34 236 Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315)

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2016

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel van de implementatie van de EU-richtlijn van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten van 17 maart 2016 is een amendement (Kamerstuk 34 236, nr. 14, amendement Swinkels) ingediend dat de regering verzoekt artikel 51a, eerste lid, onder b uit te breiden. Dit zou moeten regelen dat de stieffamilie van slachtoffers dezelfde rechten wordt toegekend als bloedverwante familie. Dit amendement werd nadien gewijzigd (Kamerstuk 34 236, nr. 21) en is op 11 april 2016 door uw Kamer verworpen.

In mijn brief van 11 april 2016 (Kamerstuk 34 236, nr. 19) waarin ik mijn reactie op een aantal amendementen heb gegeven, heb ik u toegezegd dit nader te onderzoeken. Met deze brief informeer ik uw Kamer over deze uitkomsten en de gevolgen die ik daaraan verbind.

Samenvattend kom ik tot de conclusie dat de definitie van de kring van gerechtigden voor het spreekrecht van nabestaanden een beperking kent die geen recht doet aan de kenmerken van diversiteit in de samenstelling van hedendaagse gezinnen. Ik zal daarom een nieuwe definitie introduceren bij het wetsvoorstel modernisering Wetboek van Strafvordering waardoor de kring van gerechtigden wordt uitgebreid waar vervolgens de stieffamilie als nabestaande toegang krijgt tot het spreekrecht. Om de kring van gerechtigden met dezelfde definitie uit te breiden met overige slachtofferrechten (zoals recht op informatie), vraagt een nadere verkenning. Hierover zal ik u voor de zomer 2017 informeren. Tevens zal ik een aanvullende mogelijkheid onderzoeken voor een persoon die aannemelijk kan maken dat hij of zij belang heeft bij de uitoefening van een slachtofferrecht en in nauwe relatie staat of stond tot het directe slachtoffer.

Overwegingen

Het wetsvoorstel ter invoering van de EU-richtlijn minimumnormen geeft in artikel 51a, eerste lid een nieuwe definitie van slachtoffers. Hieronder worden zowel directie slachtoffers verstaan (degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden) als nabestaanden (familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit). Onder familieleden wordt verstaan: de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel een andere levensgezel van het slachtoffer, de bloedverwanten in rechte lijn, de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de vierde graad en de personen die van het slachtoffer afhankelijk zijn.

De discussie (die zich voornamelijk rondom het spreekrecht heeft voorgedaan) over de positie van kinderen en ouders in samengestelde gezinnen richt zich op de reikwijdte van het begrippen «nabestaande» en «familieleden» in voorgestelde art. 51 Sv. Zowel het huidige artikel 51 als de richtlijn en het wetsvoorstel hebben het oog op bloedverwanten van een slachtoffer en daarmee blijft een aantal personen die in de hedendaagse maatschappij ook in een gezin samen leven buiten beeld: stiefouder, stiefzus en stiefbroer (feitelijk de niet-biologische familieleden).

Ik ben me er van bewust dat steeds meer kinderen opgroeien in een samengesteld gezin. Soms worden kinderen al van jongs af aan opgevoed door ouders die geen bloedverwanten zijn, maar wel een nauwe band met het kind hebben en het kind verzorgen en opvoeden: de stieffamilie.

Op basis van het voorgaande zijn drie varianten uitgezocht:

  • Toegang stieffamilie als nabestaanden tot spreekrecht

  • Toegang stieffamilie als nabestaanden tot overige slachtofferrechten

  • Aanvulling op de wettelijk bepaalde kring van gerechtigden

Spreekrecht

Een slachtoffer kan gebruik maken van het spreekrecht zoals bedoeld in het tweede lid van art. 51 e Strafvordering. Dit geldt ook voor de vader of de moeder van een minderjarig slachtoffer die een nauwe persoonlijke betrekking met dat slachtoffer hebben en personen die dat slachtoffer als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en in een nauwe en persoonlijke betrekking tot het kind staan.

Horende uw Kamer over het punt dat spreekrecht voor niet-bloedverwanten te weinig aandacht krijgt in een toekomstige brede wetsevaluatie heeft u mij verzocht dit punt eerder te bezien. Zoals ik hiervoor heb aangegeven ben ik ook van mening – doordat steeds meer kinderen opgroeien in een samengesteld gezin – dat ik het passend vind om dat in lijn te trekken met een definitie die stieffamilie toegang geeft tot het spreekrecht als nabestaande. Eventuele uitvoeringsconsequenties op dit punt acht ik nihil omdat art. 51 e lid 4 reeds heeft bepaald dat er max. 3 personen mogen spreken en dat zal ik blijven hanteren. Ik zal mijn voorstel om het spreekrecht uit te breiden meenemen in het wetstraject modernisering Wetboek van Strafvordering dat in 2017 aan de Raad van State en in 2018 aan uw Kamer wordt aangeboden.

Overige slachtofferrechten

Om geen onderscheid te laten ontstaan tussen de kring van gerechtigden ten aanzien van het spreekrecht respectievelijk van andere rechten zou het consistent zijn om stieffamilie als nabestaanden ook toegang te geven tot overige slachtofferrechten. Na consultatie van de politie, rechtspraak en het Openbaar Ministerie ben ik tot de conclusie gekomen dat de uitbreiding van de toegang door stieffamilie tot alle rechten uitvoeringsconsequenties zal hebben die nader verkend moet worden. Deze impact met mogelijke financiële gevolgen wil ik per organisatie verder in kaart brengen. Over deze uitkomsten en mijn definitieve besluitvorming zal ik uw Kamer voor de zomer van 2017 informeren.

Aanvulling op de wettelijk bepaalde kring van gerechtigden

Bij het definiëren van de kring van gerechtigden is er altijd het risico dat personen buiten beschouwing worden gelaten die in een concreet geval in de praktijk een nauwe relatie onderhouden of onderhielden met het slachtoffer, bijvoorbeeld een buurvrouw of mantelzorger.

Ik bestudeer daarom een benadering, die in aanvulling op de definities, de mogelijkheid biedt om in concrete situaties een persoon toegang te bieden tot slachtofferrechten. Deze persoon zou dan een verzoek moeten doen om in een concrete situatie toegang te krijgen tot een bepaald slachtofferrecht en daarbij aannemelijk moeten maken dat hij of zij daarbij belang heeft en in een nauwe relatie staat of stond tot het directe slachtoffer. Ik onderzoek de juridische, uitvoerings- en financiële consequenties van deze aanvulling. Ook over dit onderzoek zal ik u voor de zomer van 2017 informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven