34 660 (R2085) Verdrag van Minamata inzake kwik; Kumamoto, 10 oktober 2013

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 januari 2017.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 16 februari 2017.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 januari 2017

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 10 oktober 2013 te Kumamoto tot stand gekomen verdrag van Minamata inzake kwik (Trb. 2013, nr. 239 en Trb.  2014, nrs. 173 en 211).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 18 januari 2017 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Op 20 februari 2009 aanvaardde de Beheerraad van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) besluit 25/51 om de aanzet te geven tot internationale actie om kwik op efficiënte, effectieve en samenhangende wijze te beheren. In paragraaf 221 van het slotdocument «The future we want» van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling in Rio de Janeiro van 20 tot 22 juni 2012 werd opgeroepen tot succesvolle afronding van de onderhandelingen over een mondiaal, juridisch bindend instrument inzake kwik teneinde de gevaren voor de menselijke gezondheid en het milieu aan te pakken2.

Op 10 oktober 2013 is te Kumamoto het Verdrag van Minamata inzake kwik (Trb. 2013, 239 en Trb. 2014, 173 en 211; hierna: het Verdrag) tot stand gekomen. Het Verdrag heeft tot doel de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen tegen antropogene emissies en lozingen van kwik en kwikverbindingen. Kwik is een toxische stof die kan leiden tot aanzienlijke schadelijke gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid. De emissies van kwik door menselijke activiteiten geven mondiaal reden tot bezorgdheid vanwege de verspreiding ervan over lange afstand in de atmosfeer en ophoping in levende organismen. In het Verdrag worden voor kwik, kwikhoudende producten en kwikverbindingen regels gesteld ten aanzien van productie, export, import, lozingen, emissies, tussentijdse opslag en afvalbeheer, met de nodige administratieve verplichtingen. In de artikelsgewijze toelichting zal hier nader op worden ingegaan.

Het Verdrag is juridisch bindend tussen partijen en verplicht partijen tot het nemen van maatregelen die de schadelijke gevolgen van kwik voor het milieu en de menselijke gezondheid adresseren. Het Verdrag bevat naar de mening van de regering dan ook geen een ieder verbindende bepalingen.

Momenteel hebben 28 partijen het Verdrag geratificeerd. Het Verdrag zal in werking treden nadat 50 partijen een akte van bekrachtiging, goedkeuring, aanvaarding of toetreding hebben nedergelegd. De eerste Conferentie van de partijen (hierna: CoP) staat gepland voor september 2017. De Europese Unie (hierna: EU) is groot voorstander van het Verdrag en wil graag als partij met volledig stemrecht deelnemen aan deze eerste CoP. De EU stelt daarom alles in het werk om het Verdrag gezamenlijk met de lidstaten zo spoedig mogelijk te ratificeren. Hiermee zal ook de EU partij bij het Verdrag worden, zoals ook het geval is voor andere milieuverdragen die vallen onder de bevoegdheid van zowel de EU als de lidstaten.3

2. Gevolgen van het Verdrag voor wet- en regelgeving in het Europese deel van Nederland

Binnen de EU is al uitgebreide regelgeving op het gebied van kwik van kracht. Desalniettemin wil de EU partij worden bij het Verdrag. Dit betekent dat de EU haar regelgeving, die doorwerkt in de regelgeving van de EU-lidstaten, in lijn moet brengen met het Verdrag. Een groot deel van de verdragsverplichtingen is neergelegd in EU-regelgeving, maar ten aanzien van een zestal onderwerpen bestaan leemten tussen het Verdrag en de EU-regelgeving.

Het Verdrag is een gemengde overeenkomst (d.w.z. een internationale overeenkomst die bevoegdheden van de Unie en de lidstaten bestrijkt). De Unie en de lidstaten zijn gezamenlijk bevoegd om extern op te treden en zowel EU als de lidstaten kunnen dus partij worden bij het Verdrag. Omdat dit Verdrag milieu betreft, is er sprake van een gedeelde bevoegdheid van EU en de lidstaten (art. 191, vierde lid, Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie; hierna VWEU). Voor bepaalde onderwerpen (zoals de handel in kwikhoudende producten) die het Verdrag regelt, geldt dat de EU exclusieve regelgevende bevoegdheid heeft ten opzichte van de EU-lidstaten. Voor veel van de niet-handelsgerelateerde onderwerpen van het Verdrag geldt reeds EU-regelgeving. Om deze reden kan voor deze onderwerpen niet door middel van nationale regelgeving, maar alleen door EU-regelgeving invulling worden gegeven aan de verdragsverplichtingen, alvorens het Verdrag door de EU en de EU-lidstaten kan worden geratificeerd.

Voor het deel van de verdragsverplichtingen, waaraan de EU-regelgeving nog niet voldoet, is een nieuwe verordening opgesteld. De Europese Commissie heeft hiertoe op 2 februari 2016 een voorstel ingediend (COM(2016) 39 final).4 De verordening vervangt Verordening (EG) nr. 1102/20085 en voorziet tevens in nu nog ontbrekende bepalingen omtrent

  • de beperking van de invoer van kwik op basis van de bron, het beoogde gebruik en de plaats van oorsprong van het kwik;

  • een verbod op de uitvoer, invoer en productie van bepaalde kwikhoudende producten;

  • het gebruik van kwik in bepaalde productieprocessen;

  • het verbieden en beperken van nieuwe toepassingen van kwik in producten en productieprocessen;

  • het gebruik van kwik in ambachtelijke en kleinschalige goudwinning en

  • het gebruik van kwik in tandheelkundig amalgaam.

Om ervoor te zorgen dat de EU-regelgeving altijd in lijn is met besluiten van de CoP die door de EU zijn gesteund, wordt in de verordening de Europese Commissie de bevoegdheid gegeven om de bijlagen bij de verordening te wijzigen of de verordening aan te vullen met technische voorschriften voor de milieuverantwoorde technische opslag van kwik en kwikverbindingen.

Inwerkingtreding van deze nieuwe kwikverordening is voorzien per 1 januari 2018. Voorafgaand hieraan zou ratificatie van het Verdrag door de EU en de lidstaten al mogelijk zijn, namelijk direct na de vaststelling van de verordening door de Europese Raad en het Europees parlement. Voor zover de EU en de lidstaten nu nog niet aan de verplichtingen van het Verdrag voldoen, gaat het om verplichtingen die niet onmiddellijk na inwerkingtreding van het Verdrag implementatie vereisen, aangezien de verplichtingen van het Verdrag op zijn vroegst drie jaar na inwerkingtreding van het Verdrag gaan gelden. Nederland kan aan die verdragsverplichtingen voldoen; dit wordt nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5 van het Verdrag. Dit betekent dat geratificeerd kan worden zodra de nieuwe kwikverordening is vastgesteld.

Op dit moment voldoet Nederland al grotendeels aan de verplichtingen van het Verdrag door middel van de Europese verordeningen 1102/2008, 1907/2006 en 166/20056 en de Nederlandse implementatie van enkele Europese richtlijnen.7 Met inwerkingtreding van de nieuwe verordening zal Nederland geheel aan de verdragsverplichtingen voldoen. Er zal dan ook geen nationale uitvoeringswetgeving nodig zijn. Na vaststelling van de nieuwe kwikverordening zal nationale regelgeving die mogelijkerwijs niet in lijn is met de verordening worden aangepast.

3. Gevolgen van het Verdrag voor wet- en regelgeving in het Caribische deel van Nederland

Op dit moment is medegelding van het Verdrag voor het Caribische deel van Nederland nog niet voorzien omdat uitvoeringswetgeving voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba om te kunnen voldoen aan het verdrag ontbreekt. Met Bonaire, Sint Eustatius en Saba zal overleg gevoerd worden over de mogelijke aanvaarding van het Verdrag, welke uitvoeringswetgeving daarvoor nodig is en welk tijdspad daarvoor is te voorzien. Zodra de daarvoor benodigde uitvoeringswetgeving gereed is, kan het Verdrag ook voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaan gelden.

4. Artikelsgewijze toelichting

De belangrijkste verplichtingen die in het Verdrag zijn opgenomen, worden hieronder toegelicht.

Artikel 1 Doelstelling

Dit artikel bevat de doelstelling van het Verdrag: de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen tegen antropogene, dat wil zeggen: door de mens veroorzaakte, emissies en lozingen van kwik en kwikverbindingen.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Deze bepaling bevat de definities van de belangrijke begrippen in het Verdrag, zoals best beschikbare technieken, kwik, kwikverbindingen en kwikhoudende producten.

Artikel 3 Bronnen voor het aanbod aan kwik en de handel erin

Dit artikel bevat basisverplichtingen met betrekking tot het aanbod van kwik en de handel daarin. De eerste twee leden geven specifieke omschrijvingen en uitsluitingen voor dit artikel. Het derde en vierde lid verbieden het starten van primaire kwikmijnbouwactiviteiten en verplichten tot het uitfaseren van bestaande primaire kwikmijnbouw binnen vijftien jaar na inwerkingtreding van het Verdrag voor een partij. Gedurende die tijd zijn de handelingen met het gewonnen kwik beperkt door voorschriften in het Verdrag. Ons Koninkrijk kent geen kwikmijnbouw.

Het vijfde lid verplicht partijen zich in te spannen om kwikvoorraden van meer dan 50 ton en bronnen waaruit meer dan 10 ton kwik per jaar vrijkomt te identificeren en verplicht tot maatregelen om kwik vrijkomend bij ontmanteling van chlooralkali bedrijven op milieuverantwoorde wijze af te voeren. In ons Koninkrijk bestaat dit type bedrijven niet meer.

Het zesde tot en met tiende lid geven beperkende voorwaarden voor de import en export van kwik. Export van kwik is alleen toegestaan naar een land (verdragspartij of niet) dat schriftelijke toestemming heeft verleend en daarin heeft verklaard te zullen voldoen aan bepaalde vereisten en beperkingen die gelden onder het Verdrag. Import van kwik is verdragspartijen alleen toegestaan als zij aan de exporterende verdragspartij de hierboven genoemde schriftelijke toestemming hebben verleend of als ze van de exporterende niet-verdragspartij een schriftelijk verklaring ontvangen hebben dat het kwik niet afkomstig is uit bronnen die het Verdrag niet toestaat.

Als alternatief voor de toestemmingsprocedure voorziet het Verdrag in een algemene kennisgeving van het importerende land aan het Secretariaat van het Verdrag, gebonden aan een reeks voorwaarden. Deze mogelijkheid wordt echter niet opgenomen in de EU-verordening en is daarmee voor EU-lidstaten niet van toepassing.

Het elfde tot en met dertiende lid bepalen dat partijen moeten rapporteren over de toepassing van dit artikel (zie ook artikel 21), dat de CoP tijdens haar eerste vergadering nadere invulling aan dit artikel zal geven en dat zij zal overwegen of de reikwijdte van het artikel naast kwik ook bepaalde kwikverbindingen zou moeten omvatten.

Artikel 4 Kwikhoudende producten

Dit artikel regelt het verbod van de productie, import en export van de kwikhoudende producten genoemd in Deel I van Bijlage A bij het Verdrag vanaf 2020. Op deze lijst staan onder meer batterijen, schakelaars en relais, lampen, cosmetica, pesticiden en biociden, baro-, hygro-, mano-, thermo- en bloeddrukmeters.

In enkele typen batterijen en voor schakelaars in bepaalde typen geavanceerde apparatuur blijft kwik na 2020 tot een bepaald maximumgehalte toegestaan. Voor kwikhoudende lampen worden per 2020 maximumwaarden voor de hoeveelheid kwik bepaald. Voor cosmetica en voor de genoemde meetinstrumenten (thermometers etc.) geldt een beperkt aantal uitzonderingen op het verbod. De verbodsbepalingen, inclusief de maximale kwikgehalten, zijn in alle gevallen niet stringenter dan de verbodsbepalingen in EU-regelgeving.

Partijen moeten maatregelen treffen om naleving van de verboden te garanderen, tenzij sprake is van een uitzondering of een partij een vrijstelling als bedoeld in artikel 6 heeft gekregen. Onder voorwaarden mag een partij kiezen voor alternatieve maatregelen.

Op grond van het derde lid moeten partijen voor bepaalde kwikhoudende producten, genoemd in Deel II van Bijlage A, een aantal aldaar aangegeven maatregelen treffen. Daarbij gaat het vooralsnog alleen om het geleidelijk uitfaseren van tandheelkundig amalgaam.

Partijen moeten de marktintroductie van nieuwe kwikhoudende producten ontmoedigen, tenzij zo’n product aantoonbaar voordelen voor het milieu en de menselijke gezondheid oplevert.

Voorstellen voor wijzigingen van Bijlage A kunnen door elke partij worden ingediend. De CoP toetst Bijlage A uiterlijk 5 jaar na inwerkingtreding van het Verdrag en kan daarbij ook wijzigingen overwegen, onder andere de wijzigingen de door partijen zijn voorgesteld. De wijzigingen komen tot stand volgens de procedure van artikel 27 van het Verdrag.

Artikel 5 Productieprocessen waarbij kwik of kwikverbindingen worden gebruikt

Artikel 58 verbiedt het gebruik van kwik of kwikverbindingen in de (chemische) productieprocessen die in Deel I van Bijlage B staan genoemd vanaf de daar genoemde datum. Op dit moment bevat Deel I twee productieprocessen: die van chlooralkaline en die van acetaldehyde. Het gebruik van kwik wordt hier verboden vanaf eind 2025 respectievelijk eind 2018. Ten aanzien van de in Deel II van Bijlage B vermelde productieprocessen worden partijen verplicht om bepaalde maatregelen te treffen om het gebruik van kwik te beperken. Uitbreiding van deze processen is niet toegestaan.

Voor alle in Bijlage B vermelde productieprocessen moeten partijen aanvullende maatregelen treffen en bepaalde informatie rapporteren. Partijen moeten de ontwikkeling van nieuwe productieprocessen die kwik gebruiken ontmoedigen. De Nederlandse industrie gebruikt geen van de in Bijlage B genoemde processen. De CoP kan, mede op voorstel van een partij, wijzigingen van Bijlage B overwegen en die wijzigingen conform artikel 27 aannemen.

Artikel 6 Vrijstellingen

Artikel 6 biedt de mogelijkheid van tijdelijke vrijstelling van de in Bijlage A en Bijlage B verplichte uitfasering. Vrijstellingen verstrijken uiterlijk vijf jaar na de datum van uitfasering die in Bijlage A of B is opgenomen, maar kunnen op verzoek van de partij in kwestie door de CoP met nog eens maximaal vijf jaar worden verlengd. In de ontwerpEU-verordening is de mogelijkheid van vrijstelling niet voorzien.

Artikel 7 Ambachtelijke en kleinschalige goudwinning

Artikel 7, in combinatie met Bijlage C, verplicht elke partij op wiens grondgebied ambachtelijke en kleinschalige goudwinning en -verwerking plaatsvindt, waarbij goud uit erts onttrokken wordt door het met kwik te amalgameren, maatregelen te nemen om het gebruik van kwik en emissies en lozingen daarvan in het milieu te verminderen en waar mogelijk uit te bannen.

Een partij die vaststelt dat de ambachtelijk en kleinschalige goudwinning op zijn grondgebied een omvang van enige betekenis heeft, moet het Secretariaat hiervan in kennis stellen en maatregelen nemen, zoals het opstellen van een nationaal actieplan, als gespecificeerd in Bijlage C. De partij toetst elke drie jaar de voortgang en rapporteert hierover (artikel 21).

Artikel 8 Emissies

Dit artikel beoogt emissies van kwik en kwikverbindingen in de atmosfeer te beheersen en, indien mogelijk, te verminderen. Het gaat om emissies door de grote industriële installaties genoemd in Bijlage D. De aan partijen opgelegde verplichtingen (emissiebeperkende maatregelen, inventaris van de (grootte van) emissies opstellen en bijhouden) zijn alle reeds voorzien in bestaande EU-wetgeving9. De EU-lidstaten hebben al emissiebeperkende maatregelen geïmplementeerd die aan het Verdrag voldoen.

De CoP zal tijdens haar eerste vergadering niet-bindende richtsnoeren aannemen met betrekking tot de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken en de verlening van steun aan partijen bij het uitvoeren van de maatregelen ten aanzien van de bestaande emissiebronnen.

Artikel 9 Lozingen

Dit artikel is bedoeld om lozingen van kwik en kwikverbindingen in de bodem en het water, door relevante puntbronnen die niet onder andere bepalingen van het Verdrag vallen, te beheersen en waar mogelijk te verminderen. De maatregelen waartoe het Verdrag verplicht zijn al in de EU geïmplementeerd.

De CoP zal tijdens haar eerste vergadering richtsnoeren aannemen met betrekking tot de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken en de methoden voor het inventariseren van lozingen.

Artikel 10 Milieuverantwoorde tijdelijke opslag van kwik, anders dan kwikafval

Dit artikel heeft betrekking op de tijdelijke opslag van kwik en kwikverbindingen zoals omschreven in artikel 3 die niet vallen onder de begripsomschrijving van kwikafval van artikel 11. Partijen moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de tijdelijke opslag op een milieuverantwoorde wijze gebeurt, in overeenstemming met richtlijnen die hiervoor door de CoP worden aangenomen (derde lid). De CoP moet bij deze richtlijnen onder meer rekening houden met relevante richtlijnen die zijn opgesteld in het kader van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Trb. 1990, 12; hierna: Verdrag van Bazel). Vereisten voor tijdelijke opslag kunnen ook in een aanvullende bijlage bij het Verdrag worden opgenomen. Voor het tot stand komen van de bijlage geldt dan de procedure van artikel 27.

Artikel 11 Kwikafval

In het eerste lid van dit artikel wordt de verhouding van dit Verdrag tot het Verdrag van Bazel uiteengezet. Als partijen bij het Verdrag ook partij bij het Verdrag van Bazel zijn, zijn de relevante begripsomschrijvingen van het Verdrag van Bazel ook van toepassing op het afval waarop het Verdrag van toepassing is. Partijen bij het Verdrag die geen partij bij Bazel zijn, moeten toch rekening houden met het Verdrag van Bazel. Zij moeten namelijk de begripsomschrijvingen van het Verdrag van Bazel gebruiken als richtlijn voor het afval waarop het Verdrag van toepassing is.

Het tweede lid bevat de omschrijving van kwikafval, die geldt voor het gehele Verdrag. Als kwikafval in de zin van het Verdrag worden aangemerkt: stoffen of voorwerpen die worden verwijderd, bestemd zijn voor verwijdering of volgens nationale wetgeving of dit Verdrag moeten worden verwijderd en die:

  • uit kwik of kwikverbindingen bestaan,

  • kwik of kwikverbindingen bevatten of

  • verontreinigd zijn met kwik of kwikverbindingen, in een hoeveelheid die boven de relevante grenswaarden ligt die worden vastgesteld door de CoP, in samenwerking met de bevoegde lichamen van het Verdrag van Bazel.

De omschrijving geldt niet voor deklagen, afvalgesteente en residuen uit de mijnbouw (behalve voor primaire mijnbouw).

Het derde lid bevat de verplichtingen voor partijen om passende maatregelen te nemen om te garanderen dat het kwikafval op milieuverantwoorde wijze wordt beheerd, in overeenstemming met de eisen die daarvoor zijn vastgesteld door de CoP en het Verdrag van Bazel. Partijen moeten ook maatregelen treffen om te verzekeren dat kwikafval uitsluitend wordt teruggewonnen, gerecycled, gerecupereerd of dat het direct wordt hergebruikt voor een volgens dit Verdrag toegestane toepassing of voor milieuverantwoorde verwijdering. Tenslotte moeten partijen bij het Verdrag van Bazel er voor zorgen dat het kwikafval niet grensoverschrijdend wordt vervoerd, behalve met het doel van milieuverantwoorde verwijdering die voldoet aan dat verdrag.

De opslag van kwikafval is in de EU een beleidsterrein in ontwikkeling en onderdeel van het Commissievoorstel voor een nieuwe kwikverordening.

Artikel 12 Verontreinigde locaties

Dit artikel regelt het beheer van locaties, die verontreinigd zijn met kwik of kwikverbindingen. Voor de nadere uitvoering van dit artikel neemt de CoP richtsnoeren aan. Partijen moeten strategieën ontwikkelen om verontreinigde locaties te identificeren en beoordelen. Als maatregelen worden genomen om de risico’s van deze locaties te beperken, moeten deze maatregelen op milieuverantwoorde wijze worden uitgevoerd. EU-regelgeving voorziet al in implementatie van de verplichtingen onder dit artikel.

Artikel 13 en artikel 14 bevatten regelingen voor financiering van de activiteiten uit het Verdrag en ondersteuning van capaciteit, techniek en technologie.

Artikel 15 Comité Uitvoering en Naleving

Het Verdrag stelt een mechanisme in, inclusief een comité, dat de uitvoering van het Verdrag bevordert en de naleving van het Verdrag toetst. Het comité zal de CoP ook ondersteunen. Het comité onderzoekt individuele of systematische kwesties van uitvoering of naleving en kan aanbevelingen doen aan de CoP. Een dergelijk mechanisme is gebruikelijk bij verdragen van de Verenigde Naties (waar UNEP deel van uitmaakt). Het comité kan zich buigen over kwesties op basis van schriftelijke inzendingen van een partij inzake haar eigen naleving, nationale verslagen in overeenstemming met artikel 21 en verzoeken van de CoP.

Artikel 16 moedigt partijen aan strategieën te ontwikkelen met betrekking tot de gezondheidsaspecten van blootstelling aan kwik en kwikverbindingen.

Artikel 17 Uitwisseling van informatie

Partijen moeten zich inspannen om uitwisseling van informatie over kwik en kwikverbindingen te vergemakkelijken. Hierbij moet gedacht worden aan wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie, informatie over de vermindering of uitbanning van de productie, het gebruik, emissies en lozingen van kwik en kwikverbindingen en de handel daarin, informatie over technisch en economisch haalbare alternatieven en epidemiologische informatie over gevolgen voor de gezondheid die in verband worden gebracht met blootstelling aan kwik en kwikverbindingen.

Daarnaast moet elke partij een nationaal contactpunt aanwijzen voor de uitwisseling van informatie krachtens dit Verdrag, onder meer met betrekking tot de toestemming van importerende partijen genoemd in artikel 3. Het vijfde lid bepaalt dat, voor de toepassing van dit Verdrag, informatie inzake de gezondheid en veiligheid van de mens en inzake milieu niet als vertrouwelijk wordt aangemerkt. Andere informatie die tussen partijen op basis van het Verdrag wordt uitgewisseld moet worden beschermd op een wijze die tussen partijen onderling is afgesproken.

Artikel 18 verplicht partijen om informatievoorziening, bewustmaking en voorlichting van het publiek over onder meer de gevolgen van kwik en kwikverbindingen voor de gezondheid en milieu te bevorderen en te vergemakkelijken.

Artikel 19 moedigt partijen aan om samen te werken op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en monitoring.

Artikel 20 Uitvoeringsplannen

Dit artikel geeft partijen, na een eerste beoordeling, de mogelijkheid om aan hun verdragsverplichtingen te voldoen via een uitvoeringsplan. Een dergelijk plan moet worden gedeeld met het Secretariaat. Het uitvoeringsplan kan te allen tijde worden aangepast aan ontwikkelingen. Bij het opstellen en aanpassen van het uitvoeringsplan moeten nationale belanghebbenden geconsulteerd worden. Het is mogelijk uitvoeringsplannen regionaal op elkaar af te stemmen.

Artikel 21 Verslaglegging

Dit artikel bevat de verplichting voor partijen om -via het Secretariaat- aan de CoP te rapporteren over de genomen maatregelen ter uitvoering van het Verdrag, de doeltreffendheid van de maatregelen en de mogelijke uitdagingen bij het bereiken van de doelstellingen van het Verdrag. In het bijzonder moet worden gerapporteerd over de informatie die gevraagd wordt in de artikelen 3 (informatie waaruit blijkt dat aan de basisverplichtingen is voldaan), 5 (maatregelen om emissies en lozingen van kwik of kwikverbindingen door faciliteiten waar kwik of kwikverbindingen worden gebruikt bij de in Bijlage B vermelde productieprocessen), 7 (toetsing van de voortgang die is geboekt bij het aanpakken van emissies en lozingen in het milieu als gevolg van goudwinning), 8 (informatie over de maatregelen ter vermindering van de emissies van kwik en kwikverbindingen en de effectiviteit van die maatregelen) en 9 (genomen maatregelen en effectiviteit daarvan om lozingen van kwik en kwikverbindingen in de bodem en het water te beheersen en verminderen).

Het Comité van Uitvoering en Naleving gebruikt deze nationale verslagen ter beoordeling van de uitvoering en naleving van het Verdrag (artikel 15).

Artikel 22 Evaluatie van de doeltreffendheid

De CoP evalueert de doeltreffendheid van het Verdrag, voor het eerst uiterlijk zes jaar na inwerkingtreding van het Verdrag; daarna periodiek.

Artikel 23 Conferentie van de partijen (CoP)

De eerste vergadering van de CoP zal plaatsvinden uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van het Verdrag. Tijdens die eerste vergadering zal de CoP onder andere nadere richtsnoeren aannemen ter uitvoering van het Verdrag. De CoP evalueert en toetst de uitvoering van het Verdrag, onder meer door de aanbevelingen van het Comité Uitvoering en Naleving te onderzoeken en de nationale verslagen te toetsen. De CoP kan aanvullende maatregelen nemen om de uitvoering van het Verdrag te bevorderen en ook Bijlagen A en B evalueren om te zien of wijzigingen daarvan wenselijk zijn.

Artikel 24 stelt een Secretariaat in ter ondersteuning van de CoP en de partijen bij de uitvoering van het Verdrag. De secretariaatstaken worden uitgevoerd door de Uitvoerend Directeur van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties.

Artikel 25 Beslechting van geschillen

Partijen hebben de mogelijkheid een verklaring af te leggen waarbij zij zich bij voorbaat verplichten tegenover partijen die een gelijke verklaring hebben afgelegd, een eventueel geschil over de uitleg of de toepassing van dit Verdrag voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof, of te onderwerpen aan arbitrage, dan wel een keuze voor beide vormen van geschillenbeslechting. In het geval partijen een verschillende voorkeur hebben gekozen en zij er niet door onderhandeling of ander vreedzaam overleg uit kunnen komen, kan een conciliatieprocedure wordt gevolgd. Bijlage E bevat de regels voor deze arbitrage- en conciliatieprocedures. Het Koninkrijk zal bij aanvaarding van het Verdrag voor Europees Nederland een verklaring afleggen, dat beide wijzen van geschillenbeslechting worden aanvaard.10

Artikel 26 Wijzigingen van het Verdrag

Wijzigingen kunnen door elke partij worden voorgesteld en worden door de CoP aangenomen, bij voorkeur bij consensus. Als dat niet lukt, kan een wijziging uiteindelijk aangenomen worden met een meerderheid van drie vierden van de stemmen van de op de vergadering aanwezige partijen die hun stem uitbrengen. Een wijziging moet door een partij worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd voordat een partij aan die wijziging gebonden kan worden.

Artikel 27 Aanneming en wijziging van bijlagen

De bijlagen bij het Verdrag maken daarvan integrerend onderdeel uit, maar voor de aanneming en wijziging van bijlagen geldt deels een aparte procedure.

Aanvullende bijlagen, die dus na de inwerkingtreding van het Verdrag worden aangenomen, mogen alleen betrekking hebben op aangelegenheden van procedurele, wetenschappelijke, technische of administratieve aard (tweede lid). Het derde lid bepaalt dat voor het voorstellen en aannemen van deze aanvullende bijlagen dezelfde procedure geldt als voor wijzigingen van het Verdrag, zoals opgenomen in artikel 26, eerste tot en met derde lid.

Partijen kunnen op de volgende wijze aan deze aanvullende bijlagen worden gebonden.

Een partij die niet aan de aanvullende bijlage wenst te worden gebonden, kan binnen een jaar na aanneming van die bijlage de depositaris schriftelijk laten weten de bijlage niet te kunnen aanvaarden. Dit wordt door de depositaris aan alle partijen gecommuniceerd. De partij in kwestie kan deze kennisgeving te allen tijde intrekken. Voor partijen die geen kennisgeving van niet-aanvaarding hebben ingediend, treedt de bijlage automatisch na een jaar na de mededeling door de depositaris van aanneming van die aanvullende bijlage in werking.

Aanvullende bijlagen, die alleen betrekking kunnen hebben op aangelegenheden van procedurele, wetenschappelijke, technische en administratieve aard, kunnen worden beschouwd als zijnde van uitvoerende aard. De aanvaarding of wijziging van deze bijlagen behoeft op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal, tenzij deze zich ter zake het recht van goedkeuring voorbehouden.

Voor het voorstellen, aannemen en in werking treden van wijzigingen van de huidige bijlagen bij het Verdrag geldt dezelfde procedure (vierde lid). Omdat de bijlagen van uitvoerende aard zijn, behoeven wijzigingen van deze bijlagen, voor zover zij niet de onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal, tenzij deze zich ter zake het recht tot goedkeuring voorbehouden.

Een wijziging van een bijlage treedt niet in werking voor een partij die een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig artikel 30, vijfde lid, dat een wijzigingen van een bijlage voor haar pas in werking treedt na nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot een dergelijke wijziging. Gezien de voorgaande alinea zal voor Europees Nederland een dergelijke verklaring niet worden afgelegd.

Artikel 28 Stemrecht

Elke partij heeft een stem, met uitzondering van regionale organisaties voor economische integratie, zoals de EU. Die hebben een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal stemmen van hun lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag. Als die organisatie stemt, kunnen zijn lidstaten dat stemrecht niet meer uitoefenen en vice versa.

Artikel 29 bepaalt dat het Verdrag ondertekend kon worden tot en met 9 oktober 2014. Het Koninkrijk heeft het Verdrag ondertekend op 10 oktober 2013. Vanaf 9 oktober 2014 kan alleen nog worden toegetreden tot het Verdrag.

Artikel 30 Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding

Omdat de EU ook partij wenst te worden bij het Verdrag, zullen de EU en de lidstaten bij het deponeren van hun respectieve akten moeten vermelden in hoeverre zij bevoegd zijn voor de aangelegenheden die in het Verdrag worden geregeld.

Partijen worden aangemoedigd om bij bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding tot het Verdrag het Secretariaat te informeren over de maatregelen die zij hebben genomen om aan de verdragsverplichtingen te voldoen.

Zie ook artikel 27 voor de verklaring die afgelegd kan worden onder het vijfde lid van dit artikel.

Artikel 31, 32, 33 Inwerkingtreding, voorbehouden en opzegging

Het Verdrag treedt in werking op de 90e dag na de datum van nederlegging van de 50e akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding. Voor elke partij die na de nederlegging van de 50e akte het Verdrag bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of hiertoe toetreedt, treedt het in werking op de 90e dag na de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

Er kunnen geen voorbehouden worden gemaakt bij het Verdrag.

Het Verdrag kan op grond van het eerste lid van artikel 33 worden opgezegd vanaf drie jaar na inwerkingtreding van het Verdrag voor de betreffende partij en het tweede lid van dat artikel regelt wanneer die opzegging effectief wordt.

Artikel 34 en 35 bevatten informatie over de depositaris van het Verdrag en de authentieke teksten.

5. Bijlagen

Bijlage A bevat in Deel I kwikhoudende producten waarvoor productie, import en export na een bepaalde datum niet langer is toegestaan, zoals onder artikel 4 is toegelicht. Deel II van Bijlage A bevat maatregelen die partijen ten aanzien van bepaalde kwikhoudende producten moeten nemen. Op dit moment betreft dat alleen tandheelkundig amalgaam.

Bijlage B

Bijlage B bevat productieprocessen waarbij kwik of kwikverbindingen worden gebruikt. Deel I van Bijlage B bevat productieprocessen waarbij kwik of kwikverbindingen worden gebruikt en waarop artikel 5, tweede lid, van het Verdrag van toepassing is en die op de daar genoemde datum uitgefaseerd moeten zijn. Deel II van Bijlage B bevat processen waarbij kwik wordt gebruikt en waarop artikel 5, derde lid, van toepassing is. Partijen moeten de daar genoemde maatregelen nemen om het gebruik van kwik of kwikverbindingen bij deze productieprocessen te beperken.

Bijlage C

Deze bijlage bevat de elementen die moeten worden opgenomen in de nationale actieplannen (artikel 7, derde lid) die een partij moet maken als is vastgesteld dat er sprake is van niet een onbetekenende ambachtelijke en kleinschalige goudwinning en -verwerking op haar grondgebied. In die actieplannen moeten onder andere nationale doelstellingen en reductiedoelstellingen worden opgenomen en maatregelen om het gebruik van kwik in ambachtelijke en kleinschalige goudwinning en -verwerking te beheren

Bijlage D

Artikel 8 verplicht partijen maatregelen te treffen om emissies van relevante bronnen te beheersen. Bijlage D bevat een lijst van categorieën puntbronnen die als relevante bronnen worden aangemerkt in de zin van artikel 8. Dit zijn: steenkoolcentrales, kolengestookte industriële boilers, smelt- en roostprocessen gebruikt bij de productie van non-ferrometalen, afvalverbrandingsinstallaties en cementklinkerproductiefaciliteiten.

Bijlage E

Bijlage E bevat de regels voor de arbitrage- en conciliatieprocedures die op grond van artikel 25 van het Verdrag door partijen kunnen worden gevolgd.

6. Koninkrijkspositie

Om mogelijk te maken dat het Verdrag aanvaard zal kunnen worden voor elk van de landen van het Koninkrijk der Nederlanden, wordt ter zake de goedkeuring gevraagd voor het gehele Koninkrijk.

Met betrekking tot Nederland zal het Verdrag alleen voor het Europese deel van Nederland worden aanvaard. Nadat de Europese Kwikverordening in werking is getreden, zal in het Europese deel van Nederland geen uitvoeringswetgeving meer nodig zijn, zie paragraaf 2. Het Verdrag zal voor het Caribische deel van Nederland worden aanvaard, wanneer de benodigde uitvoeringswetgeving gereed is, zie paragraaf 3.

De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten beraden zich nog over medegelding van het Verdrag.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
3

O.a. het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen; Stockholm, 22 mei 2001 (Trb. 2001, 132), het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan; Bazel, 22 maart 1989 (Trb. 1990, 12) en het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel; Rotterdam, 10 september 1998 (Trb. 1999, 30).

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

X Noot
4

Kamerstukken II 2015–2016, 22 112, nr. 2075.

X Noot
5

Verordening (EG) Nr. 1102/2008 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik (PbEU 2008, L 304/75).

X Noot
6

Verordening (EG) Nr. 1102/2008 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik (PbEU 2006, L 33/1), Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2006, L 396/1)en Verordening (EG) Nr. 166/2005 van het Europees parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU 2006, L 33/1 I).

X Noot
7

Richtlijn 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU 2010, L 334/17), Richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekkingvan een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312/3), Richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik vanbepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur, en Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (PbEU 2011, L 174/88).

X Noot
8

Artikel 5, tweede lid, van het verdrag bepaalt: «Elke partij zorgt er door het nemen van passende maatregelen voor dat het gebruik van kwik of kwikverbindingen bij de in de Deel I van Bijlage B vermelde productieprocessen niet is toegestaan na de in die bijlage gespecificeerde datum van uitfasering voor de individuele processen, tenzij een partij een geregistreerde vrijstelling ingevolge artikel 6 heeft.» In de Bijlage staat 2018 genoemd als verbodsdatum voor productie van acetaldehyde waarbij kwik of kwikverbindingen als katalysator worden gebruikt. Nederland kan hieraan voldoen omdat zulke industrie in Nederland niet voorkomt.

X Noot
9

Met name Richtlijn 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU 2010, L 334/17) en Verordening (EG) Nr. 166/2005 van het Europees parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU 2006, L 33/1 I).

X Noot
10

Zie ook Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 V/30 800 XI, nr. 44.

Naar boven