Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2018
Tijdens de behandeling van ons initiatiefvoorstel van wet tot wijziging van de Wet
op de parlementaire enquête 2008 (hierna: Wpe) (Handelingen II 2018/19, nr. 26, debat
over de Wijziging Wet op de parlementaire enquête 2008) is door het lid Van Gent een
amendement ingediend, dat strekt tot het opnemen van een familiaal verschoningsrecht
in de wet.1 Tijdens het debat hebben wij het amendement reeds ontraden. Vanwege de mogelijk grote
impact op het recht van enquête achten wij het zinvol om de redenen voor het ontraden
in deze brief verder uiteen te zetten.
Aanvaarding van dit amendement brengt aanmerkelijke risico’s met zich mee voor de
uitoefening van het recht van enquête. De enquête is ons zwaarste instrument, dat
grondwettelijk is verankerd. De Kamer besluit niet lichtvaardig tot het houden van
een parlementaire enquête. In dat geval heeft een (vaak ruime) meerderheid geconcludeerd
dat het in het algemeen belang is dat dit onderzoek door de volksvertegenwoordiging
ter hand wordt genomen ter uitvoering van haar taken. Het onderzoeksbelang is daarmee
groot. Een verschoningsrecht zoals voorgesteld maakt de parlementaire enquête in feite
ondergeschikt aan het strafproces.
De Wpe kent een uitgebreid en samenhangend stelsel van rechten en waarborgen voor
zowel enquêtecommissies als personen en organisaties die betrokken worden bij een
enquête. Onderdeel daarvan is de bewijsuitsluiting (artikel 30 Wpe). Op basis hiervan
kunnen documenten en verklaringen die op vordering van de commissie zijn afgelegd,
niet worden gebruikt in onder andere strafrechtelijke en civiele procedures. Deze
bepaling wordt met ons wetsvoorstel verder verhelderd. Het is goed om te benadrukken
dat deze bepaling niet alleen geldt ter bescherming van getuigen zelf, maar ook van
anderen, onder wie hun naasten. De jurisprudentie die hierover bestaat, geeft aan
dat de rechter in de praktijk goed let op de belangen van de getuigen.
Uit de evaluatie van de Tijdelijke commissie evaluatie Wet op de parlementaire enquête
(TCEWPE) blijkt dat dit stelsel ook in de praktijk goed werkt en er derhalve geen
behoefte bestaat aan een wijziging daarin.2 Er worden goede afspraken gemaakt met het openbaar ministerie om te voorkomen dat
onderzoeken in elkaars vaarwater belanden. Verder wordt opgemerkt dat een enquêtecommissie
een getuige veelal reeds uitvoerig heeft gesproken tijdens een besloten voorgesprek
en dat in dit gesprek eventuele zorgen van de getuige op dit punt aan de orde kunnen
komen. Ook de Raad van State zag in haar advies bij ons wetsvoorstel geen aanleiding
om op dit punt opmerkingen te maken.
De TCEWPE heeft in haar verslag gemotiveerd geoordeeld dat, gelet op de ervaringen
in de praktijk, de huidige regeling een goede balans biedt tussen het onderzoeksbelang
en de rechten van getuigen en acht het opnemen van een familiaal verschoningsrecht
niet nodig en niet wenselijk.3 De initiatiefnemers delen dit standpunt. In de gevallen waarin het noodzakelijk is
voor het onderzoek om personen te horen die in een familierechtelijke betrekking tot
elkaar staan, kan het onderzoek direct en in belangrijke mate worden gehinderd door
het bestaan van een familiaal verschoningsrecht. Daarnaast werpt het invoeren van
het verschoningsrecht zoals voorgesteld allerlei vragen op, waaronder de samenhang
met de bewijsuitsluiting van artikel 30 Wpe.4 Verder wijzen wij op de verdere juridisering van het enquêterecht en de mogelijke
belemmeringen voor een effectief en voortvarend enquêteonderzoek.
Een ingrijpende wijziging zoals voorgesteld in het amendement, waarvan de gevolgen
voor het enquêterecht moeilijk te overzien zijn, vergt een algehele, samenhangende
beschouwing van de wet en de huidige balans in het systeem van bevoegdheden, rechten
en waarborgen. De TCEWPE had niet een dergelijke brede opdracht en zag op basis van
haar onderzoek naar de recente praktijk daarvoor ook geen aanleiding. De initiatiefnemers
hebben met dit wetsvoorstel dan ook geen fundamentele herziening beoogd.
Van Raak
Van der Linde
Sneller
Nijboer
Van Toorenburg