32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 78 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2015

Regionale nieuwsvoorziening is van groot belang voor de Nederlandse samenleving. Het gaat om het kritisch volgen van de lokale en regionale democratie, om de verslaglegging van belangrijke gebeurtenissen. Maar ook om het verslag doen van evenementen, festivals en cultuurdagen. Regionale media zorgen ervoor dat kijkers en luisteraars op de hoogte zijn van het laatste nieuws in de regio. Dat spreekt ook uit de ambitie van de regionale omroepen: een betrouwbare journalistieke basisvoorziening in de regio met grote regionale betrokkenheid en voor iedereen, altijd bereikbaar.

De regionale omroepen staan voor grote uitdagingen. Evenals de landelijke publieke omroep hebben zij te maken met een publiek dat media steeds meer op een andere manier gebruikt. Zij moeten hun publieke functie vervullen in een markt en omgeving die sterk in beweging is. Het bereik en marktaandeel van de radio en televisiezenders daalt en het gebruik verschuift naar internet en sociale media. De Raad voor Cultuur (hierna: de raad) wijst hierop in haar advies «De tijd staat open» en ook de stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (hierna: ROOS) benoemt in 2013 de ontwikkelingen in «Toekomstvenster op de regionale omroep».1

Naast bedreigingen liggen er ook grote kansen om de regionale mediavoorziening te versterken, juist nu de regionale omroepen gezamenlijk onder de verantwoordelijkheid van het rijk vallen. Een krachtige regionale publieke mediavoorziening is belangrijk om die kansen te benutten. Het gaat dan bijvoorbeeld om het ontwikkelen van een gezamenlijke strategie, het beter benutten van elkaars kennis en kunde, en het inzetten van meer geld en tijd voor de regionale nieuwsvoorziening. Het kabinet wil daarom de regionale omroepen versterken, door te sturen op een efficiëntere organisatie en meer samenwerking in de regio en met de landelijke publieke omroep.

Drie stappen naar een moderne en efficiënte regionale publieke omroep

Het kabinet wil in drie stappen komen tot een slagvaardige en efficiënte regionale omroep. De eerste stap is gezet met de overheveling van de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid naar het Rijk per 1 januari 2014 en de korting van 17 miljoen euro op het budget van de regionale omroepen met ingang van 2017.

De tweede stap betreft de verlening van een ongedeelde concessie aan één organisatie die verantwoordelijk is voor de verwezenlijking van de publieke opdracht op regionaal niveau: de Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO).

Dit is uitgewerkt in het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst. Dit voorstel is op 25 augustus 2015 bij uw Kamer ingediend (hierna: het wetsvoorstel). De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2016.2 Het ligt voor de hand dat de stichting ROOS aangewezen wordt als de stichting RPO.3 Met ROOS ben ik van mening dat het zeer gewenst is dat de bestuurlijk hoofdstructuur van de RPO – de raad van toezicht en het bestuur – per die datum geïnstalleerd is om de gewenste veranderingen en de verdere organisatie van de RPO voor te bereiden en de budgetkorting in 2017 te realiseren.

De derde stap betreft de verdere inrichting en governance van de organisatie van de regionale omroep op basis van de gesprekken die ik met ROOS heb gevoerd. Dit wordt vastgelegd in nadere wetgeving met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2017. Ter uitwerking daarvan heeft het kabinet aan ROOS en de dertien regionale omroepen gevraagd een plan uit te werken om het regionale omroepbestel slagvaardiger en efficiënter te organiseren, waarbij uiteraard de eigen identiteit van de verschillende regio’s altijd tot uiting moet blijven komen in de programma’s.4 Eind april 2015 ontving ik van ROOS het plan «Het nieuwe publieke regionale mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar». Dit treft u als bijlage5 bij deze brief aan. Het plan geeft invulling aan de opdracht van het kabinet en ik constateer dat er draagvlak is in de sector. Ik wil ROOS en de regionale omroepen bedanken en waardeer hun inspanningen ten zeerste.

Ik heb mijn beleidsreactie met ROOS besproken en ik deel de inhoudelijke koers die gaat worden gevolgd. In het vervolgtraject zal ik in gesprek blijven met ROOS en de regionale omroepen. Daarnaast zal ik overleg voeren met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en specifiek met de provincie Fryslân.

In deze brief geef ik mijn reactie op het plan en de drie onderdelen daarvan: de visie op de programmatische inhoud, de organisatie van de regionale omroep en de wijze waarop de efficiencytaakstelling wordt gerealiseerd. Ik betrek daarbij het recente advies van de raad over het plan van ROOS.6 Tevens geef ik apart aandacht aan de bijzondere positie van de Friese taal. Tot slot ga ik in op de samenwerking van de regionale omroep met de landelijke en lokale publieke omroepen en op de samenwerking met private partijen.

1. Programmatische ambities

ROOS en de regionale omroepen leggen zichzelf in het plan een stevige journalistieke ambitie op. De regionale omroep wil een betrouwbare journalistieke basisfunctie zijn met grote regionale betrokkenheid en een spilfunctie in de lokale en regionale journalistiek.

Ik kan mij goed vinden in de ambitie en strategie om de journalistieke nieuwsfunctie voorop te stellen. De kerntaak blijft daarbij het brengen van nieuws, informatie, cultuur en evenementen uit de regio en het informeren van het publiek bij calamiteiten op alle platforms. Ook voor de regionale publieke omroep geldt dat zij onderscheidend en aanvullend moet zijn ten opzichte van private partijen.

Het uitgangspunt van het plan van ROOS is dat de bezuinigingen niet ten koste gaan van de kwaliteit van de programma’s. Ik vind het een goede keuze dat kijkers en luisteraars zo weinig mogelijk van de bezuiniging merken, want voor veel mensen is de regionale omroep een belangrijke en betrouwbare bron van informatie.

Deze stevige ambitie brengt ook verplichtingen met zich mee. De regionale omroepen moeten ernaar blijven streven om zelf de producenten en de bron van het nieuws te willen zijn. Deze oorspronkelijkheid moet de drijfveer van het brengen van nieuws in en uit de regio zijn. Dit geldt bijvoorbeeld ook bij calamiteiten en rampen.7 Daar speelt de regionale omroep een cruciale rol richting de kijker en luisteraar.

Het is de collectieve verantwoordelijkheid van de dertien regionale omroepen om ook in dunbevolkte gebieden de journalistiek overeind te houden. Deze fijnmazigheid is juist wat de regionale omroep onderscheidt van bijvoorbeeld de landelijke publieke omroep. De regionale omroep erkent dit en wil het publiek bedienen in de regio waar zij zich sociaal, economisch en cultureel mee verbonden voelt. Het voornemen om meer samen te werken met andere mediapartijen in de regio, maar ook met maatschappelijke en culturele organisaties, helpt de regionale omroep om zich in het hart van de regionale samenleving te positioneren.

Ook is het van belang om al deze functies online te blijven vervullen. Het gevaar ligt op de loer om – bijvoorbeeld vanuit kostenperspectief – alleen nieuws en informatievoorziening te brengen. Juist ook cultuur en educatie gebracht vanuit de regionale identiteit en taal zijn online van groot belang. Maar juist online moeten de regionale omroepen zich blijven onderscheiden van bijvoorbeeld regionale kranten.

De regionale omroep heeft een brede, culturele taak en moet deze ook in de toekomst blijven vervullen. Cultuur is voor de kijker en luisteraar een drager van herkenning en verbinding met de regio. Dit komt tot uitdrukking in de verslaglegging van evenementen die onderdeel zijn van de alledaagse cultuur.

Onderdeel van de culturele programmering van de regionale omroepen is de documentaire. Het Mediafonds heeft de afgelopen jaren een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van documentaires.8 Met de opheffing van het Mediafonds in 2017 vervalt deze extra bijdrage. De NPO heeft toegezegd om na die opheffing een bedrag van 16,6 miljoen euro per jaar te blijven investeren in culturele programmering. Ook ROOS wil in 2017 budget blijven investeren in dit belangrijke genre. Voor de komende jaren zit de meerwaarde in goede samenwerking met de landelijke publieke omroep, bijvoorbeeld door samen regionale documentaires te ontwikkelen en die zowel op de regionale als landelijke kanalen uit te zenden. Ik vraag de NPO en ROOS om ook op dit punt met elkaar samen te werken.

2. Een slagvaardige georganiseerde en effectief opererende regionale omroep

Het kabinet en ROOS delen de ambitie om een slagvaardige en effectief opererende regionale omroep te organiseren. Slagvaardig in bestuur om de uitdagingen het hoofd te bieden en om het centrale aanspreekpunt te zijn voor de relaties in het mediaveld, de samenwerkingspartners, toeleveranciers, overheden en toezichthouders. En effectief in besluitvorming zodat er optimaal ruimte is voor de inhoud en contentproductie in de regio. Want om dat laatste gaat het natuurlijk.

Het opzetten van een adequate bestuurlijke structuur is weerbarstige materie gebleken. ROOS en de regionale omroepen hebben zich grote inspanningen getroost om tot een gedragen voorstel te komen. Ik heb daar veel waardering voor. Niettemin heb ik moeite met onderdelen van het voorstel van ROOS. Dat betreft de invoeging van dubbel toezicht dat door de interregionale stichtingen ontstaat en het voorstel om de huidige dertien regionale omroepen als taakorganisaties in de wet te regelen. Deze voorstellen kunnen leiden tot een stapeling van toezicht en complexe verantwoordingsrelaties. Ook de raad heeft gewaarschuwd voor deze complexe structuur. Na goed overleg ben ik met ROOS tot een aangepaste bestuurlijke inrichting van de regionale omroep gekomen. Die ziet er als volgt uit.

Eén concessie

ROOS en ik hebben dezelfde visie waar het gaat om de noodzaak tot meer gezamenlijk optreden ten behoeve van de regionale mediadienst. Dat is nodig om te kunnen innoveren en in te spelen op de gezamenlijke uitdagingen. De basis voor die gezamenlijkheid is de verlening van één concessie. Via deze concessie wordt de publieke mediaopdracht op regionaal niveau in één keer voor alle regionale omroepen vastgelegd. Zo ontstaat één aanspreekpunt en één begrotings- en verantwoordingscyclus voor de gezamenlijke regionale omroepen. De basis voor de verlening van de concessie is inmiddels wettelijk uitgewerkt in het eerder genoemde en al bij uw Kamer ingediende wetsvoorstel. De concessie zal conform dat wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2017 worden verleend aan de RPO als samenwerkings- en coördinatieorgaan dat verantwoordelijk is voor de verwezenlijking van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. ROOS zal worden aangewezen als RPO en ondergaat daarmee een bestuurlijke en organisatorische «make over».

Met het verlenen van één concessie per 1 januari 2017 zal op dat moment ook een eind komen aan dertien aanvragen van afzonderlijke regionale omroepen voor vijfjaarlijkse aanwijzingen met bijbehorende beoordelingen, toekenningen, budgetaanvragen en verantwoordingen. De verantwoordelijkheid voor de verwezenlijking van de publieke media-opdracht op regionaal niveau is immers door de concessieverlening aan de RPO opgedragen aan één gezamenlijke organisatie.

Een eenduidige en slagvaardige bestuursstructuur

ROOS en ik delen het uitgangspunt dat er een ongedeeld bestuur moet zijn dat verantwoordelijk is voor de algehele strategie en het beleid voor de regionale omroep en dat onafhankelijk toezicht daarop gewaarborgd is. Dit leidt tot een hoofdstructuur met een bestuur dat verantwoording aflegt aan een onafhankelijke raad van toezicht.

De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden, die op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor vijf jaar worden benoemd bij koninklijk besluit. De benoeming zal plaatsvinden volgens een transparante en openbare procedure en op basis van vooraf vastgestelde en openbare profielen. De raad van toezicht houdt toezicht op het beleid van het bestuur, de algemene gang van zaken bij de RPO en de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau en staat het bestuur met advies terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het gemeenschappelijke belang van de regionale publieke mediadienst. Op dit moment zijn binnen ROOS de dertien regionale omroepen nog vertegenwoordigd in het toezichthoudend orgaan. Straks zal de onafhankelijkheid van de raad van toezicht wettelijk gewaarborgd zijn doordat leden van de raad van toezicht geen functies kunnen hebben bij de regionale omroepen. De gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale omroepen zullen het recht krijgen een persoon voor benoeming aan te bevelen.

Het bestuur wordt benoemd door de raad van toezicht, met instemming van de Minister. Het bestuur geeft dagelijks leiding aan de RPO en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de RPO-taken. Behalve strategie en beleid zullen binnen het bestuur portefeuilles belegd worden voor techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control, sales en marketing. Voor deze taken is het bestuur van de RPO beleidsbepalend en zullen shared service centra worden ingericht waarmee deze taken voor de gehele regionale omroep centraal worden georganiseerd.

Deze hoofdstructuur is al wettelijk uitgewerkt in het wetsvoorstel dat bij uw Kamer is ingediend. Ik ben het met ROOS eens dat binnen het nieuwe bestuur, dat per 1 januari 2016 van start zal gaan, de regionale verankering tot uitdrukking moet kunnen komen. Daarom zal ik conform het voorstel van ROOS bij nota van wijziging het ingediende wetsvoorstel op de volgende punten wijzigen: het aantal leden van het bestuur wordt uitgebreid naar maximaal zes, de onverenigbaarheid van een bestuurslidmaatschap met een functie bij een regionale omroep wordt geschrapt en de initiële taken van de RPO worden uitgebreid. Ik zal deze nota van wijziging tegelijk met de nota naar aanleiding van het verslag bij uw Kamer indienen.

Regionale redacties met programmatische zelfstandigheid

De kern van de uiteindelijke uitwerking die ROOS en ik voor ogen hebben is dat er één organisatie is, de RPO, die op basis van één concessie verantwoordelijk wordt voor de verwezenlijking van de publieke media-opdracht op regionaal niveau met behoud van de regionale identiteit. Om dat voor elkaar te krijgen zal wettelijk gewaarborgd worden dat de RPO verzorgingsgebieden vaststelt en de verzorging van het media-aanbod voor die gebieden opdraagt aan regionale redacties die onderdeel zijn van de RPO.

Vooralsnog zullen die verzorgingsgebieden de huidige provincies zijn. Om dat te waarborgen zal bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld dat de huidige provincies voor de komende concessieperiode worden aangewezen als verzorgingsgebieden. Niet uitgesloten is dat die verzorgingsgebieden op termijn op grond van sociaal-culturele overwegingen anders kunnen worden vastgesteld. De raad heeft hier ook op gewezen.

De regionale omroeptaak – de verzorging van de programma’s – wordt in de verschillende verzorgingsgebieden uitgevoerd door de regionale redacties. Deze hebben per verzorgingsgebied een beleidscommissie media-aanbod. Vooralsnog zijn deze regionale redacties de huidige regionale omroepen. Ook dit wordt voor de komende concessieperiode in de genoemde algemene maatregel van bestuur vastgelegd. De regionale redacties in die gebieden geven kleur en invulling aan de programmering. De regionale redacties krijgen van het landelijk bestuur de kaders mee op het gebied van onder andere beleid en financiën, maar blijven autonoom qua journalistieke inhoud. De regionale redacties zullen wettelijk worden aangemerkt als regionale publieke media-instellingen. Daarmee is de redactionele onafhankelijkheid zoals die in artikel 2.88, eerste lid, van de Mediawet 2008 is vastgelegd, gewaarborgd. De regionale redacties bepalen zelf de vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod. Er wordt dus regionaal bepaald wat er regionaal wordt uitgezonden. Dat verandert niet. Wat wel verandert is dat de regionale omroepen vanaf 1 januari 2017 onderdeel van de RPO zijn. Zij krijgen niet meer een individuele aanwijzing als omroep, maar maken deel uit van de RPO als geheel en voeren hun taak uit in hun eigen verzorgingsgebied en met een eigen merk/omroepnaam.

Rol van Beleidscommissie Media-aanbod regionale omroep

Het plan beschrijft uitgebreid hoe de regionale identiteit en verankering van een omroep behouden en georganiseerd kan worden. Ik kan mij goed vinden in het voorstel van ROOS om het huidige Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO) om te vormen tot een orgaan dat sterk verbonden is met de regio. Dit wordt in het voorstel een «beleidscommissie media-aanbod» genoemd. Per verzorgingsgebied is er een beleidscommissie media-aanbod. Ik zie daar een rol voor de provincies weggelegd en zal overleg voeren met het IPO over de manier waarop dit het beste georganiseerd kan worden.

3. Bijzondere positie Friese taal

In het plan van ROOS wordt terecht aandacht gevraagd voor de bijzondere positie van de Friese taal in de (publieke) media. De Friese taal is de officiële tweede rijkstaal in Nederland. Daardoor gelden voor het Fries een aantal internationale verdragsverplichtingen wat onder andere heeft geleid tot de Wet gebruik Friese Taal en de Bestuursafspraak Friese taal en Cultuur 2013.9

In dit verband is vooral belangrijk, zoals ook uit het Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden voortvloeit, dat er voldoende voorzieningen door de overheid getroffen worden voor een kwalitatief hoogwaardig programma-aanbod in Friese taal. Deze functie moet dus goed geborgd worden. In het wetsvoorstel dat ik op basis van het plan van ROOS zal opstellen, zal ik het Friestalig media-aanbod en een eigen aanbodkanaal voor de provincie Fryslân wettelijk borgen. Daarmee volg ik de belangrijkste adviezen van de commissie Hoekstra op.10

Ik begrijp dat de taakstelling het budget onder druk zet en daarmee mogelijk ook het Friestalig media-aanbod. Het uitgangspunt van het plan van ROOS is echter dat door de bundeling van backoffices en de clustering van regionale omroepen, de efficiencytaakstelling behaald kan worden zonder dat dit de inhoud en programmering raakt. Ik ga er dus vanuit dat dit ook voor Fryslân niet of nauwelijks effect heeft op de inhoud en programmering.

Bovendien wordt Fryslân (net als de andere dunbevolkte provincies) in de huidige situatie gecompenseerd ten opzichte van de dichtbevolkte provincies. Ook krijgt Omrop Fryslân nu een extra financiële bijdrage. Daarbij gaat het om een bijdrage via de NOS voor landelijke Friestalige programmering en de rechtstreekse extra subsidiëring vanuit de mediabegroting in het kader van de hiervoor genoemde bestuursafspraak. In voornoemd wetsvoorstel zal ik ook de handhaving van deze extra bijdrage waarborgen.

Verder moet goed gekeken worden naar de bestuurlijke aansturing per cluster. Ik begrijp goed dat daar regionale gevoeligheden kunnen liggen. Het Friestalig media-aanbod moet goed gewaarborgd worden. De beleidscommissie media-aanbod heeft daar ook een belangrijke rol in. Ik zal in goed overleg met de provincie Fryslân nagaan hoe dat het beste kan.

4. Samenwerking met landelijke omroep

Het plan van ROOS gaat ook in op de huidige samenwerking tussen de regionale en landelijke omroepen. Ik heb de NPO en ROOS gevraagd om uiterlijk voor het zomerreces 2015 een plan voor deze samenwerking op te stellen. Dit plan heb ik recent mogen ontvangen. Het uitgangspunt is dat deze nauwere samenwerking in de nieuwe concessieperiode vorm moet gaan krijgen. De samenwerking tussen NPO en de regionale omroepen heeft in het huidige concessiebeleidsplan van de landelijke publieke omroep al een plaats heeft gekregen. De raad adviseert mij over het concessiebeleidsplan en gaat dan ook in op de samenwerking tussen de NPO en ROOS. In mijn reactie op dit advies over het concessiebeleidsplan zal ik apart richting uw Kamer reageren op het gezamenlijke plan van ROOS en de NPO.

5. Samenwerking met lokale omroep

Ik heb ROOS en de regionale omroepen ook gevraagd nadere invulling te geven aan de samenwerking tussen de lokale en regionale omroepen. Ik heb met de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (hierna: OLON) en ROOS afgesproken dat deze samenwerking formeler gaan vastleggen. Ook dat is onderdeel van het plan ROOS, maar ik deel de observatie van de raad dat de focus van ROOS zich nog meer kan richten op de samenwerking met de lokale omroepen. Hoewel ik mij realiseer dat de hierboven geschetste veranderopgave voor de regionale omroep groot is, lijkt het mij een goed idee om ook de samenwerking met de lokale omroep hierin te betrekken. De lokale omroepen zijn, zoals de raad terecht opmerkt, wel in vrijwel alle gemeenten aanwezig. Het ligt daarbij voor de hand om deze samenwerking eerst met de grote lokale omroepen te organiseren. Ik zal hierover overleg voeren met zowel de OLON als ROOS.

6. Publiek-private samenwerking en regionale media centra

De raad adviseert dat ROOS samen met OLON streeft naar een samensmelting tot regionale media centra waaraan verschillende partijen zoals commerciële media, culturele en maatschappelijke organisatie, kunnen deelnemen. Ik zie kansen voor een dergelijke beweging, maar deze samenwerking moet uit de regio zelf komen. De huidige regionale omroepen werken al veelvuldig samen met externe partijen. Ook in de nieuwe situatie blijft dit mogelijk. Dit kan tevens een opmaat zijn naar meer openheid van het regionale publieke omroep bestel, zoals nu ook het landelijke publieke omroep bestel wordt geopend voor andere partijen dan de huidige omroeporganisaties. Ik ondersteun deze beweging waar mogelijk, bijvoorbeeld via een innovatieregeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Daarnaast onderzoek ik samen met het Commissariaat voor de Media wat de knelpunten van huidige samenwerkingsverbanden zijn en hoe de beleidsregels kunnen worden toegepast en waar mogelijk aangepast.

Tot slot

De maatregelen die in deze brief zijn beschreven, vergen veel van de regionale omroepen en de mensen die daar werken. Tegelijkertijd zijn de ambities uit het plan van ROOS noodzakelijk om de toekomst van de regionale omroep te borgen.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst is op 25 augustus 2015 bij uw Kamer ingediend. Om dit wetsvoorstel volledig in lijn te brengen met deze brief en het plan ROOS zal ik tegelijk met de nota naar aanleiding van het verslag een nota van wijziging aan uw Kamer sturen.

Het plan van ROOS zal voor het grootste deel worden vertaald in nieuwe wetgeving. In overleg met ROOS en de regionale omroepen wordt dit volgende wetsvoorstel met beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2017, voorbereid. Uw Kamer kan dit wetsvoorstel in het voorjaar van 2016 tegemoet zien.

Ik zie er naar uit om in de komende periode samen met ROOS, de regionale omroepen en alle andere betrokken partijen de nieuwe regionale omroep vorm te geven.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
2

Kamerstuk 34 264.

X Noot
3

RPO is de wettelijke naam voor deze organisatie. In paragraaf 7.1.3 van de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel wordt dit toegelicht.

X Noot
4

Kamerstuk 32 827, nr. 67.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Formeel kan alleen de regionale radio als calamiteitenzender worden ingezet ten tijde van een ramp.

X Noot
8

Sinds een aantal jaar is een deel van de middelen van het fonds geoormerkt voor regionale documentaires (in 2014 voor 1,7 miljoen euro). Bij de opheffing van het fonds in 2017 valt dit bedrag weg.

X Noot
9

Zie voor de wet: Stb, jaargang 2013, nr. 382 en voor de BFTC: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/convenanten/2013/04/16/bestuursafspraak-friese-taal-en-cultuur-2013.

X Noot
10

Kamerstuk 32 827, nr. 47.

Naar boven