Met de bekendmaking van de wet van 30 september 2014, houdende verklaring dat er grond
bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende
tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (Stb. 2014, nr. 355) is de eerste lezing van dit grondwetsvoorstel afgerond. De Grondwet schrijft voor
dat na de bekendmaking van een dergelijke verklaringswet – en ontbinding van de Tweede
Kamer – een tweede lezing van het grondwetsvoorstel plaatsvindt. Als de eerste lezing
als initiatiefwetsvoorstel aanhangig is gemaakt – zoals in dit geval – is het sinds
de jaren 70 van de vorige eeuw gebruikelijk dat ook het wetsvoorstel in tweede lezing
door één of meer leden van de Tweede Kamer in procedure wordt gebracht.1 Per geval worden afspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer(s) en regering over
de wijze van indiening, zodat het wetsvoorstel tijdig aanhangig wordt gemaakt.2 Ten aanzien van het onderhavige voorstel is afgesproken dat ten behoeve van de tweede
lezing daarvan zo spoedig mogelijk na het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer
een initiatiefwetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt.3 Inmiddels heeft de betrokken ontbinding van de Tweede Kamer plaatsgevonden, en is
de nieuw verkozen Kamer reeds samengekomen. Met het oog hierop wordt het onderhavige
wetsvoorstel thans aanhangig gemaakt.
Voor de toelichting verwijs ik naar de met betrekking tot het voorstel van wet, houdende
verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering
in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
gewisselde stukken en de daarover in de beide kamers gevoerde beraadslagingen (Kamerstukken II
2004/05, 2005/06, 2006/07, 2007/08, 2008/09, 2009/10, 2011/12 en 2012/13, 30 174; Handelingen II 2008/09, nr. 55, blz. 4455–4480, Handelingen II 2009/10, nr. 68, blz. 5887–5905, Handelingen II 2012/13, nr. 67, item 12, nr. 73, item 11, en nr. 75, item 26; Kamerstukken I 2012/13, 2013/14, en 2014/15, 30 174, en Handelingen I 2013/14, nr. 26, items 5 en 8 en nr. 27, item 6).
Van Raak