34 333 Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg

34 775 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018

E1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 mei 2018

Tijdens de schriftelijke behandeling van het voorstel tot Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg, is aandacht gevraagd voor nabestaanden die als gevolg van het overlijden van de partner niet meer verdragsgerechtigd zijn, omdat zij een niet-wettelijk nabestaandenpensioen ontvangen.2 Gevraagd is te onderzoeken of het nabestaanden- / bedrijfspensioen ter voorkoming van deze ongewenste switch ook kan worden opgenomen in Bijlage XI van Verordening (EG) nr. 883/2004.3 De regering heeft zich bereid verklaard de wenselijkheid van dit verzoek nader te onderzoeken en de Kamer separaat over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren. Met de brief van de bewindspersonen van VWS van 12 maart 2018 in reactie op het rappel toezeggingen is de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport4 hierover geïnformeerd.5

Naar aanleiding hiervan is op 17 april 2018 een brief gestuurd aan de Minister voor Medische Zorg en Sport.

De Minister heeft op 28 mei 2018 geregeerd.

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister voor Medische Zorg en Sport

Den Haag, 17 april 2018

Tijdens de schriftelijke behandeling van het voorstel tot Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende zorg, heeft de CDA-fractie aandacht gevraagd voor nabestaanden die als gevolg van het overlijden van de partner niet meer verdragsgerechtigd zijn, omdat zij een niet-wettelijk nabestaandenpensioen ontvangen.6 De leden van de CDA-fractie hebben daarbij gevraagd of het nabestaanden- / bedrijfspensioen ter voorkoming van deze ongewenste switch ook kan worden opgenomen in Bijlage XI van Verordening (EG) nr. 883/2004.7 De regering heeft zich bereid verklaard de wenselijkheid van dit verzoek nader te onderzoeken en de Kamer separaat over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren.

Met de brief van de bewindspersonen van VWS van 12 maart jl. in reactie op het rappel toezeggingen is de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hierover geïnformeerd.8 Gezien deze nogal summiere toelichting hebben de leden van de CDA-fractie nog enkele vragen. Zij vernemen graag welke actie de regering heeft ondernomen of nog zal ondernemen om in Bijlage XI het nabestaanden- / bedrijfspensioen op te nemen. Immers, in de tekst inzake de herziening van Verordening 883/2004, die nu voorligt in het Europees Parlement, zijn deze pensioenen niet opgenomen.

Is de regering het overigens eens met de stelling dat VUT- / vroegpensioenregelingen − zijnde niet-wettelijke regelingen − die nu wel zijn opgenomen in de genoemde bijlage in principe niet afwijken van de niet-wettelijke nabestaanden- / bedrijfspensioenen?

De leden van de CDA-fractie leggen de regering tot slot de volgende casus voor. Van een verdragsgerechtigd echtpaar, wonend in het buitenland, overlijdt 3 maanden voor de pensioen-/ AOW-leeftijd een partner. De overblijvende partner is 66,5 jaar − dus nog niet AOW-gerechtigd en zonder recht op Anw-pensioen, doch wel een Nederlands nabestaanden- / bedrijfspensioen − moet zich dan voor een periode van enkele maanden verzekeren tegen ziektekosten in het land van woonplaats. Met het bereiken van de AOW-leeftijd wordt de nabestaande vanwege de AOW weer verdragsgerechtigd in Nederland. De leden van de CDA-fractie vernemen graag de reactie van de regering hierop.

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 11 mei 2018.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J.Th. Martens

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2018

In uw brief van 17 april jl. met kenmerk 159915.26u heeft u aangegeven dat de leden van de CDA-fractie nog enkele vragen hebben aangaande het niet-wettelijk nabestaandenpensioen. In deze brief ga ik in op de vragen van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag welke actie de regering heeft ondernomen of gaat ondernemen om in Bijlage XI het nabestaanden-/bedrijfspensioen op te nemen. De leden van de CDA-fractie zien het voorstel van Nederland op dit moment nog niet terug in de tekst van de herziening van Verordening (EG) nr. 883/04 zoals deze op dit moment in het Europees Parlement voorligt.

Het is correct dat de door Nederland voorgestelde wijziging van Bijlage XI nog niet te zien is in de versie van de tekst zoals deze op dit moment in het Europees Parlement voorligt. Op dit moment zijn de onderhandelingen in de raadswerkgroep over de door de Europese Commissie voorgestelde wijziging gaande. In deze werkgroep heeft Nederland een nota met een voorstel tot wijziging van Bijlage XI ingediend. In de nota van Nederland wordt in Bijlage XI aan onderdeel 1 onder f een gedachtestreepje toegevoegd met de tekst «benefits awarded to surviving relatives, receiving survivor’s benefits under one or more of the abovementioned regulations». Het voorstel van Nederland voor de wijziging van Bijlage XI zal meelopen met het reguliere wetgevingstraject en wordt van kracht wanneer het door de Raad en het parlement wordt aangenomen. Het feit dat de wijziging van Bijlage XI meeloopt met het reguliere wetgevingstraject in Brussel, maakt dat het op dit moment onbekend is wanneer het voorstel door de Raad en het Europees Parlement gezamenlijk wordt aangenomen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering het eens is met de stelling dat VUT-/vroegpensioenregelingen – zijnde niet wettelijke regelingen – die nu wel zijn opgenomen in de genoemde bijlage in principe niet afwijken van de niet-wettelijke nabestaande-/bedrijfspensioenen. De regering is het niet eens met deze stelling. De verordening is alleen van toepassing op wettelijke pensioenen. De Nederlandse regering heeft ervoor gekozen om door middel van inschrijving op Bijlage XI een aantal regelingen gelijk te stellen met wettelijke pensioenen voor zover het gaat om aanspraken op zorg ten laste van Nederland.

Dit betreft onder andere regelingen die voorheen wettelijk geregeld waren, zoals de Algemene burgerlijke pensioenwet, de algemene militaire pensioenwet en de spoorwegpensioenwet. Daarnaast ook de VUT-/prepensioenregelingen maar ook uitkeringen aan militairen en ambtenaren ingevolge een regeling van overtolligheid of functioneel leeftijdsontslag.

Ten aanzien van de VUT-regelingen in het bijzonder geldt dat deze op basis van artikel 3, eerste lid onder d Ziekenfondswet juncto artikel 1 onder g Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet een rechtsgrond vormden voor een ziekenfondsverzekering. Dit gold niet voor een bedrijfspensioen. Op basis hiervan stond de VUT-regeling op Bijlage VI van Verordening (EG) nr. 1408/71. Bij de totstandkoming van Verordening (EG) 883/04 zijn de regelingen overgenomen op Bijlage XI.

Ten slotte beschrijven de leden van de CDA-fractie een casus en vragen mijn reactie hierop. De casus betreft een verdragsgerechtigd echtpaar, wonend in het buitenland, waarvan 3 maanden voor de pensioen- / AOW-leeftijd een partner overlijdt. De overblijvende partner is 66,5 jaar. Hij/zij is dus nog niet AOW-gerechtigd en heeft geen recht op Anw-pensioen, maar heeft wel recht op een Nederlands nabestaanden-/bedrijfspensioen. Met het bereiken van de AOW-leeftijd wordt de nabestaande vanwege het ontvangen van een AOW-pensioen zelfstandig verdragsgerechtigd in Nederland. Voor de tussenliggende periode van enkele maanden dient hij zich in het woonland te verzekeren voor zorg.

Ik begrijp dat mensen het als onwenselijk ervaren om voor een korte termijn ter overbrugging een ziektekostenverzekering in het woonland te moeten afsluiten. Bij bestudering van deze problematiek bleek dat bij de privatisering van bepaalde pensioenen, de ouderdoms- en invaliditeitspensioenen wel op de bijlage geplaatst zijn, maar de daarbij behorende nabestaandenpensioenen niet. Door middel van de eerder genoemde door Nederland voorgestelde toevoeging aan Bijlage XI worden deze nabestaandenpensioenen toegevoegd aan de lijst. Dit betekent dat nabestaanden die een nabestaandenpensioen ontvangen onder één van de regelingen die op Bijlage XI staan, ook als verdragsgerechtigde worden aangemerkt. In dergelijke gevallen zal het niet meer voorkomen dat nabestaanden voor een tussenliggende periode verzekerd moeten worden in het woonland. De nabestaanden blijven dan verdragsgerechtigd in de zin van de Verordening.

Voor andere nabestaande-/ bedrijfspensioenen zal het kunnen voorkomen dat nabestaanden zich in het woonland moeten verzekeren totdat ze zelfstandig verdragsgerechtigd worden. De enige wijze waarop de dit te allen tijde voorkomen kan worden, is door het bijschrijven van alle andere nabestaanden-/ bedrijfspensioenen op Bijlage XI van de verordening.

Dit zou vergaande consequenties hebben en zou geen recht doen aan het uitgangspunt van de Verordening dat deze Verordening alleen van toepassing is op wettelijke pensioenen.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Minister voor Medische Zorg en Sport, B.J. Bruins


X Noot
1

Letter E heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 34 333.

X Noot
2

Kamerstukken I 2016/17, 34 333, B, p. 4 en 34 333, C, p. 5.

X Noot
3

Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

X Noot
4

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), De Grave (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Schnabel (D66), Wezel (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA).

X Noot
5

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 XVI, F, p. 7–8 (toezegging T02403).

X Noot
6

Kamerstukken I 2016/17, 34 333, B, p. 4 en 34 333, C, p. 5.

X Noot
7

Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

X Noot
8

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 XVI, F, p. 7–8 (toezegging T02403).

Naar boven