per 1 februari 2016 een «Coördinator Nationale Implementatie» aangesteld. De coördinator heeft in september 2016 een plan van aanpak opgesteld voor de uitvoering van de SDG’s in Nederland en op 4 november 2016 publiceerde het CBS op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een eerste publicatie over hoe Nederland ervoor staat met de 17 SDG’s. Ondanks dat het op veel terreinen goed gaat in Nederland zijn er ook belangrijke aandachtspunten. Nederland heeft de ambitie alle SDG’s in 2030 te realiseren en loopt qua aanpak binnen de EU voorop. Veel Nederlandse actoren, op alle terreinen en alle niveaus, voelen zich aangespoord de SDG’s te helpen realiseren. Er is een platform SDG Charter Nederland opgericht. Hoe groot die betrokkenheid is, bleek ook tijdens de goed bezochte SDG-conferentie op de Erasmus Universiteit Rotterdam met meer dan 500 deelnemers, inclusief de CEO’s van Philips, Unilever, DSM en Shell Nederland. Tijdens het EU-voorzitterschap heeft Nederland bijgedragen aan de uitvoering van de SDG’s door de EU door actieve pleitbezorging op politiek niveau, een workshop met lidstaten over best practices voor nationale uitvoering en een conferentie over het betrekken van de private sectoren, kennisinstellingen bij de uitvoering. Op 22 november 2016 verscheen de Mededelingen van de Europese Commissie over de implementatie van de SDG’s in het interne en externe EU-beleid. In de EU Global Strategy van de Hoge Vertegenwoordiger is mede op initiatief van Nederland een stevige link gelegd tussen de implementatie SDG’s en de Europese buitenlandse en veiligheidsbelangen.

Het belang en gebruik van officiële ontwikkelingsfinanciering (ODA) is internationaal aan het verschuiven. In tientallen ontwikkelingslanden is de armoede de afgelopen decennia teruggedrongen; door toenemende eigen belastinginkomsten kunnen overheden zelf meer investeren in onderwijs en gezondheidszorg. Voor de 40 armste landen in de wereld is dit echter niet het geval en is ODA nog steeds een belangrijke, vaak de belangrijkste externe financieringsbron. Deze landen bevinden zich veelal in een brede ring van instabiliteit rond Europa. Vluchtelingen- en migratiestromen binnen en vanuit deze regio’s zijn groter dan ooit en ODA is cruciaal voor noodhulp, opvang in de regio en aanpak van grondoorzaken. Het gebruik van ODA innoveert en fungeert hulp steeds vaker als hefboom voor private financiering voor ontwikkeling, waaronder voor klimaatverandering. Dit vraagt ook om een aanpassing van de ODA definitie. Nederland heeft begin 2013 een aantal doelstellingen geformuleerd om de ODA definitie te moderniseren. Tijdens de High Level Meeting van OESO-DAC van 18–19 februari 2016 zijn hierop besluiten genomen. Nederland heeft met succes veranderingen in de ODA-definitie bepleit voor bepaalde activiteiten op het snijvlak van veiligheid en ontwikkeling en momenteel worden ook mogelijkheden uitgewerkt om inzet op private sector ontwikkeling binnen ODA te erkennen.

Zoals beschreven in «Wat de wereld verdient» kan de partnerlandenlijst door de tijd heen wijzigen. Een aantal partnerlanden heeft de afgelopen jaren gestage economische groei doorgemaakt, waardoor het karakter van de relatie al aan het veranderen is. In 2016 is aangekondigd dat Indonesië, Kenia, Ghana en Rwanda met ingang van 2020 in aanmerking komen voor een formele geleidelijke verandering van de relatie.

De strijd tegen armoede kan niemand alleen winnen, daarom werkt de Nederlandse overheid steeds vaker samen met het bedrijfsleven en NGO’s. Bijvoorbeeld als het gaat om het vergroten van kennis en capaciteit van organisaties in lage- en middeninkomenslanden. Nederland was in 2016 co-voorzitter van het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC). Tijdens de tweede High-Level Meeting in Nairobi, Kenia werden 29 Global Partnership Initiatives (GPIs) gepresenteerd. Het outcome document herbevestigde de rol van het GPEDC in monitoring en review van de voortgang op de SDG’s en onderstreepte het belang van nieuwe partnerschappen om de SDG’s te halen.

Bevorderen duurzame en inclusieve groei

Veel extreem arme mensen wonen in middeninkomenslanden zoals India en China, en ook in fragiele staten, post-conflictlanden en in landen met een zeer beperkte economische ontwikkeling. Nederland steunt het internationale streven om ODA-gelden meer op deze laatste groep landen te richten. In 2016 besteedde Nederland 0,27% van het BNI aan de minst ontwikkelde landen.

Om extreme armoede uit te bannen is hoge groei noodzakelijk. Nieuwe inzichten tonen aan dat extreme armoede alleen afneemt als de armste veertig procent van de bevolking meer dan gemiddeld profiteert van economische groei. Het is derhalve cruciaal dat de noodzakelijke hoge groei ook de armste mensen daadwerkelijk bereikt. Dit is niet alleen in het belang van de armsten; de OESO signaleerde in 2015 dat er overtuigend bewijs is dat een grote ongelijkheid de economie schaadt. Voor groei is het ook essentieel dat ondernemers in ontwikkelingslanden de ruimte hebben om te handelen en te investeren. In 2016 heeft Nederland ingezet op het verbeteren van wet- en regelgeving, zoals landrechten of mededingingsregels, het versterken van douane- en belastingdiensten, het overdragen van kennis over betere productiemethoden, het aanleggen van wegen en het zorgen voor een betere markttoegang.

Het stimuleren van publiek private partnerschappen is noodzakelijk om complexe problemen op te kunnen lossen. Fonds Duurzaam Water faciliteert publiek private partnerschappen op het gebied van water. In Cebu op de Filippijnen heeft samenwerking tussen Vitens Evides International, het lokale drinkwaterbedrijf en een aantal NGO’s geleid tot verbeterde toegang tot drinkwater voor 10.000 bewoners van krottenwijken; samen verlagen zij de drempel voor arme huishoudens om een wateraansluiting te realiseren.

De landbouw staat bij jongeren vaak in laag aanzien, vergeleken met werken in de stad. Agriterra voert met EUR 50 miljoen subsidie het programma Common farmers sense in business uit (2016–2020). Door samenwerking met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en met de jongerenafdelingen van een aantal coöperatieve bedrijven (o.a. Young Friesland Campina) worden ook jonge, Nederlandse boeren betrokken. Het Kadaster werkt samen met lokale instanties in Bangladesh, Benin, Colombia, Mozambique en Rwanda aan de registratie van landeigendom. Met het bedrijfsleven en Wageningen UR wordt de ontwikkeling van de zaaizaadsector ondersteund in onder meer Ethiopië, Oeganda en Tanzania. Meer boer(inn)en krijgen zo toegang tot verbeterd zaaizaad dat productievere gewassen oplevert die minder vatbaar zijn voor ziekten. Samen met capaciteitsopbouw, bijvoorbeeld op fytosanitair gebied, leidt dit tot betere productieomstandigheden, markttoegang en goede dienstverlening aan de boer(in).

Een ander voorbeeld van bevordering van aandacht voor jong ondernemerschap is de in 2016 door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierde Road to Nairobi bustour. Onder leiding van Afrikaanse jongerenambassadeurs is in acht Afrikaanse landen geïnventariseerd waar kansen en uitdagingen liggen op het gebied van jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap. De thematiek van jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap door jongeren wordt ook opgepakt in gedelegeerde ambassadeprogramma’s.

Machtsongelijkheid is wereldwijd nog altijd groot. Vrouwen en meisjes hebben minder kansen op ontwikkeling. Genderongelijkheid remt economische groei en sociale ontwikkeling. Het kabinet heeft in 2016 geïnvesteerd in vrouwenrechten en gendergelijkheid via de programma’s Funding Leadership and Opportunities for Women (2016–2020), het Nationaal Actieplan voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid (2016–2019), Samenspraak en Tegenspraak, het Voice fonds en het Accountability fonds. Deze programma’s scheppen kansen die uiteindelijk ten goede komen aan het welzijn van zowel vrouwen als mannen.

Onder het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak zijn 25 strategische partnerschappen met (allianties van) organisaties in januari 2016 van start gegaan. De overkoepelende doelstelling van dit beleidskader is het versterken van maatschappelijke organisaties in lage- en lage-middeninkomenslanden in hun rol als pleiter en beïnvloeder. Dit stelt deze organisaties, in samenwerking met hun (internationale) partners en via hun netwerken in staat, op lokaal, nationaal en internationaal niveau hun rol te spelen in pleitbezorging en beïnvloeding en zo bij te dragen aan duurzame inclusieve ontwikkeling voor iedereen en aan het bestrijden van armoede en onrecht. In 2016 is ook het Voice fonds gelanceerd. Voice is specifiek gericht op maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen die vaak ook het moeilijkst te bereiken zijn. De keuze voor de fondsbeheerder van Voice is gevallen op het consortium bestaande uit Oxfam Novib en Hivos. Voor het Accountability fonds was 2016 een jaar waarin meer bekendheid is gecreëerd voor de mogelijkheden van het fonds voor ondersteuning van het Zuidelijke maatschappelijk middenveld.

Het kabinet heeft een genderperspectief verankerd in de geïntegreerde benadering van het buitenlands- en veiligheidsbeleid. De impact van conflict is voor mannen en vrouwen vaak niet gelijk. In het derde Nationaal Actie Plan voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid (2016–2019), dat op 8 maart werd gepubliceerd, ligt de nadruk op de samenwerking met lokale vrouwen(organisaties) en het verbinden van activiteiten in acht landen met de diplomatieke inspanningen van Nederland en de lobbyactiviteiten van de ondertekenaars uit het maatschappelijk middenveld.

In 2016 zijn tien programma’s van Funding Leadership and Opportunities for Women 2016–2020 (FLOW) begonnen. Het fonds bedraagt EUR 95 miljoen voor de jaren 2016–2020 en steunt langjarige programma’s op het gebied van het tegengaan van geweld tegen vrouwen, politieke participatie van vrouwen en economische participatie. De geselecteerde programma’s bereiken honderden maatschappelijke organisaties in 36 landen. De programma’s dragen bij aan tastbare verbeteringen in de levens van vrouwen en aan een positief klimaat voor vrouwenrechten, bijvoorbeeld in vredesprocessen en in seksuele gezondheid. Binnen het Accountability fonds is de toegezegde reservering van een derde deel van het budget ter versterking van vrouwenrechten gerealiseerd. De voorziene intensivering van EUR 10 miljoen per jaar werd via regionale vrouwenfondsen uitgewerkt.

Nederland ondersteunt overheden in 37 ontwikkelingslanden en opkomende markten bij de ontwikkeling van infrastructurele projecten met het programma Develop2Build (D2B). In 2016 zijn voor D2B 40 projecten geïdentificeerd. Hiervan werden 14 als kansrijk gezien en deze zijn in verdere ontwikkeling/voorbereiding. Vijf projecten zijn al in een dermate vergevorderd stadium dat eind vorig jaar een schenkingsarrangement met de overheid getekend kon worden (Mozambique (2), Indonesië, Zambia en Sao Tome). Wanneer een Develop2Build project uitontwikkeld is, kan het medegefinancierd worden met het Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE). DRIVE is een flexibel financieringsinstrument en is gericht op investeringsfase van ontwikkelingsrelevante publieke infrastructuur. Voor DRIVE zijn in 2016 67 projectvoorstellen van bedrijven ontvangen, hiervan zijn zeven projecten kansrijk. RVO werkt samen met de bedrijven aan een verdere ontwikkeling van deze projecten Naar verwachting worden binnenkort de eerste contracten getekend.

Onder Nederlands voorzitterschap is door de Raad, het EP en de Commissie een politieke overeenkomst bereikt over de EU-verordening over conflictmineralen. Het doel van de verordening is om de link te doorbreken tussen de handel in bepaalde mineralen en de financiering van gewelddadige conflicten in de regio’s waar deze mineralen worden gewonnen. De verordening draagt daarmee bij aan grotere stabiliteit in fragiele regio’s, meer respect voor mensenrechten en betere leefomstandigheden.

Op het terrein van de IMVO-convenanten is een aantal resultaten geboekt. Met de convenantenaanpak beoogt het kabinet dat risico’s op schendingen van mensenrechten en milieuschade in productie- en waardeketen worden aangepakt, zoals in de OESO-richtlijnen is beschreven. Er zijn inmiddels convenanten afgesloten in de textielsector en in de bancaire sector. Tien andere sectoren hebben substantiële stappen gezet om tot een convenant te komen, te weten goud, hout, land- en tuinbouw, metallurgische industrie, natuursteen, plantaardige eiwitten, sierteelt, toerisme, verzekeringen en voedingsmiddelen. Met deze sectoren zijn onderhandelingen gaande die naar verwachting in de eerste helft van 2017 kunnen worden afgerond.

Tijdens het EU-voorzitterschap maakte Nederland zich met succes sterk voor een politiek akkoord over een voorstel van de Europese Commissie voor een anti-belastingontwijkingsrichtlijn. De aanname ervan in juni 2016 is een mijlpaal in de internationale strijd tegen belastingontwijking. Kunstmatige constructies die de belastinggrondslag in de Europese lidstaten uithollen, kunnen ermee worden aangepakt. Van de EU-richtlijn zal eveneens een positief effect kunnen uitgaan op belastinginning in ontwikkelingslanden, met name indien deze landen zich gesterkt voelen om ook zelf maatregelen te nemen. Ook is er in OESO-verband veel voortgang geboekt met het betrekken van ontwikkelingslanden bij de internationale fiscale agenda en met de introductie van het multilaterale instrument als onderdeel van het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project; een belangrijke stap voor het eenvoudiger opnemen van anti-misbruikclausules in belastingverdragen in de toekomst.

Nederland heeft aan 23 ontwikkelingslanden aangeboden om antimisbruikbepalingen in de bilaterale verdragen op te nemen waardoor hen inkomstenverlies wordt bespaard. Met vijf landen is overeenstemming bereikt in 2016: Ghana, Indonesië, Oekraïne, Oezbekistan en Zimbabwe waarmee in totaal met negen ontwikkelingslanden een akkoord over aanpassing van het belastingverdrag is bereikt. Het kabinet is nog met elf landen in gesprek.

Het Scaling Up Mineral Traceability project werd in 2016 verder geïmplementeerd in de Grote Meren regio; 200 mijnen zijn aangesloten op het systeem. Dit systeem zorgt ervoor dat conflictvrij gedolven grondstoffen (tin, coltan en wolfraam) worden verzegeld en gevolgd vanaf de mijn tot aan de smelter, zodat duidelijk is dat deze grondstoffen niet en route worden gemengd met grondstoffen waarvan de herkomst onduidelijk is.

Succes voor het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland

De export was in 2016, net als in de vorige jaren, een krachtige aanjager van economische groei. De export nam met 4,0% toe en een belangrijke bijdrage aan het sterke economische jaar dat Nederland doormaakte.

Afspraken over handel en investeringen

Voor wat betreft afspraken over handel en investeringen stond de eerste helft van 2016 voor Nederland in het teken van het EU-voorzitterschap. Eén van de prioriteiten was de «post-Nairobi» discussie, hoe kan het multilaterale systeem verder worden vormgegeven na de succesvolle WTO-top in Nairobi die eind 2015 plaatsvond? Nederland heeft hiermee de basis gelegd voor de EU-inzet richting de WTO-top in Buenos Aires eind 2017. Onderdeel hiervan is de inzet op onderwerpen zoals digitale handel en e-commerce.

Nederland werd door G20-voorzitter China uitgenodigd om deel te nemen aan de G20 Trade Ministers Meeting en de daarbij horende Trade and Investment Working Group. Het belangrijkste resultaat zijn de overeengekomen G20 non-binding principles for international investment policy. Deze principes leggen de basis voor een minder gefragmenteerd investeringssysteem, dat duurzame ontwikkeling als uitgangspunt heeft. De G20 heeft verder met de oprichting van het G20 Staal Forum de basis gelegd voor het maken van afspraken over het oplossen van de problemen met overcapaciteit in de staalsector. Nederland participeert in dit Forum.

Er is voortgang geboekt met een aantal handels- en investeringsverdragen. De transparantie in de TTIP-onderhandelingen tussen de EU en de VS is toegenomen doordat lidstaten (incl. Nederland) een eigen leesruimte hebben ingericht. Ook voor andere verdragen zijn steeds meer documenten online te vinden. In de TTIP-onderhandelingen is eind 2016 een pauze ingelast. Deze pauze wordt gebruikt als reflectiemoment om een brede dialoog aan te gaan met NGO’s, bedrijfsleven en vakbonden. Dit biedt een kans voor een transparanter en breder gedragen onderhandelingsproces in de toekomst. Het handels- en investeringsverdrag tussen de EU en Canada, CETA, is ondertekend. Er zijn nog onderhandelingen gevoerd om bepaalde zorgen te adresseren. In een gemeenschappelijke interpretatieve verklaring wordt onder meer nogmaals verduidelijkt dat CETA niet ten koste zal gaan van EU-standaarden op het terrein van arbeid en milieu, en dat beleidsruimte van overheden niet ingeperkt wordt. In de duurzaamheidshoofdstukken van CETA worden afspraken gemaakt over handel in relatie tot duurzame ontwikkeling, arbeid en milieu. Het herziene handelsakkoord over handel in ICT-producten (ITA-II) is in werking getreden. Tot slot is een Economic Partnership Agreement met Zuidelijk Afrika ondertekend, en zijn onderhandelingen gestart voor een handels- en investeringsakkoord met Indonesië en met de Filipijnen.

Economische dienstverlening

Het afgelopen jaar is in het kader van de modernisering van de economische dienstverlening een aantal verbeteringen doorgevoerd, zowel in de publieke dienstverlening als binnen het publiek-private dienstverlenende netwerk. Door de Dutch Trade & Investment Board (DTIB) is een traject gestart om de fragmentatie in het publiek-private dienstverlenende netwerk tegen te gaan, teneinde de kwaliteit van de dienstverlening aan het bedrijfsleven (zowel Nederlandse bedrijven die in het buitenland zaken willen doen als buitenlandse bedrijven die in Nederland zaken willen doen) te verbeteren.

In 2016 hebben op kabinetsniveau 19 uitgaande economische missies plaatsgevonden. Drie daarvan waren onder leiding van de MP en zes onder leiding van de Minister voor BHOS. Naast exportpromotie, ligt de nadruk in de economische missies nu op meerjarige samenwerking op het gebied van economie, innovatie en ontwikkeling en is er ruim aandacht voor politieke en maatschappelijke onderwerpen. Deze missies passen zo in de brede relaties op lange termijn die Nederland in de bilaterale betrekkingen nastreeft. Bij handelsmissies is extra aandacht besteed aan vrouwelijke deelnemers, met als resultaat dat het aantal vrouwelijke ondernemers dat deelneemt aan handelsmissies is gestegen.

In de dienstverlening aan Nederlandse bedrijven in het buitenland speelt het financieel instrumentarium een grote rol. Deze dienstverlening is hervormd om het beter toegankelijk en concurrerender te maken. Het vernieuwde instrumentarium heet het Dutch Trade & Investment Fund (DTIF) en is in 2016 van start gegaan. Het DTIF is een bundeling van bestaande financieringsproducten, gericht op directe investeringen en introduceert exportfinanciering. Bovendien kunnen nu bedrijven worden bediend die zaken doen in alle landen die niet onder het DGGF vallen.

In de Kamerbrief over het versterken van het verdienvermogen van Nederland is de Kamer tussentijds geïnformeerd over de uitkomsten van de pilot eigen bijdrage economische dienstverlening, die in het voorjaar van 2017 zal aflopen. Deze pilot is uitgevoerd in samenwerking met het postennetwerk in Brazilië, Frankrijk en Duitsland en RVO. Op basis van deze tussentijdse evaluatie is eind 2016 gestart met het uitwerken van een mogelijk vervolg.

Buitenlandse investeringen

Naast de export dragen buitenlandse investeringen bij aan het verdienvermogen van Nederland. Het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) van het Ministerie van Economische Zaken, waar de Minister van BH&OS medeverantwoordelijk voor is, houdt zich bezig met het aantrekken van investeerders. NFIA werkt samen met de regionale investeringsagentschappen onder de vlag van «Invest in Holland». In 2016 zijn via NFIA 223 nieuwe investeerders naar Nederland gekomen, goed voor EUR 1,47 miljard aan investeringen en 7570 banen. De meeste investeringen kwamen uit de VS, gevolgd door het VK, China, Japan en Frankrijk. De belangrijkste sectoren zijn de IT-sector, life sciences en logistiek. Vanwege de veranderende internationale omstandigheden is in 2016 besloten om de capaciteit van NFIA in de VS, het VK en Canada te vergroten.

Exportcontrole strategische goederen

In de uitvoering van het exportcontrolebeleid bleven de sanctieregimes veel tijd en aandacht vragen, met name de sancties op Rusland en de stapsgewijze en voorwaardelijke verlichting van de sancties op Iran. Onder het Nederlandse EU-Voorzitterschap is de triloog over de herziening van de anti-folterverordening succesvol afgerond. Over de herziening hebben de Raad, het EP en de Commissie ruim vijf maanden intensief onderhandeld. De nieuwe wetgeving treedt naar verwachting begin 2017 in werking. De Nederlandse inzet voor de herziening van de EU-dual use-verorderning is geformuleerd. In de verschillende exportcontroleregimes (Nuclear Suppliers Group NSG, Missile Technology Control Regime (MTCR), Australië Groep (AG), Wassenaar Arrangement (WA)) heeft Nederland effectieve en constructieve bijdragen geleverd, in zowel de expertgroepen als op beleidsmatig gebied. Het Nederlands-Luxemburgse MTCR-voorzitterschap is succesvol afgerond. Er is veel internationale waardering voor dit gezamenlijk voorzitterschap, dat zich kenmerkte door een succesvolle outreach campagne en het MTCR-lidmaatschap voor India. Het voorzitterschap heeft gewerkt aan vergroting van de effectiviteit van het regime, zoals het opstellen van duidelijke lessons learned en modernisering van de website. Met betrekking tot de export van militaire goederen heeft het kabinet de toetsing van vergunningaanvragen voor landen die betrokken zijn bij het conflict in Jemen in 2016 verder aangescherpt door het vergroten van de controle op de doorvoer. Naar aanleiding van de militaire interventie in Jemen worden aanvragen voor de uitvoer naar deze landen extra kritisch getoetst. Wanneer er een kans bestaat dat de uit te voeren goederen kunnen bijdragen aan schendingen van het internationaal humanitair recht in Jemen, worden deze aanvragen afgewezen. Nederland heeft het EU-voorzitterschap aangegrepen om in EU-raadskader aandacht hiervoor te vragen en de EU-lidstaten op te roepen eenzelfde strikt beleid te voeren.

Overzicht indicatoren en streefwaarden 2016

In de begroting voor 2016 zijn geen indicatoren en streefwaarden opgenomen. Kwantitatieve resultaten op basis van de indicatoren uit de begroting voor 2017 zijn opgenomen in onderstaande tabel om de voortgang op de doelstellingen inzichtelijk te maken. Onder de beleidsconclusies wordt toegelicht welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Vanaf het Jaarverslag over de begroting 2017 zal het kabinet op basis van de dan beschikbare informatie rapporteren over behaalde resultaten, mede op basis van de 15 indicatoren en streefwaarden in de begroting voor 2017.

Art.

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Waarde 20161

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2020

Bron

1

Private sector-ontwikkeling (PSD)

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

66.379

160.000 in dat jaar bereikt

180.000 in dat jaar bereikt

https://aiddata.rvo.nl/results/

   

Bedrijfsontwikkeling

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

2.662

2.250 in dat jaar bereikt

2.500 in dat jaar bereikt

https://aiddata.rvo.nl/results/

2

Voedselzekerheid

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

14,5 miljoen mensen

10 miljoen in dat jaar bereikt

20 miljoen in dat jaar bereikt

Alle decentrale partners en UNICEF

   

Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector

Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

1,5 miljoen boeren

4,5 miljoen in dat jaar bereikt

5,5 miljoen in dat jaar bereikt

Alle decentrale partners

   

Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen

Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

120.000 hectare

3 miljoen in dat jaar bereikt

5 miljoen in dat jaar bereikt

Alle decentrale partners

2

Water

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

1,33 miljoen

1 miljoen in dat jaar bereikt

8 miljoen, cumulatief

(30 miljoen, cumulatief in 2030)

Centrale en decentrale partners

   

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

1,27 miljoen

1,5 miljoen in dat jaar bereikt

12 miljoen, cumulatief

(50 miljoen, cumulatief in 2030)

Centrale en decentrale partners

   

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s

Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

3,11 miljoen

3 miljoen in dat jaar bereikt

20 miljoen, cumulatief

Centrale en decentrale partners

2

Klimaat

Hernieuwbare energie

Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2,2 miljoen

2,3 miljoen in dat jaar bereikt

11,5 miljoen, cumulatief

(50 miljoen, cumulatief in 2030)

Centrale en decentrale partners

3

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid

Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome)

Nog geen data beschikbaar

100 in dat jaar bereikt

500

Niet van toepassing

   

Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties

Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid (output)

Nog geen data beschikbaar

50 in dat jaar bereikt

350, cumulatief

Niet van toepassing

3

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV

Toegang tot family planning

Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

1,8 miljoen extra

3 miljoen extra vrouwen en meisjes, cumulatief

6 miljoen extra vrouwen en meisjes, cumulatief (ten opzichte van het basisjaar 2012)

http://progress.familyplanning2020.org/page/pace-of-progress/mobilizing-resources

   

Rechten

Tevredenheid van de SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Tevredenheid (minimale score 4 op 1–5 schaal) in 80% van de focus landen

Niet van toepassing

4

Veiligheid & Rechtsorde

Rechtstaat ontwikkeling

Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

22.607 (waarvan 5.578 vrouwen)

In 6 fragiele of post-conflict landen, 50.000 in dat jaar bereikt, waarvan minstens de helft vrouwen.

In 6 fragiele of post-conflict landen 200,000, waarvan minstens de helft vrouwen, cumulatief

Centrale en decentrale partners

   

Menselijke Veiligheid

Aantal m2 land dat is ontmijnd

4,34 miljoen

5 miljoen in dat jaar bereikt

24 miljoen, cumulatief

Centrale partners

X Noot
1

Onder «Waarde 2016» zijn de resultaten die behaald zijn in 2016 opgenomen voor zover die in dit stadium beschikbaar konden worden gesteld door de uitvoerende organisaties. In de resultatenrapportage die uitkomt in september 2017 zullen de volledige resultaten worden gepresenteerd.

Focusonderwerp: beleidsdoorlichtingen

In het kader van het focusonderwerp van dit jaarverslag wordt in de voorgeschreven tabel een overzicht gegeven van alle beleidsdoorlichtingen die in het kader van deze begroting sinds 2009 zijn uitgevoerd. In de laatste kolom wordt weergegeven hoe de beleidsdoorlichting in de Tweede Kamer is behandeld (met een verwijzing naar het kamerstuk). Een beleidsdoorlichting voor het gehele artikel 1 is voorzien in 2019. Dit artikel bestaat sinds 2013 toen het Directoraat Generaal Buitenlands Economische Betrekkingen aan deze begroting werd toegevoegd.

Op basis van dit overzicht kan gekeken worden naar de frequentie van de uitvoering van beleidsdoorlichtingen. Daar waar geen beleidsdoorlichting is uitgevoerd, wordt in de voetnoten toelichting gegeven waarom dit (nog) niet uitgevoerd is. Na de tabel staan de uitkomsten van de uitgevoerde beleidsdoorlichtingen op hoofdlijnen beschreven en op welke wijze de conclusies zijn opgevolgd. Dit geeft inzicht in wat er is gedaan met conclusies en aanbevelingen.

Tabel: Overzicht van de beleidsdoorlichten per begrotingsartikel sinds 2009.
 

Begrotingsartikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Wanneer gepland?1

Geheel artikel2

Behandeling in Tweede Kamer3

1

Duurzame handel en investeringen

               

20194

nee

nvt

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen5

                     

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid5

                     

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

       

     

2011

 

4; 33 625-96; 33 625-231

1.4

Dutch Good Growth Fund6

                   

4; 33 625-180 (betreft geen BD maar midterm review)

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

                 

nee

 

2.1

Toename van voedselzekerheid

             

V

2015

 

34 124-9

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

   

       

V

2012/2016

 

4; 31 271-5/9

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

         

   

2013

 

4/5; 33 625-191

3

Sociale vooruitgang

                 

nee

 

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

     

       

2013/2021

 

4; 33 625-92; 31 271-12

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

         

   

2013

 

4/5; 33 625-211/225

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

             

V

2014

 

nvt

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek7

 

           

2011

 

4; 31 271-4

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

                 

nee

 

4.1

Humanitaire hulp

         

   

2014

 

4/5; 32 605-206; 31 271-21

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties8

               

nvt

   

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

     

√√

 

X9

   

2015

 

Fragiele Staten: 4; 33 625-92; 31 787-9;

LA beleid: 3; 29 653-15

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

                 

nee

 

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

             

V

2017

 

nvt

5.2

Overig armoedebeleid10

   

         

2012

 

4; 31 271-6/9

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

 

           

2011/2018

 

4; 32 734-9/10/15

V = Verwacht.

X Noot
1

Uitleg voor de aanpassing van de planning staat de volgende brieven aan de Tweede Kamer: 34 124-8; 31 271-24; 31 271-20; 31 271-15; 31 271-13

X Noot
2

Bij BZ en BHOS is het de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren, inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen. Waar mogelijk worden combinaties gemaakt. Voor artikel 1 is dit in 2021 wel één beleidsdoorlichting voorzien.

X Noot
3

Codering is: 1. voor kennisgeving aangenomen; 2. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen; 3. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen en beantwoording in overleg; 4. betrokken bij overleg (in AO/wetgevingsoverleg/ notaoverleg); 5. technische briefing; 6. nog in behandeling. Vervolgnummer betreft het kamerstuk (bv. 31 271-4)

X Noot
4

Voor dit artikel is een artikel brede beleidsdoorlichting voorzien (1,1, 1,2 & 1,4)

X Noot
5

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

X Noot
6

Dit is een nieuwe beleidsdoelstelling van dit kabinet.

X Noot
7

Deze beleidsdoelstelling is doorgelicht in 2011, en geen prioriteit van dit kabinet.

X Noot
8

Deze beleidsdoelstelling is naar het Ministerie van Defensie.

X Noot
9

De beleidsdoorlichting Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus.

X Noot
10

De laatste beleidsdoorlichting was in 2012. Het grootste deel van dit sub-artikel was begrotingssteun en deze modaliteit is stopgezet. Voor de andere onderdelen wordt bekeken waar ze elders worden meegenomen. Cultuur is bijvoorbeeld al meegenomen in de beleidsdoorlichting Buitenlandscultuurbeleid van de BZ begroting (H5).

De beleidsdoorlichtingen van 2014, 2015 en 2016

Binnen de BHOS begroting worden programma’s, subsidies en thema’s conform de regels geëvalueerd. Deze evaluaties en met name de effectevaluaties vormen de bouwstenen voor de beleidsdoorlichtingen die per begrotingssubartikel worden uitgevoerd. In het kader van het focusonderwerp van dit jaarverslag is gevraagd om een samenvatting te geven van de conclusies van de beleidsdoorlichtingen sinds 2014, van de kabinetsreacties en van de eventuele aanpassingen in het beleid. Voor de BHOS begroting betreft dit de beleidsdoorlichting Private Sectorontwikkeling (1.3), hernieuwbare energie (2.3), Gender (3.2) en Humanitaire Hulp (4.1). Hieronder volgen deze samenvattingen.

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden (artikel 1.3).

Uit de in 2014 afgeronde beleidsdoorlichting van private sector ontwikkeling (2005–2012) bleek dat de programma’s en bedrijfsleveninstrumenten relevante knelpunten aanpakken, een behoorlijk bereik hebben en zichtbare resultaten op outputniveau opleveren. Aandachtspunten waren impactmeting, additionaliteit en samenwerking tussen programma’s (synergie). Na de beleidsreactie (Kamerstuk 33 625, nr. 96 van 25 april 2014) is in de periode tot en met 2016 als volgt opvolging gegeven aan deze drie aandachtspunten.

Voor impactmeting (het uiteindelijk beoogde effect van private sector ontwikkeling, zoals de toename van werkgelegenheid) is in 2012 een evaluatieprotocol ontwikkeld op basis waarvan uitvoeringsorganisaties een plan opstelden voor monitoring en evaluatie van hun programma’s. Hierdoor zijn de programma’s van uitvoeringsorganisaties als Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) eenvoudiger te volgen en beter te evalueren. Door uitvoeringsorganisaties sinds 2016 te verplichten te rapporteren conform de Open Data-standaard komen gegevens over voortgang en resultaten sneller beschikbaar.

Additionaliteit (meerwaarde van publieke ondersteuning die uitvoering van projecten door private partijen in lage en middeninkomenslanden mogelijk maakt) wordt verzekerd door activiteiten vooraf te toetsen aan additionaliteitscriteria die in het Donor Committee for Enterprise Development zijn ontwikkeld en leidend zijn geworden voor activiteiten op private sector ontwikkeling (PSD).

De synergie tussen programma’s is vanaf 2012 versterkt door samenwerking van uitvoeringsorganisaties in het PSD Platform aan afstemming op landenniveau, aan de aanpak van monitoring en evaluatie en aan de toepassing van beginselen voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Nederlandse ondernemers worden sinds 2014 vanuit één loket bij RVO ondersteund bij identificeren van kansen in het buitenland en vinden van passende partijen om buitenlands te kunnen ondernemen, waarover RVO contact onderhoudt met Nederlandse ambassades. Het aantal instrumenten voor PSD is verminderd en de uitvoering waar mogelijk gebundeld bij RVO.

Na de beleidsdoorlichting van PSD in 2014 heeft het ministerie verschillende programma’s apart laten evalueren: de infrastructuurprogramma’s ORIO (Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling) en ORET (Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties; Kamerstuk 33 625, nr. 97), CBI (Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden; Kamerstuk 33 625, nr. 204), PUM (Programma Uitzending Managers; Kamerstuk 32 637, nr. 250) en FMO’s Massif (33 625, nr. 238). Voor het DGGF (Dutch Good Growth Fund) en de faciliteiten voor publiek-private partnerschappen vonden mid term reviews plaats. Bovengenoemde beleidsmaatregelen en aanpassing van programma’s als gevolg hiervan zijn samengevat in een brief van 12 oktober 2016 aan de Kamer over geleerde lessen uit beleidsevaluaties en de gevolgen voor de inrichting van het bedrijfsleveninstrumentarium (Kamerstuk 33 625, nr. 231).

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering (artikel 2.3).

De in 2015 afgeronde beleidsdoorlichting hernieuwbare energie over de periode 2004–2014 heeft laten zien dat het bereik van de Nederlandse inspanningen groot is geweest, dat de doelstelling voor wat betreft het aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie ruim is overtroffen en dat Nederland substantiële invloed heeft gehad op het beleid van internationale organisaties, in het bijzonder de Wereldbank. Gesterkt door deze bevindingen kondigde het kabinet in de beleidsreactie aan de huidige inzet voort te zetten met een nieuwe ambitieuze doelstelling: Nederland zal in 2030 50 miljoen mensen in ontwikkelingslanden toegang tot hernieuwbare energie hebben verleend. Deze doelstelling is gebaseerd op voortzetting van de gemiddelde realisatie in de jaren 2012–2014 (2 miljoen mensen per jaar) vermeerderd met een gemiddelde jaarlijkse groei van 7% vanwege groeiende doeltreffendheid en doelmatigheid van de programma’s. Nederland stuurt hierbij sterk op het bereiken van resultaten via partnerschappen met HIVOS (Africa Biogas Programme), FMO (Access to Energy Fund), GIZ/RVO (Energising Development) en de Wereldbankgroep (o.a. Lighting Africa en Energy Sector Management Programme). De partnerschappen zijn gericht op toegang van de allerarmsten (en specifiek vrouwen), mobiliseren van grootschalige investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden, samenwerking met de private sector en de kennis over de relatie tussen klimaat, energie en ontwikkeling. Het in 2016 getekende strategisch partnerschap met de Wereldbankgroep stelt Nederland in staat intensiever samen te werken met de Wereldbankgroep. Het bevorderen van toegang tot hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden draagt direct bij aan SDG 7 van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen: betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen. Hiermee draagt Nederland ook bij aan de klimaatfinancieringsverplichting uit het Parijsakkoord.

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen (artikel 3.2)

De IOB- beleidsdoorlichting Gender Sense and Sensitivity over de periode 2007–2014 gaf aan dat het inzicht in behaalde resultaten beperkt was. Op het gebied van gender mainstreaming concludeerde IOB dat gender mainstreaming niet systematisch gebeurde en dat vooral op het terrein van economische ontwikkeling en vrede en veiligheid ruimte voor verbetering was. Op basis van de doorlichting heeft het kabinet vanaf 2015 consistenter dan voorheen gebruik gemaakt van genderanalyses. Deze analyses identificeren waar de strategische kansen liggen voor integratie van gender in de prioritaire beleidsterreinen. Die brengen de lokale genderverhoudingen in kaart, identificeren de behoeften en mogelijkheden van vrouwen én mannen en leggen de basis voor specifieke doelen voor positieverbetering van vrouwen. Dat zal ook bijdragen aan verbetering van monitoring en evaluatie. Bijvoorbeeld activiteiten onder het Dutch Good Growth Fund (DGGF), het Fonds voor Duurzaam Water (FDW), de Faciliteit voor Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) en duurzame ketenontwikkeling moeten nu ook hun bijdragen aan gendergelijkheid expliciet inzichtelijker maken. In 2016 is de diplomatieke inzet voortgezet en zijn nieuwe partnerschappen en programma’s van start gegaan met specifieke eisen voor resultaatmonitoring en -evaluatie. De IOB doorlichting concludeerde verder dat opeenvolgende NAP 1325 actieplannen aandacht hebben voor de rol en positie van vrouwen in conflictsituaties en het draagvlak voor integratie van een genderperspectief in het brede beleid bevorderd. De integratie is was volgens IOB nog niet systematisch. Deze constatering heeft het kabinet ter harte genomen. Zoals door IOB gesuggereerd, is hiervoor een zelfstandige strategie ontwikkeld, die op 8 maart 2016 aan de Kamer is aangeboden.

Humanitaire hulp (artikel 4.1).

In 2015 heeft IOB de Nederlandse humanitaire hulp in de periode 2009–2014 doorgelicht. De evaluatie ondersteunt het humanitair beleid op hoofdlijnen en heeft aanbevelingen gedaan. Op basis van die aanbevelingen is het beleid van lange termijn, flexibele, ongeoormerkte financiering van VN, Rode Kruis en NGO humanitaire partners voortgezet. Nederland loopt hierin voorop. Gezien de uitdagingen van dit moment en de nabije toekomst is en blijft een hoge mate van ambitie van Nederland en andere landen nodig met betrekking tot humanitaire hulp en de aansluiting van ontwikkelingshulp bij humanitaire hulp. Het kabinet steunde tijdens de World Humanitarian Summit (WHS) de Grand Bargain, een overeenkomst tussen de vijftien grootste donoren en de vijftien grootste uitvoerende organisaties om noodhulp effectiever en efficiënter te maken. Om de grondoorzaken van langdurige crises aan te pakken is een geïntegreerde werkwijze nodig, met goede afstemming tussen humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking en de beleidsspeerpunten. Het kabinet wil deze aanpak verder toepassen waarbij het gebruik zal maken van de bevindingen en aanbevelingen van de beleidsdoorlichting. Wat betreft het door IOB geconstateerde gebrek aan capaciteit: het kabinet heeft maatregelen genomen om stafcapaciteit op aantal posten te vergroten door de benoeming van twee regionale humanitaire experts.

Overzicht van risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garantie ultimo 2015

Verleende garanties in 2016

 

Vervallen garanties in 2016

 

Uitstaande garantie ultimo 2016

Jaarlijks plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie FOM

78.432

0

 

4.647

 

73.785

 

73.785

50.200

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DTIF

0

0

 

0

 

0

 

140.000

5.000

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DRIVE

0

0

 

0

 

0

55.000

 

12.500

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DGGF

16.082

19.629

 

0

 

35.711

 

808.000

51.075

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-NIO

184.377

   

17.772

 

166.605

 

166.605

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-Raad van Europa

176.743

0

 

0

 

176.743

 

176.743

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties African Development Bank (AfDB)

673.101

5.811

1

10.608

2

668.304

 

668.304

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Asian Development Bank (AsDB)

1.323.994

0

 

20.688

2

1.303.306

 

1.303.306

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Inter American Development Bank (IDB)

299.589

0

 

6.513

2

293.076

 

293.076

0

 

TOTAAL

2.752.318

25.440

 

60.228

 

2.717.530

55.000

3.629.819

118.775

X Noot
1

454 aandelen garantieverplichting GCI-VI i.v.m. aankoop extra aandelen African Development Bank.

X Noot
2

Vervallen in verband met koersinvloeden USD en SDR.

Uitgaven en ontvangsten (bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

   

2015

2015

2015

2016

2016

2016

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie FOM

3.520

276

– 3.244

17

366

349

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DTIF

0

0

0

0

0

0

1.3 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DRIVE

0

0

0

0

0

0

1.40 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DGGF

1.870

387

– 1.483

1.473

1.031

– 442

5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

212

0

– 212

   

0

 

TOTAAL

5.602

663

– 4.939

1.490

1.397

– 93

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2017. In 2016 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 0,4 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 1 miljoen en een onttrekking van EUR 1,4 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2016 op EUR 51,1 miljoen. Het totaal garantieplafond is – met in achtneming van de in het toetsingskader DGGF genoemde hefboomfactoren – ten behoeve van dit jaarverslag gezet op EUR 808 miljoen. Dit is gebaseerd op de theoretische maximale ruimte die de uitvoeringsorganisaties voor de onderdelen 1 en 3 hebben, gecorrigeerd voor het bedrag waarvoor al leningen, deelnemingen en wisselfinancieringen zijn aangegaan. Het plafond vormt daarmee het theoretisch maximale bedrag waarvoor garanties kunnen worden verstrekt.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2015 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Opdat – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden, financieringsbehoeftes, en maatwerk en flexibiliteit wordt geboden. De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrij komen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF.

In 2015 is afgesproken om de begrotingsreserve van de FOM met in totaal EUR 25 miljoen te verlagen (EUR 5 miljoen in 2015, EUR 10 miljoen in 2016 en EUR 10 miljoen in 2017) om daarmee projectvoorstellen van maatschappelijke organisaties en sociale ondernemers te kunnen ondersteunen, die een directe bijdrage leveren aan ondernemerschap en werkgelegenheid onder Afrikaanse jongeren. In 2016 is 34 miljoen uit de begrotingsreserve FOM ingezet voor het DTIF, conform het toetsingskader DTIF. De begrotingsreserve FOM komt daarmee per 31 december 2016 op EUR 50,2 miljoen. In 2016 is EUR 17.000 uitbetaald aan schades.

Omdat er geen nieuwe garanties meer worden verleend onder het FOM, is het plafond verlaagd naar EUR 73,8 miljoen. Dit is overeenkomstig het totaal aan uitstaande garanties.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld.

Er is besloten een initiële storting van EUR 5 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.

Er zijn in 2016 geen garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2016 op EUR 5 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Er is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er zijn in 2016 geen garanties verstrekt vanuit DRIVE. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2016 op EUR 12,5 miljoen.

IS-NIO

De afname van de garanties met betrekking tot de NIO is te verklaren door de afname van de leningenportefeuile van de NIO, en daardoor de garantiestelling van BHOS. De debiteurenlanden betalen hun aflossingen en rentenota’s en daardoor neemt de som waarover risico wordt gelopen af.

IS-Raad van Europa

Geen mutaties

Regionale ontwikkelingsbanken

De in 2016 verleende garanties zijn voor een bedrag van EUR 5,8 miljoen gestegen als gevolg van nieuw aangeschafte aandelen in de African Development Bank (AfDB) en voor EUR 37,8 miljoen gedaald als gevolg van herwaardering van vreemde valuta. Een gedetailleerde toelichting is opgenomen in de saldibalans bij de garantieverplichtingen.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

A: Algemene doelstelling

Doel is om de agenda voor hulp, handel en investeringen vorm te geven om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzaam en inclusieve groei in ontwikkelingslanden. Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijke rol weggelegd om het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf te betrekken bij duurzame economische ontwikkeling in de DGGF-landen.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.

  • Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.

Stimuleren

Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via o.a. het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.

  • Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.

  • Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders t.b.v. verdere internationalisering van de Nederlandse economie.

  • Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.

  • Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek.

  • Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.

Regisseren

  • Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.

  • Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het actief inzetten op het door de EU afsluiten van een aantal Economische Partnerschapsakkoorden met een aantal Afrikaanse regio’s.

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrrein van internationaal ondernemen, onder via de Dutch Trade and Investment Board.

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.

  • Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederland verdienvermogen.

  • Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

  • Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.

  • Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.

  • In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (m.n. in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van bedrijven, o.a. over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.

  • Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en privatesectorontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).

C: Beleidsconclusies

  • In 2016 heeft Nederland met de agenda voor hulp, handel en investeringen de beoogde resultaten geboekt op de versterkte private sector en verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden. Mede dankzij de Nederlandse bijdrage realiseert het programma TradeMark East Africa (www.trademarkea.com) hun doelstellingen ter vergemakkelijking en vergroting van regionale handel in Oost-Afrika. Het CBI-programma heeft goede resultaten geboekt om bedrijven in ontwikkelingslanden te helpen exporteren.

  • De EU loopt voorop met de implementatie van de in 2015 door OESO en G20 overeengekomen nieuwe internationale fiscale standaarden in de strijd tegen belastingontwijking. De EU is met implementatie van deze nieuwe standaarden een goede bondgenoot van ontwikkelingslanden die ernstig schade ondervinden van belastingontwijking. Ontwikkelingslanden zullen ook zelf hun fiscale regels en capaciteit voor belastinginning moeten versterken. Om deze landen daarbij te helpen heeft Nederland, conform het in 2015 geïnitieerde Addis Tax Initiative, in 2016 de inzet op technische assistentie via bilaterale en multilaterale programma’s verhoogd.

  • De in 2015 aangekondigde extra inspanning van EUR 50 miljoen ter bevordering van ondernemerschap door en werkgelegenheid voor Afrikaanse jongeren hebben in 2016 tot concrete investeringen geleid via het Local Employment in Africa for Development (EUR 25 miljoen) en spoor 2 van het DGGF (voor lokale investeringen door lokale partijen). Het LEAD programma wordt door vier allianties van ngo’s uitgevoerd in zeven Afrikaanse landen (Egypte, Algerije, Libie, Tunesie, Mali, Nigeria en Somalie). De projecten liggen op koers en de doelstelling is om in drie jaar tijd in totaal 17.0002 directe banen te scheppen. Vanuit het DGGF is in 2016 EUR 25 miljoen gecontracteerd voor baancreatie en bevorderen van ondernemerschap in noordelijk Afrika. De oproep van Duitsland, Frankrijk en Nederland aan de EU om meer te doen aan het stimuleren van jeugdwerkgelegenheid in Afrika als onderdeel van de aanpak van de grondoorzaken voor irreguliere migratie heeft in 2016 geresulteerd in een EU Trust Fund van EUR 2 miljard. Via de EUR 260 miljoen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor duurzame ontwikkeling in de Syrië-regio is in Jordanië en Libanon met betrokkenheid van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen geïnvesteerd in het versterken van ondernemerschap en werkgelegenheid.

  • Nederlandse inzet op ketenverduurzaming resulteerde in de aanname van de raadsconclusies «The EU and Responsible Value Chains» op 12 mei 2016 (zie ook beleidsverslag). Op 4 juli 2016 is het eerste Nederlandse sectorconvenant getekend, het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. Hieronder valt nu 30% van de textiel en kleding die in Nederland wordt verkocht. De ambitie is 80% van de markt. De komende vijf jaar moeten de bedrijven hun risico's inventariseren en verbeterplannen uitvoeren. In oktober is het convenant met de bankensector ondertekend. Dit convenant bevat afspraken over het aanpakken en voorkomen van mensenrechtenschendingen bij investeringen van banken en hun zakelijke partners. 13 Nederlandse banken, de NVB, vakbonden, ngo’s en de overheid doen mee, onder begeleiding van de SER.

  • Naast de IMVO-convenanten met de bankensector en de textielsector, zijn met diverse sectoren onderhandelingen gaande. De verwachting is dat een deel van deze onderhandelingen in de eerste helft van 2017 succesvol kunnen worden afgerond.

  • Het DGGF is in 2016 goed op stoom gekomen. Onderdeel 2 was vanaf de start van het DGGF succesvol en in 2016 is onderdeel 1 (voor Nederlandse investeringen in de DGGF-landen) en in het bijzonder onderdeel 3 (voor export van het Nederlandse MKB) ook steeds bekender geworden bij ondernemers, waardoor de aanvragen ook daar toe zijn genomen. Omdat het bij onderdeel 3 veelal kleinere transacties betreft is het meerjarig budget voor dit onderdeel naar beneden bijgesteld en voor de andere onderdelen vergroot. Gezien deze ontwikkelingen blijkt dat het DGGF in een duidelijke behoefte van Nederlandse en lokale ondernemers voorziet en dat het een goed instrument is om inclusieve economische groei in de doellanden te bevorderen. Met de huidige transacties zal het DGGF circa 14.000 mensen in lage- en middeninkomenslanden aan een baan helpen.

  • Het Nederlandse bedrijfsleven heeft in 2016 veel belangstelling getoond in het nieuwe instrument voor de bevordering van ontwikkelingsrelevante infrastructuur DRIVE, met een fors aantal aanvragen tot gevolg. Inmiddels zijn er een aantal kansrijke projecten in ontwikkeling. Door de lange doorlooptijd van infrastructuurprojecten zijn er onder DRIVE in 2016 nog geen contracten afgesloten.

  • De kwaliteit van de economische dienstverlening is verder verbeterd met het (door-) ontwikkelen van de app «NL exporteert» en de website «Wegwijzer Internationaal Zakendoen» (RVO-website). Hierdoor worden bedrijven en kennisinstellingen geholpen bij het internationaal zaken doen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen

153.224

209.837

756.071

631.834

387.733

325.230

62.503

 

waarvan garantieverplichtingen

       

14.982

   
                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

316.842

373.529

391.412

390.662

460.226

582.187

– 121.961

                   

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

2.280

10.499

9.707

12.780

14.305

15.695

– 1.390

                   
 

Opdrachten

             
   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

     

3.083

1.554

2.719

– 1.165

                   
 

Bijdrage (inter)nationale organisaties

             
   

Contributies internationaal ondernemen

     

5.506

5.682

5.670

12

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

     

4.191

2.059

7.306

– 5.247

                   
 

Subsidies

             
   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

       

2.059

0

2.059

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

       

2.950

0

2.950

                   

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

6.223

91.047

59.446

48.837

58.139

70.599

– 12.460

                   
 

Subsidies

             
   

Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen

     

3.881

5.688

5.940

– 252

   

Partners for International Business (PIB)

     

410

5.647

11.732

– 6.085

   

Financieringsfaciliteit/Demontratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI)

     

4.889

2.889

15.000

– 12.111

   

Fonds opkomende markten

     

3.520

383

0

383

   

Package4growth non-ODA

     

0

0

0

0

   

Overig Programmatische Aanpak

     

817

279

2.500

– 2.221

   

PSO/2g@there

     

791

 

2.500

– 2.500

   

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

       

5.452

 

5.452

   

Transitiefaciliteit

       

1.351

 

1.351

 

Leningen

             
   

Finance for International Business (FIB)

         

1.000

– 1.000

   

Trustfund IBRD

       

1.000

 

1.000

   

Overig

       

1.206

 

1.206

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

27.146

28.892

26.000

2.892

   

Versterking economische functie (NBSO's via RvO)

     

6.274

5.352

5.927

– 575

                   

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

308.339

271.983

240.420

237.012

314.331

345.893

– 31.562

                   
 

Subsidies

             
   

Transitiefaciliteit

     

2.135

2.931

500

2.431

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

     

44.526

59.804

53.890

5.914

   

Wet en regelgeving

     

5.579

2.453

9.070

– 6.617

   

Financiele sectorontwikkeling

     

36.639

7.065

27.961

– 20.896

   

Versterking privaat ondernemerschap

     

54.083

60.983

67.284

– 6.301

   

Infrastructuurontwikkeling

     

33.288

44.763

94.803

– 50.040

   

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

     

5.849

9.859

7.400

2.459

   

Versterking privaat ondernemerschap non-ODA

     

6.382

2.313

6.382

– 4.069

   

Technische assistentie DGGF

     

8.000

10.809

11.900

– 1.091

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

15.404

42.838

35.000

7.838

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

International Labour Organisation

     

5.213

5.721

5.217

504

   

Partnershipprogramma's ILO

     

4.883

5.527

5.000

527

   

International Finance Corporation

     

0

0

2.628

– 2.628

   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

     

13.284

12.411

13.700

– 1.289

   

Infrastructuurontwikkeling

       

45.421

0

45.421

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

     

1.748

1.433

1.709

– 276

                   

1.4

Dutch good growth fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB

   

81.839

92.033

73.451

150.000

– 76.549

                   
 

Subsidies/Leningen/Garanties/Opdrachten

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

     

92.033

73.451

150.000

– 76.549

                   

Ontvangsten

0

1.833

5.132

11.052

80.289

23.463

56.826

                   

1.10

Ontvangsten duurzame handel en investeringen

             
     

0

1.833

5.132

9.182

78.815

23.463

55.352

   

1

             

1.40

Ontvangsten DGGF

     

1.870

1.474

0

1.474

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Het vastgestelde budget van EUR 325,2 miljoen is bij eerste suppletoire begroting opgehoogd met EUR 36,9 miljoen. Zoals toen toegelicht betrof dit per saldo verhogingen in verband met DTIF (verhoging EUR 13,8 miljoen) en het DGGF (verhoging EUR 75,5 miljoen) en verlagingen van de budgetten voor Financiële sectorontwikkeling en International Finance Corporation (EUR 52,6 miljoen). Bij tweede suppletoire begroting is het budget opgehoogd met EUR 115,9 miljoen, samenhangend met programma’s in het kader van Private Sector Development (PSD), waaronder het Programma Uitvoering Managers van het VNO-NCW (PUM), het Vakbonds Mede Financieringsprogramma (VMP) en een programma met Solidaridad. Ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting is de uiteindelijke realisatie EUR 79,9 miljoen lager uitgevallen. Per saldo is dit het gevolg van een hoger dan geplande verplichting op DTIF naar aanleiding van de publicatie van het toetsingskader, en een aantal lager dan geplande verplichtingen waaronder die voor de instrumenten DRIVE en ECDPM welke zijn uitgesteld naar 2017. Tenslotte heeft een aantal decommitteringen en technische mutaties plaatsgevonden.

Garantieverplichtingen:

De specificatie van het aandeel van de garantieverplichtingen als onderdeel van het verplichtingenbudget is voor het eerst gebeurd in de begroting voor 2017 en was dus nog geen onderdeel van de begroting over 2016. In de begroting 2017 is onder artikel 1 voor begrotingsjaar 2016 een bedrag van EUR 53,7 miljoen aan garantieverplichtingen opgenomen. In 2016 is onder het DGGF EUR 19,6 miljoen aan garanties verleend, terwijl er voor EUR 4,7 aan garanties onder de FOM regeling zijn vervallen.

Uitgaven

Artikel 1.2

De subsidie-instrumenten onder dit artikel worden uitgevoerd door het RVO. Het budget voor sub-artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid is bij eerste en tweede suppletoire begroting per saldo verlaagd met EUR 7,5 miljoen. De uiteindelijke realisatie ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting is EUR 4,9 miljoen lager uitgevallen. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een lagere realisatie op (Demonstratie projecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies) met EUR 2,6 miljoen, omdat een wijziging in de toewijzingsprocedure van projecten gericht op vergroting van de kwaliteit heeft geresulteerd in kwalitatief betere, maar wel een lager bedrag aan toegewezen subsidies. Ook voor het programma Partners for International Business (PIB) zijn de criteria aangescherpt, waardoor consortia voor de voorbereiding meer tijd nodig hebben en EUR 2 miljoen minder is gerealiseerd. Tenslotte is de kasbehoefte op de programma’s PSO en 2g@there lager dan oorspronkelijk geraamd. Deze programma’s zijn al enige tijd gestopt en leiden alleen nog tot uitfinancieringen op bestaande dossiers.

Indicator

Realisatie 2015

Streefwaarde 2016

Realisatie 2016

Bron

Convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden)

24

25

14

RVO

Omdat de criteria om als consortium in aanmerking te komen voor PIB zijn aangescherpt, zijn in 2016 minder PIB-convenanten afgesloten dan aanvankelijk voorzien. Zo is het minimum aantal van deelnemende bedrijven omhoog gegaan van drie naar vijf, en wordt beoordeeld in welke mate een voorstel bijdraagt aan het toewerken naar de Sustainable Development Goals (SDG’s). Partijen hebben hierdoor een langere voorbereidingstijd nodig. Naast de veertien convenanten die in 2016 geheel zijn afgerond, zijn er nog vier in ontwikkeling, die in 2017 zullen worden afgerond.

Artikel 1.3

Het budget voor sub-artikel 1.3 Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden is bij eerste en tweede suppletoire begroting per saldo met EUR 45,5 miljoen verlaagd. Verwezen wordt naar de toelichtingen daarbij. Bij Decemberbrief 2016 is gemeld dat de uitgaven EUR 10 miljoen hoger uitkomen, vanwege de sneller dan verwachte implementatie van instrumenten uit het PSD-programma, zoals Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) en het Infrastructure Development Fund (IDF).

Artikel 1.4

Conform de aankondiging in de Kamerbrief over de Mid-term Review van het Dutch Good Growth d.d. 1 oktober 2015 is het kasritme voor het DGGF bij eerste suppletoire begroting meerjarig bijgesteld. In 2016 leidde dit tot een verlaging van het kasbudget met EUR 30,5 miljoen.

Bij tweede suppletoire begroting is het totaalbudget met EUR 34,0 miljoen en in de Decemberbrief 2016 met EUR 12,0 miljoen neerwaarts bijgesteld. Dit komt doordat de initiële verwachting was dat vanuit onderdeel 3 (export) meer volume zou worden gerealiseerd. Ondanks de forse toename van het aantal aanvragen bij onderdeel 3 in 2016 betreft het veelal kleinere transacties. Binnen onderdeel 1 en 3 zijn extra maatregelen genomen om het financieringsaanbod voor ondernemers verder uit te breiden, in het bijzonder voor startende ondernemers en op het terrein van de exportfinanciering. De niet bestede middelen van de neerwaartse bijstellingen blijven binnen het DGGF beschikbaar en schuiven binnen het ODA-budget door naar latere jaren.

Ontvangsten

Het budget voor ontvangsten duurzame handel en investeringen is bij eerste suppletoire begroting opgehoogd met EUR 69,6 miljoen vanwege toevoegingen vanuit de (begrotings)reserves van de instrumenten FIB en FOM ten behoeve van het in 2016 gestarte bedrijfsleveninstrument DTIF. Deze ophoging is conform het vastgestelde toetsingskader van DTIF. Van het bijgestelde ontvangstenbudget van EUR 92,5 miljoen is EUR 78,8 miljoen gerealiseerd. Het verschil van EUR 13,7 miljoen is voornamelijk terug te voeren op een dubbele raming. Abusievelijk is in toevoeging vanuit de begrotingsreserve FIB voor het DTIF, welke is gemeld bij eerste suppletoire begroting, een bedrag van EUR 13,5 miljoen teveel opgenomen. Dit bedrag zat al in het oorspronkelijk vastgestelde budget.

Interne begrotingsreserves

Bedragen x EUR 1.000

Interne begrotingsreserve FOM

 

Stand 31/12/2015

93.852

Stand 31/12/2016

50.200

Interne begrotingsreserve FIB

 

Stand 31/12/2015

32.785

Stand 31/12/2016

0

Interne begrotingsreserve DRIVE

 

Stand 31/12/2015

12.500

Stand 31/12/2016

12.500

Interne begrotingsreserve DGGF

 

Stand 31/12/2015

51.517

Stand 31/12/2016

51.075

Interne begrotingsreserve DTIF

 

Stand 31/12/2015

0

Stand 31/12/2016

5.000

Bovenstaande reserves zijn opgenomen op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

A: Algemene doelstelling

Een toename van voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie; en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en een vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

B: Rol en verantwoordelijkheid

In afstemming met de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij aan het zeker stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen, voedsel en water beschikbaar blijven voor huidige en toekomstige generaties.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot moderne energie, klimaatadaptatie en-verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale programma uitvoerders (zoals FMO en RVO), in samenwerking met andere donoren (waaronder DFID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  • Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

Regisseren

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

C: Beleidsconclusies

Nederland heeft in 2016 de stappen gezet naar meer samenhang tussen voedselzekerheid, water en klimaat. In partnerlanden wordt de inzet op deze thema’s steeds vaker geconcentreerd in bepaalde subregio’s van landen. Gender maakt waar toepasbaar integraal deel uit van alle in 2016 gestarte activiteiten op de speerpunten water en voedselzekerheid. De doelen en resultaten van de prioritaire thema’s zijn hierna gestructureerd aan de hand van duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

Voedselzekerheid (SDG 2): Nederland heeft de inzet en sturing op resultaatbereiking verder aangescherpt voor de drie doelen van voedselzekerheid: betere voeding, verhoging van inkomens en productiviteitsverbetering in de landbouw en de verduurzaming van voedselsystemen. Nederlandse expertise op agrifood/voedselzekerheid is op verschillende (inter)nationale podia effectief geprofileerd. Zo is in het partnerschap met de internationale landbouwonderzoeksinstellingen ruimte gevonden voor strategische samenwerking met Nederlandse private en kennispartners. De strategische detachering bij de Wereldbank staat ook in het teken van het faciliteren van Nederlandse kennis en expertise en het verzilveren van andere kansen bij Wereldbankprojecten. Tijdens het EU voorzitterschap is, in samenwerking met de Europese Commissie en lidstaten, de Europese inzet op voedselzekerheid in kaart gebracht en zijn Raadsconclusies aangenomen voor verdere stroomlijning en synergie. De IOB-beleidsdoorlichting voedselzekerheid welke in 2016 afgerond moest worden heeft vertraging opgelopen tot medio 2017.

Water (SDG 6): Nederland heeft in 2016 de inzet en sturing op resultaatbereiking voor water en sanitaire voorzieningen en voor stroomgebiedbeheer verder vormgegeven. Gender, sociale inclusiviteit en duurzaamheid van water- en sanitaire voorzieningen na afloop van een project zijn opgenomen als belangrijke componenten in de nieuwe strategie van 2016 tot 2030 om 30 miljoen mensen van schoon drinkwater en 50 miljoen mensen van sanitaire voorzieningen te voorzien. De Database Waterproductiviteit bij de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) is ontwikkeld en wordt in 2017 getest voor het gebruik van adviezen aan regeringen en boeren over water-efficiëntie in de landbouw. In september 2016 heeft Nederland het secretariaat en voorzitterschap van de Deltacoalitie overgedragen aan Bangladesh. IOB is gestart met de doorlichting van het beleidsgebied «stroomgebiedbeheer».

Hernieuwbare energie (SDG 7): Nederlands beleid focust op de toegang van allerarmsten tot hernieuwbare energie. In 2016 zijn stappen gezet om binnen twee jaar 100.000 vluchtelingen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Nederland is een strategische samenwerking aangegaan met de Wereldbankgroep gericht op vergroting van de toegang tot hernieuwbare energie in sub-Sahara Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Mede met Nederlandse steun is Zambia erin geslaagd zonne-energiecentrales te laten ontwikkelen met een zeer lage kostprijs en is in Ethiopië, Kenia en Nigeria de verkoop mogelijk gemaakt van 1,5 miljoen zonnelampen. De ervaringen met de inzet van biogas voor huishoudelijk gebruik worden steeds meer gedeeld tussen Afrikaanse landen. Private investeerders worden steeds vaker betrokken bij investeringen in hernieuwbare energie. Door Nederlandse inzet doet de Arab Coordination Group voor het eerst mee aan donorcoördinatie (in Oeganda), iets wat OESO-DAC wil verbreden naar andere landen. Ter verbetering van de luchtkwaliteit in Afrikaanse steden gaan West-Afrikaanse landen de invoer van vervuilde diesel verbieden: de gemeente Amsterdam verkent samen met Rotterdam het stopzetten van de doorvoer.

Op het gebied van tegengaan van ontbossing (SDG 15) en verduurzaming van handelsketens (SDG 12) hebben meer West-Europese partners op Nederlands initiatief de Verklaring van Amsterdam ondertekend gericht op het tegengaan van ontbossing veroorzaakt door agrarische handelsketens. Mede door Nederlandse steun heeft Indonesië heeft als eerste land de wet- en regelgeving voldoende op orde voor de export van gecertificeerd, niet-illegaal hout naar de EU in het kader van Forest Law Enforcement, Governance and Trade. Samen met de Wereldbank heeft Nederland internationale bedrijven en overheden in ontwikkelingslanden geholpen met de waardering en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, zoals water, land en bossen. Met de Water Financing Facility had Nederland in 2016 opnieuw een winnaar binnen het Global Innovation Lab for Climate Finance, een belangrijk initiatief ter bevordering van private klimaatfinanciering. Resultaten van de verkenning van de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII) naar de potentie van een Nederlands klimaatfonds stellen vooralsnog teleur. Op het gebied van grondstoffen (SDG 12) was de lancering van het European Partnership for Responsible Minerals een succes: overheid, bedrijven en ngo’s hebben afspraken gemaakt voor duurzame en verantwoorde inkoop van mineralen uit conflictgebieden. Een aantal grote bedrijven investeert via dit initiatief zowel in lokale duurzame mijnbouw als in verduurzaming van de eigen productieketen. Internationale samenwerking is een van de vijf interventies geïntegreerd in het Rijksbrede Programma Circulaire Economie, gericht op efficiënt (her)gebruik en duurzame winning van grondstoffen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen

1.541.245

712.298

209.298

615.198

531.813

430.533

101.280

                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

639.972

666.235

548.937

525.705

648.529

623.820

24.709

                   

2.1

Toename van voedselzekerheid

280.089

342.790

295.483

288.463

335.375

328.795

6.580

                   
 

Subsidies

             
   

Internationaal onderwijsprogramma

     

32.691

2.890

32.700

– 29.810

   

Duurzame voedselproductie

     

55.345

0

73.500

– 73.500

   

Marktontwikkeling in het kader van voedselzekerheid

     

12.926

0

40.656

– 40.656

   

Voeding

     

21.554

0

17.000

– 17.000

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

Partnerschapsprogramma's FAO

     

2.500

0

2.500

– 2.500

   

Versterking ruraal ondernemersklimaat

     

21.895

0

20.596

– 20.596

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

       

27.765

0

27.765

   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

       

50.559

0

50.559

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

     

131.165

118.844

141.843

– 22.999

                   
 

Subsidies

             
   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

       

20.000

0

20.000

   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

       

30.166

0

30.166

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

       

34.260

0

34.260

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

       

26.621

0

26.621

   

Uitbannen huidige honger en voeding

       

18.289

0

18.289

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

10.384

5.981

0

5.981

                   

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

139.785

158.018

156.794

153.293

194.457

181.657

12.800

                   
 

Subsidies

             
   

(Landenprogramma's) Integraal waterbeheer

     

24.577

25.846

26.623

– 777

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

     

38.561

38.824

37.110

1.714

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

Wereldbank

     

14.985

15.172

5.000

10.172

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

     

40.049

61.369

61.233

136

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

     

33.334

51.604

51.691

– 87

 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

     

1.752

1.640

0

1.640

                   

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

220.098

165.427

96.660

83.949

118.697

113.368

5.329

                   
 

Subsidies

             
   

Hernieuwbare energie

     

20.597

8.398

5.000

3.398

   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

     

26.178

34.279

39.744

– 5.465

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

       

1.874

0

1.874

   

Non-ODA programma's klimaat

     

1.070

1.814

0

1.814

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

Hernieuwbare energie

       

27.822

25.000

2.822

   

Algemene vrijwillige en verplichte bijdragen

     

9.299

14.899

14.240

659

   

GEF

     

0

20.725

20.000

725

   

UNEP

     

7.143

5.142

5.142

0

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

     

19.043

3.419

3.885

– 466

   

Contributie IZA/IZT

     

291

326

357

– 31

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Bij eerste suppletoire begroting is het verplichtingenbudget verhoogd met EUR 306 miljoen en bij tweede suppletoire begroting met EUR 46 miljoen. Uiteindelijk zijn deze verhogingen beperkt gebruikt en is voor EUR 99 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan dan begroot. Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting is dit ingezet voor verplichtingen voor programma’s op het gebied van water van de posten. Op centraal niveau werden op het speerpunt minder verplichtingen dan gepland aangegaan. Bij «integraal waterbeheer» kon de verplichting voor het Global Water Strategic Partnership nog niet worden aangegaan en bij «water en sanitatie» konden de verplichtingen voor de Water Health Alliance en de Water Financing Facility nog niet worden aangegaan. Verder zijn er correcties doorgevoerd op de verplichtingen voor Fonds Duurzaam Water en hebben binnen het subartikel voedselzekerheid (2.1) een aantal technische mutaties plaatsgevonden.

Uitgaven

Reeds toegelicht bij eerste suppletoire begroting

Landenprogramma’s

De uitgaven voor het landenprogramma voor integraal waterbeheer en voor drinkwater en sanitaire voorzieningen in Benin vielen beduidend lager uit: in totaal is EUR 10 miljoen minder uitgegeven dan begroot. In Benin werd in 2015 het waterprogramma stopgezet in verband met corruptie. Nadat de overheid van Benin aan de gestelde voorwaarden had voldaan is het waterprogramma in 2016 weer opgestart. Voor de opstartfase waren minder middelen nodig dan eerder begroot.

In Zuid-Sudan werd EUR 6,5 miljoen meer uitgegeven op het gebied van water omdat een gedeelte van de activiteiten die eerder onder Vrede en Rechtsorde vielen zijn nu ondergebracht bij de speerpunten Water en Voedselzekerheid.

De uitgaven voor Voedselzekerheid in de Grote meren regio zijn lager omdat het beheer van het Trade Mark East Africa-programma is overgeheveld naar het departement. Nieuwe activiteiten, gepland voor 2016, gaan pas in 2017 van start.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A: Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale en inclusieve ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/Aids; het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen; versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte als voorwaarde voor organisaties om effectief te opereren; en een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, overheden, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer 25 strategische partnerschappen, het Voice fonds, het accountability fonds, SRGR-fonds, FLOW 2016–2020 en VMP.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via NFP; en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en de integratie van SRGR en gendergelijkheid in de post 2015 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

C: Beleidsconclusies

Samenwerking tussen Nederland en maatschappelijke organisaties ging in 2016 van start via de strategische partnerschappen, voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, alsook via het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW 2016–2020). De eerste resultaten zijn de gezamenlijke uitwerking van theories of change in praktische plannen en systemen voor monitoring van resultaten. Deze uitwerking werd vormgegeven in nauwe samenspraak met lokale partners.

In veel ontwikkelingslanden rust een taboe op de seksualiteit van jongeren en op homoseksualiteit. Niet iedereen heeft er toegang tot voorbehoedmiddelen en aidsremmers. Ongewenste zwangerschappen, sterfte onder moeders en hiv-infecties vormen dan ook een groot probleem. Nederland zette zich in nationale en internationale fora in voor het bevorderen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief het bestrijden van hiv/aids. Nederland werkt voor de verbetering van SRGR samen met overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, internationale organisaties en onderzoeksinstellingen. Nederland profileerde zich bij de World Humanitarian Summit in mei in Istanbul met het thema integratie van gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) in humanitair werk; Nederland benadrukte de samenwerking met het United Nations Population Fund (UNFPA) op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, onder meer via het aanbieden van noodpakketten bestemd voor meisjes en vrouwen in crises. Nederland onderstreepte hierbij het beter beschikbaar stellen van anticonceptie, veilige abortus en post-abortuszorg, de noodzaak tot het terugdringen van sterfte tijdens bevallingen, en het voorkomen van HIV/Aids infecties tijdens een humanitaire crisis.

Nederland leverde een internationaal gewaardeerde bijdrage aan het High Level Panel on Access to Medicines, waarmee het internationale debat werd geprikkeld over stimulering en financiering van onderzoek en ontwikkeling van medicijnen en medische producten. Tijdens de Women Deliver conferentie (16–19 mei) in Kopenhagen benadrukte Nederland het belang van het bevorderen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het bestrijden van hiv/aids voor private sector ontwikkeling en jongerenparticipatie en boorde daarmee een netwerk van nieuwe spelers op het terrein van vrouwengezondheid aan. In de derde commissie van de AVVN werd een door Nederland en Frankrijk opgestelde resolutie over bestrijding van geweld tegen vrouwen aangenomen en in EU-kader het EU Gender Action Plan 2016–2020.

In 2016 is een baseline studie uitgevoerd over het partnerschapsmodel dat de basis legt voor de 25 partnerschappen in het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» ter versterking van het maatschappelijk middenveld in lage- en lage-middeninkomenslanden. Deze studie vormt de basis voor de voorziene evaluatie in 2018. Uit de conclusie van de studie blijkt dat de belangrijkste voorwaarden voor partnerschap aanwezig zijn. Daarnaast zijn er een aantal aanbevelingen gedaan om de partnerschappen te verbeteren. Om de wereldwijde krimpende politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties beter in kaart te brengen, wordt CIVICUS ondersteund om deze ruimte structureel te meten.

Vele humanitaire crises hebben in 2016 aangehouden. Nederland heeft in reactie op deze crises het beleid op onderwijs in noodsituaties onaflatend voortgezet. In 2016 is onderwijs in noodsituaties vormgegeven via het bieden van een toekomstperspectief, stabiliteit en veiligheid aan kinderen en jongeren, onder meer via het No-Lost Generation initiatief van UNICEF en het Education cannot wait fonds (initiatief van VN Speciaal Envoy voor Onderwijs, Gordon Brown). Via het Innocap programma is gewerkt aan vernieuwingen voor jongeren binnen de hoger onderwijsprogramma’s Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE) en het Netherlands Fellowship Programme (NFP), waarbij onder meer nieuwe samenwerkingsvormen (tripartiet en Zuid-Zuid) en co-financieringsmogelijkheden werden uitgewerkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen

 

654.984

184.754

609.348

1.470.001

784.186

580.209

203.977

                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

1.132.182

1.115.501

1.014.820

904.810

755.624

855.642

– 100.018

                   

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

377.004

399.752

415.567

371.796

424.010

421.784

2.226

                   
 

Subsidies

             
   

Centrale programma's SRGR & HIV/aids

     

118.065

168.505

158.864

9.641

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Unicef (SRGR)

     

10.000

12.000

12.000

0

   

UNAIDS

     

20.000

20.000

20.000

0

   

SRGR; stragtegische alliantie internationale NGO's

     

8.275

519

1.500

– 981

   

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

     

54.981

54.450

54.000

450

   

UNFPA

     

61.500

69.000

60.000

9.000

   

WHO-PAHO

     

5.985

7.055

6.713

342

   

WHO Partnership programma

     

9.728

11.503

11.683

– 180

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/subsidie/ opdrachten

             
   

Landenprogramma's SRGR & HIV/aids

     

83.264

80.978

97.024

– 16.046

                   

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

43.508

51.694

44.055

42.332

57.944

46.417

11.527

                   
 

Subsidies

             
   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

     

32.100

45.137

31.939

13.198

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNWOMEN

     

5.948

9.000

9.000

0

   

Landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen

     

4.286

3.806

5.478

– 1.672

                   

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

476.685

452.070

450.525

435.597

230.337

335.282

– 104.945

                   
 

Subsidies

             
   

Vakbondsmedefinancierings programma

     

12.744

3.678

4.000

– 322

   

SNV programma

     

40.100

0

7.000

– 7.000

   

Versterking maatschappelijk middenveld

     

379.626

225.021

323.000

– 97.979

   

Twinningsfaciliteit Suriname

     

3.127

1.638

1.282

356

                   

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

234.985

211.985

104.673

55.085

43.333

52.159

– 8.826

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Onderzoekprogramma's

     

3.175

3.243

4.000

– 757

   

Onderwijsprogramma's

     

137

1.041

0

1.041

   

Internationale hoger onderwijsprogramma's

     

44.138

36.618

45.459

– 8.841

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Opdrachten

             
   

Landenprogramma's hoger onderwijs

     

4.009

1.129

2.000

– 871

   

Landenprogramma's onderwijs algemeen

     

3.544

1.301

700

601

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Bij eerste suppletoire begroting werd EUR 370 miljoen toegevoegd voor het aangaan van verplichtingen op het gebied van SRGR (strategische partnerschappen met nationale en internationale NGO’s), gender (NAP-1325 programma) en versterking maatschappelijk middenveld (Voice en Accountability Fund). Bij tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget weer verhoogd met EUR 28 miljoen voor met name gender (motie Van Laar / Van Veldhoven (Kamerstuk 33 625, nr. 207). Uiteindelijk is dit bij eerste en tweede suppletoire verhoogde verplichtingenbudget beperkt gebruikt en werd voor EUR 204 miljoen aan extra verplichtingen aangegaan. De geplande verplichting met het Global Fund to Fight aids, Tuberculosis and Malaria kon nog niet worden aangegaan vanwege nog uitstaande zaken over de financieringsvorm.

Uitgaven

Artikel 3.2

Zoals vermeld in tweede suppletoire begroting is het budget voor gender met EUR 13 miljoen verhoogd als gevolg van de uitvoering van de motie Van Laar / Van Veldhoven (Kamerstuk 33 625, nr 207).

Artikel 3.3

Zoals vermeld in de tweede suppletoire begroting en bij Decemberbrief zijn de uitgaven voor versterkt maatschappelijk middenveld lager uitgevallen. Dit is veroorzaakt door vertraging bij de opstart en uitvoering van de programma’s onder Samenspraak en Tegenspraak en het Accountability Fund. Deze programma’s bevinden zich in de inceptiefase.

Artikel 3.4

De uitgaven voor onderwijs zijn lager uitgevallen. De uitvoerende organisatie EP-NUFFIC had een hoge liquiditeitspositie door in het verleden betaalde voorschotten. Om dit te corrigeren werd in 2016 minder aan EP-NUFFIC betaald.

Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Tevens het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict (belangrijkste reden voor irreguliere migratie), waaronder early warning en conflictpreventie, Security Sector Reform (SSR), rechtsstaatontwikkeling en sociaal- economische wederopbouw. Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.

  • Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance; DRA).

Stimuleren

  • Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en «legitieme stabiliteit» in partnerlanden, landen waarin zich actuele crises voordoen en in de regio’s van het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika, flankeren door politieke dialoog en waar mogelijk inbedden in een geïntegreerde benadering.

  • Innovatie bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.

  • Verbeterde opvang van vluchtelingen in de regio en vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.

  • Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.

Regisseren

  • Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes, innovatie, gender en psychosociale zorg tijdens de «World Humanitarian Summit» in mei 2016. Als EU voorzitter zal Nederland tevens aandringen op nieuwe manieren om de snel stijgende humanitaire noden in een alsmaar complexer wordende wereld het hoofd te blijven bieden.

  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections en over Security Sector Reform (SSR) programma’s o.a. van het Inter Agency SSR Task Force (IASSRTF).

  • Meer interne cohesie tussen EU-instellingen, vooral Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het Comprehensie Approach Action Plan en de «Joint Communication on Capacity Building in support of security and development» waarbij NL eigen «best practices» inbrengt.

  • Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaal-economische wederopbouw.

  • Mede middels NL co-voorzitterschap van het «Global Partnership for Effective Development Cooperation» bevordering van de implementatie van de voor het speerpunt veiligheid & rechtsorde relevante doelstellingen uit de post-2015 agenda (vooral SDG 16).

C: Beleidsconclusies

In 2016 zijn humanitaire noden als gevolg van conflict, instabiliteit en (natuur)rampen wereldwijd verder toegenomen. Begin 2016 schatten de Verenigde Naties (VN) in dat er voor 2016 20.1 miljard USD nodig zou zijn om aan 87.6 miljoen mensen humanitaire hulp te kunnen bieden. Gedurende het jaar zijn de noden verder opgelopen. Nederland droeg EUR 437 miljoen bij aan noodhulp via de VN, de Rode Kruis beweging en NGO’s, waaronder de Dutch Relief Alliance (Bron: Kamerbrief over besteding humanitaire hulp 2016 en indicatieve planning 2017, kenmerk 4ZKWPA3M5U6C-3-15276) om mensenlevens te redden, de weerbaarheid te vergroten en waardigheid te herstellen.

Tijdens de eerste World Humanitarian Summit in mei 2016, heeft Nederland, ook als EU voorzitter, aangedrongen op verdergaande hervormingen van de humanitaire sector, onder andere via innovatie. Nederland heeft een grote rol gespeeld in de totstandkoming van de Grand Bargain met concrete afspraken over verbetering van de humanitaire hulpverlening tussen donoren en hulporganisaties. Nederland heeft in verschillende multilaterale fora gepleit voor aanpak van humanitaire noden in de wereld en van schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Tijdens de VN-top en de Obama-top in september 2016 over grootschalige vluchtelingen en migratiestromen zijn afspraken gemaakt over gedeelde verantwoordelijkheden van lidstaten en over een meer geïntegreerde aanpak van vluchtelingen en migratie. Tijdens de Obama-top is er door de deelnemende landen (52) in totaal 3 miljard dollar toegezegd voor wereldwijde humanitaire hulp (referte kamerbrief MINBUZA-2016.540804).

Nederland heeft in 2016 een bijdrage geleverd aan de structurele opvang van vluchtelingen in de buurlanden van Syrië. Het kabinet stelde in mei 2016 een extra bijdrage van 260 miljoen euro ter beschikking voor programma’s in Libanon, Jordanië, Turkije en Irak. De programma’s zijn meerjarig en richten zich op zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen. Dit is van belang om toenemende spanningen en instabiliteit in landen van opvang tegen te gaan. Nederland zet in het bijzonder in op het verbeteren van toegang tot (beroeps)onderwijs, het verbeteren van basisvoorzieningen in gemeentes die veel vluchtelingen opvangen, en het scheppen van extra werkgelegenheid, in het bijzonder in de landbouwsector en via ondersteuning van het MKB. Door het bieden van werk en onderwijs worden vluchtelingen beter in staat gesteld een leven op te bouwen in de landen van opvang, tot terugkeer mogelijk is. Zo steunt Nederland in Jordanië speciale inhaallessen voor vluchtelingen en kwetsbare Jordaanse kinderen, waarvan ruim 7.700 kinderen profiteren. In Turkije is in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven een pilot gestart waarbij 200 Syrische vluchtelingen een baan krijgen bij Nederlandse bedrijven, naast de Nederlandse bijdrage aan de EU Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije. In Irak droeg Nederlandse via een stabilisatieprogramma van UNDP bij aan de terugkeer van ontheemden naar hun oorspronkelijke woongebieden.

De Syrische «White Helmets» wisten in 2016 met de Nederlandse steun onder moeilijke en soms levensgevaarlijke omstandigheden 34.575 slachtoffers van luchtbombardementen te redden. Ook de Nederlandse steun om de rechtstaat in Mali te verbeteren bleek succesvol: in ieder van de 300 noordelijke gemeenschappen werden 2 rechtshulpverleners (paralegals) aangesteld, die 100.000 mensen informeerden over hun rechten.

De beleidsresultaten in Zuid-Sudan bleven achter bij de verwachtingen: het opgelaaide geweld stokte of vertraagde de uitvoering van de programma’s op het gebied van veiligheid en rechtsorde. Deze programma’s zijn aangepast aan de toegenomen onveiligheid en instabiliteit. Een positieve uitzondering vormde het door VNG-International bewerkstelligde vredesakkoord tussen al jaren strijdende boeren en herders in de provincie Wau in het Noorden van Zuid-Sudan.

In 2016 zijn twee subsidieprogramma’s gestart: het Addressing Root Causes (ARC) Fonds en het het Mine Action en Cluster Munitie (MACM)-Programma. Via het ARC fonds werken sinds december 2016 geselecteerde NGO’s in twaalf landen aan de grondoorzaken van gewapend conflict, instabiliteit en irreguliere migratie. Sinds augustus dragen drie NGO’s bij aan het Mine Action en Cluster Munitie (MACM)-Programma met als doel 13 fragiele staten zoveel mogelijk landmijnvrij te maken. Een deel van dit programmabudget is gereserveerd voor noodsituaties, EUR 2 miljoen, kon direct worden ingezet voor het verwijderen van niet-ontplofte oorlogsexplosieven in Sirte (Libië) en Mosul (Irak).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen

701.594

559.660

567.816

747.279

805.432

556.709

248.723

                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

511.063

527.379

572.894

736.387

785.542

557.571

227.971

                   

4.1

Humanitaire hulp

258.193

233.892

224.096

321.378

247.216

218.017

29.199

                   
 

Subsidies

             
   

Noodhulpprogramma's

       

5.490

0

5.490

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNHCR

     

33.000

42.000

42.000

0

   

Wereldvoedselprogramma

     

36.000

36.000

36.000

0

   

UNRWA

     

13.000

13.000

13.000

0

   

Noodhulpprogramma's

     

239.377

150.726

127.017

23.709

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

252.870

293.487

248.774

202.404

353.591

189.554

164.037

                   
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/Subsidies

             
   

Landenprogramma's legitieme en capabele overheid

     

2.236

1.307

1.085

222

   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

     

84.520

76.624

98.394

– 21.770

   

Midden Amerika programma

     

9.034

25

3.760

– 3.735

   

Kunduz Trainingsmissie

     

654

329

0

329

   

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

     

3.785

4.002

6.800

– 2.798

   

Functionerende rechtsorde

     

5.484

8.120

10.000

– 1.880

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

     

30.401

27.587

34.645

– 7.058

   

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

     

46.390

44.610

46.585

– 1.975

   

Legitieme en capabele overheid

     

15.878

13.303

19.275

– 5.972

   

Opvang in de regio

       

176.304

0

176.304

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

             
   

Opvang in de regio

       

1.380

0

1.380

                   

4.4

Noodhulpfonds

   

100.024

212.605

184.735

150.000

34.735

                   
 

bijdrage(inter)nationale organisatie

             
   

Noodhulpfonds

       

104.586

100.000

4.586

 

Subsidies

             
   

Noodhulpfonds

     

212.605

80.148

50.000

30.148

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Zoals gemeld in de eerste en twee suppletoire begroting zijn meer verplichtingen aangegaan als gevolg van onder andere het beschikbaar stellen van middelen voor Opvang in de Regio en voor de Addressing Root Causes Fund tender (ARC). Deze tender wordt aangegaan om de hoofdoorzaken van o.a. gewapende conflicten en instabiliteit aan te pakken in landen als Libanon en Sudan.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel.

Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting is het budget voor functionerende rechtsorde in Zuid-Sudan verlaagd vanwege het oplaaiende binnenlandse conflict dat zorgde voor vertraging van de uitvoering van lopende projecten en het verhinderen van de start van nieuwe activiteiten. Een deel van het budget werd voor functionerende rechtsorde ingezet voor activiteiten op het gebied van integraal waterbeheer en voedselzekerheid.

Zoals vermeld in de tweede suppletoire begroting vond een overheveling plaats van Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen naar het landenprogramma voor Afghanistan. Mede hiermee werd het budget voor functionerende rechtsorde in Afghanistan in eerste instantie verhoogd met EUR 20 miljoen omdat het programma Afghanistan Reconstruction Trust Fund, eerder op centraal niveau geadministreerd, werd overgeheveld naar het landenbudget van Afghanistan. Door de verslechterde politieke- en veiligheidssituatie kon slechts de helft van deze extra middelen worden uitgegeven.

Zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting is het budget voor het Midden-Amerika programma neerwaarts bijgesteld. De uitvoerende organisatie beschikte over voldoende middelen om het programma, dat eind 2016 eindigde, af te ronden.

Artikel 4.1

Humanitaire crises in landen nabij Europa als gevolg van conflict en onveiligheid vereisen een grote Nederlandse inspanning op het gebied van internationale samenwerking. Om hieraan tegemoet te komen is het budget voor Noodhulp programma’s verhoogd met EUR 25 miljoen zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting. In de Decemberbrief is gemeld dat de uitgaven nog eens EUR 3 miljoen hoger zijn. Uiteindelijk bleken de uitgaven toch nog 1 miljoen hoger te zijn en zijn de totale uitgaven voor Humanitaire hulp uitgekomen op EUR 247 miljoen.

Artikel 4.3

De verhoogde uitgaven op dit subartikel worden met name veroorzaakt door uitgaven voor Opvang in de Regio. Zoals gemeld bij de eerste suppletoire begroting is in 2016 EUR 260 miljoen voor dit doel beschikbaar gesteld. De uitgaven in 2016 bedroegen uiteindelijk EUR 178 miljoen. De resterende middelen voor Opvang in de regio worden ingezet in 2017.

Er zijn op onderdelen ook lagere uitgaven. Zoals gemeld bij de eerste suppletoire begroting zijn de budgetten voor de landenprogramma’s voor «Functionerende rechtsorde» en voor «Inclusieve en politieke processen» neerwaarts bijgesteld vanwege vertraging in de lopende programma’s en het niet tijdig starten van nieuwe activiteiten vanwege politieke- en veiligheidssituaties in de betrokken landen.

Eind 2016 is besloten de verplichtingen voor de Addressing Root Causes Fund tender (ARC) onder één instrument te brengen. Hierdoor zijn de uitgaven voor onder andere «Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie» en voor «Legitieme en capabele overheid» lager dan verwacht en zijn de uitgaven voor «Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen» EUR 16 miljoen hoger dan gemeld in de tweede suppletoire begroting.

Artikel 4.4

Het budget van het Relief fund is in de eerste suppletoire begroting met EUR 50 miljoen verhoogd naar EUR 200 miljoen. Bij de Najaarsnota 2016 is het budget verhoogd met EUR 31 miljoen. Uiteindelijk kwamen de uitgaven iets lager uit als gevolg van lagere liquiditeitsbehoefte bij het (Nederlands) maatschappelijk middenveld, dat een belangrijke rol speelt binnen het Relief fund. De vertragingen waren onder andere het gevolg van toegenomen onveiligheid, tegenvallende voortgang en een langzame opstartfase. Het Relief Fund kent flexibiliteit tussen de jaren; de niet bestede middelen uit 2016 worden doorgeschoven naar 2017.

Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Versterkte kaders voor ontwikkeling en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren; het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en bijdragen aan migratie en ontwikkeling.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het ondersteunen van initiatieven die cultuur en sport inzetten voor ontwikkeling, zowel op de posten in zeven landen als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en KNVB WorldCoaches.

  • Het ondersteunen van initiatieven op het vlak van migratie en ontwikkeling.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.

  • Het stimuleren dat er rekening wordt gehouden met het belang van ontwikkelingslanden binnen het rijksbrede migratiebeleid.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • De coordinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

C: Beleidsconclusies

In 2016 heeft Nederland een leidende rol gespeeld in onderhandelingen over de hervorming van het VN-ontwikkelingssysteem. De uitkomst van deze onderhandelingen geeft een helder mandaat aan de nieuwe SGVN om beleid en samenwerking op hoofdkantoor- en landenniveau te versterken en te schoeien op de Sustainable Development Goals (SDG’s). De basis is gelegd om resultaatgerichtheid en verantwoording te verbeteren. Nederland zet specifiek in op het vergroten van transparantie van VN-organisaties en Internationale Financiële Instellingen door het toepassen van de standaarden van het International Aid Transparency Initiative, waarbij ook de rapportage over besteding van Nederlandse BHOS-middelen wordt verbeterd. Inmiddels is een pilot opgestart met UNFPA.

De Wereldbankgroep heeft mede op aandringen van Nederland een strategie ontwikkeld om in samenspel met andere ontwikkelingsactoren gerichter en efficiënter te kunnen bijdragen aan de Sustainable Development Goals en het klimaatakkoord van Parijs. Als invloedrijke partij kon Nederland mede een stempel drukken op de uitkomsten van de succesvolle middelenaanvulling van IDA, het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessionele leningen en schenkingen verstrekt aan de armste landen in de wereld. IDA zal haar slagkracht in de periode 2017–2020 sterk vergroten door voor het eerst in de geschiedenis geld op te halen op de kapitaalmarkt en nauwer samen te gaan samenwerken met de private sector.

Ten aanzien van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) heeft Nederland tijdens het High Level Political Forum over de SDGs gepleit voor actie om de allerarmsten te bereiken. Tijdens deze conferentie was Nederland initiator van een speciale bijeenkomst waarbij een coalitie van landen en organisaties is gesmeed op gebied van Leaving No One Behind. Als EU-voorzitter heeft Nederland voorts momentum weten te brengen in het uitwerken van een EU-brede visie. Dit is onder meer gebeurd door de organisatie van een conferentie op hoog niveau waarbij het partnerschap met maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven nader voor het voetlicht is gebracht. In 2016 is ook voortgang geboekt met het uitwerken van het internationale SDG monitorings- en rapportageraamwerk: er zijn inmiddels concrete voortgangsrapportages en presentaties door landen over SDG implementatie. Voor Nederland zelf betreft dit een plan van aanpak over de implementatie van de duurzame ontwikkelingsdoelen en het opzetten van monitoring en rapportage door het CBS.

De VN top over migratie in september 2016 leidde tot aanname van de New York Declaration, waarin alle VN-lidstaten instemmen met het delen van de verantwoordelijkheid voor grootschalige vluchtelingen- en migratiestromen. Met deze declaratie is op het hoogste niveau een normstellende basis gelegd voor een betere verdeling van deze verantwoordelijkheid en de daarbij behorende lasten. De verklaring zal worden opgevolgd door onderhandelingen over een Global Compact on Migration en een Global Compact on Refugees zullen komen.

De in 2016 uitgereikte (zes) Prins Claus prijzen zijn voornamelijk uitgereikt aan excellente kunstenaars en organisaties in landen waar de vrijheid van meningsuiting onder druk staat.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Vastgestelde begroting 2016

Verschil 2016

Verplichtingen

514.319

– 118.106

260.520

650.067

103.235

176.071

– 72.836

 

waarvan garantieverplichtingen

       

– 49.770

   
                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

301.630

334.920

285.068

345.100

235.519

67.686

167.833

                   

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

206.977

227.589

194.351

166.180

152.608

151.852

756

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNDP

     

17.500

28.000

28.000

0

   

UNICEF

     

14.000

24.000

24.000

0

   

UNIDO

     

1.941

1.635

1.950

– 315

   

Middelenaanvullingen fondsen bij regionale ontwikkelingsbanken

     

108.494

75.828

75.828

0

   

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

     

5.945

6.528

6.301

227

   

Speciale multilaterale activiteiten

     

9.402

8.506

6.773

1.733

   

Assistent-deskundigen programma

     

8.900

8.111

9.000

– 889

                   

5.2

Overig armoedebeleid

81.327

99.285

82.652

165.902

67.647

– 93.166

160.813

                   
 

Subsidies/

             
   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

     

8.368

6.294

10.776

– 4.482

   

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

     

10.053

5.293

4.250

1.043

   

Schuldverlichting

     

47.556

49.222

50.940

– 1.718

   

Unesco

     

4.392

4.111

4.400

– 289

                   
 

Overige

             
   

Koersverschillen

     

93.893

0

 

0

   

Rentesubsidies

     

1.246

312

 

312

                   
 

nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNP en/of toerekeningen

     

0

0

– 163.532

163.532

                   

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

13.326

8.046

8.065

13.018

15.264

9.000

6.264

                   
 

Subsidies

             
   

Migratie en ontwikkeling

     

3.100

6.264

3.100

3.164

                   
 

Diversen

             
   

Migratie en ontwikkeling

     

9.918

9.000

5.900

3.100

                   
 

Ontvangsten

51.603

128.321

126.712

92.497

172.186

164.737

7.449

                   

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

25.869

59.248

62.426

50.026

44.926

43.561

1.365

                   

5.21

Ontvangsten OS

25.734

19.371

64.286

37.480

120.327

121.176

– 849

                   

5.22

Koersverschillen

0

49.702

0

0

6.933

0

6.933

                   

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

0

0

0

4.991

0

0

0

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Op dit artikel is voor EUR 57 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. Bij eerste suppletoire begroting werd het verplichtingenbudget verhoogd met EUR 23 miljoen onder andere voor migratie en ontwikkeling en cultuur. Bij tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget met EUR 150 miljoen verhoogd voor het aangaan van verplichtingen met regionale ontwikkelingsbanken. De geplande verplichting voor de middelenaanvulling van het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF) kon echter in 2016 nog niet worden aangegaan door het uitlopen van de onderhandelingen tussen donoren en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.

De garanties zijn gedaald met EUR 32 miljoen. Enerzijds zijn nieuwe aandelen van de African Development Bank aangekocht (EUR 5,8 miljoen). Anderzijds zijn de garanties gedaald als gevolg van koersaanpassing van de USD and de Special Drawing Rights (EUR 38 miljoen). Zie ook het overzicht risicoregelingen.

Uitgaven

Artikel 5.2

De mutatie is met name het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel en is technisch van aard. Wijzigingen in het totale ODA-budget (ten gevolge van BNI-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (onder andere eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen. De mutaties als gevolg van BNI-aanpassingen en aanpassingen van de asielstroomraming zijn verwerkt en uitgelegd in de eerste en tweede suppletoire begroting. De stand bij tweede suppletoire begroting kwam op EUR 273 miljoen door de verlaging van de toerekening voor eerstejaars asielopvang voor 2016. Deze verlaging kon vanwege het late moment in het jaar niet in zijn geheel nog alternatief in 2016 worden uitgegeven. Ongeveer EUR 100 miljoen wordt ingezet ten behoeve van het terugdringen van meerjarig tekort in de komende jaren, hetgeen de mutatie sinds de tweede suppletoire begroting verklaart.

Artikel 5.3

Bij eerste suppletoire begroting is het budget voor dit subartikel verhoogd met EUR 6 miljoen als gevolg van het Bed, Bad, Brood-akkoord.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in deze bedrijfsvoeringparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, het financieel en materieel beheer gericht op het voorschottenbeleid bij activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking en resultaatsturing en transparantie ontwikkelingssamenwerking.

Paragraaf 1: Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

Uit de controle door de Auditdienst Rijk over 2016 is gebleken dat er geen fouten en onzekerheden zijn op artikelen van hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die gerapporteerd moeten worden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

Om de kwaliteit van de beoordeling vooraf van grote financieringen te verbeteren en meer inzicht te krijgen in de realisatie van de beleidsprioriteiten wordt voor ontwikkelingssamenwerking gewerkt met Quality at Entry. Quality at Entry omvat een individuele toets op alle grote activiteiten en een doorlichting van de portfolio per thema of land (de portfolioschouw). In 2016 werden voor Rwanda, Burundi en de Grote Merenregio geografische portfolioschouws uitgevoerd. In juli werd een brede portfolioschouw uitgevoerd op alle hoofdthema’s van ontwikkelingssamenwerking (de «resultatenschouw»). De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie voerde een review uit op de toepassing van de portfolioschouw voor partnerlanden. De uitkomst van deze review onderstreept het belang van het instrument en beveelt onder meer aan om meer te focussen op de samenhang tussen activiteiten en minder op individuele activiteiten.

Financieel en materieel beheer

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het financieel en materieel beheer gericht op het voorschottenbeleid bij activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking en resultaatsturing en transparantie ontwikkelingssamenwerking zijn in paragraaf 3 toegelicht. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude

Het ministerie besteedt bij medewerkers aandacht aan zowel integriteit van de eigen medewerkers (interne aangelegenheden) als malversaties door derden (externe aangelegenheden) en de maatregelen om deze te voorkomen en te signaleren. Bovendien ontwikkelt het ministerie instrumenten en maatregelen om integriteitsschendingen te voorkomen en te signaleren. In 2016 is een dilemmaspel ontwikkeld dat een hulpmiddel is om de inhoud van de Gedragscode (Rijksbreed en organisatie specifiek) te verwoorden in concrete handreikingen voor de eigen werkomgeving. Het spel is vertaald zodat het organisatiebreed inzetbaar is. Aan alle medewerkers worden nieuw opgestelde gedragsregels over I-bewustzijn verstrekt.

Op 24/7 Plaza is een Integriteitsportaal ingericht waar medewerkers in Den Haag en op de posten toegang toe hebben. Op dit portaal is Rijksbrede (bijvoorbeeld de Gedragscode Integriteit Rijk) en BZ-specifieke regelgeving beschikbaar. Er worden documenten aangeboden die het integriteitsbewustzijn van medewerkers en leidinggevenden moeten bevorderen. Ten slotte zijn ook de contactgegevens van de vertrouwenspersonen opgenomen en is aangegeven waar fraude of andere integriteitsschendingen kunnen worden gemeld. De informatie op het portaal is in Duits, Spaans, Engels en Frans beschikbaar.

In 2016 is een aantal voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor de medewerkers om de bewustwording op fraude- en corruptierisico’s binnen de activiteitencyclus te laten toenemen. De activiteitencyclus heeft betrekking op de beleidsmatige uitgaven. Het is het hele proces, waarbinnen het ministerie een activiteit identificeert, beoordeelt, committeert en monitort.

Fraude- en corruptierisico’s worden daartoe bij de besluitvorming tot financiering van een activiteit expliciet behandeld en zichtbaar gemaakt. Het ministerie is in 2016 tot inzicht gekomen dat het zichtbaar vastleggen van deze risico’s als preventieve maatregel om het fraude en corruptierisico te verkleinen een verdiepingsslag behoeft. In 2017 worden maatregelen geïmplementeerd.

Het ministerie monitort of het sanctiebeleid tot het beoogde resultaat leidt.

In de bijlage bij het jaarverslag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Paragraaf 3: Belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Resultaatsturing en transparantie ontwikkelingssamenwerking

Eind 2016 besloot het ministerie tot een doorlichting van de activiteitencyclus die de processtappen vastlegt vanaf de identificatie van een activiteit tot de evaluatie na afloop. Het zijn activiteiten waarbij vanuit de BH&OS-begroting financiële ondersteuning wordt gegeven. De doorlichting heeft als doel de cyclus te stroomlijnen en de relatie tussen beleids- en activiteitencyclus te versterken. Recente veranderingen, waaronder de komst van open data en een versterking van resultaatgericht werken, worden in de cyclus verankerd. Ten slotte wordt onderzocht in welke mate aanvullende IT de beleidsprocessen verder kan structureren en ondersteunen. De uitkomsten van de doorlichting worden verwacht het eerste kwartaal 2017.

In de begroting van 2017 wordt voor het eerst gewerkt met 15 streefwaardes waarover het ministerie zich in 2018 zal verantwoorden. Om dit proces van resultaatsturing vorm te geven worden normen geformuleerd waarin is vastgelegd de wijze waarop resultaten worden gemeten. Ondersteunend aan het proces is de invoering van inhoudelijke verantwoording volgens de internationale open data rapportagestandaard International Aid Transparency Initiative (IATI). Vanaf 2016 is het gebruik van IATI bij de voortgangsrapportage voorgeschreven voor alle activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking van meer dan EUR 250.000 aangegaan door het departement. In 2017 vallen de activiteiten aangegaan door de posten onder dit voorschrift. Afwijkingen moeten worden gemotiveerd.

Herintroductie tussentijds verantwoorden voorschotten activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking

De contractpartners waarmee BZ een verbintenis heeft in het kader van ontwikkelingssamenwerking ontvangen middelen als een voorschot. De verantwoording van de uitgaven wordt achteraf vastgesteld met behulp van financiële en inhoudelijke verantwoordingsrapportages.

In het kader van de vermindering van de beheerslast voor activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking is in 2015 binnen BZ een vernieuwd voorschottenbeleid ingevoerd. De twee belangrijkste wijzigingen betreffen het jaarlijks, in plaats van halfjaarlijks betalen van activiteiten bij de contractpartners en het niet meer tussentijds verantwoorden en afboeken van de verrichte uitgaven in de administratie. De werking van het nieuwe voorschottenbeleid is onderzocht door de Auditdienst Rijk. De uitkomsten van de eigen controles en het onderzoek van de Auditdienst Rijk zijn aanleiding geweest om het beleid op het punt van het niet tussentijds afboeken van voorschotten te herzien. Conclusie was dat het niet meer tussentijds verantwoorden geen bijdrage leverde aan de vermindering van beheerslast. Per 1 januari 2017 worden voorschotten voor activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking wederom tussentijds afgeboekt.

C. JAARREKENING

6. Departementale verantwoordingsstaat

Departementale verantwoordingsstaat 2016 Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (Bedragen x EUR 1.000)
   

(1)

(2)

(3)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

2.068.752

2.686.906

188.200

2.612.399

2.885.440

252.475

543.647

198.534

64.275

                     
 

Beleidsartikelen

2.068.752

2.686.906

188.200

2.612.399

2.885.440

252.475

543.647

198.534

64.275

                     

1

Duurzame handel en investeringen

325.230

582.187

23.463

387.733

460.226

80.289

62.503

– 121.961

56.826

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

430.533

623.820

 

531.813

648.529

 

101.280

24.709

 

3

Sociale vooruitgang

580.209

855.642

 

784.186

755.624

 

203.977

– 100.018

 

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

556.709

557.571

 

805.432

785.542

 

248.723

227.971

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

176.071

67.686

164.737

103.235

235.519

172.186

– 72.836

167.833

7.449

7. Saldibalans per 31 december 2016 en toelichting Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2016

ACTIVA

x EUR 1.000

 

PASSIVA

x EUR 1.000

2016

2015

 

2016

2015

1

Uitgaven ten laste van de begroting

2.885.429

2.902.655

 

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

252.473

103.546

         

4a

Rekening-courant RHB

2.632.956

2.799.109

Subtotaal Intracomptabele posten

2.885.429

2.902.655

 

Subtotaal Intracomptabele posten

2.885.429

2.902.655

             

10

Vorderingen

1.412.870

1.390.382

 

10a

T.r. vorderingen

1.412.870

1.390.382

12

Voorschotten

5.958.122

5.551.276

 

12a

T.r. voorschotten

5.958.122

5.551.276

13a

T.r. garantieverplichtingen

2.717.530

2.752.829

 

13

Garantieverplichtingen

2.717.530

2.752.829

14a

T.r. andere verplichtingen

5.705.603

6.012.336

 

14

Andere verplichtingen

5.705.603

6.012.336

15

Deelnemingen

158.167

156.617

 

15a

Tegenrekening deelnemingen

158.167

156.617

Subtotaal Extra-comptabele posten

15.952.292

15.863.441

 

Subtotaal Extracomptabele posten

15.952.292

15.863.441

             

Overall totaal

18.837.721

18.766.096

 

Overall totaal

18.837.721

18.766.096

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2016, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BH&OS begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening courant RHB voor BH&OS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BH&OS worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden van de BuZa balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BH&OS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2016 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,92 EUR. Voor 2017 is deze 0,90 EUR.

De extracomptabele vorderingen, voorschotten, deelnemingen en openstaande verplichtingen worden per 31 december gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Bij de geconditioneerde vorderingen is in 2016 een waarderingswijziging doorgevoerd. Tot 2015 werden geconditioneerde vorderingen gewaardeerd tegen de historische waarde of de lagere asset waarde. Vanaf 2016 vindt waardering plaats tegen de nominale waarde wat beter aansluit met de rijksbrede waarderingsgrondslagen. De laatst bekende asset waarde is opgenomen in de toelichting bij de betreffende balanspost.

Overigens heeft deze wijziging geen gevolgen voor de balansstanden per 31 december 2016: in alle gevallen is de asset waarde hoger dan de nominale waarde. Alleen de waarde van het IDF zou per 31 december 2015 hoger zijn.

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2016

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 2.885.429 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Uitgaven ten laste van de begroting

2.885.429

2.902.655

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BH&OS in het jaar 2016 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 252.473 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Ontvangsten ten gunste van de begroting

252.473

103.546

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2016 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.632.956 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BuZa en het saldo van de uitgaven m.b.t. BH&OS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BuZa en BH&OS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Rekening-courant RHB BH&OS

2.626.151

2.801.863

Te verrekenen tussen BuZa en BH&OS

6.805

– 2.754

Totaal

2.632.956

2.799.109

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

Door de splitsing van de balans tussen BH&OS en BuZa is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achteraf een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BH&OS en BuZa. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven. Het nog te verrekenen bedrag voor 2016 zal meegenomen worden in de eerste verrekening van 2017.

10 Vorderingen (debet 1.412.870 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

190.118

175.151

Massif fonds

311.225

311.225

IDF (voorheen MOL fonds)

311.516

257.756

DGGF Fonds

188.093

117.218

NIO begrotingslening

119.000

132.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

33.574

58.882

Diverse extra-comptabele vorderingen

259.344

338.150

Totaal

1.412.870

1.390.382

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif fonds staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde IDF-fondsen staan per 31 december 2018 en de Massif-fondsen per 31 december 2026 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen.

De asset waarde van IDF per 31 december 2016 bedraagt op basis van informatie van FMO EUR 331,3 mln. De door BH&OS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2016 bedroegen echter EUR 311,5 mln.

Het aandeel van BH&OS voor wat betreft het Massif fonds is per 31 december 2016 vastgesteld op EUR 496,8 mln. De door BH&OS totaal ingebrachte fondsen t/m 31 december 2016 bedroeg echter EUR 311,2 mln. De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2016 van het FMO blijken.

Voor het DGGF (Dutch Good Growth Fund) zijn leningen verstrekt aan RVO.nl en PWC/TJ gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden.

Aan RVO.nl is een lening verstrekt van EUR 62,3 mln. Aan PWC/TJ is een lening verstrekt van EUR 125,8 mln.

In 2016 zijn de in het verleden via de NIO verrichte garantiebetalingen voor Cuba omgezet in een begrotingslening met een totaalsaldo van EUR 38,6 mln. per 31 december 2016. Dit saldo bestaat voor een deel uit nog te ontvangen boeterente ad. EUR 7,3 mln. Indien Cuba aan haar betalingsverplichting voldoet zal jaarlijks een deel van deze boeterente worden kwijtgescholden.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2016

2015

2014

2013 en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

190.118

38.603

0

0

151.515

Op termijn opeisbaar begrotingslening

119.000

0

0

0

119.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

675

0

0

0

675

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

309.793

38.603

0

0

271.190

Direct opeisbaar garantiebetalingen

33.574

132

2.668

618

30.156

Direct opeisbaar overige vorderingen

19.868

6.585

2.361

1.167

9.755

Totaal direct opeisbare vorderingen

53.442

6.717

5.029

1.785

39.911

Geconditioneerde vorderingen

1.049.635

       

Totaal

1.412.870

       
Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Openingsbalans

175.151

198.331

Bij: Consolidaties

39.237

0

Af: Aflossingen

24.147

23.180

Af: Kwijtscheldingen

123

0

Eindbalans

190.118

175.151

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2016 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

Jaar

Aflossingen

Rente

Totaal

2017

25.502

35

25.537

2018

25.461

193

25.654

2019

22.669

228

22.897

2020

20.778

263

21.041

2021

16.526

353

16.879

Na 2021

71.831

6.279

78.110

Totaal

182.767

7.351

190.118

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Openingsbalans

58.882

56.136

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

132

212

Bij: Correctie kwijtschelding boeterente MMR

0

2.534

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Af: Consolidaties

25.440

0

Eindbalans

33.574

58.882

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

TCX Currency Exchange Fund

59.811

54.500

IFC-GAFSP

87.225

71.484

AEF Fund

60.820

53.320

Lening PIDG

29.250

29.900

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

10.352

23.018

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

7.784

98.950

Vorderingen RSS

675

796

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.696

1.112

Overige

1.731

5.070

Totaal

259.344

338.150

De assetwaarde van het AEF Fund bedraagt per 31 december 2016 EUR 81,2 mln. De totaal door BH&OS ingebrachte fondsen bedroegen echter EUR 60,8 mln. Het betreft een voorlopig cijfer, bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve waarde zal blijken uit de jaarrekening 2016 van het FMO.

12 Voorschotten (debet 5.958.122 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BuZa of de BH&OS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Voorschotten

5.958.122

5.551.276

Totaal

5.958.122

5.551.276

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2016

31 december 2015

Verstrekt in 2007

322

321

Verstrekt in 2008

3.228

20.790

Verstrekt in 2009

17.310

39.733

Verstrekt in 2010

20.349

47.573

Verstrekt in 2011

57.130

90.179

Verstrekt in 2012

300.672

421.393

Verstrekt in 2013

1.005.492

1.184.712

Verstrekt in 2014

1.355.190

1.848.246

Verstrekt in 2015

1.524.620

1.898.329

Verstrekt in 2016

1.673.809

0

Totaal

5.958.122

5.551.276

Opbouw openstaande voorschotten:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Openingsbalans

5.551.276

3.923.024

Bij: Verstrekte voorschotten

1.773.770

1.861.491

Af: Verantwoorde voorschotten

1.316.827

545.083

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

50.097

– 311.844

Eindbalans

5.958.122

5.551.276

13 Garantieverplichtingen (credit 2.717.530 x EUR 1.000)

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Asian Development Bank

1.303.306

1.323.994

Inter American Development Bank

293.076

299.589

African Development Bank

668.304

673.101

Council of Europe Development Bank

176.743

176.743

Fonds Opkomende Markten

73.785

78.432

Dutch Good Growth Fund

35.711

16.593

NIO

166.605

184.377

Totaal

2.717.530

2.752.829

De garantieverplichting die uitstaat bij de regionale ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, Inter American Development Bank, African Development Bank en de Council of Europe Development Bank) betreft de niet volgestorte aandelen.

Alleen bij de African Development Bank is sprake van een toename van de nominale garantstelling in 2016 in SDR.

De uiteindelijke afname in EUR wordt veroorzaakt door koersverschillen. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De garantie bij het Fonds Opkomende Markten betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven, terwijl de garantie in het kader van het Dutch Good Growth Fund betrekking heeft op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. Voor beide regelingen is een begrotingsreserve gevoIn 2015 werd de garantieverplichting voor het Dutch Good Growth Fund gewaardeerd op basis van de transactiewaarde (maximaal risico voor de Staat) minus de uitbetaalde wisselfinancieringen. Met een wisselfinanciering wordt de exporteur uitbetaald en neemt Atradius DSB de inning van de termijnbetaling door de importeur over. De uitgekeerde wisselfinancieringen zijn lager dan de transactiewaarde, omdat er rekening wordt gehouden met een eigen bijdrage van de exporteur. Tevens is de berekening van de wisselfinanciering gebaseerd op de netto contante waarde van de totale transactie. Het verschil van EUR 0,51 mln. tussen de transactiewaarde en de uitgekeerde wisselfinanciering is opgenomen in de balansstand per 31 december 2015. Met de uitbetaling van de wisselfinanciering op een transactie wordt het totaal risico voor de Staat verlaagd tot het bedrag van de wisselfinanciering.

In 2016 is de waarderingsgrondslag aangepast en wordt alleen het openstaande risico van de Staat opgenomen in de stand van de garantieverplichting. Het bedrag van EUR 0,51 mln. dient in minder gebracht te worden op de balansstand per 31 december 2015 om deze met de balansstand per 31 december 2016 te kunnen vergelijken.

14 Andere verplichtingen (credit 5.705.603 x EUR 1.000)
Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Openingsbalans

6.012.336

6.512.308

Bij: Aangegane verplichtingen

2.578.696

2.402.683

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

2.885.429

2.902.655

Eindbalans

5.705.603

6.012.336

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Af te dragen vennootschapsbelasting

Vanaf 1 januari 2016 is de vennootschapsbelasting ook van toepassing op overheidsinstellingen. Overheidsinstellingen kunnen op basis van de fiscale wet- en regelgeving voor bepaalde activiteiten worden gekwalificeerd als ondernemer. Het resultaat van deze activiteiten is onderhevig aan de vennootschapsbelasting. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een inventarisatie gemaakt van activiteiten waarop de vennootschapsbelasting van toepassing zou kunnen zijn. Deze inventarisatie is verricht met behulp van de handreiking Vennootschapsbelasting Rijksoverheid, opgesteld door het Fiscaal Loket van het Ministerie van Financiën.

Het ministerie heeft de financieringen in het kader van BH&OS onderzocht ten aanzien van de vennootschapsbelasting.

De Minister voor BH&OS geeft uitvoering aan de begrotingswet. In de begroting is vastgelegd dat het kabinet de agenda voor hulp, handel en investeringen vormgeeft om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. De Minister maakt hierbij onder andere gebruik van financieringsinstrumenten zoals leningen, garanties en deelnemingen. Het is beleid van de Minister om niet in concurrentie met de markt te handelen, maar juist om de markt voor anderen te ontwikkelen. Uit de interne analyse volgt dat het resultaat van deze financieringsinstrumenten mogelijk onderhevig is aan de vennootschapsbelasting. Dit geldt mogelijk voor de financieringen die namens de Minister voor BH&OS in het beheer van de FMO N.V. zijn.

Uit oogpunt van voorzichtigheid en transparantie is op basis van de gegevens van FMO N.V. de mogelijk af te dragen vennootschapsbelasting bepaald. Het bedrag bedraagt EUR 7,0 mln en is voorlopig als verplichting vastgelegd. Het ministerie komt op basis van de argumentatie dat sprake is van uitvoering van overheidstaken en van het niet in concurrentie uitvoeren van die taken mogelijk in aanmerking voor een vrijstelling van vennootschapsbelasting. Het ministerie werkt hiertoe aan een nadere onderbouwing, die aan de Belastingdienst ter besluitvorming in 2017 zal worden aangeboden.

Daarnaast biedt het ministerie andere financieringen aan via Atradius DSB, het DGGF en het DTIF. Op basis van een interne analyse concludeert het ministerie dat deze activiteiten niet door het poortje van de ondernemingstoets komen. De Minister beoogt met deze financieringen geen financiële winst. Op basis van de gemaakte analyse blijkt dat geen sprake is van het behalen van structurele overschotten. Daarmee vallen deze financieringen niet onder de vennootschapsbelasting. Ook heeft het ministerie een lening verstrekt aan The Currency Exchange Fund (TCX) waarover het een rentevergoeding ontvangt. Onduidelijkheid bestaat over wanneer sprake is van een fiscaal resultaat. Het ministerie zal de analyse ten aanzien van deze financieringen aan de Belastingdienst voorleggen ter beoordeling. Op basis van deze beoordeling wordt de definitief over 2016 af te dragen vennootschapsbelasting bepaald.

15 Deelnemingen (debet 158.167 x EUR 1.000)

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen.

Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantie-verplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2016. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2016

31 december 2015

Voting power in %

Asian Development Bank

68.607

69.696

1,12

African Development Bank

44.682

41.536

0,88

Inter American Development Bank

13.169

13.462

0,22

Inter American Investment Corporation

9.639

9.853

1,35

Council of Europe Development Bank

22.070

22.070

3,63

Totaal

158.167

156.617

 

De waarde van de deelneming in de African Development Bank is in 2016 voor een bedrag van EUR 3,79 mln. toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting (in valuta SDR) en met een bedrag van EUR 0,65 mln. afgenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (in SDR), Inter American Development Bank (in USD) en de Inter-American Investment Corporation (in USD) zijn afgenomen als gevolg van koerswijzigingen.

Het aandeel in % in de Inter American Investment Corporation is verlaagd omdat Nederland niet heeft geparticipeerd in de tweede kapitaalverhoging.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2016 EUR 1,0 mln.

8. WNT verantwoording 2016 Ministerie van Buitenlandse Zaken

De jaarrekening voor topinkomens staat in het jaarverslag van het moederdepartement, de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN1 2 3

1

Duurzame handel en investeringen

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

1.3

Op zoek naar focus en effectiviteit – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet voor private sector ontwikkeling 2005–2012

2014

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

1.2

Balanceren tussen koopmanschap en diplomatie – Evaluatie van de Netherlands Business Support Offices 2008–2013

2014

   

1.3

Investment Climate Facility for Africa

2013

   

1.3

Riding the wave of sustainable commodity sourcing – Review of the Sustainable Trade Initiative IDH

2014

   

1.3

FMO-Massif

2015

   

1.3

Health Insurance Fund

2015

   

1.3

Work in Progress – Evaluation of the ORET Programme: Investing in Public Infrastructure in Developing Countries

2015

   

1.3

Aided trade – An evaluation of the Centre for the Promotion of Imports from Developing Countries (2005–2012)

2015

   

1.3

Evaluation of PUM Netherlands Senior Experts 2012–2015

2016

   

1.3

Evaluation PSOM/PSI

2016

3

Overig onderzoek

     
   

1.1

Corporate Social Responsibility: the role of public policy. A systematic literature review

2013

   

1.1

Evaluation issues in financing for development: Analysing effects of Dutch corporate tax policy on developing countries

2013

   

1.1

Return on aid for Dutch exports

2014

   

1.1

Directe investeringen: modernisering IBO-beleid

2014

   

1.1

Effecten TTIP voor ontw. Landen

2015

   

1.1

Directe investeringen: UNCTAD- studie rol Nederlandse IBO’s

2015

   

1.2

Holland Branding

2013

   

1.3

Public-Private Partnerships in developing countries. A systematic literature review

2013

   

1.3

FMO-A

2014

   

1.3

Schoklandakkoorden

2014

   

1.3

ICTSD

2015

   

1.4

DGGF tussentijdse evaluatie

2015

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

2.2

Van infrastructuur naar duurzame impact: beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan drinkwater en sanitaire voorzieningen (1990–2011)

2012

   

2.3

Met hernieuwde energie – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan hernieuwbare energie en ontwikkeling (2004–2014)

2015

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

2.1

Programma Ondersteuning Producentenorganisaties

2015

   

2.1

Solidaridad

2015

   

2.2

Aqua for all programma «Building bridges connecting water»

2013

   

2.3

Daey Ouwens Fonds

2014

   

2.3

Access to Energy in Rwanda – Impact evaluation of activities supported by the Dutch Promoting Renewable Energy Programme

2014

   

2.3

Energising Development (EnDev II)

2014

   

2.3

Fonds Duurzame Biomassa

2013

3

Overig onderzoek

     
   

2.1

Improving food security: A systematic review of the impact of interventions in agricultural production, value chains, market regulation, and land security

2011

   

2.3

Evaluatie Rio-verdragen (GEO-5)

2012

   

2.3

Evaluatie Interdepartementaal beleidsprogramma biodiversiteit

2012

   

2.3

Renewable Energy: Access and Impact. A systematic literature review of the impact on livelihoods of interventions providing access to renewable energy in developing countries

2013

3

Sociale vooruitgang

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

3.1

Balancing Ideals with Practice – Policy Evaluation of Dutch Involvement in Sexual and Reproductive Health and Rights (2007–2012)

2013

   

3.2

Gender sense & sensitivity: Policy evaluation on women's rights and gender equality (2007–2014)

2015

   

3.4

Education matters: Policy review of the Dutch contribution to basic education 1999–2009

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

3.1

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)

2013

   

3.1

Fonds Product Development Partnerships

2015

   

3.2

Evaluatie gender-programma’s (MDG3 fonds, nationale actieplannen n.a.v. VN VR 1325; activiteiten gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen)

2015

   

3.3

Evaluation of the Dutch support to capacity development: Facilitating resourcefulness (case studies Ghana, SNV, Agriterra, PSO, NCEA)

2011

   

3.3

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

2012

   

3.3

Useful Patchwork – Direct Funding of Local NGOs by Netherlands Embassies 2006–2012

2014

   

3.3

Between Ambitions and Ambivalence: Mid-term Evaluation SNV Programme 2007–2015

2014

   

3.3

Investeren in wereldburgerschap – Evaluatie van de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)

2014

   

3.3

MFS 2 evaluatie

2015

   

3.3

Opening doors and unlocking potential: Key lessons from an evaluation of support for Policy Influencing, Lobbying and Advocacy (PILA)

2015

   

3.4

Netherlands Fellowship Programme/ Netherlands Institutional Capacity Development in Higher Education

2012

   

3.4

European Centre for Development Policy Management

Institutional Evaluation

2016

3

Overig onderzoek

     
   

3.3

Civil society, Aid and Development: A cross-country Analysis

2012

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

4.3

Op zoek naar nieuwe verhoudingen – Evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika

2013

   

4.3

Investeren in stabiliteit. Het Nederlandse fragiele statenbeleid doorgelicht

2013

   

4.1

Beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp 2009–2014

2015

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

3

Overig onderzoek

     
   

4.1

Linking Relief and Development: More than old solutions for old problems?

2013

   

4.1

Joint Evaluation of the Global Logistics Cluster

2012

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

5.2

Begrotingssteun: Resultaten onder voorwaarden

2013

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

5.1

Working with the World Bank. Evaluation of Dutch World Bank policies and funding (2000–2011)

2013

   

5.2

Evaluation of Dutch Development Cooperation in the Palestinian Territories 2008–2014 – How to Break the Vicious Cycle

2016

   

5.2

An evaluation of the impact of ending aid – The gaps left behind

2016

   

5.2

Deelonderzoeken voor The gaps left behind – Bolivia, Burkina Faso, Guatemala, Nicaragua, Tanzania en Zambia

2016

3

Overig onderzoek

     
   

5.1

Evaluatie over Nederland en de WHO (2011–2015) – Voorkomen is beter dan genezen

2016

   

5.1

One UN (Delivering as one)

2012

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review Unicef

2013

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review UN Women

2015

   

5.2

Goods things come to those who make them happen: Return of aid for Dutch exports

2014

   

5.2

Autonomy, partnership and beyond, a counterfactual analysis of policy coherence for Ghana

2014

   

5.3

Pilot Circulaire Migratie

2012

   

5.3

Migratie en Ontwikkeling

2012

BIJLAGE 2: AFKORTINGEN

ADR

Auditdienst Rijk

AfDB

African Development Bank

BHOS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BMZ

Duitse Federale Ministerie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Buitenlandse Zaken

CERF

Central Emergency Response Fund

CETA

Comprehensive Economic and Trade Agreement

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural

DAC

Development Assistance Committee

DFID

Britse Directorate International Development Cooperation

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DGIS

Directoraat-generaal internationale Samenwerking

DRIVE

Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle

DTIB

Dutch Trade and Investment Board

DTIF

Dutch Trade and Investment Fund

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECHO

Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department

EKV

Exportkredietverzekering

EPA

Economische Partnerschapsakkoord

EU

Europese Unie

EZ

Economische Zaken

FAO

Food and Agricultural Organisation of the United Nations

FIB

Finance for International Business

FLOW

Funding Leadership and Opportunities for Women

FMO

Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

GPEDC

Global Partnership for Effective Development Cooperation

GTLP

IFC Global Trade Liquidity Program

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IATI

International Aid Transparency Initiative

ICPD

International Conference on Population and Development

IDB

Inter-American Development Bank

IDF

Infrastructure Development Fund

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFC

International Finance Corperation

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

INGO

Internationale Niet-Gouvernementele Organisatie

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

ITA

Information Technology Agreement

LEAD

Local Employment in Africa for Development

LGRP

Local Governance Reform Programme

LHBTI

Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en interseksen

MDG

Millennium Development Goals

MFS

Medefinanciering Maatschappelijke Organisaties

MINUSMA

Multidimensionele Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

Memorandum of Understanding

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NCDO

Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NCP

Nationale Contact Punt

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PIB

Partners for International Business

PIDG

Private Infrastructure Development Group

PSD

Private Sector Development

PSI

Population Services International

PSO

privatesectorontwikkeling

PwC/TJ

PricewaterhouseCoopers/Triple Jump

RDPP

Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SIDA

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden

SIDS

Small Islands Developing States

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SWIPD

Syrian Women’s Initative for Peace and Development

TFA

Trade Facilitation Agreement

TISA

Trade in Services Agreement

TRIPS

Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights

TTIP

Transatlantic Trade & Investment Partnership

UNAMI

United Nations Assistance Mission for Iraq

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNDP

United Nations Development Programme

UN-DPKO

United Nations Department of Peacekeeping Operations

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNICEF

United Nations Children’s Fund

USAID

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VN

Verenigde Naties

VS

Verenigde Staten van Amerika

WB

The World Bank

WFP

World Food Programme

WTO

World Trade Organisation

BIJLAGE 3: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversaties en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld is toegevoegd. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is dus niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

Malversaties

In het jaar 2016 zijn in totaal 24 vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2016 zijn van deze vermoedens nog zeven gevallen in onderzoek. Er zijn nog 2 gevallen uit 2014 en 3 gevallen uit 2015 in onderzoek.

In deze bijlage wordt ingegaan op de gevallen waarbij het onderzoek is afgerond en die als bewezen malversaties zijn aangemerkt. Hieronder worden de in het jaar 2016 bewezen gevallen van malversaties (12 uit 2016, 3 uit 2015, 3 uit 2014, 1 uit 2013 en 1 uit 2012) beschreven:

2016

Afghanistan

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma ten behoeve van uitbreiding juridische en electorale capaciteit

Ontdekt: Uit een accountantsonderzoek blijkt een deel van de uitgaven ondoelmatig en een deel onrechtmatig. Uit aanvullend onderzoek is een fraude met reiskosten vastgesteld van EUR 78.000.

Omvang: EUR 78.000

Actie: Vanuit de donoren is een brief naar de internationale organisatie verzonden waarin deze wordt verzocht passende maatregelen te nemen, de reiskostenfraude op te lossen en het bedrag van de fraude en ook de ondoelmatige en onrechtmatige uitgaven terug te betalen. De internationale organisatie heeft inmiddels per brief laten weten passende maatregelen te hebben geïmplementeerd.

Ethiopië

Organisatie: Nederlandse NGO (Lokaal kantoor)

Context: Voedselzekerheidsprogramma

Ontdekt: Er is een fraude ontdekt die betrekking heeft op onjuiste verstrekking van gegevens over aantallen deelnemers, dagvergoedingen, consumpties rond evenementen en geleverde goederen en producten door leveranciers.

Omvang: EUR 8.495

Actie: De NGO heeft diverse maatregelen getroffen om de risico’s binnen het programma verder te mitigeren. Medewerkers die te maken hadden met de fraude zijn ontslagen. Veldbezoeken zullen frequenter worden afgelegd en er zal vaker worden gecontroleerd op de goede werking van procedures en richtlijnen. Ook zullen integriteitsdiscussies vaker op de agenda van de NGO staan. De NGO neemt het bedrag van de fraude voor haar eigen rekening.

Afghanistan

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma’s met betrekking tot de ondersteuning en versterking van de justitiële sector

Ontdekt: Fraude van EUR 92.000 is ontdekt met betrekking tot de huur van het kantoor van de internationale organisatie, brandstof, voedingswaren, afvalverwerking en andere operationele kosten.

Omvang: EUR 9.200 (Nederlands aandeel van 10%)

Actie: Zes medewerkers die betrokken waren bij de fraude zijn ontslagen en er is een aanklacht tegen de bij de fraude betrokken externe bedrijven in voorbereiding.

De internationale organisatie heeft een verbeterplan opgesteld. Ook is binnen de internationale organisatie een bewustwordingscampagne gestart met betrekking tot integriteit, anti-fraude en anti-corruptie. Het schadebedrag zal worden verrekend met een volgende overmaking aan de internationale organisatie.

Nigeria

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma’s op het gebied van de gezondheidszorg

Ontdekt: Stelselmatige verduistering van programmagelden door het uitvoeren van onrechtmatige betalingen. Samenspel tussen personeelsleden van de verschillende programma’s.

Omvang: EUR 3,5 miljoen (Nederlands aandeel is ca. EUR 35.000)

Actie: De Nigeriaanse Minister van gezondheid heeft toegezegd alle verduisterde gelden en onrechtmatige uitgaven terug te betalen. Aan de bij de fraude betrokken medewerkers zullen gepaste sancties worden opgelegd.

Zuid-Sudan

Organisatie: Nederlandse NGO

Context: Armoedebestrijding door de ondersteuning van particuliere organisaties in ontwikkelingslanden.

Ontdekt: Bij twee lokale partner organisaties van een Nederlandse NGO is fraude ontdekt. Bij een van de partner organisaties heeft de directeur vanuit programmagelden een privé opname gedaan. Bij de andere partner organisatie is door twee medewerkers geld ontvreemd uit de kas.

Omvang: EUR 64.000

Actie: De samenwerking tussen de NGO en een van de partnerorganisaties is definitief opgezegd. Een vordering is door de Nederlandse NGO ingesteld op de andere organisatie. Het restant bedrag van de fraude komt voor eigen rekening van de Nederlandse NGO.

Kenia

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma ter verbetering van de toegang tot vaccinaties

Ontdekt: Misbruik van fondsen van in totaal EUR 1.475.000 en slecht management van opgeslagen vaccins.

Omvang: EUR 45.600 (Nederlands aandeel in de fraude)

Actie: De Keniaanse Minister van gezondheid heeft toegezegd het bedrag van de fraude terug te betalen en het financieel management inclusief de operationele systemen op orde te brengen. De internationale organisatie scherpt haar auditbeleid verder aan.

Oost Afrika

Organisatie: Lokale organisatie met vestigingen in Burundi en Tanzania

Context: Bevordering van de handel in Oost Afrika en ondersteuning lokaal economische ontwikkeling en armoedebestrijding

Ontdekt: Het management van een lokale organisatie heeft twee frauduleuze claims voor onderwijskosten door twee medewerkers ontdekt.

Omvang: EUR 1.400

Actie: Een medewerker is inmiddels ontslagen en het bedrag is teruggehaald. Behandeling van het tweede geval loopt nog.

De lokale organisatie is gevraagd naar haar anti-fraude en anti-corruptie beleid. Dit beleid blijkt goed te zijn vastgelegd en in voldoende mate in uitvoering te zijn. In aanvulling hierop zet de lokale organisatie een klokkenluiderslijn op. Deze lijn wordt in het eerste kwartaal 2017 operationeel.

Tanzania

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma voor verbetering seksuele en reproductieve gezondheidzorg

Ontdekt: Een fraude is ontdekt met het vervalsen van facturen en ontvangstbewijzen voor geleverde goederen.

Omvang: EUR 8.850

Actie: Het Nederlandse aandeel van de fraude wordt door de internationale organisatie terugbetaald.

Zambia

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Sanitatie programma

Ontdekt: Een medewerker van een lokale bank heeft gelden die bestemd waren voor het programma gebruikt voor dekking van operationele kosten van de bank en persoonlijke leningen aan bankmedewerkers.

Omvang: EUR 50.000

Actie: Het programma is op zoek naar een andere bank. Het fraudebedrag zal bij de vaststelling van de subsidie van de internationale organisatie worden verrekend.

Sierra Leone

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma gericht op sanitatie

Ontdekt: Medewerkers van het lokale kantoor van de internationale organisatie hebben overmakingen gedaan naar een niet formeel geregistreerde en daarmee illegaal opererende NGO. Deze NGO is speciaal voor frauduleuze doeleinden opgezet en heeft geen activiteiten uitgevoerd voor dit project.

Omvang: EUR 53.000

Actie: De internationale organisatie heeft het lokale kantoor onder verscherpt toezicht geplaatst en er worden verschillende maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.

Nigeria

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Vaccinatie programma

Ontdekt: Naar aanleiding van een uitgevoerde accountantscontrole over de jaren 2011–2013 was vastgesteld dat fondsen voor een bedrag van EUR 1,7 miljoen waren misbruikt. Dit bedrag is in 2015 terugbetaald. Op basis van deze accountantscontrole is besloten om een meer diepgaande accountantscontrole uit te voeren over een groter tijdvak, 2010–2015. Uit dit uitgebreide accountantsonderzoek is nu een misbruik van fondsen vastgesteld van EUR 5 miljoen, aanvullend op het eerdergenoemde bedrag van EUR 1,7 miljoen.

Omvang: EUR 5 miljoen

Actie: De overheid heeft toegezegd dit bedrag in 2017 terug te betalen. Ook is een nieuwe directeur benoemd in het nationale basisgezondheidscentrum. De donoren hebben de internationale organisatie het verzoek gedaan om het toezicht op de fondsen te verscherpen.

Zimbabwe, Kameroen, Zuid-Sudan

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma’s op het gebied van de gezondheidszorg

Ontdekt: De Inspecteur Generaal van de internationale organisatie heeft verschillende fraudes ontdekt in de programma’s van Zimbabwe, Kameroen en Zuid-Sudan. Het totaalbedrag van deze fraudes bedraagt EUR 0,9 miljoen en heeft betrekking op niet-naleving van aanbestedingsregels, het niet registreren van gezondheidsproducten uit de voorraadmagazijnen en onvoldoende bewijslast bij uitgevoerde betalingen.

Omvang: EUR 900.000

Actie: De internationale organisatie heeft diverse maatregelen aangekondigd, zoals het terugvorderen van de gefraudeerde bedragen, uitbreiding van controles bij aanbestedingen, verbetering van het voorraadbeheer en het doorvoeren van verbeteringen in het financieel beheer.

2015

Zuid-Sudan

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Een drietal lokale NGO’s in het kader van een door een internationale organisatie beheerd fonds

Ontdekt: Medewerkers van een lokale organisatie hebben geld bestemd voor «cash-for-work» activiteiten gestolen. Twee andere organisaties konden het volledige bedrag wat zij hadden ontvangen voor de uitvoering van een activiteit niet volledig verantwoorden.

Omvang: EUR 80.000

Actie:De internationale organisatie heeft geld terugontvangen van de lokale NGO waar geld was gestolen. Een lokale NGO heeft toegezegd het fraudebedrag terug te betalen. Van de andere lokale NGO heeft de internationale organisatie het geld moeten afschrijven, omdat deze NGO als gevolg van de onveiligheid in Zuid-Sudan is opgehouden te bestaan.

Nederland

Organisatie: Nederlandse onderneming

Context: Regeling demonstratieprojecten, haalbaarheidssubsidies en kennisverwerving (RVO)

Ontdekt: De eigenaar van de Nederlandse onderneming heeft op basis van vervalste informatie drie subsidieaanvragen ingediend.

Omvang: EUR 30.613

Actie: De eigenaar van de Nederlandse onderneming is in de zomer van 2016 veroordeeld. De vordering van RVO als benadeelde partij is toegewezen.

Somalië

Organisatie: Nederlandse NGO

Context: Subsidiëren maatschappelijke organisaties

Ontdekt: Bij twee lokale partnerorganisaties van een Nederlandse NGO is fraude ontdekt in valse documenten bij betalingen.

Omvang: EUR 97.571

Actie: 3 medewerkers zijn ontslagen en 3 medewerkers hebben een officiële waarschuwing gekregen. De autoriteiten zijn ingelicht. De Nederlandse NGO zal het gefraudeerde bedrag aanzuiveren uit eigen middelen.

2014

Filipijnen

Organisatie: Nederlandse onderneming

Context: Programma Samenwerking Opkomende Markten (RVO)

Ontdekt: Een Nederlandse onderneming heeft bankafschriften vervalst.

Omvang: EUR 124.000

Actie: De zaak is overgedragen aan het Openbaar Ministerie.

Mali

Organisatie: Lokale overheidsorganisatie

Context: Voedselzekerheidsprogramma

Ontdekt: Binnen het inningssysteem van waterheffingen is een fraude ontdekt.

Omvang: EUR 27.000

Actie: Een fraude is ontdekt in het systeem van waterheffingen gepleegd door medewerkers van de lokale overheidsorganisatie. Op grond van deze fraude heeft een accountantsonderzoek over meerdere jaren plaatsgevonden. De overheidsorganisatie heeft naar aanleiding van het opgeleverde accountantsrapport en de daarin geconstateerde tekortkomingen een plan van aanpak opgesteld en voorgelegd aan de donoren. De donoren monitoren de goede en tijdige uitvoering van dit plan. De fraudeplegers zijn aangeklaagd en tegen hen zijn vorderingen ingesteld. Het gefraudeerde bedrag is voor een groot deel terugbetaald.

Oeganda

Organisatie: Internationale organisatie

Context: Programma gericht op bestrijding van HIV/aids

Ontdekt: Integriteitsschendingen door ongeoorloofde financiële transacties van bestuur, directie en hoger management van een lokale partner, zoals belastingontduiking bij geïmporteerde goederen, verkoop van onroerende goederen voor oneerlijke prijsstelling.

Omvang: EUR 22.500

Actie: Door de internationale organisatie is ingegrepen door het bestuur van de lokale partner te laten aftreden en te vernieuwen en het management te ontslaan. De directeur is opgepakt. De lokale partner heeft bevestigd dat zij van de opbrengst van de verkoop van goederen de gedupeerden gaan terugbetalen.

2013

Ethiopië

Organisatie: Lokale organisatie

Context: Faciliteit tot promotie van tuin- en landbouw investeringsactiviteiten

Ontdekt: Fraude is gepleegd door zes medewerkers van de lokale organisatie door middel van een greep in de kas.

Omvang: EUR 11.937

Actie: Het management van de organisatie is na de fraude ontslagen en vervangen. Verbeterde interne controle is ingesteld. Het fraudebedrag is verrekend met de organisatie.

2012

Verenigd Koninkrijk

Organisatie: Publiek/private samenwerkingsverband

Context: Ontwikkeling van private sector investeringen in infrastructuur

Ontdekt: Een medewerker van een multi-donor infrastructuurfonds heeft fraude gepleegd met businessclass vliegtuigtickets.

Omvang: EUR 195.000

Actie: Nadat de fraude is ontdekt is de medewerker uit eigen wil opgestapt. Het gefraudeerde bedrag is volledig terugbetaald. De strafzaak tegen de medewerker loopt nog.

Overzicht van de resultaten van het sanctiebeleid

Onderstaande wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen op bewezen malversaties uit eerdere jaren

Jemen

Organisatie: Lokale overheidsorganisatie

Vordering: EUR 1.473.431

Stand van zaken: Ondanks dat twee schriftelijke herinneringen zijn verstuurd en mondeling is gesproken met de organisatie, heeft deze nog niet betaald.

Aanvullende maatregelen: Vanwege de verslechterde veiligheids- en politieke situatie in Jemen is de ambassade sinds februari 2015 in Sana’a gesloten. Deze opereert nu vanuit het ministerie in Den Haag. Als gevolg van de situatie in Jemen staat de economie op het randje van ineenstorting en ondervindt het betalingsverkeer ernstige problemen. Desondanks heeft de ambassade zich ten doel gesteld de vordering maximaal te handhaven. Na terugkeer in Jemen zal de post contact opnemen met de lokale overheidsorganisatie om de terugvordering te bespreken. Inmiddels ervaren meerdere landen problemen met de terugbetaling van schulden en/of vorderingen. Deze zijn geïnventariseerd en op de agenda van de Club van Parijs geplaatst.

Oeganda

Organisatie: Lokale organisatie

Vordering: EUR 15.000 Ondersteuning van lokale projecten op het gebied van abortus

Stand van zaken: Het Safe Action Abortion Fund (SAAF) zal extra financiële- en administratieve controles uitvoeren. De vordering op SAAF zal met de laatste betaling worden verrekend.

De board van SAAF heeft uit kostenoverwegingen besloten de aanklacht tegen de directeur in te trekken.

India

Organisatie: Indiase onderneming

Vordering: EUR 1.200.000

Stand van zaken: Het gerechtshof in India heeft recentelijk bericht dat de zaak voor onbepaalde tijd ambtshalve is uitgesteld en dat afwikkeling nog geruime tijd kan duren. De ambassade in New Delhi monitort deze zaak.

Tanzania

Organisatie: Local Governance Reform Programme (LGRP-II)

Vordering: EUR 25.000

Stand van zaken: Op basis van de goedgekeurde auditrapporten zijn de donoren in gesprek met de Tanzaniaanse autoriteiten over de bedragen die aan de respectievelijke donoren terugbetaald dienen te worden.

Bangladesh

Organisatie: Lokale organisatie

Vordering: EUR 398.000

Stand van zaken: Op een door de ambassade Dhaka en Zweden opgestelde brief heeft de lokale organisatie gereageerd. Deze reactie gaat echter onvoldoende in op de gefraudeerde bedragen en terugbetaling hiervan. In overleg tussen de ambassade Dhaka en Zweden is besloten opnieuw een brief te versturen waarin de lokale organisatie dringend wordt verzocht tot terugbetaling over te gaan.

Oeganda

Organisatie: Lokale organisatie

Vordering: EUR 67.000

Stand van zaken: Als penvoeder van de donoren heeft de Deense ambassade in april 2016 een brief ontvangen van de Uganda Police Criminal Intelligence Department met het verzoek of zij een afschrift van het auditrapport konden krijgen. De Deense ambassade blijft druk voeren op de politie het onderzoek af te ronden en een besluit te nemen of tot gerechtelijke vervolging wordt overgegaan.

Oeganda

Organisatie: Lokale organisatie

Vordering: EUR 33.635

Stand van zaken: Begin 2016 werd de zaak voorgelegd aan de openbaar aanklager (Directorate of Public Prosecution-DPP). Als penvoerder van de donoren blijft de Deense ambassade druk uitvoeren op DPP om de zaak zo spoedig mogelijk te behandelen. Grote achterstanden bij DPP beletten echter een spoedige behandeling.

Rwanda

Organisatie: Lokale organisatie

Vordering: EUR 58.000

Stand van zaken: De lokale organisatie heeft de vordering die is ontstaan door de fraude niet op tijd behandeld, waardoor de termijn waarbinnen de claim moet worden afgehandeld is overschreden. Op basis van de laatste audit zal een afrekening worden opgesteld, waarbij waarde van de gestolen goederen niet voor financiering in aanmerking komt. Daarna zal de activiteit worden afgesloten.

Kenia

Organisatie: Lokale organisatie

Vordering: EUR 60.000

Stand van zaken: In 2014 is een fraude geconstateerd met verdwijning/diefstal van materialen ter waarde van EUR 60.000. Drie betrokken medewerkers van het lokale waterleidingbedrijf waren hierbij verdacht. Zij zijn uit hun functie ontheven en er is aangifte gedaan bij de politie. Daarna zijn diverse rechtszaken gehouden, waar in de laatste zitting van juni 2016 alle aanklachten tegen de drie verdachten kwamen te vervallen vanwege gebrek aan bewijs. Het partnerbedrijf van het lokale waterleidingbedrijf heeft zich bereid verklaard de schade uit eigen middelen te betalen. Hiermee wordt deze zaak afgesloten.

Nicaragua

Organisatie: Nederlandse NGO

Vordering: EUR 51.350

Stand van zaken: De rechtszaak tegen de betrokken lokale organisatie loopt nog. De Nederlandse NGO betaalt de vordering uit eigen middelen.

Somalië

Organisatie: Internationale organisatie

Vordering: Ca. EUR 3 miljoen

Stand van zaken: De internationale organisatie werkt aan het terugvorderen van het geld bij de NGO’s waar fraude is gepleegd via juridische procedures. Nederland volgt deze invorderingsprocedure.

Nederland

Organisatie: Nederlandse NGO

Vordering: EUR 150.000

Stand van zaken: In augustus 2016 heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een celstraf. Hiermee is de zaak tot een einde gekomen.

Benin

Organisatie: Lokale overheidsorganisatie

Vordering: EUR 4 miljoen

Stand van zaken: Het bedrag van de vordering is op 29 februari 2016 bijgeschreven op de bankrekening van de ambassade in Cotonou (Benin). De Tweede Kamer is over deze zaak apart geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000 XVII, nr. 43).


X Noot
2

Conform de projectvoorstellen van de vier allianties onder leiding van respectievelijk Spark, OxfamNovib, Hivos en SOS Kinderdorpen.

X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BHOS (Hfst. 17). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Evaluaties van vóór dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
2

Bij BZ en BHOS is het de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren, echter inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

Naar boven