34 359 Tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of die voornemens zijn zich aan te sluiten bij terroristische strijdgroepen en inzake het weigeren en intrekken van beschikkingen bij ernstig gevaar voor gebruik ervan voor terroristische activiteiten (Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding)

Nr. 12 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN TONGEREN EN SWINKELS

Ontvangen 28 april 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

  • 1. Onverwijld na bekendmaking van een besluit tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 3 stelt Onze Minister de rechtbank die bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen dat besluit hiervan in kennis.

  • 2. Zodra de rechtbank de in het eerste lid bedoelde kennisgeving heeft ontvangen, wordt degene tot wie het besluit zich richt geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit en de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak te hebben verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht houdende schorsing van de werking van het besluit, tot uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde verzoek schorst de werking van het in het eerste lid bedoelde besluit tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.

  • 4. De voorzieningenrechter doet binnen twee dagen uitspraak op het in het tweede lid bedoelde verzoek.

Toelichting

Dit amendement voorziet in de introductie van een rechterlijke machtiging achteraf voor de toepassing van de voorgestelde bestuurlijke maatregelen. Deze maatregelen behelzen een vergaande ingreep in burgerlijke vrijheden, waarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet worden betracht. Rechterlijke tussenkomst bij de toepassing van deze maatregelen is daarom geïndiceerd.

Dat wordt in dit amendement bewerkstelligd door de Minister van VenJ te verplichten van het besluit tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel onverwijld kennis te geven aan de rechtbank (4a, eerste lid). Die kennisgeving geldt van rechtswege als het instellen van beroep door de betrokkene én van rechtswege als een verzoek om een voorlopige voorziening tot schorsing van het besluit (4a, tweede lid). Aan het verzoeken om een voorlopige voorziening wordt in het derde lid schorsende werking toegekend. Dit alles heeft tot gevolg dat het opleggingsbesluit géén werking kan krijgen voordat een rechter daarover uitspraak heeft gedaan. Om spoedige werking van een maatregel én spoedige duidelijkheid voor de betrokkene te bewerkstelligen is in het vierde lid een termijn van twee dagen verbonden aan de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Van Tongeren Swinkels

Naar boven