34 331 Aanpassing van onder meer de Wet studiefinanciering BES met het oog op codificatie van de ontstane uitvoeringspraktijk van de studiefinanciering BES, verruiming van het toepassingsbereik van de studiefinanciering BES naar Canada en doorvoering van diverse technische verbeteringen en kleine beleidsmatige wijzigingen (Aanpassingswet studiefinanciering BES)

Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 december 2015

Graag dank ik de leden van de verschillende fracties voor hun bijdrage aan het voorliggende wetsvoorstel. Hierna ga ik in op de vragen en opmerkingen.

1. Inleiding

Tot mijn genoegen constateer ik dat de leden van de VVD-fractie en de D66-fractie aangeven kennis te hebben genomen van het voorliggende wetsvoorstel en dat de fractie van de PvdA zich kan vinden in het voorliggend wetsvoorstel.

2. Overige wijzigingen

2.1 Overgangsbepaling voorziening in de huisvesting

De leden van PvdA-fractie vragen omtrent de onderwijshuisvesting of deze wet er niet voor zorgt dat het drukmiddel om vernieuwing en verbetering van onderwijshuisvesting tijdig te realiseren, op de lange baan geschoven dreigt te worden. Wat zijn de oorzaken dat de deadline niet gehaald is, en op welke wijze is gewaarborgd dat dit alsnog zo snel mogelijk geregeld wordt? Wanneer wordt een nieuwe datum bepaald, en wat zal die datum zijn? De leden vinden het belangrijk dat dit zo snel mogelijk gebeurt.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten waarom het project pas zo laat klaar is. Wat is de grootste belemmering? Ziet de regering kansen om dit proces te versnellen, zo vragen de genoemde leden.

Tot en met 2017 geldt in de wetgeving een overgangssituatie op basis waarvan de onderwijshuisvestingsplannen mogelijk zijn. Na dat jaar valt alles terug op de normale regels en worden de openbare lichamen zelf – in beginsel zonder verdere OCW-bemoeienis – verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting. Voordat de verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting op een verantwoorde manier aan de eilandsbesturen kan worden overgedragen, moeten de huisvestingsplannen voor de scholen in Caribisch Nederland volledig worden uitgevoerd. De uitvoering geschiedt tot dat moment in eilandelijke stuurgroepen waarin het Ministerie van OCW is vertegenwoordigd. De verlenging van de overgangsbepaling zorgt er juist voor dat het Ministerie van OCW druk kan blijven houden op de vernieuwing en verbetering van de onderwijshuisvesting.

De oorzaak dat dit project vertraging oploopt, is een combinatie van de beperkte bouwcapaciteit op de eilanden, de kleinschaligheid van de eilanden en het Europees moeten aanbesteden. Vanwege die factoren is de deadline van 31 december 2017 te knellend en de realisatie te onzeker. Een aanzienlijk aantal projecten is overigens reeds afgerond.

Zodra de realisatie van de overige, thans onderhanden onderwijshuisvestingsplannen in zicht komt, zal een koninklijk besluit worden gemaakt waarin de verantwoordelijkheden definitief worden overgedragen aan de openbare lichamen. In principe moet dat uiterlijk 31 december 2020 kunnen, maar indien de projecten eerder zijn afgerond geeft dit voorstel ook de ruimte om eerder tot overdracht van de verantwoordelijkheden te besluiten.

2.2 Wijzigingen WSF 2000

De leden van de PvdA-fractie vernemen omtrent de verhoogde boete graag welke onderbouwing er is voor de keuze van het nieuwe boetebedrag.

Verhoging van het bedrag voor onterecht bezit van het studentenreisproduct is nodig om het onterecht gebruik daarvan verder te ontmoedigen. Een verhoging van het huidige bedrag van € 97 per halve maand met circa 50 procent tot € 150 per halve maand vermindert de gevallen waarin het niet stopzetten van het reisproduct financieel voordeliger is dan de aanschaf van een abonnement of losse vervoersbewijzen en voorkomt daarmee dat het aantrekkelijk blijft om het reisproduct niet stop te zetten.

Voor de bepaling van de hoogte van het bedrag is vooral gekeken naar de «treinrelatie» tussen steden met veel werkgelegenheid en inwoners als Utrecht, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Eindhoven in de vorm van een traject vrij abonnement (ca. € 340 per maand) en een netabonnement bus, tram en metro (€ 273,30 per maand). Afgezet tegen deze reële, commerciële alternatieven wordt duidelijk wat de financiële waarde is van het studentenreisrecht voor de gebruiker. De gekozen hoogte van het boetebedrag ligt dicht in de buurt van deze waarde, maar nog steeds onder de waarde die het reisrecht heeft voor sommige intensieve gebruikers.

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering voornemens is om het boetebedrag bij het niet stopzetten van het reisproduct te verhogen naar 150 euro per halve maand. Kan de regering een overzicht, uitgesplitst per maand na het verloop van het reisrecht, opstellen met de aantallen personen die hun studentenreisproduct hebben laten doorlopen?

De aantallen voor de jaren 2014 en 2015 zitten in bijgevoegd overzicht.1 Leeswijzer: in januari 2015 ontstond bij 2240 personen een nieuwe vordering, bij 1375 van die groep ontstond in februari weer een vordering, in april nog 982, enzovoorts. Uit het overzicht kan aldus worden afgeleid op hoeveel personen een vordering ontstaat en op hoeveel personen de onterechte situatie blijft voortbestaan.

Kan de regering aangeven voor welke groepen personen het laten doorlopen van het reisrecht voordelig is? Kan de regering aangeven hoe ver personen moeten reizen om voordeliger uit te zijn?

Voor calculerende oud-studenten die thans meer OV-kosten maken dan € 97 per halve maand en na doorvoering van de verhoging van de boete meer dan € 150 per halve maand is het voordelig om het reisrecht te laten doorlopen.

Omdat niet alleen de afstand maar ook de frequentie van reizen en wel of niet reizen in de spits meespeelt is het niet mogelijk één bepaalde afstand te noemen.

Voorts vragen deze leden of de regering onderzoek heeft gedaan naar de voornaamste redenen van (oud-)studerenden om het studentreisproduct door te laten lopen. Is het een bewuste keuze van deze personen of zijn zij er niet mee bekend dat het reisrecht vervallen is?

De regering heeft geen onderzoek gedaan naar de motivatie. DUO informeert studenten op verschillende manieren over de verplichting het reisproduct tijdig stop te zetten.

  • Indien de einddatum van de studie bij DUO bekend is, wordt de student in oktober of november van het daaraan voorafgaande jaar in een brief gewezen op de verplichting het reisproduct tijdig stop te zetten;

  • Een maand voordat het reisproduct stopgezet moet worden, ontvangt de student daarover (nogmaals) bericht;

  • Studenten die hun studiefinanciering via MIJNDUO stopzetten, krijgen direct een melding dat het reisproduct stopgezet moet worden bij een ophaalautomaat. Ook in de bevestigingsmail van MIJNDUO staat de oproep tot stopzetten bij een ophaalautomaat;

  • DUO zendt maandelijks een Twitter-bericht richting de DUO-volgers met daarin de oproep het studentenreisproduct tijdig te stoppen bij een ophaalautomaat;

  • De openbaarvervoerbedrijven hebben op websites en in folders informatie opgenomen over de verplichting om het reisproduct tijdig stop te zetten;

  • De wijze van stopzetten wordt duidelijk uitgelegd op DUO.nl en studentenreisproduct.nl.

De leden vragen tevens of de regering heeft overwogen om de boete geleidelijk, bijvoorbeeld na de tweede maand na het verloop van het reisrecht, te verhogen? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet?

Dat is op verzoek van de studentenbonden overwogen. Echter, de principiële keuze die gemaakt is, is dat onterecht bezit van het studentenreisproduct per definitie onwenselijk is. Net als bij andere boetes te doen gebruikelijk, is het overtreden van de norm de reden voor het geven van de boete. Hier is de norm dat het onterecht is dat iemand gebruikmaakt van een reisproduct waar hij of zij geen recht meer op heeft. Bij deze afweging is ook meegenomen dat in de communicatie naar de student toe veelvuldig en helder wordt aangegeven dat het reisrecht afloopt.

Ook vragen deze leden wat de opbrengst van de boete in 2014 en de voorlopige opbrengst in 2015 was. Kan de regering aangeven waar de opbrengst naartoe gaat, zo vragen deze leden.

Het totale bedrag van de geïnde boetes is in 2014 € 31 miljoen na aftrek van de incassokosten. In 2015 is het bedrag tot en met oktober bijna € 25 miljoen na aftrek van de incassokosten. De boete wordt geïnd door DUO en wordt doorgegeven aan het OV als compensatie voor de gederfde OV inkomsten van onterecht productbezit, aangezien het OV hiervoor geen vergoeding van OCW ontvangt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven