Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2016
Op 4 februari jl. heb ik uw Kamer het ontwerpbesluit schadevergoeding net op zee (hierna:
ontwerpbesluit) toegezonden in het kader van de voorhangprocedure die op dit ontwerpbesluit
van toepassing is. Per brief van 10 februari jl. (kenmerk 158770.01u) heeft de vaste
commissie voor Economische Zaken aangegeven van mening te zijn dat deze voorhang prematuur
is, aangezien de bepaling waarop de voorhangprocedure is gebaseerd onderdeel uitmaakt
van het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren
doelstellingen Energieakkoord) (hierna: wetsvoorstel) dat op dat moment nog in behandeling
was bij de Tweede Kamer. De vaste commissie heeft aangegeven het ontwerpbesluit te
willen betrekken bij de behandeling van het wetsvoorstel en heeft mij verzocht om
geen onomkeerbare stappen te zetten, zoals het ter advisering voorleggen van het ontwerpbesluit
aan de Raad van State, voordat het ontwerpbesluit door uw Kamer is behandeld.
Om de doelstellingen voor hernieuwbare energie uit het Energieakkoord te halen is
het van belang dat het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in werking treedt. Het tijdpad
is uiteengezet in Kamerstukken II 2015/16, 31 510, nr. 51. Het wetsvoorstel verplicht tot het stellen van de regels die in het ontwerpbesluit
zijn opgenomen. Bovendien is het voor de tenders van de windparken op zee van belang
dat belangstellende partijen vooraf zekerheid hebben over het kader waarbinnen de
windparken gerealiseerd moeten worden. De regels voor schadevergoeding bij te late
oplevering of verstoring van het net op zee, die met het (ontwerp)besluit zijn opgenomen,
vormen een belangrijk onderdeel van dat kader. Derhalve wordt ook met betrekking tot
het ontwerpbesluit gestreefd naar zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.
De door de vaste commissie voorgestelde werkwijze, namelijk het opschorten van de
voorhangtermijn tot de start van de behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer,
zie ik als een begaanbare weg. Op deze wijze kan uw Kamer het ontwerpbesluit gezamenlijk
behandelen met het wetsvoorstel.
Daarbij merk ik wel op dat het voorleggen van het ontwerpbesluit aan de Afdeling advisering
van de Raad van State niet gekwalificeerd kan worden als een onomkeerbare stap, aangezien
nadien aanpassing mogelijk is, al dan niet na nieuwe raadpleging van de Afdeling advisering
van de Raad van State. Indien het ontwerpbesluit pas na behandeling van het wetsvoorstel
door uw Kamer voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State zou worden
voorgelegd, kan het ontwerpbesluit niet tijdig in werking treden. Om deze reden zal
ik het ontwerpbesluit vier weken na de start van de voorhangprocedure aan de Afdeling
advisering van de Raad van State voorleggen. Op deze wijze kan het krappe tijdschema,
zoals toegelicht in mijn brief van 22 januari 2016, worden gehaald, terwijl uw Kamer
alle ruimte behoudt bij de behandeling van zowel het wetsvoorstel als het ontwerpbesluit.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp