34 477 Sociaal domein

Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2018

Op 14 november 2018 staat er een Algemeen overleg sociaal domein geagendeerd. Het is het eerste Algemeen overleg over dit onderwerp dat ik met uw Kamer voer. Met het oog hierop schets ik hierna de stand van zaken op een aantal aspecten van het sociaal domein. Het gaat daarbij om een gezamenlijke bestuurlijke aanpak van de maatschappelijke opgaven, zoals deze in het Interbestuurlijk Programma en het Programma Sociaal Domein worden vormgegeven. Daarnaast gaat het om randvoorwaarden als privacy, monitoring en ondersteuning van gemeenten. Op deze wijze ondersteun ik de transformatie in het sociaal domein, die een (inter)bestuurlijke, organisatorische en financiële (verander)opgave van de eerste orde is. In deze brief ga ik op bovenstaande onderwerpen in.

Het Interbestuurlijk Programma

In het Interbestuurlijk Programma (IBP) staat een gezamenlijke bestuurlijke aanpak die past bij de aanpak van maatschappelijke opgaven van deze tijd (Programmastart IBP, Kamerstuk 29 362 nr. 266). De maatschappelijke opgaven van nu manifesteren zich op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Het sociaal domein is één van totaal 9 maatschappelijke opgaven. Kwetsbare mensen in de samenleving hebben behoefte aan zorg en ondersteuning binnen verschillende domeinen. Onder de maatschappelijke opgave «Merkbaar beter in het sociaal domein» zijn 12 programmatische thema’s opgenomen. In gezamenlijkheid werken Rijk en gemeenten met maatschappelijke partners en professionals samen aan verbetering van de situatie van mensen die eenzaam zijn, hulp nodig hebben om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen, moeite hebben met het Nederlands, een afstand hebben tot de arbeidsmarkt, slachtoffer zijn van mensenhandel enzovoorts.

De ambitie «Merkbaar beter in het sociaal domein» vergt een andersoortige en op elkaar afgestemde interbestuurlijke inspanning die tot merkbaar betere resultaten leidt voor mensen. De ambitie maakt het mogelijk verbinding te leggen tussen de verschillende domeinen, zoals de aansluiting tussen zorg, onderwijs en arbeidsmarkt, of tussen zorg en veiligheid, zodat veiligheidsrisico’s afnemen en interventies vanuit beide domeinen elkaar kunnen versterken. Bij deze interbestuurlijke inspanning wordt gebruikgemaakt van het Programma Sociaal Domein, waarin Rijk en gemeenten met cliënten, professionals, aanbieders en maatschappelijke organisaties aan diverse deelthema’s werken (zie hierna).

Het IBP is onder regie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot stand gekomen en de inhoud ervan komt vanuit het besef dat de complexiteit van de maatschappelijke opgaven waar we ons voor gesteld zien een op elkaar afgestemde inzet van alle betrokken overheden vraagt.

In de Algemene ledenvergadering van de VNG van 27 juni 2018 hebben de gemeenten brede steun uitgesproken voor het IBP. Wel ook hebben zij hun zorgen geuit over de financiën van het sociaal domein. Naar aanleiding hiervan hebben het Rijk en de VNG elkaar veelvuldig gesproken. Dit heeft geresulteerd in mijn brief van 6 november 2018 (Kamerstuk 34 477, nr. 45). Het onderwerp zal ook aan de orde komen in de Buitengewone algemene ledenvergadering van de VNG van 30 november 2018.

Het Programma Sociaal Domein

In 2017 is uw Kamer geïnformeerd dat ter ondersteuning van de transformatie-opgave in het sociaal domein het Programma Sociaal Domein van start is gegaan (Kamerstuk 34 477, nr. 16). Daarin werken gemeenten, Rijk en maatschappelijke partners zoals onderwijs, bedrijfsleven en zorgverleners samen vanuit de lokale situatie aan de verbetering voor mensen. Het gaat daarbij om te komen tot gezamenlijke en ontkokerde oplossingen voor vraagstukken op terreinen als werk en inkomen, gezondheid, zorg, problematische schulden, veiligheid, huisvesting en onderwijs, via de insteek van een lerende praktijk. Er wordt gewerkt onder het motto «Betere hulp voor (kwetsbare) mensen».

De Brede regietafel sociaal domein, de bestuurlijke tafel van Rijk en gemeenten, is opdrachtgever van het Programma Sociaal Domein. De Programmaraad Sociaal Domein, bestaande uit vertegenwoordigers van Rijk en gemeenten, houdt het overzicht over het totaal van de trajecten, biedt ondersteuning aan netwerken en geeft de kennisfunctie verder vorm.

Het Programma Sociaal Domein en het IBP bevestigen het belang dat het Rijk en gemeenten er aan hechten om gezamenlijk te blijven optrekken op de voor het sociaal domein belangrijke thema’s. In de Brede regietafel sociaal domein van 9 oktober 2018 hebben Rijk en gemeenten hun steun voor het programma herbevestigd.

De transformatie is een proces van de lange adem; het programma is ingesteld voor een periode van vier jaar. In de eerste fase van het programma zijn in een gezamenlijke analyse thema’s benoemd uit de uitvoeringspraktijk, die domeinoverstijgend zijn en zowel op rijks- als op gemeenteniveau spelen. Er zijn op dit moment 16 thema’s. In een aantal vraagstukken staan doelgroepen centraal, zoals jongeren 16–27 jaar, mensen met een licht verstandelijke beperking en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Andere vraagstukken betreffen randvoorwaardelijke aspecten van de uitvoering, zoals gegevensuitwisseling en privacy, de rol van de gemeenteraad, monitoring, toezicht en inkopen/aanbesteden.

Er is gekozen voor een structuur van gezamenlijke verantwoordelijkheid: voor elk thema is een duo gevormd vanuit de gemeenten en het Rijk dat samen met het betrokken netwerk (cliënten, professionals, aanbieders, maatschappelijke organisaties) werkt aan oplossingen. Vanuit het Rijk vervult het Ministerie van BZK voor diverse randvoorwaardelijke trajecten een eerstverantwoordelijke rol. Voor de trajecten zijn convenanten opgesteld die definiëren welke vraagstukken spelen en langs welke weg een oplossing wordt gezocht. De komende periode is er op gericht om de stap te zetten naar het daadwerkelijk realiseren van doorbraken, waardoor (kwetsbare) mensen beter geholpen kunnen worden. Er wordt bijvoorbeeld aan gewerkt om mensen uit de bijstand aan de slag te helpen in de zorg, professionals beter in positie te brengen om multiproblematiek (mensen en gezinnen met een stapeling van problemen) op te lossen, ex-gedetineerden een plek in de samenleving te geven en recidive te voorkomen, enzovoorts. In de randvoorwaardelijke sfeer wordt gewerkt aan passende gegevensuitwisseling om noodzakelijke samenwerking tussen partijen mogelijk te maken (zie hierna gegevensuitwisseling en privacy).

Eén van de thema’s van het Programma Sociaal Domein is het traject Volgen, Spiegelen, Leren. Dit traject is samen met gemeenten, departementen en kennisinstituten gestart met als doel nieuwe manieren te ontwikkelen voor het volgen van de transformatie in het sociaal domein. Daarin wordt zowel gekeken naar de instrumenten die bij gemeenten ontwikkeld worden als naar de informatie die beschikbaar is bij de diverse kennisinstituten. Dat betekent dat de informatie van kennisinstituten die landelijk georganiseerd is ook toegankelijk en geschikt moet worden voor gemeenten en regio’s. Zo ver is het nog niet; dat vergt nog een grote inspanning van alle partijen. Het gesprek aan de Brede regietafel sociaal domein heeft ook geleid tot het inzicht dat informatie niet alleen nodig is om te verantwoorden maar vooral om te kunnen leren hoe de opgaven in het sociaal domein het beste kunnen worden aangepakt. Daar was het gedeelde beeld dat het in de nabije toekomst niet meer gaat om het volgen van de transitie en de transformatie maar over reguliere taken rond een maatschappelijke opgave waarover gemeenten en Rijk een gedeelde verantwoordelijkheid hebben. Vanuit die verantwoordelijkheid zal ik het sociaal domein ook blijven volgen.

Gegevensuitwisseling en privacy

Mede vanuit het Programma Sociaal Domein is het thematraject Uitwisseling Persoonsgegevens en Privacy (UPP) in gang gezet om aan de slag te gaan met knelpunten en weerbarstige vraagstukken in relatie tot gegevensuitwisseling en privacy in het sociaal domein. Met deze brief informeer ik uw Kamer over het plan van aanpak waarbij de knelpunten langs drie sporen in samenhang aangepakt worden:

  • 1) heldere wetgeving

  • 2) borging van privacy

  • 3) kennisdeling en communicatie.

De knelpunten en vraagstukken in relatie tot de wettelijke kaders voor de verwerking van persoonsgegevens zijn complex en weerbarstig. Dit vraagt om een interbestuurlijke aanpak waarbij naast de verantwoordelijke departementen ook gemeenten en hun uitvoeringspartners betrokken worden, evenals cliëntorganisaties. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens wordt betrokken bij dit traject. De aanhoudende signalen over onduidelijkheden, over te ruime gegevensuitwisseling enerzijds en over een gebrek aan mogelijkheden anderzijds komen daarbij aan de orde.

Onder regie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een werkgroep bestaande uit de betrokken departementen, de VNG en enkele gemeenten aan de slag gegaan met het in kaart brengen van knelpunten in wetgeving ten aanzien van de gegevensuitwisseling in het sociaal domein, inclusief de relatie met zorg en veiligheid. Op 14 november 2018 wordt een werkconferentie georganiseerd met de betrokken partijen waarbij eerste voorstellen voor oplossingsrichtingen zullen worden besproken. De resultaten zullen mede bepalend zijn voor de verdere uitwerking van een wetsvoorstel dat na de publieke consultatie naar verwachting eind 2019 aan uw Kamer aangeboden kan worden.

Waar het de borging van privacy bij de uitvoering van gemeentelijke taken betreft, staat onder het Programma Sociaal Domein het gezamenlijk leren, ontwikkelen en versnellen. Een werkgroep van gemeenten is aan de slag om praktische tools te ontwikkelen gericht op het sociaal domein. Dit moet in 2019 leiden tot praktische resultaten.

Daarnaast wil ik graag verwijzen naar het belang van brede aandacht voor het thema privacy in de uitvoering. Zo biedt de VNG een uitgebreid ondersteuningsprogramma voor gemeenten inclusief regiobijeenkomsten om te zorgen voor implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Gemeenten hebben via de VNG website verschillende instrumenten in handen gekregen om een privacy-beleid op te stellen én zijn toegerust om een analyse te kunnen uitvoeren op de risico’s bij de verwerking van persoonsgegevens (een zogeheten Privacy Impact Assessment PIA). Ook is aan alle gemeenten een gemeentespecifiek register van verwerkingen aangeboden. Verder heeft iedere gemeente voldaan aan de verplichting een functionaris gegevensbescherming aan te stellen. Naast deze ondersteunende rol van de VNG hecht ik er aan te wijzen op de rol van de gemeenteraad om te controleren of het College zijn taken in het sociaal domein uitvoert conform de doelstellingen van het College en de wettelijke kaders hieromtrent. De lokale rekenkamers kunnen de gemeenteraad ondersteunen in deze taak zoals verschillende lokale voorbeelden ook laten zien.

Ten aanzien van kennisdeling en communicatie constateren betrokken partijen dat er langs diverse programma’s, veelal gericht op bepaalde problematieken of doelgroepen, gewerkt wordt aan handreikingen en trainingen voor professionals, zoals voor professionals in het zorg- en veiligheidsdomein. Er wordt verkend hoe deze ontwikkelingen elkaar kunnen versterken.

De brede en gezamenlijke aanpak moet er toe leiden dat er een eenduidige wettelijke grondslag is voor gemeenten om – daar waar dit noodzakelijk is gezien de hulpvraag en de problematiek – hun inwoners integrale ondersteuning te kunnen bieden zoals dit is voorzien met de decentralisaties in het sociaal domein. Dit draagt bij aan de bescherming van de positie van burgers en aan de gevraagde verheldering waaraan professionals in de praktijk behoefte hebben.

Monitoring en informatievoorziening

Ik heb uw Kamer de afgelopen jaren regelmatig stukken gestuurd met betrekking tot de informatie en monitoring van het sociaal domein; datzelfde is gedaan door mijn ambtgenoten op Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij motie van het lid Bergkamp (Kamerstuk 34 725 XVI, nr. 13) heeft uw Kamer verzocht om bij de Algemene Rekenkamer (AR) en de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) advies in te winnen over de wijze waarop de informatie en monitors over het sociaal domein op overzichtelijke wijze bij de Kamer terecht kunnen komen, zodat in de Tweede Kamer een heldere beoordeling van de voortgang en de resultaten van de decentralisaties in het sociaal domein plaats kan vinden. De AR en de ROB hebben in afstemming met elkaar een advies uitgebracht. Die geleid ik hierbij door1. De AR heeft ook een tool ontwikkeld om een overzicht te geven van de informatie.2

De AR concludeert op basis van zijn onderzoek dat mijn bovengenoemde ambtgenoten en ik de Tweede Kamer overeenkomstig hun verantwoordelijkheden uit wet- en regelgeving en toezeggingen informeren. De Tweede Kamer krijgt wat zij mag verwachten. De AR concludeert daarentegen ook dat de informatievoorziening blijkens de motie Bergkamp niet in de behoefte van uw Kamer voorziet. De AR verklaart dit uit de verschillende informatieverplichtingen per wet, de grote hoeveelheid verstrekte informatie, de uiteenlopende momenten waarop de informatie wordt gepubliceerd en het ontbreken van samenhang tussen de verstrekte informatieproducten, maar ook uit de informatiestructuur van de Tweede Kamer zelf. De AR benadrukt daarnaast dat de monitoringstaak van het Rijk beperkt is en dat ministers zich niet hoeven te verantwoorden over de taakuitvoering en de bestedingen voor zover dit binnen beleids- en bestedingsvrijheid van gemeenten valt. Verantwoording over gedecentraliseerde taken vindt immers plaats in de gemeenteraad.

De ROB ziet de motie niet alleen als een verzoek om een denkkader om de beschikbare cijfers en informatie beter te kunnen begrijpen, maar ook als een vraag naar de reikwijdte van de verantwoordelijkheden van de Kamer en heeft daarop zijn onderzoek en advies gericht. De ROB stelt dat er sprake is van een complex systeem met wederzijdse afhankelijkheden en van een gedeelde verantwoordelijkheid. Om dit hanteerbaar te maken dienen volgens de ROB de verschillende partijen en overheidslagen hun verhoudingen en verwachtingen tot elkaar expliciet te maken. Dat vraagt volgens de ROB om een permanente dialoog tussen parlement en regering en tussen overheden onderling. Zo’n gesprek moet niet als doel hebben om scherpe lijnen te trekken en taken af te bakenen, maar om een verstandhouding van vertrouwen te bouwen, die maakt dat overheden van elkaar weten wat ze van elkaar verwachten. De ROB stelt voor om een dergelijk gesprek te faciliteren.

Met de ROB onderschrijf ik de meerwaarde van het gesprek over wat de ontwikkelingen in het sociaal domein betekenen, ook voor de rol van uw Kamer. Ik zou u uit willen nodigen om hierin mee te gaan en wil de ROB daarin ook van harte ondersteunen. De AR heeft een tool ontwikkeld die een overzicht biedt van informatie die rond het sociaal domein naar de Kamer gaat. Ik wil graag bekijken hoe deze tool optimaal ingezet kan worden.

Uit de beide adviezen komt duidelijk naar voren dat de transities en de daarmee beoogde transformatie een andere manier van werken vragen van alle betrokkenen. Eén waarbij over de grenzen van de drie decentralisatiewetten heen gekeken moet worden om het functioneren van het overkoepelende systeem van het gedecentraliseerd sociaal domein goed te volgen. Over dit anders werken en de daarbij horende informatievoorziening en verantwoording ben ik in gesprek met gemeenten en departementen. Uiteraard met respect voor ieders eigen rol en verantwoordelijkheid. Over deze andere manier van werken wordt ook gesproken in de Brede regietafel sociaal domein.

Ten slotte

Rijk en gemeenten bekrachtigen met het IBP en met hun herbevestiging van het commitment op het Programma Sociaal Domein hun gezamenlijke inzet op het sociaal domein. Het bepaalt deze kabinetsperiode en deze collegeperiode de inspanningen die de gezamenlijke overheden verrichten.

Binnen het sociaal domein overleggen Rijk en gemeenten onder mijn voorzitterschap bestuurlijk met elkaar in de Brede regietafel sociaal domein. Over de monitoring zal ik u hetzij jaarlijks hetzij als daarvoor aanleiding is rapporteren. Zo kunt u een kabinetsreactie tegemoet zien op de derde Overall rapportage Sociaal Domein, welke eind dit jaar door SCP gepubliceerd zal worden.

Vanuit mijn rol en positie zal ik mijn bijdrage blijven leveren aan de ontwikkelingen op het sociaal domein. Graag informeer ik uw Kamer op passende momenten over de voortgang die wordt geboekt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven