34 456 Voorstel van wet van het lid Verhoeven tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES teneinde enkele bijzondere bepalingen inzake belediging van staatshoofden en andere publieke personen en instellingen te doen vervallen

Nr. 11 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN KOOPMANS EN KUIKEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 7 februari 2018

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel E, wordt het voorgestelde artikel 267 als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening».

2. Voor onderdeel 1 worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • 001°. de Koning;

  • 01°. de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens echtgenoot, of de Regent;.

3. In onderdeel 1 wordt na «een substituut-ombudsman» ingevoegd «gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening».

4. In onderdeel 2 wordt «een ambtenaar,» vervangen door «een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,».

II

In artikel II, onderdeel F, wordt het voorgestelde artikel 279 als volgt gewijzigd:

1. Na «indien de belediging wordt gedaan aan» wordt ingevoegd «:

  • 1°. de Koning;

  • 2°. de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens echtgenoot, of de Regent;».

2. Voor «een rechter» wordt de aanduiding «3°.» ingevoegd.

Toelichting

De indieners steunen het streven van het wetsvoorstel om de strafbaarstelling van belediging van het hoofd of een lid van de regering van een bevriende staat, zoals momenteel gegeven in artikel 267 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, te schrappen. De indieners steunen verder het streven van het wetsvoorstel om de strafbaarstelling van majesteitsschennis in een aparte delictsbepaling te schrappen. Maar zonder het onderhavig amendement zou het wetsvoorstel ertoe leiden dat de Koning helemaal geen bijzondere bescherming meer ontvangt, en dus bijvoorbeeld ook zelf aangifte zou moeten doen van persoonlijk ervaren belediging, aangezien de Koning in het wetsvoorstel gelijk gesteld wordt met een burger. Dit terwijl ambtenaren op grond van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht een bijzondere bescherming behouden, met name doordat voor vervolging geen aangifte is vereist, en door de mogelijkheid van beperkte strafverhoging. Het wetsvoorstel zou zonder dit amendement tot resultaat hebben dat bijvoorbeeld een ambtenaar meer bescherming krijgt dan de Koning. Het ware beter als de Koning, de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens echtgenoot, of de Regent op dezelfde wijze worden behandeld als een rechter, de Nationale ombudsman, een substituut-ombudsman of een ambtenaar. Ten behoeve van jurisprudentiële duidelijkheid vermelden de indieners dat het amendement geen additionele strafbaarheidsvereisten invoert, zoals dat de belediging door de betrokkenen ook als zodanig ervaren wordt. Dit amendement regelt een gelijkluidende bescherming in het Wetboek van Strafrecht BES.

Koopmans Kuiken

Naar boven