34 475 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 18 mei 2016 inzake het jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015 (Kamerstuk 34 475 XVII, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

1

Op welke wijze zijn de extra uitgaven in verband met de toerekening van de kosten voor de eerstejaars asielopvang gedekt? Is daarbij op subartikelniveau aan te geven hoeveel gekort is? Zo nee, waarom niet?

In 2015 is de instroom van het aantal asielzoekers bij Voorjaarsnota, Miljoenennota en Najaarsnota bijgesteld van 21.000 naar 58.000. De additionele kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers bij het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) voor het jaar 2015 bedroegen in totaal EUR 889 miljoen. De dekking van EUR 539 miljoen is gevonden door het aanwenden van BNI-ruimte in 2015, de BNI-ruimte in de jaren 2016–2020, het inzetten van non-ODA eindejaarmarge en niet-verplichte ODA-ruimte uit 2020. Bij Najaarsnota heeft het kabinet uit rijksbrede onderuitputting de laatste tegenvaller van EUR 350 miljoen gedekt. De lopende programma’s op de verschillende artikelen zijn dus ontzien.

2

Welke programma's, subsidies, projecten en/of plannen worden niet, later of anders uitgevoerd als gevolg of mede als gevolg van de toegenomen toerekening voor de opvang van asielzoekers?

Zie vraag 1.

3

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's inclusieve en politieke processen, vredesdialoog en conflictpreventie? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Het beleidsdoel inclusieve politieke processen en vredesdialoog is erop gericht politieke besluitvorming op alle niveaus participatiever, representatiever en inclusiever voor alle bevolkingsgroepen te maken. Daarnaast wil Nederland ervoor zorgen dat nationale en internationale actoren effectieve en inclusieve mechanismen voor vredesopbouw en conflictpreventie op verschillende niveaus bevorderen, met een actieve rol voor vrouwen.

De Nederlandse steun aan het bevorderen van inclusieve politieke processen en vredesdialoog wordt voor het overgrote gedeelte uitgevoerd door nationale en internationale NGO’s. Een aantal internationale NGO’s ontvangt een algemene subsidie zodat zij flexibel kunnen inspelen op opkomende conflicten, zoals het Centre for Humanitarian Dialogue, Interpeace, International Alert, de International Crisis Group en de Kofi Annan Foundation. Ook ontvangt het UN Department for Political Affairs (UNDPA), een algemene bijdrage voor vredesbemiddeling, -opbouw en inclusieve politieke processen. Nederland financiert ook de Clingendael Mediation Facility, die mediators en groepen in conflict traint in conflictoplossing. Daarnaast ondersteunt Nederland de vrouwenadviesraad die VN-Gezant De Mistura adviseert over de Syrische vredesonderhandelingen. Ten slotte krijgen geselecteerde NGO’s als Search for Common Ground, Global Partnership for the Prevention of Armed Conflict, Centre for Conflict Resolution en CARE een programmasubsidie om in bepaalde landen een specifiek programma uit te voeren. Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

4

Kunt u een overzicht geven van alle vrijwillige en verplichte uitgaven aan multilaterale organisaties die in 2015 zijn gedaan en deze uitsplitsen per organisatie en per organisatie aangeven waarom de afdracht heeft plaatsgevonden?

Organisatie

Reden waarom afdracht heeft plaatsgevonden

UNDP

UNDP vormt een belangrijke schakel in het mondiale ontwikkelingssysteem en is van groot belang voor het functioneren van de VN als geheel. UNDP vervult ook een sleutelrol bij de coordinatie en het verbeteren van het VN-ontwikkelingssysteem (One UN).

UNWOMEN

UN Women werkt vanuit haar VN-mandaat aan alle thema's die binnen het Nederlandse beleid voor vrouwenrechten en gendergelijkheid prioritair zijn: bestrijding van geweld tegen vrouwen, meer politieke en economische participatie van vrouwen en een grotere rol voor vrouwen rond vrede en veiligheid. Daarmee is UN Women voor Nederland een strategische mondiale partner.

UNFPA

Het bevorderen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) is een speerpunt van het kabinet. De VN-organisatie UNFPA heeft hiervoor het unieke mandaat in de VN. Daarmee is de organisatie de belangrijkste internationale strategische partner van Nederland op dit terrein.

UNEP

UNEP is voor Nederland een belangrijke strategische partner op de beleidsthema's milieu, klimaat en duurzame ontwikkeling. Het universeel lidmaatschap verzekert deelname van alle landen in de Environment Assembly van UNEP en zorgt daarmee voor voldoende legitimiteit en autoriteit om de internationale milieuagenda te kunnen uitdragen.

UNICEF

UNICEF is een belangrijke partner voor Nederland voor veel thema's van de agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking: voedselzekerheid, water, veiligheid en rechtsorde, SRGR, gendergelijkheid en humanitaire hulp. UNICEF vervult een cruciale rol binnen het VN-systeem bij de coördinatie van hulpverlening aan en bescherming van kwetsbare groepen, zoals kinderen en vrouwen. UNICEF is voorts de leidende organisatie in noodsituaties op het gebied van onderwijs, water en sanitatie, voeding, kinderbescherming en geweld tegen vrouwen.

UNAIDS

UNAIDS, een samenwerkingsverband van elf UN-organisaties, heeft op mondiaal niveau een centrale rol in pleitbezorging en het mobiliseren van politieke betrokkenheid op het gebied van HIV/AIDS, mensenrechten en SRGR. UNAIDS is een belangrijke strategische partner van Nederland bij hiv/aids bestrijding.

WHO

WHO is de belangrijkste VN-organisatie op het gebied van gezondheid. De organisatie speelt een essentiële rol bij het opstellen van wereldwijde normen en standaarden, versterken van nationale gezondheidssystemen en aanpak van grensoverschrijdende bedreigingen. De WHO is een belangrijke partner van Nederland op nationale prioriteiten als verspreiding van geneesmiddelen, tegengaan van antimicrobiële resistentie en bevordering SRGR.

WFP

WFP beheert de essentiële VN-logistiek, waaronder Humanitarian Air Services en Humanitarian Response Depots, waar ook andere humanitaire organisaties (zoals NGO's) gebruik van maken. Met de bijdrage aan het VN Wereldvoedselprogramma (WFP) draagt NL bij aan het verbeteren van de voedselzekerheid en voeding in de wereld en verlicht het humanitaire noden. WFP heeft in 2015 bijna 77 miljoen mensen gevoed, waarvan 61% kinderen, in 81 verschillende landen.

WTO

Binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) maken de leden afspraken over liberalisering van de wereldhandel en kunnen leden handelsbelemmeringen bespreekbaar maken. De Nederlandse bijdrages aan de WTO bestaan uit lidmaatschapskosten en uitgaven voor technische assistentie. De lidmaatschapsgelden komen ten gunste van het WTO Secretariaat, dat zorg draagt voor het functioneren van de verschillende onderdelen van de WTO, inclusief het geschillenbeslechtingsmechanisme. Daarnaast financiert Nederland enkele projecten binnen de WTO die tot doel hebben de kennis van beleidsmakers uit ontwikkelingslanden over de WTO te vergroten. Doel hiervan is ontwikkelingslanden beter te laten integreren in de WTO en het mondiale handelssysteem.

FAO

FAO is een belangrijke mondiale partner voor Nederland en een normstellende organisatie voor landbouw en voedselzekerheid. FAO ondersteunt lidstaten ook bij de formulering van nationaal beleid op het gebied van voedselzekerheid en voeding.

IFAD

Op landbouwgebied heeft IFAD vooral een «niche functie»: de organisatie werkt in gebieden waar andere organisaties zoals Wereldbank en FAO (nog) niet actief zijn. Eén keer in de drie jaar wordt de programmaring van activiteiten vastgesteld; de Nederlandse bijdrage is bedoeld voor uitvoering van dit programma.

ILO

De ILO vervult een belangrijke rol op het terrein van de fundamentele en overige arbeidsrechten, en bevordering en toezicht op naleving ervan. De Nederlandse vrijwillige bijdrage is bestemd voor het vierjarige Partnerschapsprogramma van Nederland met de ILO (van 2014- 2017). Een deel kan door de ILO naar eigen inzicht worden ingezet op onderwerpen als kinderarbeid of jeugdwerkgelegenheid. Een ander deel betreft het Better Work programma van de ILO en IFC, dat is gericht op het verbeteren van de werkomstandigheden in onder andere de textielsector in Cambodja, Haïti, Indonesië, Jordanië, Lesotho, Nicaragua, Vietnam en Bangladesh.

UNHCR

UNHCR is zeer relevant voor het vluchtelingenvraagstuk. Eind 2014 waren 60 miljoen mensen als gevolg van conflict gedwongen hun woonplaats te verlaten. Dit aantal is in 2015, met name door het voortduren en intensiveren van de crisis in Syrie, Irak en Jemen verder toegenomen. UNHCR vervult een cruciale rol bij de coördinatie van de hulpverlening aan deze ruim 60 miljoen vluchtelingen en ontheemden.

UNRWA

UNRWA is de VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen. UNRWA is relevant voor Nederland vanwege haar stabiliserende rol in de regio. UNRWA biedt perspectief van onderwijs en soms werk aan een grote groep veelal kwetsbare en gemarginaliseerde vluchtelingen. UNRWA vervult gezien de toenemende conflicten in de regio bovendien een steeds grotere humanitaire rol voor de Palestijnse vluchtelingen in onder andere Syrië en Gaza.

UNESCO

UNESCO stelt mondiale normen, onder andere op het terrein van de bescherming van cultureel erfoed en is daarmee op dat terrein een belangrijke partner voor Nederland. UNESCO is daarnaast een relevante speler voor uitvoering van de Nederlandse agenda op de thema's Water (waterkennisinstituut UNESCO-IHE in Delft) en gendergelijkheid (toegang tot onderwijs voor meisjes wereldwijd).

UNIDO

UNIDO is een gespecialiseerde organisatie van de VN die zich bezighoudt met het terugdringen van armoede door het bevorderen van inclusieve industriele ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Omdat het mandaat niet meer voldoende aansluit bij de huidige beleidsprioriteiten van de Minister voor BHOS is een wetgevingstraject gestart om het Verdrag met UNIDO per ultimo 2016 op te zeggen.

OHCHR

OHCHR is voor Nederland een belangrijke partner bij het in de praktijk gevolg geven aan het bevorderen van mensenrechten. Dit doet het OHCHR door het signaleren van mensenrechtenschendingen, de bevordering van internationale samenwerking en het versterken en stroomlijnen van mensenrechten binnen de VN.

UN-VREDESMISSIES

De Nederlandse bijdrage is bestemd voor vredemissies onder de vlag van de VN.

UN-ALGEMEEN

Het gaat hier om de verplichte contributie die voortvloeit uit het Nederlandse lidmaatschap van de VN.

UNISDR

UNISDR richt zich op informatievoorziening, coördinatie en pleitbezorging op het gebied van rampenrisicovermindering.

UNOCHA

OCHA richt zich voornamelijk op coördinatie van humanitaire hulp. Coördinatie is noodzakelijk om duplicatie en gaten in de hulp te voorkomen en om effectieve hulp te verzekeren. Het mandaat van OCHA bestaat bovendien uit pleitbezorging voor de rechten van mensen in nood, het bevorderen van rampenparaatheid -en preventie en het faciliteren van duurzame oplossingen voor humanitaire vraagstukken.

UNODC

UNODC is opgericht om lidstaten te ondersteunen op het gebied van de preventie en bestrijding van drugshandel, grootschalige criminaliteit en terrorisme. Dit doet de organisatie met name in ontwikkelings- en transitielanden, door middel van capaciteitsopbouwprogramma’s. Hierbij valt te denken aan trainingen voor rechters, anti radicaliseringsprogramma’s, slachtofferhulp bewustwordingscampagnes enzovoort. De Nederlandse bijdrage is onder meer bestemd voor versterking van de nationale strafrechtsystemen in Bangladesh, Indonesië, Maleisië, de Malediven en de Filipijnen.

UNOPS

UNOPS is de uitvoerende tak van de VN, met goede reputatie onder opdrachtgevers. De organisatie voert voor Nederland projecten uit de terreinen van water en Veiligheid en Rechtsorde (bijvoorbeeld in Palestijnse Gebieden en Afghanistan).

UNCTAD

UNCTAD is de multilaterale instelling die zich richt op hulp, handel en investeringen en daarmee is deze organisatie (in potentie) een relevante partner. Op de scorecard van UNCTAD uit 2015 is echter aangegeven dat UNCTAD vaak inefficiënt opereert en strategische sturing ontbeert. De huidige SG van UNCTAD heeft sinds zijn aantreden ingezet op een hervormingsagenda. De Nederlandse bijdrage richt zich op die onderdelen en programma's van de organisatie die wel goed functioneren, zoals de investeringsdivisie en een schuldverlichtingsprogramma voor ontwikkelingslanden.

UN HABITAT

De Nederlandse bijdrage is bestemd voor het Afghanistan Urban Peacebuilding programme.

GFATM

Het bevorderen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) inclusief HIV/aids is een speerpunt in het Nederlandse beleid voor Buitenlandse Handel en ontwikkelingssamenwerking. Het Global Fund is een uniek multilateraal financieringsinstrument dat een substantiële bijdrage wil leveren aan de SDGs door te investeren in vrouwen en meisjes, universele toegang tot SRGR, inclusiviteit en versterking van gezondheidssystemen. Ongeveer 55% van alle investeringen gaan naar programma’s voor vrouwen en meisjes. Het Global Fund boekt uitzonderlijke resultaten; het heeft tot nu toe 17 miljoen levens gered, 8,1 miljoen mensen worden behandeld voor HIV/AIDS en 13,2 voor Tuberculose en 548 miljoen bednetten zijn verspreid om malaria te voorkomen.

GAVI

Investeren in preventie, met name immunisatie, is een van de meest kosten-effectieve gezondheidsinterventies. Nederland is al jaren belangrijke partner in de Gavi-alliantie, die als doel heeft 300 miljoen kinderen in de komende 5 jaar te vaccineren, en daarmee 5–6 miljoen levens te redden. Nederland zet zich specifiek in om via Gavi gezondheidsystemen duurzaam te versterken, het HPV vaccin tegen baarmoederhalskanker te introduceren in zoveel mogelijk landen en de private sector betrokkenheid bij Gavi te vergroten.

IMF PRGT

Uitgaven betreffen schenkingen aan de subsidy-account van het IMF-loket voor lage-inkomenslanden, het Poverty Reduction en Growth Trust (PRGT). BZ draagt bij aan deze account zodat lage-inkomenslanden tegen gunstige, concessionele voorwaarden kunnen lenen van het IMF in tijden van financiele nood.

WERELDBANK

Uitgaven lastens de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking betreffen compensatiebetalingen aan IDA tbv. schuldverlichting aan de armste landen en een groot aantal thematische samenwerkingsprogramma's. Uitgaven ten behoeve van de IDA-middelenaanvulling staan op de begroting van het Ministerie van Financiën.

IFC

IFC is een belangrijke partner van Nederland voor de ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden.

Aziatische ontwikkelingsbank (ADB)

De Bank werkt mee aan het behalen van de millenniumdoelen en het behouden van publieke goederen, met een focus op Azië en de Stille Oceaan regio. Voor Nederland is de organisatie vooral relevant op de gebieden van water, private sector ontwikkeling en klimaat. De uitgaven betreffen de middelenaanvulling van het zachte leningenloket en de bijdrage aan de laatste kapitaalverhoging.

Afrikaanse ontwikkelingsbank (AfDB)

De AfDB wordt door zowel Afrikaanse aandeelhouders als de belangrijkste westerse landen gesteund in haar ambitie om op korte termijn uit te groeien tot de lead agent in development op het Afrikaanse continent. De Bank heeft grote ambities op de belangrijke thematische dossiers en streeft naar een leidende rol bij de ondersteuning van fragiele staten. De uitgaven betreffen de middelenaanvulling van het zachte leningenloket, de bijdrage aan de laatste kapitaalverhoging en de compensatiebetalingen tbv. schuldverlichting aan de armste landen.

EBRD

De uitgave betrof bijdrage aan het Early Transition and Country Fund, een donorfonds dat o.a. door Nederland is geïnitieerd. Het fonds stelt de bank in staat om ook in de meest achtergebleven economieën te investeren. Met haar doelstelling van het bevorderen van een open markteconomie in Centraal en Oost-Europa draagt de EBRD op een positieve manier bij aan het Europese integratieproces.

5

Kunt u aangeven hoe hoog de directe en indirecte financiële bijdrage van Nederland was in 2015 aan zowel partner- als niet-partnerlanden, uitgesplitst per land?

De directe bijdragen betreffen zowel de centraal gefinancierde programma’s als de naar de ambassades gedelegeerde landenprogramma’s zoals vermeld in het HGIS jaarverslag. Een deel van de bijdragen gaat indirect via andere organisaties naar de landen. Deze bijdragen zijn meestal niet geoormerkt naar land (bijvoorbeeld bijdragen aan de Wereldbank of UNAIDS). De ongeoormerkte indirect bijdragen zijn daarom niet in onderstaand overzicht opgenomen. Hieronder vindt u het gevraagde overzicht van alle directe financiële bijdragen van meer dan EUR 1 miljoen.

Partnerlanden

Uitgaven

Afghanistan

49,981,000

Bangladesh

42,012,000

Benin

16,005,000

Burundi

24,468,000

Ethiopië

72,553,000

Ghana

29,281,000

Indonesië

25,349,000

Jemen

26,380,000

Kenia

17,441,000

Mali

33,775,000

Mozambique

31,628,000

Oeganda

13,242,000

Palestijnse gebieden

20,299,000

Rwanda

36,809,000

Zuid-Soedan

37,935,000

Overige landen

Uitgaven

Bosnia-Herzegovina

2,967,000

Bolivia

1,593,000

Central African Rep.

11,693,000

China

1,866,000

Colombia

2,998,000

Congo, Dem. Rep.

8,391,000

India

1,924,000

Irak

36,340,000

Jordanie

30,412,000

Libanon

34,121,000

Marokko

1,509,000

Myanmar (Burma)

1,150,000

Nepal

8,835,000

Nigeria

6,707,000

Pakistan

5,783,000

Soedan

3,236,000

Somalie

2,367,000

Suriname

5,122,000

Syrie

41,261,000

Turkije

1,424,000

Oekraine

3,332,000

Vanuatu

2,540,000

Zimbabwe

1,400,000

Zuid Afrika

2,583,000

6

Kunt u aan de hand van concrete voorbeelden aangeven hoe u in 2015 aandacht heeft besteed aan conditionaliteit in uw beleid?

In 2015 hebben zich in een aantal landen incidenten voorgedaan waardoor het tijdelijk niet mogelijk was het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprogramma volledig uit te voeren. Dit betekende dat in die landen niet meer werd voldaan aan de normale condities voor ontwikkelingssamenwerking met de overheid. Concrete voorbeelden daarvan zijn de malversaties in de watersector in Benin (zie ook de beantwoording van vraag 57) en het tijdelijk stopzetten van de financiering via de overheid van Burundi in verband met de verkiezingen in 2015. In 2014 zijn de financiering via de Oegandese overheid opgeschort vanwege de anti-homo wetgeving en is de directe hulp aan de centrale overheid van Zuid-Sudan bevroren. Dit soort maatregelen worden genomen indien de ernst van de situatie daarom vraagt en ook om een indringende dialoog aan te gaan met de betreffende overheden. In het geval van Benin (zie beantwoording van vraag 57) en Uganda (intrekking van anti-homo wetgeving) heeft dat tot positieve resultaten geleid. In het geval van Zuid-Sudan en Burundi helaas nog niet. Met betrekking tot deze landen werkt de Nederlandse regering nauw samen met andere donoren om de situatie alsnog ten goede te laten keren.

7

Kunt u een uitsplitsing maken van de totale uitgaven in 2015 hoeveel budget naar de verschillende kanalen is gegaan: maatschappelijk, multilateraal, bilateraal?

In 2015 werden de totale uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking als volgt verdeeld over de kanalen zoals hieronder. Bepalend is daarbij het kanaal dat de activiteit daadwerkelijk uitvoert.

Kanaal

Aandeel 2015

Toerekeningen (eerstejaarsopvang asiel, apparaat en EU-afdrachten)

33%

Multilaterale organisatie

30%

NGO

20%

Overheid

5%

Onderzoeksinstellingen

4%

Bedrijven

5%

Publiek Privaat Partnerschap/kennisinstellingen

3%

8

Kunt u aangeven hoeveel budget nog beschikbaar is na 2015 in het Relief Fund en voor de Dutch Relief Alliance na de extra uitgaven in het afgelopen jaar?

Het Relief Fund bedroeg bij de oprichting EUR 570 miljoen. In 2014 is EUR 100 miljoen uitgegeven en in 2.015 EUR 213 miljoen. Zie voor een specificatie van de uitgaven in 2015 het antwoord op vraag 48. Conform de naar uw Kamer gestuurde indicatieve planning voor 2016, zal in 2.016 EUR 200 miljoen uit het Relief Fund worden uitgegeven. Voor 2017 resteert nog EUR 57 miljoen. Voor de Dutch Relief Alliance was nog EUR 14 miljoen voor 2016–2017 beschikbaar.

9

Kunt u toelichten hoeveel extra werkgelegenheid Nederland heeft gecreëerd met de EUR 25 miljoen die is geoormerkt voor Noord-Afrikaanse landen?

In de zomer van 2015 heeft het kabinet aangekondigd EUR 50 miljoen beschikbaar te stellen voor extra investeringen in Noord-Afrikaanse landen, waar de migratie- en jeugdwerkloosheidsproblematiek het grootst is en het economisch perspectief voor jongeren ontbreekt. Het betrof EUR 25 miljoen voor LEAD (Local Employment in Africa for Development) en EUR 25 miljoen voor DGGF. Met de extra middelen voor LEAD zullen naar verwachting 15.000 banen worden gecreëerd. Met de middelen via het DGGF zullen, naar verwachting in de komende jaren ruim 31.000 extra banen worden gecreëerd.

10

Wordt er, dankzij de partnerschappen die worden aangegaan vanuit de EU, ook steun verleend aan de overheid in Sudan?

De EU verleent geen directe steun aan de overheid van Sudan. Sudan is een belangrijk transitland in de Hoorn van Afrika. Het land vangt veel vluchtelingen op uit met name Eritrea en Zuid-Sudan en het heeft te maken met 3,2 miljoen ontheemden uit voornamelijk Darfur. De EU heeft EUR 100 miljoen gereserveerd uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) om te investeren in onderwijs, gezondheidszorg, landbouwontwikkeling en het maatschappelijk middenveld met als doel ontwikkeling en stabiliteit in de regio te bevorderen. Steun komt ten goede aan vluchtelingen en kwetsbare bevolkingsgroepen, niet aan de overheid.

11

Voldoet de toegezegde EUR 123 miljoen via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) aan uw verwachtingen?

Zoals beschreven in de Kamerbrief Mid-term review DGGF van 1 oktober 2015 (Kamerstuk 33 625, nr. 180) voldoet de EUR 123 miljoen aan DGGF transacties in grote lijnen aan de verwachtingen. De interesse onder Nederlandse en lokale ondernemers naar financiering door het DGGF is groot. De onderdelen (1 en 2) die financiering aan lokale en Nederlandse ondernemers verstrekken die willen investeren in lage- en middeninkomenslanden lopen goed. Het onderdeel (3) dat financiering en verzekeringen verstrekt aan Nederlandse ondernemers die willen exporteren naar deze landen liep in 2015 achter bij de verwachting. Hier zijn extra maatregelen genomen om de bekendheid van en vraag naar dit onderdeel bij ondernemers te vergroten. Op basis van het aantal nieuwe aanvragen dat sinds oktober 2015 is ontvangen voor onderdeel 3 (export) en het feit dat het aantal voorgenomen transacties in het laatste halfjaar is gestegen van 8 naar 18 transacties kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de vraag hier ook daadwerkelijk is toegenomen.

12

Betekent de lagere realisatie op artikel 1.2 dat er minder werk is gemaakt van de versterking van de Nederlandse handelspositie?

Nee. De reden voor een lagere realisatie is een effectievere inzet van budgettaire middelen. Dit impliceert dat wordt gekozen voor facilitering via revolverende financieringsmechanismen en dat gangbare subsidie-instrumenten worden afgebouwd. Zoals gemeld in de Kamerbrief «Financiering voor Internationaal Ondernemen» van 10 november 2015 (Kamerstuk 33 625, nr. 186) wordt bijvoorbeeld het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) opgericht. In het DTIF worden, op budget neutrale wijze, bestaande regelingen ter stimulering van directe uitgaande investeringen gebundeld en exportfinanciering geïntroduceerd. Via het DTIF wordt het bedrijfsleven meer geboden, zonder dat extra middelen vereist zijn.

Voor een nadere toelichting op het DTIF wordt verwezen naar de Kamerbrief «Financiering voor Internationaal Ondernemen», van 10 november 2015 (Kamerstuk 33 625, nr. 186).

13

Waarom is er voor technische assistentie DGGF EUR 6 miljoen minder uitgegeven?

Er hebben zich minder mogelijkheden voorgedaan voor het aanbieden van technische assistentie aan Nederlandse ondernemers dan verwacht. Er is daardoor EUR 6 miljoen minder uitgegeven dan begroot.

14

Wat gaat er gebeuren met de onderbesteding van EUR 57.967.000 op het DGGF? Hoe lang blijven de middelen in het DGGF zitten?

Zoals beschreven in de mid-term review van het DGGF (zie Kamerstuk 33 625, nr. 180) is bij eerste suppletoire begroting 2016 een nieuw meerjarig kasritme voor het DGGF opgesteld, dat beter aansluit bij de werking en meerjarige financieringsbehoefte van het fonds. Dit heeft vooral te maken met de lange investeringstermijnen waardoor ook na 2017 middelen nodig zijn om Nederlandse en lokale ondernemers te kunnen financieren en per saldo minder financiering nodig is in de eerste jaren. De resterende middelen uit 2015 blijven daarom beschikbaar binnen het DGGF en schuiven door naar latere jaren.

15

Kunt u nader toelichten waarom er geen EUR 150 miljoen, maar slechts EUR 92 miljoen is gerealiseerd in het DGGF?

De uitgaven van het DGGF zijn gebaseerd op de liquiditeitsbehoefte van de drie uitvoerende organisaties van het DGGF om financiering te kunnen verstrekken aan lokale of Nederlandse ondernemers. We zien hierbij dat de opbouw van het fonds, mede door de lange investeringsperioden, over een langere periode dan 2014–2017 plaatsvindt. Daarnaast was de vraag naar onderdeel 3 (exportfinanciering) in 2014 en 2015 lager dan verwacht. Hierover is tijdens het AO DGGF van 14 oktober 2015 (Kamerstuk 33 625, nr. 192) met uw Kamer gesproken en zijn door het kabinet maatregelen aangekondigd om deze situatie te verbeteren.

16

Kunt u een actueel overzicht geven van de stand van zaken voor het DGGF, uitgesplitst naar de drie verschillende onderdelen? Kunt u daarbij ook aangeven hoeveel geld nog beschikbaar is voor de volgende jaren per onderdeel?

Voor het DGGF is in totaal EUR 700 miljoen meerjarig beschikbaar op de begroting. Hiervan is EUR 625 juridisch verplicht aan de drie uitvoerende organisaties, die hiermee contracten aangaan met ondernemers en intermediaire investeringsfondsen. Dit budget is als volgt onderverdeeld:

  • Onderdeel 1 (Investeringen Nederlandse ondernemers): EUR 230 miljoen

  • Onderdeel 2 (Investeringen lokale ondernemers): EUR 270 miljoen

  • Onderdeel 3 (Exporten Nederlandse ondernemers): EUR 125 miljoen

Dit is inclusief de in de mid-term review aangekondigde verschuiving van EUR 50 miljoen van onderdeel 3 naar onderdeel 1 van het DGGF (zie Kamerstuk 33 625, nr. 180). De resterende EUR 75 miljoen niet-gecommitteerde middelen is derhalve nog beschikbaar binnen het DGGF en zal op een later moment worden ingezet afhankelijk van de vraagontwikkeling en financieringsbehoeften van ondernemers binnen de drie onderdelen.

17, 18, 19

Hoeveel beurzen zijn er uitgekeerd bij het beurzenprogramma gericht op de Small Island Development States (SIDS)?

Hoeveel beurzen zullen er worden uitgekeerd door de extra middelen die worden ingezet voor de SIDS?

Kan een overzicht worden gegeven van de landen waar de beurzen van de SIDS aan zijn uitgekeerd?

Onder het beurzenprogramma was er ODA-financiering voor in totaal 55 beurzen voor korte cursussen en 23 voor MSc programma’s beschikbaar. Per 1 mei 2016 zijn daarvan 38 beurzen voor korte cursussen en 5 beurzen voor MSc cursussen toegekend. Er zijn per 1 mei dus nog 17 beurzen voor korte cursussen en 18 beurzen voor MSc programma’s beschikbaar. De verdeling van de reeds toegekende beurzen per 1 mei 2016 is als volgt:

Land

Beurs voor korte cursus

Beurs voor MSc programma

Antigua en Barbados

2

 

Belize

1

 

Comoren

1

 

Cuba

3

 

Dominicaanse republiek

2

 

Federale Staten van Micronesia

1

 

Fiji

1

1

Grenada

2

 

Guyana

3

3

Jamaica

4

 

Maldiven

2

 

Mauritius

3

 

Oost Timor

2

 

Papoea Nieuw-Guinea

1

 

Saint Vincent en de Grenadines

2

 

Samoa

 

1

Santa Lucia

4

 

Seychellen

1

 

Suriname

2

 

Vanuatu

1

 

Totaal

38

5

20

Kan er een overzicht worden gegeven van de meerjarige ambities en behaalde resultaten betreffende voedselzekerheid?

Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat. De data hiervoor worden op dit moment verzameld. In de rapportage over 2014 is ook te zien wat de meerjarige ambities zijn. Dit resultatenkader wordt gebruikt bij de uitwerking van de beleidsbrief «Nederlandse bijdrage aan mondiale voedselzekerheid».

21

Kan er een meerjarig overzicht worden gegeven van hoe het in 2030 te behalen resultaat van omtrent de vijftig miljoen mensen die toegang hebben gekregen tot hernieuwbare energie wordt bereikt?

De doelstelling om in 2030 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te verlenen is gebaseerd op voortzetting van de gemiddelde realisatie van de afgelopen drie jaar (2 miljoen mensen per jaar) en een gemiddelde jaarlijkse groei van 7% vanwege groeiende doeltreffendheid en doelmatigheid van de programma’s. Dat betekent dat het aantal jaarlijks bereikte mensen geleidelijk oploopt van 2 miljoen in 2016 tot ruim 5 miljoen in 2030. De afgelopen tien jaar lag de gemiddelde jaarlijkse groei met 11% ruim boven de benodigde 7%. Op grond hiervan worden voor het bereiken van de doelstelling de volgende ijkpunten aangehouden:

2020: 11,5 miljoen mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2025: 27,6 miljoen mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2030: 50 miljoen mensen met toegang tot hernieuwbare energie

22

Hoeveel mensen hebben er nutriëntrijk voedsel gekregen uit de begrotingsregel voeding?

In 2014 zijn 8 miljoen mensen bereikt. Over de behaalde resultaten in 2015 zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage die uw Kamer later dit jaar toegaat.

23

Wat voor resultaten hebben de investeringen in het internationaal onderwijsprogramma opgeleverd? Kan bijvoorbeeld worden aangegeven hoeveel programma's aan hoeveel studenten worden gedoceerd?

Voor het volledige overzicht van de resultaten van de internationaal onderwijsprogramma’s zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

Nu al is bekend dat via het Netherlands Fellowship Programme 812 mid career professionals zijn opgeleid, waarvan 417 vrouwen en 395 mannen. Ook zijn via het NICHE (Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education) 543 curricula van lokale opleidingen op het terrein van voedselzekerheid ontwikkeld en zijn ruim 9600 stafleden van lokale onderwijsinstellingen opgeleid.

24

Waarom staat de begrotingsregel duurzame voedselproductie niet onder subsidies zoals ook bij de begroting 2015 het geval is?

In 2015 zijn de uitgaven voor duurzame voedselproductie via de Wereldbank en het International Fund for Agricultural Development (IFAD) gedaan. Dit zijn internationale organisaties. Om deze reden zijn de uitgaven hier ondergebracht en niet bij de subsidies.

25

Wat voor resultaten hebben de investeringen in de marktontwikkeling in het kader van voedselzekerheid opgeleverd?

Voor het volledige overzicht van de resultaten van programma’s gericht op verbetering toegang tot markten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

Deze resultaten worden gemeten aan de hand van verhoging van inkomsten voor landbouwproducenten, toename werkgelegenheid in de agrarische sector, verhoging van het aantal kleine en middelgrote bedrijven betrokken bij agribusiness.

26

Wat voor resultaten hebben de investeringen in de duurzame voedselproductie opgeleverd? Zijn deze onder te verdelen in projecten? Zo ja, kan er een overzicht van de projecten worden gegeven?

In 2014 zijn 4,5 miljoen kleinschalige boerenbedrijven bereikt. Voor de resultaten van de investeringen gericht op verhoging van duurzame voedselproductie in 2015 worden vergelijkbare of wellicht iets hogere waarden verwacht. Over de behaalde resultaten in 2015 zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage die uw Kamer later dit jaar toegaat.

Een gedetailleerd overzicht van alle programma’s onder het begrotingsartikel voedselzekerheid is te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/opendata/ontwikkelingssamenwerking.

27

Kan een overzicht worden gegeven van de partnerschapsprogramma's met VN-Voedselorganisatie FAO?

Nederland ondersteunt het Multipartner Programme Support Mechanism (FMM) van FAO. Met dit programma wordt FAO’s capaciteit om partnerschappen aan te gaan en te ondersteunen vergroot. FAO werkt hierdoor intensiever samen met private partijen, maatschappelijke organisaties, producentenorganisaties en kennisinstellingen. Verschillende Nederlandse partijen zijn hierdoor gaan samenwerken met FAO of hebben een bestaande samenwerking geformaliseerd, zoals DSM, Rabobank en WUR.

28

Hoe wordt het ruraal ondernemersklimaat versterkt?

Het ruraal ondernemingsklimaat wordt op verschillende manieren versterkt. Ten aanzien van gebruikszekerheid van land en landrechten worden onder meer de IS academy on land governance (LandAc) en het Global Landtool Network gesteund.

Ten aanzien van de verbetering van instituties ten behoeve van een goede gebalanceerde beleidsomgeving voor ondernemerschap worden boerenorganisaties en coöperaties versterkt (bijv. door Agriterra en door Agricord). Dit stelt boeren m/v in staat op politiek niveau te lobbyen voor een verbeterd ondernemingsklimaat.

Nederland is ook actief in de context van het Comprehensive African Agricultural Development Program (CAADP), het consortium van Afrikaanse ministeries van Landbouw dat onder andere werkt aan verbetering van het landbouwondernemerschap.

29

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's voedselzekerheid? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Landenprogramma’s binnen het speerpunt voedselzekerheid worden uitgevoerd in alle partnerlanden, met uitzondering van Jemen en Afghanistan. De projecten en programma’s in deze landen dragen bij aan resultaten zoals beoogd in de beleidsbrief «Nederlandse bijdrage aan mondiale voedselzekerheid» van november 2014. Deze doelstellingen zijn per land uitgewerkt in specifieke interventies en vastgelegd in meerjarige strategische plannen. Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat. Een gedetailleerd overzicht van alle programma’s onder het begrotingsartikel voedselzekerheid is te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/opendata/ontwikkelingssamenwerking.

30

Waarom is er EUR 15 miljoen minder uitgegeven aan de toename van voedselzekerheid dan oorspronkelijk was begroot?

Vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte zijn betalingen doorgeschoven naar 2016. Het betreffen onder andere de programma’s 2SCALE (programma ter verbetering van inkomens en voedselzekerheid van kleine boeren en ondernemers in 9 Afrikaanse landen), G4AW (Geodata For Agriculture & Water), CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) en de landenprogramma’s van Benin, Oeganda en Rwanda.

31

Kunt u toelichten waarom EUR 15 miljoen minder is uitgegeven aan programma’s op het gebied van voedselzekerheid (artikel 2.1)?

Zie vraag 30.

32

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's integraal waterbeheer? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

In 10 van de 11 partnerlanden met een waterprogramma worden bilaterale programma’s uitgevoerd op het gebied van verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s. Het betreffen Bangladesh, Benin, Indonesië, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Palestijnse Autoriteit, Rwanda en Zuid Soedan. Deze programma’s richten zich op 44 stroomgebieden. Doel is om waterzekerheid en -veiligheid te verbeteren van in totaal 19 miljoen mensen. Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat. De resultatenrapportage 2015 zal onder meer ingaan op resultaten op het gebied van informatiesystemen om betere besluiten te kunnen nemen over watergebruik en bescherming tegen waterrisico’s, vaststelling van geïntegreerde waterbeheersplannen, operationele procedures voor uitvoering van die plannen door stroomgebiedsorganisaties of gebruikersgroepen, herziening van waterwetten en -regelgeving, waaronder vergunningstelsels, besluiten over ontwikkeling van infrastructuur, operationele mechanismen voor participatie van watergebruikers en belanghebbenden, ontwerpen van infrastructuur, oplevering van infrastructuur (nieuwbouw of rehabilitatie).

33

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's drinkwater en sanitatie? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd? Kan worden aangegeven hoeveel mensen in welke landen toegang hebben gekregen tot sanitaire voorzieningen? Kan worden aangegeven hoeveel mensen in welke landen toegang tot veilig drinkwater hebben gekregen?

Onderstaande tabel geeft een overzicht van lopende decentrale WASH-activiteiten (Water Sanitation Hygiene) die bijdragen aan de Nederlandse WASH-doelstellingen. Dit overzicht bevat niet de activiteiten die indirect bijdragen aan deze doelstellingen (bijvoorbeeld gericht op scholen of verbeterde monitoring). Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat. De prognose is dat via landenprogramma’s in 2015 circa 820 000 personen zullen worden bereikt op het gebied van drinkwater en circa 1,7 miljoen mensen toegang zullen krijgen tot sanitatie.

Uitvoerende organisatie

Doelstelling Drinkwater (in aantal te bereiken mensen)

Doelstelling Sanitatie (in aantal te bereiken mensen)

BRAC (Bangladesh)

390.181

1.560.724

VITENS INTERNATIONAL (Bangladesh)

43.083

43.083

MAX FOUNDATION (Bangladesh)

300.017

445.025

UNICEF (Bangladesh)

173.215

137.615

DHV GROEP (Indonesië)

499.967

SIMAVI (Indonesië)

122.916

122.916

FIPAG (Mozambique)

70.500

VITENS INTERNATIONAL (Kenya)

46.820

8.871

GOAL KENYA (Kenya

10.252

VITENS INTERNATIONAL (Kenya)

36.496

5.214

MINISTERE DES AFFAIRES ETRANGERES France (Palestijnse Geb.)

48.000

37.714

COMMUNITY ENERGY TECHNOLOGY (Palestijnse Geb.)

460

ZOA VLUCHTELINGENZORG (Jemen)

6.500

700

SFDYE-SOCIAL FUND FOR DEVELOPMENT YEMEN (Jemen)

28.875

10.232

34

Hoeveel mensen hebben toegang gekregen tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen op basis van de EUR 38.561.000? Kan dit ook worden onderverdeeld in projecten?

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste programma’s die bijdragen aan beleidsdoelstellingen op het gebied van WASH. De exacte cijfers over het aantal bereikte mensen in 2015 op het gebied van drinkwater en sanitatie worden momenteel verwerkt. Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

De prognose is dat via deze programma’s 780 000 personen toegang zullen krijgen tot drinkwater en 1,9 miljoen tot sanitatie.

Land/Regio

Projectnaam

Oost-Afrika

Peri urban sanitation

India

FINISH

Sub-Sahara Afrika

Empowering Selfhelp Sanitation

Afrika

A4A Building Bridges

Mozambique

UNICEF Mozambique 3 TOWNS

Kenya, Ghana, Mozambique

PPP Football for Water – KNVB

Sub-Sahara Afrika, Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika, Balkan

Sustainable Water Fund II

Mozambique

FUSP II Frisian Urban Sanitation Project

West- en Centraal-Afrika

UNICEF WCARO

Centraal- en Zuid-Amerika, Sub-Sahara Afrika, Zuid-Azië, Zuidoost-Azië

Water and Sanitation Program II 2013–2015

Sub-Sahara Afrika en zuid-Azië

Water Supply and Sanitation Collaborative Council, Phase II

35

Wat voor resultaten hebben de investeringen in integraal waterbeheer opgeleverd? Zijn deze onder te verdelen in projecten met bijbehorende doelen en resultaten?

Voor het overzicht van de resultaten van de investeringen in integraal waterbeheer zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

Een gedetailleerd overzicht van alle programma’s onder het begrotingsartikel voedselzekerheid is te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/opendata/ontwikkelingssamenwerking.

36

Waarom is er EUR 20 miljoen minder aan water besteed dan oorspronkelijk is begroot?

In 2015 is EUR 20 miljoen minder aan water besteed omdat de uitgaven in enkele landen zijn gestagneerd of stilgelegd als gevolg van fraude (Benin), politieke crises (Jemen), vertraging in de uitvoering (Mozambique) en een vertraagde ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst met de overheid (Rwanda).

37

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's klimaatbeleid? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Onder de landenprogramma’s klimaatbeleid vallen elf activiteiten die door de ambassades in Rwanda, Kenia, Mozambique, Indonesië en Suriname worden beheerd. Het merendeel wordt uitgefaseerd. De activiteiten, die worden voortgezet onder het nieuwe landenprogramma klimaat houden verband met het bevorderen van (1) toegang tot hernieuwbare energie en (2) versterken van de weerbaarheid (resilience) van de plaatselijke bevolking tegen de gevolgen van klimaatverandering. De drie activiteiten die zich op de eerste doelstelling richten vinden plaats in Indonesië, Rwanda en Mozambique.

Er is één activiteit die zich richt op de tweede doelstelling. Deze wordt uitgevoerd in Groot Virunga, een natuurgebied op de grens van DRC, Rwanda en Oeganda.

Voor het overzicht van de resultaten op het gebied van klimaat zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

38

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's milieubeleid; biodiversiteit en bossen? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Onder de landenprogramma's milieubeleid; biodiversiteit en bossen vallen drie activiteiten die door de ambassade in Colombia werden uitgevoerd. Het landenprogramma milieubeleid is inmiddels uitgefaseerd en deze activiteiten zijn in 2015 beëindigd.

Het betrof activiteiten gericht op het beschermen van het oerwoud in de Amazone. De Nederlandse financiering heeft bijgedragen aan het verbeteren van de monitoring van de bosarealen alsook op het algehele beheer van het oerwoud. Ook worden delen van het bosareaal onder REDD+ (reduce emissions from deforestation and forest degredation) gebracht. Een activiteit was gericht op verbetering van het waterbeheer in grote stoomgebieden in Colombia. De Nederlandse inzet was gericht op het ontwikkelen van de ruimtelijke ordening- en beheerplannen voor vier stroomgebieden met name om watervoorziening in de toekomst zeker te stellen.

39

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's klimaat, energie en milieutechnologie? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Onder de landenprogramma’s voor klimaat, energie en milieutechnologie vallen twee activiteiten die in Pakistan en Burundi worden uitgevoerd. De activiteit in Pakistan heeft als doel 300.000 huishoudens toegang te verschaffen tot hernieuwbare energie afkomstig van biogasinstallaties. Inmiddels zijn 5.360 biogasinstallaties geïnstalleerd ten behoeve van 40.000 mensen. In Burundi zijn twee waterkrachtcentrales gerehabiliteerd en zijn haalbaarheidsstudies gefinancierd voor twee hernieuwbare energie projecten.

40

Wat is de reden van de beperkte kasruimte in 2015, waardoor in 2015 minder verplichtingen konden worden aangegaan op het gebied van voedselzekerheid?

Vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte zijn betalingen doorgeschoven naar 2016. Het betreffen onder andere de programma’s 2SCALE (programma ter verbetering van inkomens en voedselzekerheid van kleine boeren en ondernemers in 9 Afrikaanse landen), G4AW (Geodata For Agriculture & Water), CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) en de landenprogramma’s van Benin, Oeganda en Rwanda.

41

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's SRGR & HIV/aids? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Landenprogramma’s binnen het speerpunt SRGR worden uitgevoerd in de partnerlanden Bangladesh, Benin, Burundi, Ethiopië, Jemen, Ghana, Mali, Mozambique.

Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage over 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat. De projecten en programma’s in deze landen dragen bij aan de resultaatgebieden zoals beoogd in de Kamerbrief van 7 mei 2012 over het Beleid voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten, inclusief HIV/aids. Dit zijn 1) voorlichting van en dienstverlening voor jongeren over seksualiteit, 2) betere toegang tot voorbehoedmiddelen, aidsremmers en andere medicijnen, 3) SRGR als onderdeel van toegankelijke en betaalbare basiszorg, en 4) meer respect voor de seksuele gezondheid en rechten van gediscrimineerde en kwetsbare groepen, bijvoorbeeld homoseksuelen, drugsgebruikers, prostituees of kindbruiden. Deze doelstellingen zijn per land uitgewerkt in specifieke interventies en vastgelegd in meerjarige strategische plannen. Per partnerland kan het om meerdere activiteiten gaan.

42

Waarom is er EUR 8,5 miljoen minder uitgegeven aan het United Nations Population Fund (UNFPA) dan oorspronkelijk was begroot?

De neerwaartse bijstelling van de reservering voor UNFPA in de begroting in 2015 was het gevolg van de wens om meer in te zetten op prioriteiten als kindhuwelijken en aidswezen, in lijn met het amendement Voordewind c.s. en meer te werken met organisaties die zich richten op key populations (men-having-sex-with-men’ drugsgebruikers en sekswerkers).

43

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

De inzet op vrouwenrechten en gendergelijkheid is gericht op 1) versterking van politieke participatie van vrouwen, 2) versterking van economische participatie van vrouwen, 3) bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes en 4) participatie van vrouwen in vredesonderhandelingen. Voorbeelden van de Nederlandse inzet op deze doelstellingen zijn:

  • In Syrië werden vrouwen ondersteund bij actieve participatie in de vredesonderhandelingen.

  • In Democratische Republiek Congo (DRC) werden advocaten getraind die slachtoffers van geweld tegen vrouwen ondersteunen bij waarheidsvinding en gerechtigheid.

  • In Egypte werden vaardigheidstrainingen gegeven aan vrouwen met politieke ambities.

  • In Colombia en Zuid-Soedan werden vrouwen ondersteund bij actieve participatie in vredesprocessen.

  • In Zuid-Soedan en in de MENA-regio werden vrouwen ondersteund bij hun deelname aan verkiezingen en politieke debatten.

  • Het FLOW-programma richtte zich in 2015 op capaciteitsversterking van 400 organisaties in meer dan 100 landen, waarbij de bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes, alsook bevordering van economische en politieke participatie van vrouwen centraal stond.

Een gedetailleerd overzicht van alle programma’s onder het landenprogramma gelijke rechten en kansen voor vrouwen is te vinden op https://www.rijksoverheid.nl/opendata/ontwikkelingssamenwerking.

Meer details over bereikte resultaten worden gedeeld in de resultatenrapportage over 2015 die uw Kamer in september toegaat.

44

Kan er een overzicht worden gegeven van de onderzoekprogramma's met gestelde doelen en geleverde resultaten?

In 2015 bestond het onderzoeksprogramma uit bijdragen aan de vijf kennisplatforms (Veiligheid en Rechtstaat, Voedselzekerheid, Water, SRGR en Inclusieve Ontwikkeling). Het doel van deze kennisplatforms is via onderzoek kennis verzamelen voor beleidsuitdagingen op de specifieke thema’s in partnerlanden. De platforms zijn een samenwerking tussen beleidsmakers, private sector, maatschappelijk middenveld en academici. Door deelname van deze verschillende actoren is het mogelijk om zowel academische als praktische en innovatieve kennis beschikbaar te krijgen. Vanuit de kennisplatforms zijn beleidsrelevante onderzoeken uitgezet en worden bijeenkomsten georganiseerd om kennis en ervaringen uit landen uit te wisselen die van nut zijn voor beleidsontwikkeling. De kennisplatforms vervullen een belangrijke kennismakelaarsrol. De onderzoeksresultaten worden vanaf 2017 verwacht.

45, 46

Kan een overzicht worden gegeven van de onderwijsprogramma's met gestelde doelen en geleverde resultaten? Op welke terreinen vinden de onderwijsprogramma's plaats? Hoeveel studenten worden onderwezen in de verschillende terreinen?

Kan een overzicht worden gegeven van de internationale hoger onderwijsprogramma's met gestelde doelen en geleverde resultaten? Op welke terreinen vinden de onderwijsprogramma's plaats? Hoeveel studenten worden onderwezen in de verschillende terreinen?

De inzet op hoger onderwijs bestaat uit twee programma’s die beide worden uitgevoerd door EP Nuffic, te weten:

  • 1) Netherlands Fellowship Programme (NFP): een programma gericht op de opleiding van mid-career professionals uit 51 lage en middeninkomenslanden. Het NFP bestaat uit drie onderdelen, a) beurzen voor mid-career professionals; b) training van groepen, via de zogenaamde «Tailor Made Trainingen» en c) opfriscursussen voor bursalen en hun werkgevers, via de zogenaamde refresher courses. Het programma is vraaggestuurd en afgestemd op lokale behoeften.

  • 2) Het Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE) heeft tot doel de duurzame versterking van opleidings- en trainingscapaciteit in partnerlanden. De projecten hebben een looptijd van gemiddeld vier jaar en zijn afgestemd op de behoeften binnen de gekozen speerpunten in die landen.

In lijn met de wens van de Kamer is binnen de projecten ruime aandacht voor het beroepsonderwijs. Zo zijn van de 179 gestarte NICHE projecten, er 66 expliciet gericht op het versterken van het beroepsonderwijs. Binnen die projecten worden onder meer curricula van onderwijsinstituten gemoderniseerd, praktijkdagen en stages ingevoerd en worden lokale bedrijven betrokken bij opleidingen. De aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt staat hierbij centraal.

De programma’s op het gebied van basisonderwijs zijn inmiddels afgesloten.

In 2015 hebben 1.691 personen deelgenomen aan de Netherlands Fellowship Programmes (NFP). In 2015 zijn de beurzen van het (NFP) als volgt over de speerpunten verdeeld:

Speerpunt

Beurzen

Middelen (EUR)

Voedselzekerheid

722

14.036.991

Seksuele en Reproductieve Gezondheidszorg en Rechten

112

3.160.336

Water

299

6.798.100

Veiligheid en Rechtstaat

122

2.878.828

Totaal

1.255

26.874.255

Voor 2015 ziet de verdeling van het Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE)-programma er als volgt uit:

Speerpunt

Middelen (EUR)

Voedselzekerheid

16.562.026

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)

8.232.830

Water

5.311.934

Veiligheid en Rechtstaat

4.466.497

Overig

4.469.785

Totaal

39.043.072

Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

47

Waarom is er EUR 16 miljoen minder uitgegeven aan een versterkt maatschappelijk middenveld dan oorspronkelijk was begroot?

Deze verlaging is grotendeels het gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte bij SNV (Stichting Nederlandse Vrijwilligers). In het laatste jaar van programmafinanciering heeft SNV eigen middelen kunnen genereren. De behoefte aan programmafinanciering binnen de overeenkomst met Buitenlandse Zaken was daardoor minder hoog. Daarnaast is voor enkele MFS II projecten (Medefinancieringsstelsel) de einddatum verschoven, waardoor betalingen opgeschoven zijn naar 2016.

48

Kunt u een overzicht geven van de uitgaven vanuit het Relief Fund in 2015, afgesplitst per crisis? Kunt u voorts een overzicht geven van de nog beschikbare middelen van het Relief Fund?

In 2015 is in totaal EUR 535 miljoen aan humanitaire hulp besteed, waarvan EUR 213 miljoen uit het Relief Fund. Zie ook de kamerbrief «besteding humanitaire hulp 2015 en indicatieve planning 2016» van 25 januari jl. (Kamerstuk 32 605, nr. 176)

Van de EUR 535 miljoen is EUR 301.9 miljoen besteed aan de volgende crises:

Syrië regio

174.5

Irak

25.3

Jemen

20.6

Ethiopië

15.6

Zuid-Sudan

12.9

Centraal Afrikaanse Republiek

9.6

Ebola

9.5

Nepal

8.8

Hoorn van Afrika

8.7

Nigeria

5.0

Vanuatu

2.5

Grote Meren

2.2

Democratische Republiek Congo

2.1

Sudan

2.1

Oekraïne

1.5

START Fund

1.0

Daarnaast is EUR 219 miljoen besteed via ongeoormerkte bijdragen aan:

United Nations – Central Emergency Response Fund (CERF)

55

International Committee of the Red Cross (ICRC)

40

World Food Programme (WFP)

36

United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR)

33

United Nations Children’s Fund (UNICEF)

15

Nederlandse Rode Kruis (NRK)

15

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)

15

United Nations – Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA)

5

Artsen zonder Grenzen (AzG)

5

Tenslotte is EUR 14.1 miljoen besteed aan thematische uitgaven, waaronder innovatie, paraatheid en verbeteringen van het humanitair systeem.

Het Relief Fund bedroeg bij de oprichting EUR 570 miljoen. In 2014 is EUR 100 miljoen uitgegeven en in 2.015 EUR 213 miljoen. De beschikbare middelen van het Relief Fund bedroegen aan het begin van 2.016 EUR 257 miljoen. Conform de naar uw Kamer gestuurde indicatieve planning voor 2016 (Kamerstuk 32 605, nr. 176), zal in 2.016 EUR 200 miljoen uit het Relief Fund worden uitgegeven. Voor 2017 resteert nog EUR 57 miljoen.

49

Hoeveel bedroeg de bijdrage van andere EU-lidstaten en multilaterale organisaties in 2015 in Syrië?

Hieronder een overzicht van de bijdragen van andere EU-lidstaten.

Land

Bijdrage

Verenigd Koninkrijk

USD 358 miljoen

Europese Commissie

USD 194 miljoen

Germany

USD 102 miljoen

Noorwegen

USD 80 miljoen

Zwitserland

USD 47 miljoen

België

USD 31 miljoen

Denemarken

USD 27 miljoen

Zweden

USD 19 miljoen

Ierland

USD 9 miljoen

Finland

USD 9 miljoen

Frankrijk

USD 9 miljoen

Italië

USD 8 miljoen

Oostenrijk

USD 7 miljoen

50

Voor hoeveel is er gestort op en onttrokken aan het Relief Fund sinds de start van dit fonds? Kan hiertoe een overzicht gegeven worden met het startsaldo, alle mutaties en het huidig saldo? Zo nee, waarom niet?

Het Relief Fund bedroeg bij de oprichting EUR 570 miljoen. In 2014 is EUR 100 miljoen uitgegeven en in 2.015 EUR 213 miljoen. De beschikbare middelen van het Relief Fund bedroegen aan het begin van 2.016 EUR 257 miljoen. Conform de naar uw Kamer gestuurde indicatieve planning voor 2016, zal in 2.016 EUR 200 miljoen uit het Relief Fund worden uitgegeven. Voor 2017 resteert nog EUR 57 miljoen (Kamerstuk 32 605, nr. 176).

51

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's legitieme en capabele overheid? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

De projecten binnen legitieme en capabele overheid richten zich op het vergroten van de effectiviteit van de overheid wat betreft capaciteit. De legitimiteit voor de burger wordt vergroot als de overheid in staat is diensten te leveren en als de overheid geen (groepen) burgers uitsluit.

De organisaties en projecten die binnen dit beleidsdoel worden ondersteund, zijn:

  • Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voor de uitvoering van het Local Government Capacity Building Programme.

  • The Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD).

  • De NGO SPARK voor bevordering van de politieke (en economische) participatie van jongeren in landen als de Palestijnse Gebieden, Burundi of Zuid-Sudan.

  • International IDEA voor advisering over grondwetshervormingen en verkiezingen in diverse landen.

  • De NGO AWEPA (Association of European Parliamentarians with Africa), voor de professionalisering van het parlement in Somalië en Zuid-Sudan (deelstaatniveau).

  • De European Endowment for Democracy, voor de rol van het maatschappelijk middenveld in transitielanden.

  • Transparency International voor het publiceren van de corruptie index.

  • In kaart brengen en verminderen van corruptierisico’s in de defensiesector in een groot aantal Afrikaanse landen.

Deze programma’s worden uitgevoerd in Afrika, Midden-Oosten en Azië, met een nadruk op de Hoorn van Afrika (met name Somalië), Grote Meren (Burundi, Rwanda, Uganda), Noord-Afrika (Tunesië) en Zuid-Soedan.

Over de behaalde resultaten zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

52

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's functioneren rechtsorde Midden-Amerika? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

In Midden-Amerika worden op het gebied van functionerende rechtsorde drie regionale activiteiten en een landenspecifiek programma voor Guatemala gefinancierd. Dit zijn:

  • 1) een samenwerking met SICA (regionale samenwerkingsorganisatie) gericht op het bestrijden van geweld tegen vrouwen en mensenhandel.

  • 2) een programma van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), dat streeft naar verbetering van toegang tot rechtspraak door opleiding van erkende conflictbemiddelaars in rurale gebieden.

  • 3) een project van het CEPREV (NGO die zicht richt op bestrijding van geweld), voor activiteiten tegen geweld onder jongeren in El Salvador, Guatemala, Honduras en Nicaragua.

  • 4) ondersteuning van het programma van de Comision Internacional contra la Impunidad en Guatemala (CICIG) dat zich richt op het verbeteren van de relaties tussen uitvoerende en wetgevende macht en het tegengaan van corruptie en straffeloosheid in Guatemala.

Over de behaalde resultaten van genoemde programma's zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage 2015 die uw Kamer later dit jaar toegaat.

53

Welke projecten in welke landen worden uitgevoerd onder de landenprogramma's functionerende rechtsorde? Welke doelen zijn gesteld en welke resultaten hebben deze projecten tot nog toe opgeleverd?

Landenprogramma’s op het gebied van functionerende rechtsorde worden uitgevoerd in Afghanistan, Burundi, Ethiopië, Indonesië, Kenia, Mali, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Rwanda en Zuid Soedan. De projecten en programma's in deze landen dragen bij aan de beleidsdoelstellingen op het gebied van functionerende rechtsorde waaronder: 1. bevordering van toegankelijkheid van de rechtspraak; 2. versterking van juridische instellingen; 3) onafhankelijkheid van de rechtspraak; en 4. effectieve aanpak van mensenrechtenschendingen en ernstige misdrijven in conflict. Deze doelstellingen zijn per land uitgewerkt in een meerjarig strategisch plan en een aantal specifieke interventies, zoals capaciteitsversterking van de juridische sector, ondersteuning van ombudsmannen, juridisch empowerment, mensenrechten training van politie, (ambulante) centra voor juridische bijstand, training van para-juridische staf.

Over de behaalde resultaten in 2015 zal nader worden gerapporteerd in de resultatenrapportage die uw Kamer later dit jaar toegaat.

54

Hoeveel is nog beschikbaar binnen het Noodhulpfonds voor 2016 en 2017?

Het Relief Fund bedroeg bij de oprichting EUR 570 miljoen. In 2014 is EUR 100 miljoen uitgegeven en in 2.015 EUR 213 miljoen. De beschikbare middelen van het Relief Fund, bedroegen aan het begin van 2.016 EUR 257 miljoen. Conform de naar uw Kamer gestuurde indicatieve planning voor 2016, zal in 2.016 EUR 200 miljoen uit het Relief Fund worden uitgegeven. Voor 2017 resteert nog EUR 57 miljoen.

55

Hoe is het verschil te verklaren tussen de begroting en de realisatie op artikel 5.3 onder «diversen: migratie en ontwikkeling»?

Op dit artikelonderdeel is meer uitgegeven dan begroot naar aanleiding van het kabinetsbesluit om extra te investeren in het bevorderen van terugkeer vanuit Nederland. Dit is aangewend voor:

  • individuele ondersteuning aan terugkerende uitgeprocedeerde asielzoekers.

  • programma's in de Hoorn van Afrika en in de Syrië regio om de bescherming van vluchtelingen te verbeteren (met speciale aandacht voor vrouwen en meisjes).

  • landen te helpen bij het opbouwen van een volwaardig asielsysteem.

  • spanningen tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen te verminderen.

  • mogelijkheden voor vluchtelingen te vergroten om buiten de vluchtelingenkampen te mogen wonen, werken en onderwijs te volgen.

  • bijdrage aan het door Nederland geleide EU-programma voor versterkte opvang in de Hoorn van Afrika (het EU Regional Development and Protection Programme).

  • enkele programma's die diaspora in Nederland in staat stellen bij te dragen aan de ontwikkeling van hun herkomstlanden, via kennisoverdracht of het opzetten van een onderneming ter plaatse (onder meer in Somalië, Sierra Leone en Afghanistan).

  • vrijwillige terugkeer (met hulp van Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)) te faciliteren van slachtoffers van mensenhandel en van migranten die onderweg naar Europa zijn gestrand in landen als Marokko en Egypte.

56

Hoeveel is er in 2015 totaal verloren gegaan aan malversaties?

Het departementaal jaarverslag 2015 geeft inzicht in alle bewezen malversaties van het verslagjaar. Bij sommigen van deze bewezen malversaties is Nederlands geld gemoeid, bij andere gevallen niet. In 2015 konden negen gevallen van malversaties als bewezen worden aangemerkt (zeven uit 2015 en twee uit 2014). Bewezen gevallen van malversaties betekent nog niet automatisch dat geld definitief verloren is gegaan. Bij vier gevallen heeft de contractpartij het gemalverseerde bedrag voor eigen rekening genomen. Bij een geval was er geen financiële schade. Bij twee gevallen konden de gemalverseerde bedragen succesvol worden teruggevorderd. Bij de resterende twee gevallen loopt momenteel voor een totaalbedrag van ruim EUR 34.000 een invorderingsprocedure.

57

Kunt u een stand van zaken geven inzake de malversatie in Benin?

Naar aanleiding van de gemelde fraude eind 2014 binnen het door Nederland gefinancierde waterprogramma PPEA-II in Benin, heeft de Minister voor BHOS op 6 mei 2015 besloten het programma voortijdig te beëindigen en de bilaterale relatie met Benin tijdelijk op te schorten. Met betrekking tot een eventuele hervatting van het programma heeft de Minister een viertal voorwaarden gesteld. Aan deze voorwaarden is inmiddels grotendeels voldaan. Het forensische audit rapport dat werd geschreven door het bureau Kroll is gepresenteerd en de inhoud is op hoofdlijnen in een persconferentie publiek gemaakt door de Auditeur Generaal. Verder heeft het Beninse Openbaar Ministerie, zich ingespannen met betrekking tot de rechtsvervolging van, onder andere, de ex-minister van Water. Het verzoek van voormalig President Boni Yayi aan het Beninse parlement om de immuniteit van de voormalige Minister van Water (nu parlementslid) op te heffen, werd afgewezen. Op basis van de getoonde inspanningen heeft de Minister voor BHOS eind augustus besloten de bilaterale relatie, onder voorwaarden, te hervatten (zie Kamerstuk 34 000 XVII, nr. 47).

De Beninse overheid is op de hoogte gesteld dat het programma PPEA-II zal worden afgesloten en dat het verduisterde bedrag van EUR 4,2 miljoen ten laste komt van de Beninse overheid. De Beninse overheid heeft op 29 februari 2016 dit bedrag overgemaakt aan de Nederlandse ambassade in Cotonou. Hiermee is het project afgesloten.

Naar boven