34 264 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

O BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2016

Op 1 maart jongstleden vond in uw Kamer de tweede termijn plaats van de plenaire behandeling van het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (hierna: huidig wetsvoorstel).

In deze brief zet ik mijn voorstel voor een aanvullende wetsvoorstel en mijn overige toezeggingen uit de tweede termijn uiteen.

De toezeggingen uit de eerste termijn van de behandeling, die ik heb vastgelegd in mijn brief van 12 februari, blijven uiteraard staan.1 De toezeggingen uit de tweede termijn, die ik in deze brief vastleg, zijn hier een aanvulling op.

Deze brief bestaat uit drie delen:

  • 1. Procesvoorstellen tot wijziging van de mediawet

    Hier licht ik het proces toe van de inwerkingtreding van het huidige wetsvoorstel, in relatie tot het aanvullende wetsvoorstel. Tevens licht ik de planning toe van de wetsvoorstellen die uw Kamer ter behandeling krijgt in de komende periode.

  • 2. Voorstel en toezeggingen landelijke publieke omroep

    In deel twee van deze brief beschrijf ik uitgebreid wat er in het aanvullende wetsvoorstel wordt geregeld. Ook bevat dit deel de overige toezeggingen over de landelijke publieke omroep die ik heb gedaan in de tweede termijn.

  • 3. Voorstel en toezeggingen regionale publieke omroep

    In het derde deel van de brief ga ik in op de regionale omroep. Ik maak duidelijk wat de consequenties voor de regionale publieke omroep zijn van de inwerkingtreding van het huidige wetsvoorstel. Ook ga ik in op het reguliere regiowetsvoorstel dat later dit jaar volgt en mijn toezeggingen hierover uit de tweede termijn.

Deel 1 – Procesvoorstellen tot wijziging van de Mediawet

De volgende wetsvoorstellen zijn of worden de komende periode ter behandeling bij uw Kamer ingediend:

  • 1. Het huidige wetsvoorstel, dat uw Kamer op dit moment behandelt, bevat wijzigingen die nodig zijn voor een toekomstbestendige landelijke publieke omroep. Ook wordt in dit wetsvoorstel een eerste stap gezet voor de toekomst van de regionale publieke omroep, door de oprichting van de RPO.

  • 2. Op het huidige wetsvoorstel heb ik in de tweede termijn een aanvullend wetsvoorstel aangekondigd met aanpassingen en verduidelijkingen die tegemoet komen aan de wensen van uw Kamer op een aantal onderdelen (hierna: aanvullend wetsvoorstel).

  • 3. Een wetsvoorstel over de toekomst van de regionale omroep. In dit regiowetsvoorstel worden overige maatregelen voor de verdere modernisering van de regionale omroep uitgewerkt, gebaseerd op het plan van stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) over het nieuwe publieke regionale mediabedrijf.2 Het regiowetsvoorstel is een afzonderlijk wetsvoorstel, dat al eerder is aangekondigd en staat geheel los van het aanvullende wetsvoorstel.3

Inwerkingtreding huidig wetsvoorstel in relatie tot het aanvullende wetsvoorstel

Uit de inbreng van de leden van uw Kamer constateer ik dat het noodzakelijk is dat het huidige wetsvoorstel wordt aangevuld en verduidelijkt op de volgende onderdelen: 1) de rol van de Minister van OCW bij benoeming van leden van de raad van bestuur en de raad van toezicht van de NPO en de RPO, 2) de verhouding tussen de NPO en de omroeporganisaties, 3) publieksbetrokkenheid en 4) de parlementaire procedure voor transparantie over kosten van de programmering. Tegelijkertijd is het van groot belang dat de RPO zo snel mogelijk van start kan gaan.

Om die reden heb ik tijdens de plenaire behandeling op 1 maart het volgende voorgesteld: in het inwerkingtredingsbesluit van het huidige wetsvoorstel wordt vastgelegd dat alleen de onderdelen die betrekking hebben op de regionale publieke omroep in werking treden. Dat maakt het mogelijk dat de RPO de voorbereidingen kan treffen die nodig zijn om de bezuinigingen per 1 januari 2017 zo goed mogelijk vorm te geven. Dat betekent dat voor de RPO een raad van toezicht en een raad van bestuur worden benoemd.

Alle andere onderdelen van het wetsvoorstel, dus de onderdelen die over de landelijke publieke omroep gaan, treden pas in werking op het moment dat ook het aanvullende wetsvoorstel is aanvaard door de Eerste Kamer. Deze onderdelen gaan onder meer over de gewijzigde taak van de NPO, de aanscherping van de publieke mediaopdracht en de grotere toegang van externen tot het bestel.

Op deze manier worden de stappen gezet die nu noodzakelijk zijn voor de regionale omroep. Tegelijkertijd respecteer ik hiermee de wens van uw Kamer om het huidige wetsvoorstel pas in te laten gaan zodra ook de aanvullingen zijn geregeld.

Als er omstandigheden zijn waardoor het aanvullende wetsvoorstel niet wordt aangenomen, bijvoorbeeld omdat de Tweede Kamer of de Eerste Kamer het aanvullende wetsvoorstel niet aanvaardt, dan treden de bepalingen over de landelijke publieke omroep niet in werking.

Planning wetsvoorstellen

Ik hoop op spoedige voortzetting van de behandeling van en stemming over het huidige wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Als uw Kamer het huidige wetsvoorstel aanvaardt, mede op basis van mijn voorstel en toezeggingen, dan is het de bedoeling dat de onderdelen over de regionale publieke omroep zo snel mogelijk in werking treden, bij voorkeur nog deze maand.

Het streven is om het aanvullende wetsvoorstel op de kortst mogelijke termijn af te ronden. Het wordt zo snel mogelijk voor advies aan de Raad van State voorgelegd en ingediend bij de Tweede Kamer. Ik stel alles in het werk om het aanvullende wetsvoorstel voor het zomerreces in uw Kamer te kunnen laten behandelen. Pas als uw Kamer het aanvullende wetsvoorstel heeft aanvaard, treden ook de onderdelen uit het huidige wetsvoorstel over de landelijke publieke omroep in werking.

Ik streef naar het in werking treden van het regiowetsvoorstel per 1 januari 2017. De Tweede Kamer kan dit wetsvoorstel voor het zomerreces van 2016 tegemoet zien. Ik vind het met uw Kamer belangrijk om vaart te maken, zodat er volledige duidelijkheid is voor de regionale omroepen en hun personeel.

Deel 2 – Voorstel en toezeggingen landelijke publieke omroep

Hieronder zet ik per onderdeel uiteen welke bepalingen in het aanvullende wetsvoorstel worden opgenomen. Ook bevestig ik de toezeggingen die ik in de tweede termijn heb gedaan over de landelijke publieke omroep.

1) Benoemingen NPO en RPO

Door de grotere rol die de NPO in het huidige wetsvoorstel krijgt, wenst een grote meerderheid van uw Kamer grotere afstand van de Minister van OCW bij de benoeming van bestuurders en toezichthouders van de NPO en de RPO. In het aanvullende wetsvoorstel wordt dat geregeld.

Benoeming raad van bestuur NPO en RPO

De rol van de Minister bij benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van bestuur van de NPO en de RPO wordt in het aanvullende wetsvoorstel uit de Mediawet 2008 verwijderd. De leden van de raad van bestuur worden direct benoemd, geschorst en ontslagen door de raden van toezicht van de NPO en de RPO.

Als de raden van toezicht van de NPO en de RPO leden van de raad van bestuur willen benoemen, schorsen of ontslaan voordat het aanvullende wetsvoorstel in werking is getreden, dan zeg ik toe dat ik met elk besluit van de raad van toezicht hieromtrent zal instemmen.

Benoeming raad van toezicht NPO en RPO

De procedure van benoeming voor de leden van de raden van toezicht van de NPO en RPO wordt in het aanvullende wetsvoorstel als volgt aangepast. Functieprofielen worden opgesteld door de raad van toezicht. De raad van toezicht van de NPO vraagt hierover zienswijzen aan de raad van bestuur, het college van omroepen en de centrale ondernemingsraad. De fractie van GroenLinks benadrukte het belang van de betrokkenheid van het publiek. Daarom moet de raad van toezicht van de NPO ook zienswijzen vragen aan een representatieve maatschappelijke publieksraad (zie ook het onderdeel publieksbetrokkenheid in deze brief). De raad van toezicht van de RPO vraagt zienswijzen over de functieprofielen aan de raad van bestuur en de ondernemingsraden van de regionale publieke media-instellingen.

Na het betrekken van de zienswijzen stelt de raad van toezicht het functieprofiel vast en maakt dit openbaar, bijvoorbeeld via publicatie in landelijke dagbladen. Voor de selectie van kandidaten stelt de raad van toezicht een onafhankelijke benoemingsadviescommissie in. Deze commissie is geheel zelfstandig verantwoordelijk voor de selectie aan de hand van het functieprofiel. De raad van toezicht stelt een wervingsadviesbureau in dat ondersteuning geeft bij het opstellen van het functieprofiel door de raad van toezicht en de selectie van kandidaten door de benoemingsadviescommissie.

De benoemingsadviescommissie geeft zonder tussenkomst van de raad van toezicht een advies aan de Minister. Dit advies is bindend. De Minister doet alleen een marginale toets vanwege zijn ministeriële verantwoordelijkheid, voordat hij de kandidaat voordraagt voor een benoeming bij koninklijk besluit. Een marginale toets houdt in dat alleen van de voordracht wordt afgeweken bij strijdigheid met de wet, het niet naleven van de eisen van zorgvuldigheid, of andere zwaarwegende belangen. De fractie van de ChristenUnie vroeg of in de procedure kan worden opgenomen dat de Minister een schriftelijke toelichting geeft aan de Tweede Kamer indien hij de bindende voordracht om die redenen niet kan overnemen. Ik zeg toe dat in het wetsvoorstel wordt opgenomen dat de Tweede Kamer hierover, al dan niet vertrouwelijk, wordt geïnformeerd. Het is belangrijk dat er transparantie is, maar ook dat de kandidaat niet onnodig wordt geschaad. De D66-fractie stelde voor dat er in dat geval een nieuw advies moet komen en dat de Minister niet zelfstandig een andere kandidaat kan voorstellen. Dit voorstel van de fractie van D66 neem ik over. Bij het niet overnemen van een advies, is het aan de raad van toezicht om te zorgen dat tot een nieuw advies wordt gekomen met toepassing van de hierboven geschetste procedure.

Rooster van aftreden raad van toezicht NPO en RPO

De raden van toezicht van de NPO en de RPO krijgen, zoals gevraagd door de PvdA-fractie, in het aanvullende wetsvoorstel de opdracht om een rooster van aftreden op te stellen. Het doel hiervan is om continuïteit in de raad van toezicht te verzekeren. Daarom is als vereiste opgenomen dat het rooster erin moet voorzien dat niet alle leden gelijktijdig aftreden. Binnen dat vereiste kan de raad van toezicht een geschikt ritme van aftreden vaststellen.

Verkenning benoemingen

Eerder heb ik al een verkenning toegezegd naar benoemingen in de publieke mediasector waarbij de Minister een rol heeft. De wijzigingen van de procedure voor de NPO en de RPO zullen daarbij als uitgangspunt aan de onderzoekers worden meegegeven. In de tweede termijn heb ik, op verzoek van de PvdA-fractie toegezegd dat ik onafhankelijke deskundigen (ook wel domeinexperts genoemd) zal betrekken bij de verkenning. In de verkenning wordt ook onderzocht op welke wijze de juridische kaders rondom incompatibiliteiten kunnen worden verhelderd.

2) Verhouding tussen NPO en omroeporganisaties

De sterkere rol van de NPO heeft gevolgen voor de verhouding tussen de NPO en omroeporganisaties. Een groot deel van de fracties in uw Kamer vroeg om verduidelijking van de kaders van de sturende taken en bevoegdheden van NPO en de wijze waarop deze zich verhouden tot de verantwoordelijkheid voor vorm en inhoud van media-aanbod die omroeporganisaties hebben en houden. Ik ben het met uw Kamer eens dat hierover geen onduidelijkheid moet zijn.

Verduidelijking verhouding tussen NPO en omroeporganisaties

In het aanvullende wetsvoorstel wordt duidelijker vastgelegd wat de kaders en reikwijdte zijn van de sturende rol die de NPO als sturings- en coördinatieorgaan krijgt. In het aanvullende wetsvoorstel wordt opgenomen dat de sturende taken van de NPO worden verricht op basis van de afspraken en strategie zoals beschreven in concessiebeleidsplan, prestatieovereenkomst, profielen van de aanbodkanalen, de begroting, afspraken met de omroeporganisaties en het coördinatiereglement (waaronder ook de jaarplannen vallen). Bij de totstandkoming van al deze documenten zijn de omroeporganisaties betrokken.

Tijdens het debat vroeg de ChristenUnie-fractie naar de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties voor de vorm en de inhoud van het media-aanbod. In het aanvullende wetsvoorstel wordt daarom tevens geëxpliciteerd dat de NPO rekening moet houden met de vrijheid en verantwoordelijkheid van omroeporganisaties voor vorm en inhoud van het media-aanbod, door op te nemen dat de NPO artikel 2.88 in acht moet nemen bij de totstandkoming van het media-aanbod.

Bovendien wordt in het aanvullende wetsvoorstel benadrukt dat de NPO bij de uitvoering van zijn specifieke taak van coördinatie en ordening van het media-aanbod op en tussen de aanbodkanalen, moet toetsten aan wat in de bovengenoemde plannen en documenten is vastgelegd.

Gezamenlijke brief NPO en groot deel omroeporganisaties

Tijdens de tweede termijn van de plenaire behandeling is ook de gezamenlijke brief van de NPO en een groot deel van de omroeporganisaties aan de orde gekomen.4 Het is goed dat de partijen in Hilversum zelf actie hebben ondernomen om tot heldere werkafspraken te komen. De afspraken uit de brief bieden heldere kaders en duidelijke uitgangspunten, die bovendien geheel in lijn zijn met het aanvullende wetsvoorstel. Ik bevestigde richting de fractie van de PvdA tijdens het debat dat ik de afspraken uit de brief volledig onderschrijf.

De gehele brief van 28 februari jongstleden wordt tevens onderdeel van het coördinatiereglement. Het coördinatiereglement is een formeel en wettelijk verplicht document waarin de taken en bevoegdheden van de NPO staan beschreven. Besluiten die op basis van het coördinatiereglement worden genomen, staan open voor bezwaar en beroep.

De genoemde verduidelijkingen uit het aanvullende wetsvoorstel in combinatie met de heldere afspraken en uitgangspunten in de brief van 28 februari bieden naar mijn mening een solide, duidelijke en transparante basis voor de samenwerking tussen NPO en omroeporganisaties. Zoals ik in het debat heb toegezegd, zal ik uiteraard mijn uiterste best doen om ook de omroepen die de brief niet hebben getekend te betrekken bij de afspraken.

Programmastatuut

Tijdens het debat bevestigde ik in de richting van fracties van PvdA en GroenLinks dat de NPO met een programmastatuut komt. Ik heb ook toegezegd aan uw Kamer om daarover een afspraak te maken met de NPO in de prestatieovereenkomst. Als het programmastatuut door de NPO is uitgewerkt, stuur ik het aan de beide Kamers.

3) Publieksbetrokkenheid

Ik vind het van belang dat de NPO in gesprek gaat met het algehele publiek, in aanvulling op de publieksbetrokkenheid door omroeporganisaties. In het huidige wetsvoorstel krijgt de NPO daarom de wettelijke taak om het publiek te betrekken.

Onder andere de GroenLinks-fractie uitte haar zorg over de vraag of hiermee zeker is dat de NPO daadwerkelijk het publiek betrekt en of de NPO wel zoekt naar een goede afspiegeling in de maatschappij. Om dit te verzekeren krijgt de NPO in het aanvullende wetsvoorstel in aanvulling op de wettelijke taak om het publiek te betrekken expliciet de taak om een publieksvertegenwoordiging te organiseren. Daarnaast benadrukte uw Kamer ook het belang van direct contact tussen kijkers, luisteraars en de NPO. Ik ben dat met uw Kamer eens. Daarom krijgt de NPO in het aanvullende wetsvoorstel de taak een representatieve maatschappelijke adviesraad in te stellen. Deze adviesraad geeft ook zijn zienswijze op de profielen van de toekomstige leden van de raad van toezicht.

4) Proces transparantie kosten

In de Mediawet 2008 staat op dit moment al dat er bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening. In het huidige wetsvoorstel wordt daar aan toegevoegd dat dit ook regels kunnen zijn over de wijze waarop inzicht wordt gegeven in de kosten van de programmering.

Ik heb eerder al toegezegd dat ik, bij het toevoegen van regels over de kosten van de programmering, de beide Kamers zou informeren. De fractie van de PvdA vroeg om een wettelijke borging van deze procedure. Ik zal in het aanvullende wetsvoorstel vastleggen dat het toevoegen of wijzigen van regels over de wijze waarop inzicht wordt gegeven in de kosten van de programmering, worden voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal voordat zij vastgesteld kunnen worden door de Minister van OCW.

De leden van de PvdA-fractie vroegen mij nogmaals naar de redenering over transparantie van de kosten van de programmering bij een verzoek van de Kamer. Ik had al toegezegd dat ik de juridische redenering hierachter nog eens zou onderzoeken en deze redenering aan de Eerste en Tweede Kamer zou sturen, voordat ik afspraken maak met de NPO. Ik heb in de tweede termijn op verzoek van de fractie van de PvdA ook toegezegd dat ik hier onafhankelijke juridische experts bij betrek.

5) Overige toezeggingen over de landelijke publieke omroep

Ster & NICAM

De SGP-fractie vroeg mij naar een mogelijke toepassing van de Kijkwijzer op reclames. In de eerste termijn van het debat over het huidige wetsvoorstel zei ik al dat ik het met de SGP-fractie eens ben dat de principes van de Kijkwijzer in principe ook goed toepasbaar zijn op digitale content en reclames.5 Inmiddels is er overleg gaande tussen Ster en NICAM om te onderzoeken op welke wijze de Ster kan aansluiten bij de Kijkwijzer van het NICAM. Ik verwacht uw Kamer hier ruim voor de zomer verder over te kunnen informeren.

Levensbeschouwelijke programmering

Uw Kamer, en met name de fracties van ChristenUnie, SGP en GroenLinks, vroeg aandacht voor levensbeschouwelijke programmering. Ik ben het met uw Kamer eens dat levensbeschouwelijk media-aanbod bij de landelijke publieke omroep van groot belang is en blijft voor de pluriformiteit van de publieke omroep. Er moet ruimte en budget blijven voor deze programmering.

Er ligt al een afspraak met de NPO om € 12 miljoen te oormerken voor levensbeschouwelijke programmering en dit vast te leggen in de prestatieovereenkomst. Tijdens het debat diende de ChristenUnie-fractie een motie in die vroeg om een prestatieafspraak over de oormerking van het bedrag van minimaal € 12 miljoen per jaar voor programmering die voorheen verzorgd werd door de 2.42-omroepen. Daarnaast vroeg de motie om een prestatieafspraak over het vrijmaken van ruimte en budget voor brede levensbeschouwelijke programmering.6 Ik kan mij vinden in de motie, zoals ik ook in het debat heb gezegd.

Deel 3 – Voorstel en toezeggingen regionale publieke omroep

Toezeggingen bij het huidig wetsvoorstel

Als uw Kamer instemt met het huidige wetsvoorstel, dan treden de bepalingen over de regionale publieke omroep meteen in werking. De RPO kan worden opgericht en de regionale omroepen kunnen verder gaan met het uitvoeren van het plan van stichting ROOS. Ook kan dan worden gestart met de voorbereiding van het op een verantwoorde manier realiseren van de bezuiniging van € 17 miljoen. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt, want ik weet dat er grote onzekerheid is bij het personeel. Ik treed in overleg met stichting ROOS, met het IPO en andere betrokken partijen, om zeker te stellen dat de vervolgstappen op een goede en voor de regionale omroep uitvoerbare manier kunnen worden gezet.

Op het moment dat de eerste raad van toezicht van de RPO wordt benoemd, is het aanvullende wetsvoorstel met de wijziging van de benoemingsprocedure zoals hierboven beschreven nog niet van kracht. Deze procedure had echter ook niet kunnen worden toegepast, want er is nog geen raad van toezicht om de werving en selectie te organiseren. De eerste benoemingen van de leden van de raad van toezicht van de RPO zullen daarom plaatsvinden op de manier zoals in het huidige wetsvoorstel is beschreven. Ik zeg toe dat ik het voorstel van de benoemingsadviescommissie integraal overneem voor de voordracht aan de Koning.

In uw Kamer stelden de fracties verschillende vragen over de bezuiniging op de regionale publieke omroep (ChristenUnie, PvdA, GroenLinks, CDA, SP, PvdD en de OSF). Ik heb toegezegd dat ik, vanwege de vertraging die het huidige wetsvoorstel heeft opgelopen, wil bijdragen aan een ruimhartige frictiekostenregeling. Bij drie maanden vertraging van het wetsvoorstel, betekent het dat ik minimaal drie twaalfde van de bezuiniging opvang. Sterker nog, als er andere aspecten zijn waardoor het meer wordt dan dat, dan wil ik daar ook in alle redelijkheid naar kijken. Ik zal dus minimaal een kwart opvangen en verder alles wat redelijkerwijs noodzakelijk is. Ik vind het belangrijk dat het plan van de regionale omroep op een goede manier wordt uitgevoerd en ik realiseer me dat er onzekerheid is bij de regionale omroepen en hun personeel. Ik zal er dan ook alles aan doen om de regionale omroep te helpen hun plannen te realiseren en zo de bezuinigingen op een verantwoorde manier te realiseren.

De fracties van GroenLinks, het CDA en de OSF stelden een vraag over de rol van de lokale omroep en het idee van een fusie tussen AT5 en RTV Noord-Holland. Ik heb toegezegd dat ik in deze regeerperiode met een reactie kom op de positie van de lokale omroep en specifiek die van AT5 daarbinnen, mede op basis van het onderzoek van het Commissariaat voor de Media over de bekostiging van lokale omroepen door gemeenten. Ik bekijk daarin ook welke maatregelen mogelijk zijn om de lokale functie, eventueel in streekverband, te versterken.

Regiowetsvoorstel

In de tweede termijn van de plenaire behandeling is ook gesproken over het separate regiowetsvoorstel dat later dit jaar volgt. In dat wetsvoorstel wordt de inrichting van de RPO uitgewerkt. In de combinatie van de twee wetsvoorstellen, het huidige wetsvoorstel en het regiowetsvoorstel, kan het plan van stichting ROOS worden uitgevoerd. Ook over het regiowetsvoorstel treed ik in overleg met stichting ROOS, met het IPO en andere betrokken partijen.

Ik heb naar aanleiding van vragen van de CDA-fractie onder andere toegelicht dat er per provincie minimaal één regionale omroep blijft bestaan. Ieder met hun eigen regionale aanbodkanalen voor zowel radio als televisie. Dit is in lijn met de motie Heerma/Segers die is aangenomen in de Tweede Kamer.7 Het blijft ook mogelijk dat er in de provincie Zuid-Holland twee regionale omroepen zijn.

Het uitgangspunt van het regiowetsvoorstel is de redactionele onafhankelijkheid in de regio. Die wordt ook wettelijk vastgelegd, onder meer met een wettelijk verplicht redactiestatuut. Dat is overigens nu ook al verplicht. Binnen de budgettaire kaders blijft de regionale omroep volledig onafhankelijk zijn programma’s maken. Ook heeft elke regio een eigen beleidscommissie media-aanbod voor de binding met de regio. Die stelt op voordracht van de hoofdredacteur het media-aanbod vast, zodat ook daar een goede regionale binding bestaat.

Het lid van de OSF-fractie diende een motie in over extra waarborgen in verband met het belang van het Fries als tweede rijkstaal en, in het verlengde daarvan, de positie van Omrop Fryslân binnen het geheel van de RPO. De motie werd breed ondersteund door de fracties in uw Kamer. De waarborgen die in deze motie zijn opgesomd, vormen in mijn ogen goede contouren voor de nadere uitwerking van zowel het wetsvoorstel als de nieuwe bestuursafspraken tussen het Rijk en de provincie Fryslân. Vanwege de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal is het verder belangrijk dat er in het regiowetsvoorstel hiervoor extra waarborgen worden opgenomen. Ik zal in samenspraak met de RPO,

Omrop Fryslân en de Provincie Fryslân tot een regeling komen en die vastleggen in de bestuursafspraak, zoals ook in de motie is verzocht.

Tot slot

Ik hoop uw Kamer met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over het aanvullende wetsvoorstel, de relatie hiervan met het huidige wetsvoorstel en de toezeggingen die ik in de tweede termijn heb gedaan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, H.

X Noot
2

ROOS, Het nieuwe publieke regionale mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar, april 2015.

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78.

X Noot
4

Brief van NPO, BNN-VARA, EO, Human, NOS, NTR, WNL en VPRO, Behandeling van de nieuwe Mediawet, 28 februari 2016.

X Noot
5

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, H.

X Noot
6

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, M.

X Noot
7

Kamerstukken II 2015/16, 34 264, nr. 33.

Naar boven