34 627 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie)

Nr. 22 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 januari 2018

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel F, wordt in het voorgestelde tweede lid «11, 11a of 11b» vervangen door «11 of 11b», wordt «artikel 16, eerste of tweede lid,» vervangen door «artikel 16, eerste lid», en wordt «artikel 7» vervangen door «artikel 17».

B

In artikel I, onderdeel J, komt het derde subonderdeel te luiden:

3. Er worden twee leden ingevoegd, luidende:

4. Een net met een spanningsniveau van 110 kV of hoger, met uitzondering van het net op zee, is zodanig ontworpen en in werking dat het transport van elektriciteit ook verzekerd is indien zich een uitvalsituatie voordoet, tenzij:

  • a. voor een bepaalde uitvalsituatie vrijstelling is verleend bij algemene maatregel van bestuur;

  • b. voor een bepaald onderdeel van het net op aanvraag van de desbetreffende netbeheerder ontheffing is verleend door de Autoriteit Consument en Markt. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verlening, wijziging en intrekking van een ontheffing als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b.

C

In het in artikel I, onderdeel P, voorgestelde artikel 17c, komen het eerste, tweede en derde lid te luiden:

1. Een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waar een netbeheerder deel van uitmaakt, voert in hoofdzaak de taken uit die bij of krachtens deze wet zijn toegekend aan een netbeheerder of, indien van toepassing, de taken die bij of krachtens de Gaswet zijn toegekend aan een netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet.

2. Een met een netbeheerder verbonden groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek beperkt zich in Nederland tot:

  • a. handelingen of activiteiten die gerelateerd zijn aan het beheer van netten of gastransportnetten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet, en betrekking hebben op:

    • aanleg en beheer van een landsgrensoverschrijdende net,

    • aanleg en beheer van een landsgrensoverschrijdend gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel z, van de Gaswet,

    • aanleg en beheer van kabels en leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen,

    • aanleg en beheer van infrastructuur voor het op- of ontladen van elektrische voertuigen,

    • aanleg, onderhoud en het ter beschikking stellen van installaties,

    • meetdiensten en meetinrichtingen,

    • certificering van hernieuwbare energie,

    • energiebeurzen en

    • schakelen van installaties, niet zijnde productie-installaties;

  • b. aanleg en beheer van antenne-opstelpunten ten behoeve van ethercommunicatie;

  • c. handelingen of activiteiten die bij of krachtens de Drinkwaterwet zijn toegestaan aan de eigenaar van een drinkwaterbedrijf;

  • d. handelingen of activiteiten met betrekking tot infrastructuur voor koolstofdioxide;

  • e. aanleg en beheer van andere infrastructuur dan bedoeld in onderdelen a tot en met d met inbegrip van transport via die infrastructuur, voor zover de met de groepsmaatschappij verbonden netbeheerder blijft voldoen aan artikel 10b. Onder andere infrastructuur wordt in ieder geval verstaan: leidingen of installaties voor waterstof, biogas, warmte en koude.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde handelingen of activiteiten worden aangewezen die de groepsmaatschappij, bedoeld in het tweede lid, voor een in deze algemene maatregel van bestuur vastgestelde duur kan verrichten.

D

In artikel I wordt na onderdeel Sa een onderdeel ingevoegd, luidende:

Sb

Artikel 19e komt te luiden:

Artikel 19e

1. Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van elektriciteit en afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van elektriciteit door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de registratie van de meldingen en de openbaarmaking van de registratie.

E

In artikel I, onderdeel U, wordt in het voorgestelde elfde lid «negende lid» vervangen door: tiende lid.

F

In artikel I, onderdeel W, vervalt in het voorgestelde artikel 22a het eerste zesde lid.

G

In het in artikel I, onderdeel Y, voorgestelde artikel 39 wordt «worden regels gesteld» vervangen door: kunnen regels worden gesteld.

H

In artikel I, onderdeel AH, komt het derde subonderdeel te luiden:

3. In onderdeel b:

  • a. wordt «11a, derde lid» vervangen door: 11a, tweede lid,;

  • b. wordt «16, eerste lid, onderdelen a tot en met f, h tot en met j, n, o en p, tweede lid, onderdelen a tot en met f, vierde en zesde lid,» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onderdelen a tot en met f, h, i, j, n en o, derde, vierde, zesde en vijftiende lid,;

  • c. wordt «16Aa, eerste en tweede lid, 17, eerste en tweede lid, 17a, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 18a, 19a» vervangen door: 17, eerste tot en met derde lid, 17a, 17b, 17c, eerste tot met vierde lid, 18a, 19,;

  • d. wordt «37,» vervangen door: 37, 39,;

  • e. wordt «79» vervangend door: 79, eerste en tweede lid,;

  • f. wordt «en de artikelen 3, 4 en 5 van verordening 1277/2011,» vervangen door:, de artikelen 3, 4 en 5 van verordening 1277/2011 en besluiten die het Agentschap op grond van de artikelen 7, eerste lid, 8, eerste lid en 9, eerste lid, van verordening 713/2009 heeft genomen,.

I

In artikel II, onderdeel A, wordt in het derde subonderdeel in het voorgestelde vierde lid, voorlaatste zin, «een eigenaar» vervangen door: de eigenaar.

J

In artikel II, onderdeel Ib, vervalt in het voorgestelde tweede lid «3a,».

K

In het in artikel II, onderdeel J, voorgestelde artikel 7a, wordt in het tiende lid «achtste lid» vervangen door: negende lid.

L

Artikel II, onderdeel L, komt te luiden:

Artikel 8a, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de door de netbeheerder te nemen maatregelen ten aanzien van voorvallen.

M

Artikel II, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede subonderdeel wordt in het voorgestelde zesde lid «artikel 12f» vervangen door: artikel 12b, eerste lid, onderdeel f.

2. Na het vierde subonderdeel een subonderdeel toegevoegd, luidende:

5. In het tiende lid (nieuw) wordt «tiende lid» vervangen door: negende lid.

N

Het in artikel II, onderdeel S, voorgestelde artikel 10d komt te luiden:

Artikel 10d

1. Een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waar een netbeheerder deel van uitmaakt, voert in hoofdzaak de taken uit die bij of krachtens deze wet zijn toegekend aan een netbeheerder of, indien van toepassing, de taken die bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 zijn toegekend aan een netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de Elektriciteitswet 1998.

2. Een met een netbeheerder verbonden groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek beperkt zich in Nederland tot:

  • a. handelingen of activiteiten die gerelateerd zijn aan het beheer van gastransportnetten of netten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998, en betrekking hebben op:

    • aanleg en beheer van een landsgrensoverschrijdend gastransportnet,

    • aanleg en beheer van een landsgrensoverschrijdend net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel as, van de Elektriciteitswet 1998,

    • aanleg en beheer van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen,

    • aanleg en beheer van infrastructuur voor het op- of ontladen van elektrische voertuigen,

    • aanleg, onderhoud en het ter beschikking stellen van installaties,

    • meetdiensten en meetinrichtingen,

    • certificering van hernieuwbare energie,

    • energiebeurzen en

    • schakelen van installaties, niet zijnde productie-installaties;

  • b. handelingen of activiteiten met betrekking tot aanleg en beheer van LNG- en gasopslaginstallaties indien het een met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet verbonden groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek betreft;

  • c. handelingen of activiteiten die bij of krachtens de Drinkwaterwet zijn toegestaan aan de eigenaar van een drinkwaterbedrijf;

  • d. handelingen of activiteiten met betrekking tot infrastructuur voor koolstofdioxide;

  • e. aanleg en beheer van andere infrastructuur dan bedoeld in onderdelen a tot en met e met inbegrip van transport via die infrastructuur, voor zover de met de groepsmaatschappij verbonden netbeheerder blijft voldoen aan artikel 2c. Onder andere infrastructuur wordt in ieder geval verstaan: leidingen of installaties voor waterstof, biogas, warmte en koude.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde handelingen of activiteiten worden aangewezen die de groepsmaatschappij, bedoeld in het tweede lid, voor een in deze algemene maatregel van bestuur vastgestelde duur kan verrichten.

4. Indien handelingen of activiteiten worden aangewezen op grond van het derde lid, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de voortzetting of beëindiging van die handelingen of activiteiten.

5. De voordracht voor een krachtens het derde en vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

O

In het in artikel II, onderdeel V, voorgestelde artikel 35a wordt «worden regels gesteld» vervangen door: kunnen regels worden gesteld.

P

In artikel II wordt na onderdeel Va een onderdeel ingevoegd, luidende:

Vb

Artikel 35e komt te luiden:

Artikel 35e

1. Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van gas, afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van gas en waarnemingen van gaslucht door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de registratie van de meldingen en de openbaarmaking van de registratie.

Q

In artikel II, onderdeel AD, komt het derde subonderdeel te luiden:

3. In onderdeel b:

  • a. wordt «10a, eerste, tweede en derde lid, 10b, eerste en tweede lid, 10c, eerste en tweede lid, 10d, eerste lid, 10e» vervangen door: 10Aa, eerste tot en met derde lid, 10a, eerste, tweede, derde en achtste lid, 10b, 10c, 10d, eerste tot en met vierde lid, 10e,;

  • b. wordt «37» vervangen door: 37, eerste tot en met derde lid;

  • c. wordt «en de artikelen 3, 4 en 5 van verordening 1277/2011,» vervangen door: de artikelen 3, 4 en 5 van verordening 1277/2011 en besluiten die het Agentschap op grond van de artikelen 7, eerste lid, 8, eerste lid, en 9, eerste lid, van verordening 713/2009 heeft genomen,.

R

In artikel II, onderdeel AJa, wordt in het voorgestelde artikel 82c, de aanduiding van het laatste lid gewijzigd in 6.

S

In artikel VIIIa, onderdeel b, wordt na «met betrekking tot warmte» ingevoegd: die vallen buiten de in artikel 17c genoemde werkzaamheden,.

T

In artikel XIVa, onderdeel b, wordt na «met betrekking tot warmte» ingevoegd: die vallen buiten de in artikel 10d genoemde werkzaamheden,.

Toelichting

1. Algemeen

Met deze nota van wijziging wordt het wetsvoorstel voortgang energietransitie op een aantal punten gewijzigd. Deze wijzigingen hebben betrekking op het verduidelijken van de toegestane nevenactiviteiten van de netwerkbedrijven, de enkelvoudige storingsreserve en het opnemen van delegatiegrondslagen voor melden van incidenten en voorvallen. Deze wijzigingen worden hieronder afzonderlijk toegelicht. Tevens is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een aantal wijzigingen aan te brengen van technische aard, zoals het verbeteren van verwijzingen.

2. Nevenactiviteiten netwerkbedrijven

Onderdelen C, N, T en U (wijziging artikel I, onderdeel P, artikel II, onderdeel S, artikel VIIIa en artikel XIVa)

Het netwerkbedrijf is een groep met daarin een netbeheerder. In de praktijk zijn er meestal twee regionale netbeheerders aan één groep verbonden: een netbeheerder voor elektriciteit en een netbeheerder voor gas. Er is naar aanleiding van het wetsvoorstel discussie ontstaan over de grenzen aan de activiteiten die het netwerkbedrijf kan ontplooien. Hierbij bleek dat het wetsvoorstel onvoldoende duidelijkheid gaf. Met de voorgestelde wijzigingen worden de grenzen duidelijker en explicieter afgebakend.

Aan de afbakening liggen de volgende principes ten grondslag.

  • 1. Het groepsverbod bepaalt dat netwerkbedrijven geen productie, levering of handel van gas en/of elektriciteit ondernemen.

  • 2. De groep dient zich in hoofdzaak te richten op het gereguleerde netbeheer. Dit houdt de aandacht van de groep op de kerntaak, het uitvoeren van de wettelijke taken van de netbeheerder, en beperkt het commerciële risico voor de groep. Ook geeft dit een focus voor de activiteiten van netwerkbedrijven.

  • 3. De groep beschikt over veel kennis die ingezet moet kunnen worden ten behoeve van de energietransitie.

  • 4. De rol van de overheid en haar overheidsbedrijven moet beperkt blijven. Activiteiten die door de private sector kunnen worden uitgevoerd moeten aan de markt worden overgelaten.

  • 5. Netwerkbedrijven dienen de markt te faciliteren, of deze tijdelijk vorm te geven, zolang private partijen dit niet of onvoldoende doen of kunnen doen.

  • 6. Waar mogelijk dient vrije mededinging op een eerlijke markt plaats te hebben.

De complexiteit van de energietransitie en het ontstaan van nieuwe technologieën en inzichten tijdens deze transitie leiden ertoe dat niet op voorhand van elke toekomstige activiteit vastgelegd kan worden of deze toegestaan is aan de netwerkbedrijven. Het wetsvoorstel biedt daarom een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur (verder: amvb) (al dan niet voor een beperkte tijdspanne) meer activiteiten aan de netwerkbedrijven toe te staan, waardoor nadere duidelijkheid kan worden gegeven. Als een activiteit niet op grond van de wet is toegestaan kan het op grond van een amvb worden toegestaan. De totstandkoming van een amvb kent een kortere doorlooptijd dan een wetswijziging zodat het mogelijk is om met flexibiliteit nieuwe activiteiten in de marktordening op te nemen. Met ontwerpen van een amvb kan al worden begonnen op het moment dat netwerkbedrijven nieuwe producten zouden willen ontwikkelen. Verdere flexibiliteit biedt het wetsvoorstel door middel van tijdelijke taken van netbeheerders, en de verruiming van de mogelijkheid om bij wijze van experiment af te wijken van wettelijke regels, die ook wordt opengesteld voor netwerkbedrijven.

De aandeelhouders van de regionale netwerkbedrijven zijn decentrale overheden. De aandeelhouder van de twee groepen waar de landelijke netbeheerders toe behoren, is de staat. Er is een belangrijke rol weggelegd voor deze aandeelhouders bij zowel al bestaande activiteiten als mogelijk voor nu nog niet voorziene activiteiten. De aandeelhouders dienen te bezien wat zij willen dat hun netwerkbedrijven aan activiteiten ontplooien, waarbij zij zich richten op bovenstaande principes. De aandeelhouders dienen te bezien wat zij willen dat hun netwerkbedrijven aan activiteiten ontplooien, waarbij zij zich richten op bovenstaande principes en de ruimte kunnen benutten binnen de kaders die op grond van deze wetten worden gesteld. Ook dienen de aandeelhouders het risicoprofiel van het netwerkbedrijf in het oog te houden, omdat de focus ligt op de gereguleerde netbeheerder. Aandeelhouders dienen nieuw op te starten activiteiten in het netwerkbedrijf dan ook telkens te wegen en kunnen ook periodiek bezien of de activiteiten in het netwerkbedrijf allemaal nog passend zijn.

Er moet voorkomen worden dat de activiteiten van netwerkbedrijven de marktontwikkeling afremmen. Dit kan het geval zijn wanneer de dreigende concurrentie van netwerkbedrijven voor private partijen een reden is om een markt niet te ontwikkelen of te betreden. Wenselijke innovaties komen dan mogelijk niet van de grond. Daarom kan de inzet van netwerkbedrijven een marktverstorende factor zijn in de deelmarkten van de energiemarkt die nieuw ontstaan tijdens de energietransitie. Ook wordt hiermee de innovatiekracht van start-ups en MKB-bedrijven geremd.

Een netwerkbedrijf is dus primair gericht op netbeheer. Dit wordt bepaald in de voorgestelde artikelen 17c, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 10d, eerste lid, van de Gaswet. In dit lid is opgenomen dat de groep waartoe een netbeheerder behoort zich in hoofdzaak bezig houdt met het uitvoeren van de taken die bij of krachtens de wet aan de netbeheerder zijn opgedragen. In het tweede lid van genoemde artikelen zijn in onderdelen a tot en met e categorieën de activiteiten opgenomen die een met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappij mag verrichten.

In artikelen 17c, tweede lid, onderdeel a, en 10d, tweede lid, onderdeel a, is een aantal met het gas- of elektriciteitsnetbeheer nauw verwante activiteiten opgenomen. Deze leveren synergievoordelen op als ze binnen het netwerkbedrijf uitgevoerd worden. In deze bepalingen is aanleg en beheer van kabels en leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen opgenomen. Verder kunnen de netwerkbedrijven actief zijn op het gebied van interconnectoren voor elektriciteit of gas. Naast activiteiten die naar hun aard infrastructureel zijn, zijn ook meetdiensten en energiebeurzen binnen het netwerkbedrijf toegestaan die gerelateerd zijn aan infrastructuur of aan het goed laten functioneren van de infrastructuur. Ook certificering van hernieuwbare energie mag een activiteit van het netwerkbedrijf zijn.

De laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer is opgenomen onder deze opsomming van toegestane activiteiten omdat de energietransitie vroeg en vraagt dat de laadinfrastructuur snel uitgerold wordt. Dit betreft een infrastructurele activiteit, die veel raakvlak heeft met het beheer van de netten, en waarin netwerkbedrijven ervaring en kennis hebben opgebouwd. Anderzijds geldt hier onverminderd dat de aandeelhouders van deze overheidsbedrijven een rol hebben in het beoordelen of een overheidsbedrijf op deze markten actief moet blijven of dat de marktomstandigheden reden zijn de activiteiten af te bouwen.

Bij installaties kunnen netwerkbedrijven ook een rol spelen, namelijk het aanleggen, onderhouden of ter beschikking stellen van installaties; en voorts het schakelen van installaties mits dit geen productie betreft. Het beheer en exploitatie van deze installaties is daarbij aan anderen.

Netwerkbedrijven kunnen technische expertise leveren voor de bouw van een productie-installatie, maar het is vanwege het groepsverbod niet toegestaan dat zij deze installatie ook gaan beheren.

In artikelen 17c, tweede lid, onderdeel b, en 10d, tweede lid, onderdeel b, zijn activiteiten opgenomen die de netbeheerders van de landelijke netten nu ondernemen. Deze activiteiten botsen niet met de bovenstaande principes. Daarom blijven deze activiteiten toegestaan. Gasopslag is een toegestane activiteit van het netwerkbedrijf dat met de netbeheerder van het landelijke gastransportnet in een groep zit. Dit wordt vastgelegd in artikel 10d, tweede lid, onderdeel b, van de Gaswet. Gasopslag door groepen waar regionale netbeheerders deel van uitmaken en elektriciteitsopslag zijn verder niet toegestaan aan netwerkbedrijven. Voor wat betreft elektriciteitsopslag sluit dit aan bij de voorstellen voor Europese regelgeving waarin elektriciteitsopslag ook voorbehouden blijft aan private partijen. Voor efficiënt netbeheer en netstabiliteit kan een netbeheerder condensatoren of batterijen inzetten. Deze opslag wordt niet aan de markt aangeboden en kan niet ingezet worden voor elektriciteitshandel, maar is een onderliggende techniek voor het product elektriciteitstransport.

Voor advisering en andere dienstverlening die nauw verwant zijn aan de elektriciteits- en gasnetten is het lastig de grens te trekken tussen enerzijds synergievoordelen binnen de groep met activiteiten in het verlengde van netbeheer en anderzijds oneerlijke concurrentievoordelen van netwerkbedrijven op private adviesbureaus. De aard en omvang van de adviesactiviteiten dienen daarom beperkt te blijven. Ook kan de aard van de adviezen vragen oproepen over de neutraliteit van de groep waarin ook een netbeheerder zit. Een voorbeeld vormen energiebesparingsadviezen of -producten (die overigens niet energie maar de bouw betreffen). De adviseur in de groep kan belang hebben bij welke keuze wordt gemaakt voor een CO2-arme bron voor ruimteverwarming die door de aanverwante netbeheerder wordt aangelegd. Bij de keuze voor elektrificatie van de warmtevraag is het immers ook van belang goede energiebesparende maatregelen te treffen, terwijl minder energiebesparing nodig is wanneer gekozen wordt voor een warmtenet. Ook hier is het aan de aandeelhouders om te bezien of de handelingen en activiteiten die plaatsvinden binnen het netwerkbedrijf passend zijn binnen de bovenstaande principes en wettelijke kaders. Advisering kan bij amvb als tijdelijke nevenactiviteit opgenomen worden.

In artikelen 17c, tweede lid, onderdelen c, d, en e en 10d, tweede lid, onderdelen c, d, en e, wordt voorgesteld het activiteitenpalet te verbreden met activiteiten die gerelateerd zijn aan andere infrastructuur dan elektriciteitsnetten en gastransportnetten.

Infrastructurele activiteiten die nauw verwant zijn aan andere energievormen, zijn toegestaan. Zo zijn aanleg en beheer van warmtenetten, waterstofnetten en biogasnetten toegestaan, waarbij onder beheer expliciet ook transport wordt verstaan. Het betreft hier energiedragers en daarom zijn handel, levering en productie niet toegestaan. De levering van warmte is – net als productie, handel en levering van gasvormige energiedragers – geen activiteit die goed past bij de netwerkbedrijven. De productie, handel en levering van warmte zijn te nauw verwant aan productie, handel en levering van gas, onder andere omdat voor de productie van warmte veelal gas gebruikt wordt. Warmtelevering in geïntegreerde voorzieningen waarin netwerkbedrijven al op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel voorzien, kunnen voortgezet worden op grond van het overgangsrecht in artikelen VIIIa en XIVa van het wetsvoorstel.

Ook activiteiten rondom infrastructuur die niet of indirect met energie te maken heeft, worden toegestaan. Op het gebied van CO2-infrastructuur kunnen netwerkbedrijven volop handelingen en activiteiten verrichten. Al deze activiteiten kunnen een bijdrage leveren aan de energietransitie en de ambities voor CO2-opvang, opslag en gebruik (carbon capture, storage and utilisation). Ook andere netten voor stoffen in gasvorm vallen onder onderdeel e, zoals netten voor stikstof. Het zogenaamde «multi-utility-concept» blijft mogelijk. Dit betekent dat een drinkwaterbedrijf, kabelbedrijf of een rioleringsbedrijf onderdeel kan zijn van een netwerkbedrijf.

Infrastructurele handelingen en activiteiten op het gebied van transport van verkeersstromen, zoals aanleg van wegen of fietspaden, kunnen geen plaats hebben in een netwerkbedrijf, met daarin een aangewezen netbeheerder voor elektriciteit en/of gas.

Samenvattend geven de voorgestelde artikelen meer duidelijkheid over de toegestane nevenactiviteiten van het netwerkbedrijf en leggen zij de grenzen explicieter vast. In voorgesteld artikel 17c van de Elektriciteitswet 1998 en 10d van de Gaswet wordt in het eerste lid bepaald dat het uitvoeren van de wettelijke taken van de netbeheerder de hoofdactiviteit van de groep dient te zijn. In dit lid is in de deze nota van wijziging een expliciete verwijzing naar de taken van netbeheerder van gastransportnetten (in artikel 17c van de Elektriciteitswet 1998) respectievelijk de taken van de netbeheerder van elektriciteitsnetten (in artikel 10d van de Gaswet) is opgenomen. Hiermee wordt duidelijk dat het mogelijk is dat een elektriciteitsnetbeheerder en een gasnetbeheerder deel kunnen uitmaken van dezelfde groep.

In het tweede lid worden de toegestane handelingen en activiteiten van de netwerkbedrijven vastgelegd. Onder a worden handelingen of activiteiten genoemd die aan de elektriciteits- en gasnetten verwant zijn. Onder b worden handelingen en activiteiten genoemd die aan de landelijke netbeheerder zijn toegestaan. Onder c en d zijn respectievelijk drinkwater en infrastructuur voor CO2 opgenomen als toegestane activiteiten. Onder e worden de handelingen en activiteiten genoemd op het gebied van andere infrastructuur dan elektriciteits- of gasnetten en voornoemde.

De grondslag voor het bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk toestaan van handelingen en activiteiten wordt in het derde lid gelegd. Het ontwerp van deze amvb zal worden voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal.

3. Enkelvoudige storingsreserve (uitvalsituaties)

Onderdeel B (wijziging artikel I, onderdeel J)

De inwerkingtreding van de EU-verordening 2017/1485 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (hierna SO-verordening) op 14 september 2017 heeft mede aanleiding gegeven tot aanpassing van de in het wetsvoorstel opgenomen bepalingen over de enkelvoudige storingsreserve.

De SO-verordening is een van de zogenoemde Europese netcodes en bevat minimumeisen voor het elektriciteitssysteembeheer in de gehele Unie, met het oog op grensoverschrijdende samenwerking tussen de Europese beheerders van hoogspanningsnetten.

De SO-verordening bevat onder meer voorschriften over het opstellen van een lijst met mogelijke uitvalsituaties, de analyse daarvan en de wijze waarop met uitvalsituaties moet worden omgegaan. Een uitvalsituatie is in de Europese netcodes gedefinieerd als: een bekende en mogelijke of al voorgekomen storing in een element, met inbegrip van niet alleen de transmissiesysteemelementen maar ook de belangrijke netwerkgebruikers en distributienetwerkelementen, indien deze van belang zijn voor de operationele veiligheid van het transmissiesysteem.

De voorschriften in de SO-verordening overlappen voor een deel met de in het wetsvoorstel opgenomen kwaliteitseis dat netten van 110 kV en hoger die in beheer zijn bij een netbeheerder in beginsel zo ontworpen en in werking moeten zijn, dat het transport van elektriciteit ook verzekerd is indien zich een enkelvoudige storing voordoet ten tijde van onderhoud en de daarop voorziene uitzonderingen bij amvb. Het goed functioneren van het landelijk hoogspanningsnet, dat de netten omvat op een spanningsniveau van 110 kV en hoger, is van groot belang voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening, zowel voor de afnemers aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet als de daarop aangesloten regionale netten en de daarop aangesloten afnemers. In Nederland wordt over het algemeen een hoger niveau van leveringszekerheid geëist dan voor de samenwerking op Europees niveau nodig is. De SO-verordening biedt deze ruimte.

Door in de wettekst ook aan te sluiten bij de terminologie van de Europese netcodes, wordt betere afstemming tussen het wetsvoorstel en de SO-verordening bereikt. Het beoogde kwaliteitsniveau van het Nederlandse hoogspanningsnet blijft hetzelfde.

Daarnaast blijkt bij het ontwerpen van de amvb dat er op onderdelen meer maatwerk nodig is om bepaalde onderdelen van een net of situaties uit te zonderen van de norm. Voorgesteld wordt om bepaalde uitvalsituaties bij amvb generiek vrij te stellen. Voor bepaalde onderdelen van het net kan daarnaast een ontheffing worden verleend door ACM. Een ontheffing maakt mogelijk dat ACM een afweging maakt voor een specifiek deel van het net. Ook kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden aan een ontheffing, bijvoorbeeld een beperking in tijd. In de amvb wordt verder uitgewerkt welke criteria ACM voor de verlening, wijziging en intrekking van de ontheffing hanteert.

ACM krijgt vanwege de SO-verordening de taak om een voor de lijst met uitvalsituaties relevante methodologie goed te keuren. Vanwege deze taak en vanwege de specialistische kennis van ACM op het gebied van leveringszekerheid spreekt het voor zich dat de regering de kennis en expertise van ACM benut in een vroege fase van de totstandkoming van de amvb. Dit gaat verder dan de toets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van regelgeving, waar ACM standaard advies over uitbrengt.

4. Melden incidenten en veiligheidsmanagementsysteem

Onderdelen D en P (nieuw artikel I, onderdeel Sb en artikel II, onderdeel Vb)

Artikel 19e van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 35e van de Gaswet worden aangepast om de melding van incidenten en de registratie van meldingen beter te laten aansluiten op het kwaliteitsborgingssysteem in het voorgestelde artikel 19 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 8 van de Gaswet. De meldingen zijn bijvoorbeeld relevant voor het bepalen van de aanrijdtijd of het bepalen van de duur van een onderbreking of storing. Dit soort gegevens werken door in de prestatie-indicatoren van het kwaliteitsborgingssysteem. Op grond van de nieuwe artikelen moeten zowel onderbrekingen in het transport van elektriciteit of gas, als afwijkingen van de eisen aan het transport eenvoudig gemeld kunnen worden bij de netbeheerder. De netbeheerder van een gastransportnet draagt ook zorg voor het eenvoudig kunnen melden van waarnemingen van gaslucht. Bij of krachtens amvb wordt uitgewerkt welke gegevens de netbeheerder registreert en op welke wijze de registratie openbaar wordt gemaakt.

Onderdeel L (wijziging artikel II, onderdeel L)

In het wetsvoorstel is bepaald dat artikel 8a, tweede lid, van de Gaswet vervalt. Op grond van dat artikellid zijn in het Besluit veiligheid lage druk gastransport regels opgenomen over een door de netbeheerder te hanteren veiligheidsmanagementsysteem. Deze regels over dit systeem kunnen komen te vervallen, omdat de inhoud daarvan opgaat in het kwaliteitsborgingssysteem (voorgesteld artikel 8). In voornoemd besluit staan echter ook bepalingen over technische en organisatorische maatregelen die de gasnetbeheerder moet nemen om voorvallen te voorkomen en over het zoveel mogelijk beperken of ongedaan maken van de nadelige gevolgen wanneer zich een voorval heeft voorgedaan. Onderdeel L voorziet in herstel van de grondslag voor deze bepalingen over voorvallen.

5. Bevoegdheden ACM

Onderdelen G, H, O en Q (wijziging artikel I, onderdelen Y en AH en artikel II, onderdelen V en AD)

In artikel I, onderdeel Y, en artikel II, onderdeel V, van het wetsvoorstel is voorgesteld dat over de bevoegdheden voor ACM die uit Europese regelgeving voortvloeien, bij of krachtens amvb regels worden gesteld. Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld om de verplichting om bij amvb bestuur regels te stellen voor de uitvoering van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteits- respectievelijk de gasmarkt, te wijzigen in de mogelijkheid daarover regels te stellen. Met deze wijziging kan per verordening of besluit worden bekeken of het stellen van regels over de uitvoering daarvan bij amvb of bij wet moet geschieden.

Het voornemen is om bij amvb ACM bevoegdheden te verlenen om de door de netbeheerders, interconnector-beheerders de Nederlandse elektriciteitsmarktbeheerders (Nominated Electricity Operators (NEMO’s)) bij ACM ingediende voorstellen voor voorwaarden en methoden zelfstandig goed te keuren (en om wijzigingsopdrachten te geven) die niet via het wettelijke nationale codeproces worden vastgesteld.

Artikel 77i, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 60ad, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet voorziet thans in de bevoegdheid voor ACM om in geval van overtreding van artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12b van de Gaswet (betreffende overtreding van voorwaarden die zijn opgenomen in nationale codes), een bestuurlijke boete op te leggen. Om deze reden wordt in dezelfde bevoegdheid voorzien voor ACM als de op het voorgestelde artikel 39 van de Elektriciteitswet 1998 en het voorgestelde artikel 35a van de Gaswet bepalingen gebaseerde besluiten of uitvoeringshandelingen niet worden nagekomen. Daarnaast wordt de bevoegdheid opgenomen voor ACM om boetes op te kunnen leggen als een marktdeelnemer de besluiten die genomen zijn door het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators niet naleeft. Tot op heden was deze bevoegdheid abusievelijk niet opgenomen.

6. Overige wijzigingen

In onderdeel N van de (eerste) nota van wijziging is het voorgestelde artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998 gewijzigd. Abusievelijk is in de wijzigingsopdracht niet opgenomen dat het zesde lid moest vervallen waardoor er twee keer een zesde lid in artikel 22a wordt opgenomen. In onderdeel F van deze tweede nota van wijziging wordt deze wijzigingsopdracht hersteld en vervalt dit zesde lid zoals dat in het oorspronkelijke wetsvoorstel was opgenomen alsnog.

Ook de overige wijzigingen van artikel I, onderdelen F en U en artikel II, onderdelen A, Ib, J N en AJa van het wetsvoorstel (de onderdelen A, E, F, I, J, K en R van deze nota van wijziging) zijn van technische aard.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven