In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
Artikel 22, tweede lid, wordt vervangen door:
-
2. In afwijking van artikel 25, eerste, tweede en vierde lid, zijn lid van deze commissie
de voorzitters van de fracties, bedoeld in artikel 11, eerste lid. Indien in de Kamer
meer dan vijf van deze fracties zitting hebben, zijn lid de voorzitters van de vijf
grootste van deze fracties. De Kamer kan op voordracht van de commissie besluiten
dat voor de duur van een zitting ten hoogste twee andere voorzitters van fracties
ook lid zijn van de commissie.
De indieners van dit amendement, tevens leden van de Commissie voor de Inlichtingen-
en Veiligheidsdiensten (CIVD), dienen dit amendement in om een voorziening te treffen
voor het lidmaatschap van die commissie, dat zich binnen het wijzigingsvoorstel blijft
uitstrekken tot alle voorzitters van fracties als bedoeld in artikel 11, eerste lid.1 Het amendement beperkt het aantal commissieleden tot maximaal vijf, waarbij voor
het lidmaatschap de grootte van de fractie doorslaggevend is. Een in omvang beperkte
CIVD bevordert flexibiliteit, waardoor sneller en gemakkelijker ingespeeld kan worden
op actualiteiten. Bovendien wordt de kans op een lek van staatsgeheime informatie
bij een kleinere CIVD beperkt/verminderd.
De beperking wordt vastgelegd in de nieuwe tweede volzin van het tweede lid van artikel 22.
Het criterium voor lidmaatschap wordt daarbij dus – indien er meer dan vijf fracties
in de Kamer zitting hebben – de fractiegrootte, waarmee is gegarandeerd dat een (zeer)
groot deel van de Kamerleden in de CIVD is vertegenwoordigd. Voor de fractiegrootte
wordt daarbij gekeken naar het aantal leden; bij fracties van gelijke grootte, wordt
de fractie op wier kandidaten op de lijst, bedoeld in artikel 11, eerste lid, bij
de verkiezingen het grootste aantal stemmen is uitgebracht, als grootste beschouwd.
De desbetreffende fractievoorzitters worden na de aanvang van de zitting van rechtswege
lid van de commissie. Een tussentijdse benoeming door de Voorzitter vindt dus niet
plaats.
Daarnaast kan de Kamer krachtens de nieuwe derde volzin van het artikellid op voordracht
van de CIVD besluiten de CIVD uit te breiden met maximaal twee fractievoorzitters,
waarbij de grootte van de fractie niet doorslaggevend is. Het maximeren van het aantal
fractievoorzitters dat van rechtswege lid wordt van de CIVD, kan ertoe leiden dat
er een ongelijke oppositie- en coalitieverhouding in de CIVD ontstaat. Immers, het
is mogelijk dat de CIVD dan in (overgrote) meerderheid is samengesteld uit fracties
die voortkomen uit een politieke groepering waaruit een Minister is benoemd in dat
kabinet. Door uitbreiding met maximaal twee fractievoorzitters kan de coalitie- en
oppositieverhouding meer in evenwicht worden gebracht.
Ook is de situatie denkbaar dat een aantal fractievoorzitters dat van rechtswege lid
wordt van de CIVD weinig affiniteit en betrokkenheid hebben met het werkterrein van
de CIVD, bijvoorbeeld omdat ze nog niet eerder lid zijn geweest van de CIVD. Om de
continuïteit en expertise binnen de CIVD te kunnen waarborgen is het wenselijk dat
de Kamer op voordracht van de CIVD kan besluiten de CIVD uit te breiden met maximaal
twee fractievoorzitters die over de nodige ervaring en expertise beschikken.