Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34317 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34317 nr. B |
Vastgesteld 5 november 2015
De vaste commissie voor Europese Zaken2 heeft op 30 juni en op 22 september 2015 de Europese Commissiemededeling: «Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda» besproken3, evenals de bijbehorende documenten, waaronder de Mededeling Voorstel voor een interinstitutioneel akkoord over betere regelgeving, alsmede de hierop van toepassing zijnde BNC-fiches van de regering van 26 juni 2015.4 Naar aanleiding hiervan heeft zij op 6 oktober 2015 een brief gestuurd aan de Minister van Buitenlandse Zaken met vragen van de fractie van de SP.
De Minister heeft op 3 november 2015 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bergman
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
Den Haag, 6 oktober 2015
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft op 30 juni en op 22 september 2015 de Europese Commissiemededeling: «Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda» besproken5, evenals de bijbehorende documenten, waaronder de Mededeling Voorstel voor een interinstitutioneel akkoord over betere regelgeving, alsmede de hierop van toepassing zijnde BNC-fiches van de regering van 26 juni 2015.6
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de BNC-fiches betreffende de Mededeling van de Europese Commissie «Betere regelgeving voor betere resultaten» en de Mededeling Voorstel voor een interinstitutioneel akkoord over betere regelgeving. Zij ondersteunen het streven naar betere regulering maar merken op dat dit lovenswaardige streven voorbijgaat aan de politieke hamvraag: beter voor wie en wat? De leden van de SP-fractie spreken hun hoop uit dat «beter» betekent: beter voor de maatschappij als geheel; voor het welzijn van de Europese burgers, en met respect voor de nationale democratie. Op basis van de mededeling en onderliggende documenten spreken de leden van de SP-fractie hun zorg uit dat dit niet het geval zal zijn en dat de agenda voor betere regelgeving met name ten goede zal komen aan machtige deelbelangen terwijl de democratische keuzevrijheid op het niveau van lidstaten verder ingeperkt dreigt te worden. De positieve appreciatie van de regering van dit Commissievoorstel delen de leden van de SP-fractie daarom vooralsnog niet. Zij zijn voor betere regelgeving en toetsing daarvan, maar hebben twijfels over hoe dat nu vorm krijgt met de huidige Commissievoorstellen. In dat licht hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen.
In het BNC-fiche betreffende de Mededeling «betere regelgeving» schrijft de regering dat in het voorliggende pakket «leidend is dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het primaat van de politiek». Naar oordeel van de leden van de SP-fractie bevat het pakket nu juist echter een aantal elementen die op zijn minst aanleiding geven tot de zorg dat dit primaat ondermijnd wordt. Om dezelfde reden twijfelen deze leden, in tegenstelling tot het oordeel van de regering, of dit voorstel en de bredere agenda wel de subsidiariteitstoets volledig zal kunnen doorstaan. In dat verband vragen de leden van de SP-fractie zich af hoe de regering de gevolgen van het huidige voorstel ziet voor de positie van de Europese Commissie en hoe die gevolgen zich dan verhouden tot het primaat van de politiek? Creëert dit niet een nieuwe bevoegdheid voor de Commissie en wordt haar rol daardoor niet nog verder versterkt, ook ten opzichte van andere instellingen en van de lidstaten? «Beter» of «goed» of minder «goed» is vooral een politiek oordeel: wie gaat dat oordeel dan voortaan geven? Naast de ongekozen Commissie wordt dat dan de ongekozen Regulatory Scrutiny Board, die beleidsinitiatieven – die mogelijk wel zouden kunnen rekenen op steun vanuit de lidstaten, of in overeenstemming zijn met democratische voorkeuren – in de kiem kan smoren op grond van bijvoorbeeld «kosten voor het bedrijfsleven»? Als het primaat van de politiek voorop blijft staan zou dan niet ook de politiek moeten afwegen of die kosten aanvaardbaar zijn of niet, en hoe die opwegen tegen de baten? Kan de regering uitleggen hoe zij dit ziet en hoe in haar ogen het primaat van de politiek dan toch onverkort gehandhaafd blijft?
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering in het BNC-fiche over het voorstel voor een interinstitutioneel akkoord over betere regelgeving het belang benadrukt dat een impact assessment een doorlopend proces is (niet alleen aan begin van wet- en regelgeving). Natuurlijk is het belangrijk dat instellingen altijd goed kijken naar de effecten van voorgestelde wetgeving, ook in termen van uitvoerbaarheid en andere aspecten van deugdelijkheid (bij uitstek ook een taak voor de Eerste Kamer). Echter, hebben de leden van de SP-fractie vragen over hoe dit het beste vorm gegeven kan worden, zonder het primaat van de politiek te ondermijnen. In dit verband willen deze leden de regering verzoeken om een nadere standpuntbepaling ten aanzien van de volgende specifieke passages uit de Mededeling.
«In het bijzonder roepen wij het Europees parlement en de Raad op:
• een effectbeoordeling uit te voeren betreffende elke substantiële wijziging die het Europees parlement of de Raad voorstelt tijdens het wetgevingsproces. Wanneer het Europees parlement en de Raad een akkoord bereiken dat aanzienlijk afwijkt van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, moeten zij nagaan welke economische, sociale en milieueffecten en gevolgen voor de regelgevingsdruk dat heeft, alvorens een definitieve beslissing te nemen»
• ermee in te stemmen dat elke instelling na elke substantiële wijziging van een voorstel van de Commissie een onafhankelijk panel mag verzoeken om een evaluatie van deze factoren. Een dergelijke evaluatie moet binnen een redelijke termijn worden afgerond en openbaar worden gemaakt en moet rekening houden met bestaande effectbeoordelingen. Elke instelling zou een lid van het panel aanwijzen, dat aantoonbaar over de vereiste specifieke deskundigheid beschikt, zich niet in een belangenconflict bevindt en onafhankelijk optreedt van de instelling die hem heeft aangewezen»
Kan de regering zich vinden in bovenstaande oproepen? Wat zou er volgens de regering moeten gebeuren bij een negatieve uitkomst van een dergelijke effectbeoordeling? Moet het amendement / moeten de amendementen die hebben geleid tot een substantiële wijziging van het voorstel dan worden herschreven of ingetrokken? Ten aanzien van de mogelijke instelling van een panel door een van de instellingen, vragen de leden van de SP-fractie zich af of de regering ook een standpunt heeft over wat er in het geval van een negatieve uitkomst van zo’n panel zou moeten gebeuren? En wat zijn de gevolgen hiervan voor de positie van het Europees parlement en zijn amendementsrecht? Deelt de regering de zorgen van de leden van de SP-fractie dat dit recht met het voorstel de facto ingeperkt kan worden en daarmee het primaat van de politiek, in dit geval van de enige direct gekozen instelling, het Europees parlement, aantast, en zo niet, waarom niet?
De regering stelt in het BNC-fiche dat «betere regelgeving de kwaliteit van een deugdelijk regelgevingskader [versterkt] dat (....) democratische legitimiteit bevordert en tegelijkertijd voldoende bescherming biedt voor burgers, werknemers en milieu». Kan de regering uitleggen in welke zin en op welke wijze het voorliggende Commissievoorstel de democratische legitimiteit bevordert? En kan de regering garanderen dat in geen van de lidstaten, dus ook niet in Nederland, als gevolg van de uitvoering van de betere-regelgeving-agenda het huidige niveau van bescherming achteruit zal gaan? Wat is in deze context de betekenis van het woord «voldoende»?
De leden van de SP-fractie zijn verheugd te constateren dat het kabinet zich in het BNC-fiche over het interinstitutioneel akkoord op het standpunt stelt dat het aan de lidstaten zelf is om te beoordelen of en hoe van hun vrijheid (krachtens de verdragen) gebruik te maken om verdergaande nationale maatregelen te nemen bij de uitvoering van EU-wetgeving. Dit gaat in tegen de wens van de Commissie, die oproept zoveel mogelijk af te zien van dergelijke «gold-plating». Kan de regering de leden van de SP-fractie informeren over de stand van zaken in dezen in de aanloop naar het interinstitutionele akkoord? Wat is het huidige krachtenveld in de onderhandelingen en hoe schat de regering de kans in dat haar voorkeur – om geen afspraken op EU-niveau hieromtrent te maken – gerealiseerd zal worden in het akkoord? Alhoewel het kabinet hecht aan de vrijheid van de nationale parlementen in dezen, onderschrijft zij tegelijkertijd het belang van een expliciete verantwoording hiervan (van maatregelen die boven het minimaal door de EU-richtlijn vereiste niveau uitstijgen). De leden van de SP-fractie delen het belang dat de regering hieraan hecht maar wat hen betreft geldt dit een verantwoordingsplicht van de regeringen van nationale lidstaten ten opzichte van hun nationale parlementen. De Commissie spreekt echter in haar Mededeling van een verantwoordingsplicht van de lidstaten, vermoedelijk ten opzichte van de Commissie of van de Regulatory Scrutiny Board. Mogen deze leden hieruit concluderen dat de regering het niet eens is met de Commissie op dit punt, dus dat het niet nodig is dat lidstaten over vermeend «onnodige gold-plating» uitleg geven over de redenen hiervoor? En kan de regering de Eerste Kamer informeren over de stand van zaken hieromtrent in het proces dat moet leiden tot het interinstitutioneel akkoord? Zal het kabinet zich actief verzetten tegen een dergelijke verantwoordingsplicht?
De leden van de SP-fractie zouden de regering ten slotte willen verzoeken de Eerste Kamer te informeren over de algemene stand van zaken betreffende het interinstitutionele akkoord. Bij de leden van de SP-fractie bestaan nog veel onduidelijkheden over het proces, de verwachte uitkomst en de precieze implicaties daarvan.
De commissie voor Europese Zaken ontvangt graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief de beantwoording van bovenstaande vragen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, A. Elzinga
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2015
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de ledenvan de SP fractie over Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda. Deze vragen werden ingezonden op 6 oktober 2015 met kenmerk 157839.01u.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders
Vraag 1
Welke gevolgen ziet de regering voor de positie van de Europese Commissie als gevolg van het huidige voorstel en worden de bevoegdheden van de Commissie niet ten koste van de andere instellingen versterkt en hoe verhoudt dit zich tot het primaat van de politiek?
Antwoord
De bevoegdheden van de Commissie en de andere instellingen zijn in de verdragen vastgelegd. In een interinstitutioneel akkoord kunnen slechts afspraken worden gemaakt tussen het Europees parlement, de Raad en de Commissie met inachtneming van de verdragen. Het kabinet ziet derhalve geen versterking van de bevoegdheden van de Commissie ten koste van de andere instellingen. Het primaat van de politieke afwegingen blijft bij de twee medewetgevers liggen, de Raad en het Europees parlement.
Vraag 2
Op welke wijze ziet de regering het primaat van de politiek onverkort gehandhaafd blijven in relatie tot oordelen van de Regulatory Scrutiny board die beleidsinitiatieven in de kiem kan smoren op grond van bijvoorbeeld kosten voor het bedrijfsleven?
Antwoord
De primaire verantwoordelijkheid van de Regulatory Scrutiny Board (raad voor regelgevingstoetsing) bestaat uit de kwaliteitscontrole van de effectbeoordelingen die door de Commissie worden uitgevoerd bij nieuwe Commissievoorstellen. Bij deze beoordelingen wordt gekeken naar zowel economische, ecologische of sociale gevolgen van het voorstel. Een effectenbeoordeling heeft geen bindende, maar een signalerende werking. Effectbeoordelingen worden met het Commissievoorstel aan de medewetgevers en de nationale parlementen toegezonden. Het politiek primaat blijft aan de Europese wetgevers, Raad en Europees parlement.
Het Regulatory Scrutiny Board vervangt de reeds bestaande interne Impact Assessment Board van de Commissie. Een aandachtspunt bij het functioneren van deze Impact Assessment Board was de onafhankelijkheid en objectiviteit bij het uitvoeren van impact assessements (effectenbeoordelingen) van de eigen Commissie initiatieven. Met de huidige vormgeving van de Regulatory Scrutiny Board is deze onafhankelijk en objectiviteit beter geborgd door het op afstand plaatsen van de Regulatory Scrutiny Board binnen de Commissie en door het aanstellen van externe experts. Het kabinet acht de nieuwe invulling van de Regulatory Scrutiny Board een stap in de goede richting. Het kabinet pleit voor de middellange termijn voor een onafhankelijk scrutiny board voor de drie Europese instellingen gezamenlijk.
Om deze redenen acht het kabinet de oprichting van de Regulatory Scrutiny Board een belangrijke stap voor het verbeteren van het wetgevingsproces. Het in de kiem smoren van beleidsinitiatieven is in dit verband dus niet aan de orde.
Vraag 3
Wat is de nadere standpuntbepaling van de regering ten aanzien van de volgende specifieke passages (1 en 2) uit de mededeling? Kan de regering zich vinden in onderstaande oproepen?
1. «Een effectbeoordeling uit te voeren betreffende elke substantiële wijziging die het Europees parlement of de Raad voorstelt tijdens het wetgevingsproces. Wanneer het Europees parlement en de Raad een akkoord bereiken dat aanzienlijk afwijkt van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, moeten zij nagaan welke economische, sociale en milieueffecten en gevolgen voor de regelgevingsdruk dat heeft, alvorens een definitieve beslissing te nemen»
2. «Ermee in te stemmen dat elke instelling na elke substantiële wijziging van een voorstel van de Commissie een onafhankelijk panel mag verzoeken om een evaluatie van deze factoren. Een dergelijke evaluatie moet binnen een redelijke termijn worden afgerond en openbaar worden gemaakt en moet rekening houden met bestaande effectbeoordelingen. Elke instelling zou een lid van het panel aanwijzen, dat aantoonbaar over de vereiste specifieke deskundigheid beschikt, zich niet in een belangenconflict bevindt en onafhankelijk optreedt van de instelling die hem heeft aangewezen»
Vraag 4
Wat zou er volgens de regering moeten gebeuren bij een negatieve uitkomst van een dergelijke effectbeoordeling bij substantiële wijzigingen? Moet het amendement/amendementen dan worden herschreven of worden ingetrokken?
Vraag 5
Wat is het standpunt van de regering over wat er moet gebeuren in het geval van een negatieve uitkomst van het panel? En wat zijn hiervan de gevolgen voor de positie van het Europees parlement en zijn amendementsrecht? Deelt de regering de zorgen van de leden van de SP-fractie dat dit recht met het voorstel de facto ingeperkt kan worden en daarmee het primaat van de politiek, in dit geval de enige direct gekozen instelling, het Europees parlement, aantast, en zo niet, waarom niet?
Antwoord
Ten aanzien van de bovenstaande passages verwijst het kabinet naar de BNC-fiches (Kamerstuk 2112 nr 1984), waarin ten aanzien van het panel wordt opgemerkt dat het kabinet meer inzicht en duidelijkheid over de werking en activiteiten van het voorgestelde onafhankelijke panel wenst en de betekenis hiervan voor de rolverdeling tussen de instellingen in het besluitvormingsproces. Deze vragen zijn in de onderhandelingen over het IIA betreffende het panel nog niet beantwoord.
Voor een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen, verwijs ik u naar het verslag van de Raad Algemene Zaken van 13 oktober jl. Ten aanzien van het gebruik van impact assessments en het voorgestelde panel leven bij het Europees parlement twijfels. Het Europees parlement vreest dat de wetgevende macht van het Europees parlement hiermee ingeperkt wordt. De drie instellingen werken aan compromissen die ervoor moeten zorgen dat de kwaliteit van een deugdelijk regelgevingskader en het onderliggende besluitvormingsproces verbeterd wordt.
Ten aanzien van het panel moet er op worden gewezen dat bepalingen alleen in een IIA kunnen worden vastgelegd met inachtneming van de bepalingen in de verdragen en de bevoegdheidstoedeling aan de instellingen daarin. Dat geldt ook voor de amendementsrechten van beide medewetgevende instellingen, de Raad en het Europees parlement. Het panel kan de positie van het Europees parlement of de Raad derhalve niet inperken. Het kabinet wijst er op dat het gebruik van impact assessments juist kan leiden tot een verbeterd Europees besluitvormingsproces waarin besluiten op basis van gedegen informatie worden genomen. Het gebruik hiervan bij alle drie de EU instellingen moedigt het kabinet daarom ook aan.
Vraag 6
Kan de regering uitleggen in welke zin en op welke wijze het voorliggende Commissievoorstel de democratische legitimiteit bevordert?
Antwoord
Het voorstel voor een IIA betere regelgeving beoogt het Europees besluitvormingsproces te verbeteren. Daarbij wordt ook de democratische legitimiteit met de verschillende voorstellen van de Commissie verbeterd.
Het kabinet acht onder andere van groot belang dat zowel de Raad als het Europees parlement in gelijke mate betrokken zijn bij de voorbereiding van het jaarlijkse Commissie Werkprogramma, zodat beide medewetgevers op gelijke voet komen te staan.
Bovendien wordt met het gebruik van openbare effectbeoordelingen, openbare raadpleging van belanghebbenden en ex-post evaluatie van bestaande wetgeving het afwegingskader voor het Europees besluitvormingsproces transparanter en inclusiever gemaakt. Toezending ervan aan nationale parlementen kan ook de controlerende taken van nationale parlementen versterken.
Voorts biedt toelichting van wetgevingsinstrumenten door de Commissie ten aanzien van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel alsmede aan de verenigbaarheid met de grondrechten voor nationale parlementen een nader kader ter toetsing van Europese wetgevingsvoorstellen binnen het raamwerk van de Protocollen 1 en 2 bij de verdragen.
Met betrekking tot gedelegeerde handelingen ten slotte zal de Commissie op basis van het IIA vaker deskundigen uit de lidstaten inschakelen ten behoeve van een deugdelijke, systematische, transparante en tijdige raadpleging.
Vraag 7
Kan de regering garanderen dat in geen van de lidstaten, dus ook niet in Nederland, als gevolg van de uitvoering van de betere-regelgeving-agenda het huidige niveau van bescherming achteruit zal gaan? Wat is in deze context de betekenis van het woord «voldoende»?
Antwoord
Voor het kabinet staat voorop dat de doelstelling bestaat uit kwalitatief betere regelgeving, wat ook van betekenis is voor de totstandkoming van nieuwe wetgeving. De agenda voor betere regelgeving staat niet gelijk aan een dereguleringsagenda. In deze zin betekent dit: geen achteruitgang van het beschermingsniveau van het bestaande Europese acquis.
Met betrekking tot het beschermingsniveau dat in de toekomst van het Europese acquis uitgaat, geldt uiteraard dat dit een uitkomst zal zijn van het Europese wetgevingsproces, waarbij zowel het Europees parlement als de Raad betrokken zijn. Bovendien dient het toekomstige Europese acquis binnen de kaders van de Verdragen te blijven. In deze zin is sprake van voldoende waarborgen voor de bescherming voor burgers, werknemers en milieu.
Dat laat onverlet dat op Europees niveau de vraag gerechtvaardigd is of de EU zich niet meer op een aantal hoofdzaken dient te concentreren waarop de meerwaarde van beleidsvorming op Europees niveau evident is. Het kabinet spreekt zich hier als bekend over uit. Om deze reden acht het kabinet van belang dat het IIA Better Regulation bijdraagt aan een grotere rol voor het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel, waarbij ook de nationale parlementen een belangrijke rol vervullen. Uiteraard dient in dit verband ook te worden gewezen op de bestaande bevoegdheidsverdeling die in de verdragen is vastgelegd.
Vraag 8
Kan de regering de leden van de SP-fractie informeren over de stand van zaken betreffende de wens van de Commissie om zoveel mogelijk af te zien van «goldplating» in aanloop naar het interinstitutionele akkoord? Wat is het huidige krachtenveld in de onderhandelingen en hoe schat de regering de kans in dat haar voorkeur – om geen afspraken op EU-niveau hieromtrent te maken- gerealiseerd zal worden in het akkoord?
Vraag 9
Mogen de leden concluderen dat de regering het niet eens in met de Commissie op het punt dat het niet nodig is dat lidstaten over vermeend «onnodige gold-plating» uitleg geven over de redenen hiervoor? En kan de regering de Eerste Kamer informeren over de stand van zaken hieromtrent in het proces dat moet leiden tot het interinstitutioneel akkoord? Zal het kabinet zicht actief verzetten tegen een dergelijke verantwoordingsplicht?
Antwoord
Ten aanzien van de passages over «goldplating», geldt dat deze in de onderhandelingen tussen het Europees parlement, de Raad en de Commissie nog niet aan de orde zijn gekomen. De positie van het kabinet over deze passage is uiteengezet in het BNC-fiche: het kabinet onderschrijft het belang van een duidelijke afbakening tussen strikte implementatie van EU-wetgeving en verdergaande nationale maatregelen, alsmede de expliciete verantwoording daarvan; er bestaan subsidiariteitsbezwaren van effectbeoordelingen van aanvullende elementen (goldplating).
Ten aanzien van de huidige tekst in het voorgestelde IIA betere regelgeving geldt dat het een IIA betreft tussen de drie instellingen. Lidstaten als zodanig zijn geen partij bij het IIA. Om deze reden ligt het niet voor de hand dat er verplichtingen voor lidstaten voortvloeien uit de tekst van het IIA. Op dit punt verschillen de posities van de verschillende instellingen vooralsnog.
Vraag 10
De leden van de SP-fractie zouden de regering ten slotte willen verzoeken de Eerste Kamer te informeren over de algemene stand van zaken (proces, verwachte uitkomst en precieze implicaties) betreffende het interinstitutionele akkoord.
Antwoord
Na de presentatie van het voorstel voor een interinstitutioneel akkoord betere regelgeving op 19 mei, is het voorstel aan de orde gekomen in de Raad Algemene Zaken (RAZ) op 23 juni (zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 512). Kort daarop zijn de onderhandelingen over het interinstitutionele akkoord betere regelgeving van start gegaan met een eerste verkennende bespreking tussen vertegenwoordigers van de Commissie, het Europees parlement en de Raad. Deze instellingen worden respectievelijk vertegenwoordigd door Frans Timmermans, eerste vicevoorzitter van de Commissie, Guy Verhofstadt, lid van de conferentie van voorzitters van het Europees parlement en Nicolas Schmit, namens het Luxemburgs voorzitterschap belast met betrekkingen met het Europees parlement. Deze onderhandelingen op politiek niveau, werden tot nu toe en marge van plenaire zittingen van het Europees parlement gehouden. Tijdens de informele RAZ op 23 en 24 juli is specifiek ingegaan op het onderdeel programmering (zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 519). Tijdens de RAZ op 13 oktober heeft het Luxemburgs voorzitterschap terugkoppeling gegeven over de besprekingen over het onderdeel programmering (zie verslag met Kamernummer 21 501-02, nr. 1534).
Zoals in dit verslag is weergegeven verschillen de instellingen onderling van mening op een aantal punten. Ten aanzien van het onafhankelijke panel van de drie instellingen, geldt dat het Europees parlement deze blijft afwijzen. Een mogelijk compromis zou eruit kunnen bestaan dat de Europese Commissie gedurende het wetgevingsproces aanvullende impact assessments maakt die door de beide medewetgevers steeds in de besluitvorming kunnen worden meegewogen. Ook ten aanzien van gedelegeerde handelingen liggen de posities van de instellingen nog uit elkaar. De Raad zet in op consultatie van nationale experts, discussie blijft bestaan over de omgang met de Common Understanding die als bijlage bij het IIA is opgenomen. Over de toelichting van de wetgevingsinstrumenten (Hoofdstuk IV van het IIA) zijn de instellingen dicht bij een akkoord. Ten aanzien van de betrokkenheid van het Europees parlement bij internationale overeenkomsten en aanwezigheid van vertegenwoordigers van het Europees parlement in de Raad, geldt dat deze wensen van het Europees parlement niet geaccommodeerd zijn.
De onderhandelingen tussen de drie instellingen zullen in de komende maanden worden voortgezet. Het Luxemburgs voorzitterschap koppelt onder andere in de RAZ op regelmatige basis terug over de onderhandelingen. Tot nu toe verlopen deze in lijn met de inzet van de Raad. Naar verwachting zullen de onderhandelingen voor het einde van dit jaar afgerond zijn.
Als de instellingen het eens worden over het IIA zal tijdens het Nederlands voorzitterschap vooral de uitwerking van het IIA binnen de Raad centraal staan. De Raad zal dit in samenwerking met de Commissie en het Europees parlement moeten oppakken, bijvoorbeeld over programmering en coördinatie van het wetgevingsproces.
Samenstelling:
Kox (SP), Duthler (VVD), Elzinga (SP) (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Strik (GL), Backer (D66), Faber-van de Klashorst (PVV), Martens (CDA), P. van Dijk (PVV), Postema (PvdA), Schrijver (PvdA) (vice-voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Markuszower (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schaper (D66), Stienen (D66), Van de Ven (VVD), Vreeman (PvdA).
Mededeling van de Europese Commissie «Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda», COM(2015)215, 19 mei 2015.
Mededeling van de Europese Commissie «Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda», COM(2015)215, 19 mei 2015.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34317-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.