34 232 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie)

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

§ 1. Inleiding

Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de Richtlijn 2013/50/EU van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van de Richtlijn 2004/109/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, de Richtlijn 2003/71/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en de Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van de richtlijn transparantie de uitvoeringsrichtlijn (PbEU 2013, L 294) (de wijzigingsrichtlijn). Deze wijzigingsrichtlijn beoogt de toepassing van de richtlijn transparantie1 voor met name kleine en middelgrote ondernemingen te vereenvoudigen en de effectiviteit ervan te verbeteren met name als het gaat om transparantie van de zeggenschap in uitgevende instellingen. Hiermee wordt het internationaal concurrerend vermogen van de Europese Unie bevorderd en aan de vermindering van de administratieve lasten bijgedragen.

De richtlijn transparantie bevat uiteenlopende verplichtingen voor het openbaar maken van gereglementeerde informatie door uitgevende instellingen waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Doel hiervan is de verspreiding van periodieke en doorlopende informatie binnen Europa te verbeteren om een hoog niveau van beleggersbescherming te realiseren en de marktefficiëntie te waarborgen. Voorts bevat de richtlijn transparantie bepalingen met betrekking tot de openbaarmaking van zeggenschap in uitgevende instellingen (de artikelen 9 tot en met 15 van de richtlijn). Deze bepalingen strekken ertoe een regeling te geven voor het openbaar maken door aandeelhouders en andere stemgerechtigden van hun zeggenschap in uitgevende instellingen. Zij zijn hiertoe verplicht indien die zeggenschap de drempelwaarden bereikt of onder- of overschrijdt. Het doel hiervan is om beleggers in staat te stellen geïnformeerde beleggingsbeslissingen te nemen. De richtlijn (en de daarmee samenhangende uitvoeringsrichtlijn) is geïmplementeerd in de hoofdstukken 5.1a en 5.3 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en in de daarop gebaseerde regelgeving, zoals het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft en het Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft.

De wijzigingsrichtlijn vloeit voort uit de evaluatie van de werking van de richtlijn transparantie die de Europese Commissie – ingevolge artikel 33 van de richtlijn – heeft uitgevoerd. Uit het evaluatieverslag van de Commissie van 27 mei 20102 volgt dat de transparantievoorschriften op onderdelen verbetering behoeven. Het verslag van de Commissie maakt in het bijzonder duidelijk dat het nodig is om de verplichtingen van uitgevende instellingen te vereenvoudigen om de gereglementeerde markten aantrekkelijker te maken voor kleine en middelgrote uitgevende instellingen die kapitaal aantrekken in Europa. Voorts volgt uit het verslag dat de effectiviteit van de bestaande transparantieregeling kan worden verbeterd, in het bijzonder met betrekking tot de bekendmaking van deelnemingen. Zoals hiervoor is opgemerkt, strekt de wijzigingsrichtlijn er met name toe de richtlijn transparantie op die onderdelen aan te passen. In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de wijzigingen van de richtlijn transparantie, zoals geïmplementeerd in onderhavig wetsvoorstel. Veel van de aanpassingen van de richtlijn zijn niet in voorliggend wetsvoorstel opgenomen omdat deze reeds in Nederland zijn geïmplementeerd of nog door de Europese Commissie moeten worden vastgesteld. Dit wordt in paragraaf 3 op hoofdlijnen uiteengezet. In paragraaf 4 wordt ingegaan op de gevolgen voor de regeldruk en de toezichtkosten. In paragraaf 5 worden de consultatie van het wetsvoorstel en de reacties daarop besproken. Tot slot wordt in paragraaf 6 de transponeringstabel opgenomen.

§ 2. Inhoud implementatiewetsvoorstel wijzigingsrichtlijn

In deze paragraaf worden de belangrijkste aspecten uit onderhavig wetsvoorstel ter implementatie van de wijzigingsrichtlijn uiteengezet.

a. Schrappen van tussentijdse verklaringen van uitgevende instellingen

Onderdeel van de wijzigingsrichtlijn en daarmee onderdeel van dit wetsvoorstel is het afschaffen van de verplichting voor uitgevende instellingen om tweemaal per jaar tussentijdse verklaringen (of kwartaalberichten) algemeen verkrijgbaar te stellen. Deze maatregel strekt ertoe de administratieve lasten voor uitgevende instellingen te verlichten, de korte termijndruk op uitgevende instellingen te verminderen en beleggers te stimuleren om een langere termijn visie aan te nemen. De impact assessment van de Europese Commissie vermeldt dat de (verplichting tot het uitbrengen van) tussentijdse verklaringen kunnen aanzetten tot prestaties op korte termijn en langetermijnbeleggingen ontmoedigen terwijl ze niet nodig zijn voor beleggersbescherming. Beleggers zijn voldoende geïnformeerd over belangrijke gebeurtenissen en feiten die van invloed kunnen zijn op de prijs van de onderliggende effecten door de verplichte openbaarmaking van de halfjaarlijkse en jaarlijkse financiële resultaten en door de openbaarmakingseisen uit de richtlijn marktmisbruik3 en de richtlijn prospectus4. Het staat uitgevende instellingen overigens uiteraard vrij om op vrijwillige basis tussentijdse verklaringen algemeen verkrijgbaar te (blijven) stellen.

b. Verslag over betalingen aan overheden

Ook bevat dit wetsvoorstel een verplichting voor uitgevende instellingen om een verslag algemeen verkrijgbaar te stellen over betalingen aan overheden. Uitgevende instellingen die actief zijn in de winningsindustrie (olie, gas en mijnbouw) of in de houtkap van oerbossen en waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt dienen jaarlijks – overeenkomstig hoofdstuk 10 van de richtlijn jaarrekening5 – te rapporteren over de betalingen die zij in het kader van de winningsactiviteiten doen aan de overheden van de landen waarin zij actief zijn. Het gaat om betalingen van € 100.000 of meer, zoals die voor productierechten, belastingen en royalty’s. Het betreft een apart verslag, los van de jaarrekening en het jaarverslag, dat ten minste tien jaar voor het publiek toegankelijk moet zijn. De belangrijkste verwachte positieve gevolgen van deze verslaglegging zijn een toename van de transparantie over betalingen door de winnings- en houtkapindustrie aan overheden, toename van de druk op overheden van de grondstofrijke landen om openheid te geven over het gebruik van de grondstoffen en de besteding van die overheidsinkomsten, afname van corruptie en omkoping en daardoor stimulering van goed bestuur en van de politieke stabiliteit in de betrokken landen, alsmede meer informatie voor investeerders in deze sectoren. De inhoudelijke vereisten worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur die haar grondslag vindt in artikel 5:25w van de wet. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op de voorgestelde aanpassingen van de artikelen 5:25e en 5:25w van de wet.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de verplichting tot het openbaar maken van een verslag over betalingen aan overheden die is opgenomen in het hierboven genoemde hoofdstuk 10 van de richtlijn jaarrekening (artikel 42, eerste lid jo. artikel 2, onder 1, sub a) gedeeltelijk een andere reikwijdte heeft. Zo heeft deze verplichting uit de nieuwe richtlijn jaarrekening – kort gezegd – betrekking op grote ondernemingen in de zin van de richtlijn en organisaties van openbaar belang die actief zijn in de bedoelde sectoren, waaronder Europese beursondernemingen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Het verschil met de richtlijn transparantie betreft niet-Europese ondernemingen die in de EU een beursnotering hebben, die alleen onder de richtlijn transparantie vallen. Daarnaast wijkt de verplichting uit de richtlijn jaarrekening op een enkel onderdeel af van de desbetreffende verplichting uit de richtlijn transparantie. Zo dient het verslag ingevolge de nieuwe richtlijn transparantie binnen zes maanden na afloop van het boekjaar algemeen verkrijgbaar gesteld te worden, terwijl in de richtlijn jaarrekening de algemene regel voor de openbaarmaking van jaarrekeningen geldt, namelijk twaalf maanden. De AFM houdt toezicht op de naleving van deze verslagleggingsverplichting overeenkomstig haar toezicht op de andere delen uit de transparantierichtlijn.

c. Handhaving

De wijzigingsrichtlijn introduceert een aantal handhavingsbevoegdheden die in ieder geval door alle nationale toezichthouders in de lidstaten voor in de richtlijn opgesomde overtredingen gebruikt kunnen worden. Dit omdat binnen de Europese Unie nationale rechtsstelsels met betrekking tot de sanctionerende bevoegdheden van toezichthouders sterk verschillen. Bovendien hanteren verschillende toezichthouders verschillende maatstaven bij het opleggen van sancties. Het stelsel van sanctionerende bevoegdheden moet zorgen voor doeltreffende en evenredige sanctionering en daarmee voor afdoende afschrikkende werking ter voorkoming van zware schendingen. Daarnaast bevat de wijzigingsrichtlijn bepalingen met betrekking tot het bekendmaken van sancties en het melden van overtredingen.

De Wft kent – in samenhang met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – reeds een uitgewerkt stelsel van handhavingsbevoegdheden. Zo is bijvoorbeeld in artikel 5:52 van de Wft geregeld dat belanghebbenden via de rechtbank schorsing van stemrechten van overtreders kunnen bewerkstelligen. De Wft voldoet daarmee aan de eis van artikel 28ter lid 2 van de wijzigingsrichtlijn dat er bij overtreding van een aantal bepalingen een mogelijkheid moet zijn om de stemrechten te schorsen. Op punten zal het systeem van de Wft echter in lijn moeten worden gebracht met deze wijziging van de richtlijn transparantie. Het betreft hier met name de nieuwe bevoegdheid in de voorgestelde wijziging van artikel 1:81 Wft, die een verhoging betreft van de maximaal door de toezichthouder op te leggen bestuurlijke boete voor een afzonderlijke zware overtreding door een rechtspersoon (naar € 10 miljoen of 5% van de totale jaaromzet, waar nu het maximum is gesteld op € 4 miljoen). Het handhavingsbeleid van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) bevat, in lijn met de richtlijn, richtlijnen aan de hand waarvan de AFM keuzes kan maken voor het type en de hoogte van de boete.6

d. Overige aspecten

Een ander aspect uit dit wetsvoorstel is de voorgestelde verduidelijking van de definitie van lidstaat van herkomst. Hiermee wordt met name beoogd te voorkomen dat uitgevende instellingen zich kunnen onttrekken aan het toezicht ingevolge de richtlijn transparantie (door het niet maken van een keuze voor de lidstaat van herkomst). Voor een meer uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de voorgestelde wijziging van artikel 5:25a van de wet. Verder bevat dit wetsvoorstel bepalingen die onder meer strekken tot verlenging van de uiterste termijn voor (i) het voor het publiek beschikbaar houden van het jaar- en halfjaarverslag door uitgevende instellingen (van vijf jaar naar tien jaar) (artikelen 5:25c en 5:25d) en (ii) het publiceren van het halfjaarverslag (van twee naar drie maanden na afloop van de eerste zes maanden van het boekjaar) (artikel 5:25d). De achtergrond hiervan is verbetering van de transparantie respectievelijk het bieden van aanvullende flexibiliteit en daarmee verlichting van de administratieve lasten. Ook wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld de verplichtingen met betrekking tot de bekendmaking van nieuwe emissies van leningen en het melden van een ontwerp van een voorgenomen statutenwijziging af te schaffen. De reden hiervoor is dat deze bepalingen voor weinig aanvullende informatie zorgen wegens bestaande gelijksoortige verplichtingen in andere richtlijnen7 terwijl met schrapping hiervan wel de administratieve lasten van de uitgevende instellingen kunnen worden verlicht.

§ 3. Overige aspecten wijzigingsrichtlijn

De wijzigingsrichtlijn bevat een aantal wijzigingen van de richtlijn transparantie die (thans) geen implementatie behoeven en derhalve ook niet in voorliggend wetsvoorstel zijn opgenomen. De reden hiervoor is dat deze wijzigingen in Nederland reeds geldend recht zijn of nog door de Europese Commissie moeten worden vastgesteld. In deze paragraaf wordt hierop op hoofdlijnen nader ingegaan.

a. Aanscherping en verduidelijking regels rond melding zeggenschap

Een belangrijk onderdeel van de aanpassing van de richtlijn transparantie is de harmonisatie van de melding van (substantiële) zeggenschap van aandeelhouders in uitgevende instellingen. Zo wordt de meldingsplicht uitgebreid naar alle instrumenten waarvan het economisch effect vergelijkbaar is met het houden van aandelen en rechten op het verwerven van aandelen (de zogenaamde cash settled instrumenten). Deze maatregel strekt ertoe te voorkomen dat heimelijk participaties in ondernemingen worden verworven waardoor een onjuist of misleidend beeld ontstaat van de economische eigendom van beursondernemingen. Voorts wordt de berekeningswijze van het stemmenbelang (delta adjusted methode) verder geharmoniseerd evenals vrijstellingen van de meldingsplichten en de wijze van samenvoeging van deelnemingen in de vorm van aandelen met deelnemingen in de vorm van financiële instrumenten waaraan stemrechten zijn verbonden. Deze maatregelen hebben in Nederland weinig gevolgen omdat ze goeddeels al onderdeel zijn van Nederlandse wet- en regelgeving (of nader door de Europese Commissie moeten worden vastgesteld) en behoeven dan ook (thans) geen tot nauwelijks implementatie (op wetsniveau). Vergelijk onder meer artikel 5:45, tiende lid, van de Wft waarin de meldingsplicht eerder al is uitgebreid naar cash settled instrumenten, artikel 5 van het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen wat betreft de samenvoeging en de «Beleidsregel aangaande de methodiek voor het berekenen van aandelen waarop financiële instrumenten betrekking heben en de meldingsplicht bij indices en mandjes» van de AFM waarin de delta adjusted berekeningswijze verplicht is gesteld8. In dit wetsvoorstel wordt de uitbreiding van de meldingsplicht voor cash settled instrumenten die is opgenomen in artikel 5:45, tiende lid, van de Wft, wel uitgebreid naar een melding van zowel aandelenbelang als stemmenbelang. Ook wordt in de artikelsgewijze toelichting weergegeven dat niet alleen cash settled, maar ook andere vergelijkbare instrumenten onder de meldingsplicht vallen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de nader door de Commissie vast te stellen aspecten geïmplementeerd kunnen worden op het niveau van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling.

b. Lidstaatopties

De wijzigingsrichtlijn bevat enkele lidstaatopties. In onderhavig wetsvoorstel wordt voorgesteld om over het algemeen geen gebruik te maken van de lidstaatopties, zoals de mogelijkheid voor lidstaten om uitgevende instellingen te verplichten tot het publiceren van aanvullende periodieke financiële informatie. Achtergrond hiervan is dat het gebruikmaken van lidstaatopties tot gevolg zou kunnen hebben dat Nederlandse beursondernemingen voor internationale beleggers minder aantrekkelijk zouden kunnen worden om in te investeren. Daarbij lijkt het gebruikmaken van lidstaatopties niet goed verenigbaar met de doelstellingen van de wijzigingsrichtlijn om de administratieve lasten (voor met name kleine en middelgrote uitgevende instellingen) te verminderen (waar dit geen afbreuk doet aan de beleggersbescherming) en verdere harmonisatie te realiseren. Nederland maakt echter wel gebruik van de lidstaatoptie om een lagere drempel vast te stellen voor de meldingsplicht van zeggenschap in uitgevende instellingen. In Nederland is – mede gegeven de specifieke aandeelhoudersstructuur in uitgevende instellingen in Nederland – (reeds eerder) voor een lagere drempel van de meldingsplicht (van 3%) gekozen om voldoende transparantie van zeggenschap in uitgevende instellingen te waarborgen (vergelijk de artikelen 5:38, vierde lid, en 5:39, derde lid, Wft). Dit geldt eveneens voor eventuele reeds bestaande specifieke regels op het gebied van overnamebiedingen danwel voor eventuele bestaande aanvullende informatieverplichtingen.

c. Harmonisatie elektronische verslaggevingsstandaard

Ingevolge de wijziging van de richtlijn transparantie wordt per 1 januari 2020 één enkel elektronisch verslaggevingsformaat verplicht gesteld voor de opstelling van financiële jaarverslagen. Het gaat derhalve om financiële jaarverslagen over boekjaren vanaf 1 januari 2019. Een dergelijke geharmoniseerde elektronische standaard voor de jaarverslagen wordt nuttig geacht voor uitgevende instellingen, beleggers en toezichthouders. Hierdoor zal naar verwachting het rapporteren worden vergemakkelijkt en zal de toegankelijkheid, het analyseren en het vergelijken van financiële jaarverslagen naar verwachting worden bevorderd. De Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) is aangewezen om een voorstel voor technische regels voor de verslaggevingsstandaard te ontwikkelen waarbij verwezen dient te worden naar bestaande en toekomstige technologische opties, zoals eXtensible Business Reporting Language (XBRL). De Europese Commissie zal de verslaggevingsstandaard vaststellen. Dit behoeft thans geen implementatie via onderhavig wetsvoorstel. Artikel 5:25w Wft biedt reeds een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen ter uitvoering van een dergelijk bindend besluit van de Europese Commissie dat is gebaseerd op de richtlijn transparantie.

d. Opslag gereglementeerde informatie

Ook zijn in de wijzigingsrichtlijn bepalingen opgenomen ter verbetering van het huidige netwerk van nationale opslagmechanismen van gereglementeerde informatie. Het doel hiervan is om de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde informatie – en daarmee grensoverschrijdende beleggingen – te vergemakkelijken. Hiertoe heeft de Europese Commissie meer gedelegeerde bevoegdheden gekregen, met name wat betreft de toegang tot gereglementeerde informatie op het niveau van de Europese Unie. Ook zal ESMA een webportaal opzetten en onderhouden dat fungeert als een centraal Europees elektronisch toegangspunt voor gereglementeerde informatie op het niveau van de Europese Unie (in plaats van op het niveau van de 27 verschillende nationale opslagmechanismen). Deze bepalingen richten zich tot ESMA en de Europese Commissie en behoeven derhalve thans (naar hun aard) geen implementatie. Daarbij geldt dat artikel 7 van het Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft reeds regels bevat waaraan de centrale opslag van de gereglementeerde informatie door de aangewezen instantie (in Nederland: de AFM) ten minste moet voldoen. Deze regels c.q. onderwerpen wijken niet af van de (vooralsnog niet bindende) aanbeveling van de Europese Commissie van 11 oktober 20079 met richtsnoeren waarmee bij de oprichting van de instantie rekening kan worden gehouden opdat deze in de toekomst effectief kan samenwerken met het nog te ontwikkelen centraal Europees elektronisch toegangspunt.

§ 4. Gevolgen voor het bedrijfsleven

In deze paragraaf worden de administratieve lasten en de nalevingskosten voor het bedrijfsleven, voor zover relevant, weergegeven als gevolg van de implementatie van de wijziging van de richtlijn transparantie. Naar verwachting zal onderhavig wetsvoorstel per saldo geen tot nauwelijks gevolgen hebben voor de toezichtskosten van de AFM.

Schrappen van tussentijdse verklaringen van uitgevende instellingen

Bij de invoering van de verplichting voor uitgevende instellingen om tweemaal per jaar een tussentijdse verklaring te publiceren zijn de hieraan verbonden administratieve lasten begroot op een bedrag van € 46.200 en de nalevingskosten op een bedrag van in totaal circa € 1,6 miljoen10. Het schrappen van deze verplichting leidt op z’n minst tot een vermindering in administratieve lasten en nalevingskosten met de hiervoor vermelde bedragen.

Introductie verslaggeving van betalingen aan landen («verslag over betalingen aan overheden»)

De voorgestelde verplichting om een verslag algemeen verkrijgbaar te stellen over betalingen aan overheden raakt naar verwachting een uiterst gering aantal uitgevende instellingen (namelijk enkel die uitgevende instellingen die actief zijn in de winningsindustrie of in de houtkap van oerbossen en waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt) Het gaat na verwachting op dit moment om circa 1 tot 5 uitgevende instellingen. Deze voorgestelde verplichting heeft naar verwachting geen tot nauwelijks gevolgen voor de administratieve lasten. Hieraan zijn echter wel nalevingskosten verbonden. De incidentele nalevingskosten die hiermee gemoeid zijn worden per instelling begroot op incidenteel (jaar 1) € 212.244 per entiteit en vervolgens structureel per jaar € 74.490 per entiteit.11 Deze kosten vloeien onder meer voort uit het ontwerpen van het (format van het) verslag en de terugkerende jaarlijkse rapportagekosten.

Schrappen algemeen verkrijgbaarstelling nieuwe emissie van obligatieleningen

Het algemeen verkrijgbaar stellen van informatie omtrent een nieuwe emissie van obligatieleningen, met bijbehorende garanties en zekerheden, valt buiten het prospectustoezicht van de AFM. Mede gelet hierop is het thans niet goed mogelijk om de door de schrapping van deze verplichting teweeg gebrachte veranderingen in nalevingskosten eenduidig te kwantificeren anders dan dat deze wijziging naar verwachting tot een aanzienlijke vermindering van de nalevingskosten zal leiden. Deze wijziging heeft nauwelijks gevolgen voor de administratieve lasten, anders dan dat dit tot een kleine verlichting zal leiden.

Schrappen verplichte mededeling ontwerp voorgenomen statutenwijziging

De AFM ontving jaarlijks gemiddeld circa dertig meldingen van een ontwerp van een voorgenomen statutenwijziging. De met het doen van een dergelijke melding gemoeide tijd wordt begroot op 1 uur. Dit betekent dat het schrappen van een dergelijke mededelingsplicht neerkomt op een vermindering in administratieve lasten van circa € 1.350 (30 meldingen x 1 uur x € 45).

Introductie meldingen wijziging samenstelling substantiële deelneming

De wijziging van artikel 5:41 zal vermoedelijk leiden tot een toename van circa 50 tot 100 meldingen. Met iedere melding is naar verwachting circa 1,5 uur gemoeid. Dit betekent dat de administratieve lasten hierdoor zullen stijgen met een bedrag variërend van circa € 3.400 (50 meldingen x 1,5 uur x € 45) tot circa € 6.800 (100 meldingen x 1,5 uur x € 45).

Overige aspecten

De overige wetswijzigingen als gevolg van de implementatie van de richtlijn transparantie hebben naar verwachting (per saldo) geen tot nauwelijks noemenswaardige gevolgen voor de administratieve lasten of (incidentele en structurele) nalevingskosten.

§ 5. Consultatie

Er zijn consultatiereacties ontvangen van de Vereniging VEB NCVB, van Eumedion, van VNO-NCW en MKB-Nederland en van de heer Wissing. Naar aanleiding van deze reacties zijn wijzigingen aangebracht in zowel de wettekst als de toelichting. De hoofdpunten uit de reacties en de belangrijkste wijzigingen worden in deze paragraaf toegelicht.

Er zijn opmerkingen gemaakt over het schrappen van verplichte kwartaalrapportages. Hierbij is gesuggereerd om voor bepaalde ondernemingen, zoals grote beursvennootschappen een dergelijke verplichting in stand te houden. In de richtlijn worden verplichte kwartaalrapportages geschrapt. Hiermee wordt een aanzienlijke administratieve lastenverlichting bereikt. In de richtlijn is verder opgenomen dat lidstaten niet in hun nationale wetgeving de verplichting mogen opleggen om periodieke financiële informatie vaker te publiceren dan de jaarlijkse en halfjaarlijkse verslagen. De verwachting is dat grote beursgenoteerde ondernemingen er zelf wel voor zullen kiezen om kwartaalrapportages te publiceren. Daarmee zal in de praktijk aan de zorgen die worden uitgesproken in deze consultatiereactie in enige mate tegemoet worden gekomen. Verder is in een consultatiereactie aandacht gevraagd voor de wens om de halfjaarcijfers te voorzien van een assurance verklaring. Een dergelijke additionele verplichting levert onnodige administratieve lasten op en wordt derhalve niet opgenomen in wetgeving. Wel zullen ondernemingen die vrijwillig kiezen voor halfjaarcijfers voorzien van een assurance verklaring beleggers meer zekerheid geven en daardoor aantrekkelijker zijn. Daarnaast is in een consultatiereactie de voorkeur uitgesproken om de meldingstermijn voor het overschrijden van drempels voor substantiële deelnemingen (artikel 5:41 van de Wft) te verkorten naar bijvoorbeeld één handelsdag. In de transparantierichtlijn is een termijn van 4 handelsdagen opgenomen, er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de huidige termijn te lang zou zijn.

Verder zijn verschillende opmerkingen gemaakt over de wijzigingen in de boetesystematiek. De opmerkingen over de boetesystematiek hebben aanleiding gegeven tot wijziging van het voorgestelde artikel 1:81 van de Wft en artikelsgewijze toelichting. Allereerst zijn opmerkingen gemaakt over het gewijzigde boetemaximum voor overtreding van artikelen die een implementatie zijn van de artikelen uit de richtlijn transparantie die in artikel 28bis zijn opgesomd. Gekozen is om de betreffende artikelen in het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in te delen in categorie 3. Er is opgemerkt dat dit ertoe leidt dat de boete fors kan stijgen bij een aantal overtredingen die nu nog beboetbaar zijn met een boete van categorie 2. Dit is echter in lijn met de ratio van de artikelen 28bis en 28ter van de richtlijn dat die overtredingen bedreigd moeten worden met een voldoende afschrikwekkende sanctie. Er is dan ook geen aanleiding om voor deze overtredingen af te wijken van het systeem van een basisbedrag dat onder bepaalde omstandigheden verhoogd of verlaagd kan worden. Het systeem biedt bovendien de nodige flexibiliteit. Mocht het opleggen van een boete ter hoogte van het basisbedrag in een specifiek geval onredelijk zijn dan heeft de toezichthouder de mogelijkheid de boete te matigen (vergelijk artikel 5:46 Awb en de artikelen 2, 3 en 4 Besluit bestuurlijke boetes financiële sector).

Verder is bij de omzetgerelateerde boetes verduidelijkt dat het gaat om de netto-omzet van de overtreder uit de financiële verslaggeving van het jaar voorafgaand aan het vaststellen van de boete. Met betrekking tot de boetesystematiek is verder opgemerkt dat artikel 28ter, eerste lid, onderdeel c, onder (i) en (ii), tweede gedachtenstreepje niet geïmplementeerd lijken. De in deze delen van de richtlijn opgenomen bepaling houdt in dat de boete kan worden verhoogd tot maximaal twee maal het bedrag van de winsten die zijn behaald of de verliezen die zijn vermeden door de overtreding. Een vergelijkbare bepaling was al opgenomen in het huidige zesde lid van artikel 1:81 van de Wft.

Met betrekking tot de bepaling in artikel 5:45, tiende lid, van de Wft, op grond waarvan voor bepaalde instrumenten, opties en contracten geldt dat de houder wordt geacht te beschikken over onderliggende aandelen, is opgemerkt dat alleen werd aangesloten bij belangen in aandelen, terwijl de richtlijn ziet op stembelangen. Naar aanleiding van deze opmerking is de bepaling uitgebreid naar aandelenbelang én stembelang, waardoor in beide situaties meldingsplichten bestaan. Ook is met betrekking tot dit lid opgemerkt dat de richtlijn uitdrukkelijk bepaalt dat het niet alleen om instrumenten gaat die een recht geven op afwikkeling in contanten, maar ook om instrumenten die een recht verlenen op materiële afwikkeling. In eerdere toelichtingen bij artikel 5:45, tiende lid, van de Wft werd alleen ingegaan op instrumenten die een recht geven op afwikkeling in contanten, de wettekst is daar echter niet toe beperkt. In de toelichting van het onderhavige wetsvoorstel is derhalve verduidelijkt dat ook instrumenten die een recht verlenen op materiële afwikkeling onder artikel 5:45, tiende lid, van de Wft, vallen.

Verder is opgemerkt dat artikel 5:41 (nieuw), zoals geconsulteerd, verder ging dan de richtlijn toestaat. In dit artikel staat enerzijds dat de houder van financiële instrumenten meldingsplichtig is wanneer de omzetting naar onderliggende aandelen het bereiken, over- of onderschrijden van een drempelwaarde zou betekenen, en nogmaals wanneer de daadwerkelijke omzetting heeft plaatsgevonden en hierdoor een drempelwaarde is bereikt, over- of onderschreden. Anderzijds bevatte het artikel ook de omgekeerde situatie, die ziet op aandelen die worden omgezet in financiële instrumenten. In deze laatste situatie voorziet de richtlijn niet. Artikel 5:41 is in overeenstemming gebracht met de voorschriften in de richtlijn.

Er is opgemerkt dat de wijziging van artikel 5:25a tot onvolledige implementatie leidde. Uitgevende instellingen werden met deze bepaling verplicht om hun lidstaat van herkomst bekend te maken op de wijze van 5:25m, 5:25p en 5:25w. Artikel 5:25b verklaarde deze bepaling enkel van toepassing op uitgevende instellingen met Nederland als lidstaat van herkomst. Hiermee was artikel 21, derde lid, van de richtlijn niet volledig geïmplementeerd. Op grond van dit artikel moeten ook uitgevende instellingen met een lidstaat van herkomst die niet Nederland is, waarvan de effecten enkel in Nederland tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, hun lidstaat van herkomst bekend maken op de wijze van 5:25m, 5:25p en 5:25w. In het wetsvoorstel en de toelichting zijn naar aanleiding van deze reactie wijzigingen aangebracht.

De richtlijn schrijft in artikel 28 ter, tweede lid, voor dat de lidstaten ervoor zorgen dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voorzien in de mogelijkheid om aan aandelen verbonden stemrechten op te schorten in het geval er een overtreding van hetgeen is bepaald in de richtlijn heeft plaatsgevonden. Een van de consultatiereacties zag op het ontbreken van bestuursrechtelijke mogelijkheden in het Nederlandse recht, waarmee de implementatie niet volledig zou zijn. De Engelse tekstheeft het echter over «laws, regulations or administrative provisions». Op basis van die lezing is er geen verplichting om zorg te dragen voor bestuursrechtelijke mogelijkheden om het stemrecht op te schorten.

Artikel 28 quater van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten bij het bepalen van het type en de hoogte van de sanctie rekening houden met alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de ernst en de duur van de overtredingen, de mate van verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke persoon of juridische entiteit en andere nader genoemde omstandigheden. In de memorie van toelichting, zoals geconsulteerd, werd enkel verwezen naar artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, welk artikel bepaalt dat alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen meegewogen dienen te worden. Er is op gewezen dat het handhavingsbeleid van de AFM en DNB uitwerkt hoe toezichthouders de keuze voor de inzet van maatregelen verantwoorden. In dit beleid komen de in de richtlijn opgesomde omstandigheden naar voren, waardoor het voor de hand ligt om hiernaar te verwijzen in de toelichting.

§ 6. Transponeringstabel

Implementatie van richtlijn 2013/50/EU van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (Pb EU 2013, L 294).

Afkortingen:

Awb:

Algemene wet bestuursrecht

besluit melding zeggenschap:

Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft

besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie:

Besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie uitgevende instellingen Wft

Regeling grensoverschrijdende samenwerking:

Regeling taakuitoefening en grensoverschrijdende samenwerking financiële toezichthouders Wft

richtlijn jaarrekening:

Richtlijn nr. 2013/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182)

richtlijn prospectus:

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten (Pb EU 2001, L 345)

richtlijn transparantie:

Richtlijn 2004/109/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (Pb EU 2004, L 390)

verordening 575/2013:

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (Pb EU 2013, L 176)

Wft:

Wet op het financieel toezicht

Richtlijn 2013/50/EU

Wetsvoorstel

Wft en andere bestaande wetgeving

1, eerste lid, onderdeel a, onder i), eerste alinea (2, eerste lid, onderdeel d, eerste alinea, richtlijn transparantie)

behoeft geen implementatie

1:1

1, eerste lid, onderdeel a, onder i), tweede alinea (2, eerste lid, onderdeel d, tweede alinea, richtlijn transparantie)

 

5:25b, tweede lid

1, eerste lid, onderdeel a, onder ii) (2, eerste lid, onderdeel i, richtlijn transparantie)

artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel c, tweede en derde lid

 

1, eerste lid, onderdeel a, onder iii) (2, eerste lid, onderdeel q, richtlijn transparantie)

 

5:45, tiende lid, onderdeel c, 1a van het besluit melding zeggenschap

1, eerste lid, onderdeel b (2, tweede lid bis, richtlijn transparantie)

behoeft geen implementatie

 

1, tweede lid, onderdeel a (3, eerste lid, richtlijn transparantie)

5:25e

 

1, tweede lid, onderdeel b (3, eerste lid bis, richtlijn transparantie)

Betreft keuzevrijheid voor de lidstaat, waarvan voor wat betreft onderdeel i) gebruik is gemaakt

5:38, vierde lid, en 5:39, derde lid

1, derde lid, onderdeel a (4, eerste lid, richtlijn transparantie)

5:25c, eerste lid

 

1, derde lid, onderdeel b (4, zevende lid, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA en de Europese Commissie

5:25w, eerste lid

1, vierde lid (5, eerste lid, richtlijn transparantie)

5:25d, eerste lid

 

1, vijfde lid (6 richtlijn transparantie)

5:25e, 5:25w, tweede lid

 

1, zesde lid, onderdeel a, aanhef (8, eerste lid, aanhef, richtlijn transparantie)

5:25g

 

1, zesde lid, onderdeel a (8, eerste lid, onderdeel a, richtlijn transparantie)

5:25g, eerste lid

 

1, zesde lid, onderdeel a (8, eerste lid, onderdeel b, richtlijn transparantie)

 

5:25g, tweede lid

1, zesde lid, onderdeel a (8, eerste lid, onderdeel a, richtlijn transparantie)

5:25g, derde lid

 

1, zevende lid, onderdeel a (9, zesde lid, richtlijn transparantie)

 

102, eerste lid verordening 575/2013, definitie handelsportefeuille, 5:46, derde lid

1, zevende lid, onderdeel b (9, zesde lid bis)

5:46, tweede lid

 

1, zevende lid, onderdeel b (9, zesde lid ter)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA en de Europese Commissie

 

1, achtste lid (12, tweede lid, richtlijn transparantie)

 

5:38, eerste en tweede lid, en 5:39, eerste lid, jo. 5:49, 8d besluit melding zeggenschap

1, negende lid, onderdeel a (13, eerste lid, onderdeel a, richtlijn transparantie)

 

5:33, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, 1a besluit melding zeggenschap

1, negende lid, onderdeel a (13, eerste lid, onderdeel b, richtlijn transparantie)

 

5:45, tiende lid

1, negende lid, onderdeel a (13, eerste lid, na onderdeel b, richtlijn transparantie)

Besluit melding zeggenschap

5:44

1, negende lid, onderdeel b (13, eerste lid bis, eerste en tweede zinsnede, richtlijn transparantie)

Besluit melding zeggenschap

5:44

1, negende lid, onderdeel b (13, eerste lid bis, derde zinsnede, richtlijn transparantie)

 

5, eerste lid, onderdeel f, besluit melding zeggenschap

1, negende lid, onderdeel b (13, eerste lid bis, vierde en vijfde zinsnede, richtlijn transparantie)

 

5:45, tiende lid

1, negende lid, onderdeel b (13, eerste lid bis, na eerste alinea, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA en de Europese Commissie

5:44

1, negende lid, onderdeel b (13, eerste lid ter, aanhef en onderdelen a tot en met g, richtlijn transparantie)

 

5:33, eerste lid, onderdeel b en 5:45, tiende lid jo. 1a besluit melding zeggenschap

1, negende lid, onderdeel b (13, eerste lid ter, na onderdeel g, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA

 

1, negende lid, onderdeel c (13, tweede lid, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot de Europese Commissie

 

1, negende lid, onderdeel d (13, vierde lid, eerste alinea, richtlijn transparantie

 

5:45 en 5:46

1, negende lid, onderdeel d (13, vierde lid, tweede tot en met vierde alinea, richtlijn transparantie

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA en de Europese Commissie

 

1, tiende lid (13bis, eerste lid, eerste alinea, richtlijn transparantie)

 

5:45, derde en tiende lid, 5 besluit melding zeggenschap

1, tiende lid (13bis, eerste lid, tweede alinea, richtlijn transparantie)

Besluit melding zeggenschap

 

1, tiende lid (13bis, tweede lid, richtlijn transparantie)

5:41

 

1, elfde lid (16, derde lid, richtlijn transparantie)

5:25h, derde en vierde lid

 

1, twaalfde lid (19, eerste lid, richtlijn transparantie)

5:25n

 

1, dertiende lid (21, vierde lid, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot de Europese Commissie

 

1, veertiende lid (21 bis, eerste en tweede lid, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA

 

1, veertiende lid (21 bis, derde lid, richtlijn transparantie)

 

7, tweede lid, besluit uitvoeringsrichtlijn transparantie

1, vijftiende lid (22, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot ESMA en de Europese Commissie

5:25w

1, zestiende lid (23, eerste lid, richtlijn transparantie)

 

5:25v

1, zeventiende lid (24, leden 4 bis en 4 ter, richtlijn transparantie)

 

Hoofdstuk 1.4 Wft, hoofdstuk 5 Awb

1, achttiende lid (25, tweede lid, richtlijn transparantie)

Regeling grensoverschrijdende samenwerking

 

1, negentiende lid (invoeging titel na artikel 27 ter, richtlijn transparantie)

 

1, twintigste lid (artikel 28, eerste lid, richtlijn transparantie)

 

1:79, 1:80, 5:25s, eerste lid, 5:51, eerste lid

1, twintigste lid (artikel 28, tweede lid, richtlijn transparantie)

 

5:1, derde lid Awb jo 51, tweede en derde lid, Wetboek van Strafrecht

1, eenentwintigste lid (28 bis, richtlijn transparantie)

 

Bijlagen behorende bij de artikelen 1:79 en 1:80, artikel 10 Besluit bestuurlijke boetes financiële sector

1, eenentwintigste lid (28 ter, eerste lid, onderdeel a, richtlijn transparantie)

1:94

 

1, eenentwintigste lid (28 ter, eerste lid, onderdeel b, richtlijn transparantie)

 

5:25s, eerste lid, 5:51, eerste lid

1, eenentwintigste lid (28 ter, eerste lid, onderdeel c, richtlijn transparantie)

1:81, vierde, vijfde en zevende lid

 

1, eenentwintigste lid (28 ter, tweede lid, richtlijn transparantie)

 

5:52

1, eenentwintigste lid (28 ter, derde lid, richtlijn transparantie)

Betreft keuzevrijheid voor de lidstaat, waarvan geen gebruik is gemaakt

 

1, eenentwintigste lid (28 quater, richtlijn transparantie)

 

3:4 Awb, Handhavingsbeleid van AFM en DNB

1, tweeëntwintigste lid (invoeging titel voor artikel 29, richtlijn transparantie)

 

1, drieëntwintigste lid (29, eerste lid, richtlijn transparantie)

 

Afdeling 1.5.2, w.o. 1:97, vierde lid

1, drieëntwintigste lid (29, tweede lid, richtlijn transparantie)

 

1:97, vijfde lid

1, vierentwintigste lid (31, tweede lid, richtlijn transparantie)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

 

2 (2, eerste lid, onderdeel m, onder iii), richtlijn prospectus)

5:60

 

3 (2 uitvoeringsrichtlijn)

Behoeft geen implementatie

 

3 (11 uitvoeringsrichtlijn)

 

5:45, tiende lid jo 5:33, 1a en 5, eerste lid, onderdeel f, besluit melding zeggenschap

3 (artikel 16, uitvoeringsrichtlijn)

Behoeft geen implementatie (want er is geen vrijstelling verleend)

 

4

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

 

5

Behoeft naar zijn aard geen implementatie, bepaling richt zich tot de Europese Commissie

 

6

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

 

7

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

 

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

A (artikel 1:1)

De voorgestelde wijzigingen van artikel 1:1 strekken ertoe de verwijzingen naar en definities van de richtlijn jaarrekening en de richtlijn geconsolideerde jaarrekening in lijn te brengen met de nieuwe richtlijn jaarrekening.

De vierde richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (78/660/EEG) en de zevende richtlijn van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (83/349/EEG) zijn vervangen door de richtlijn jaarrekening. De voorschriften voor de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening zijn hiermee in één richtlijn vastgelegd. De nieuwe richtlijn jaarrekening beoogt het jaarrekeningenrecht te moderniseren, te vereenvoudigen, verder te harmoniseren en de administratieve lasten te verlichten. De Minister van Veiligheid en Justitie bereidt een wetsvoorstel voor ter uitvoering van deze nieuwe richtlijn, die op 20 juli 2015 in nationale wetgeving dient te zijn omgezet.

In de definities van grote risico’s en moederonderneming wordt verwezen naar de (artikelen in de) nieuwe richtlijn jaarrekening in plaats van naar de (artikelen in de) richtlijn geconsolideerde jaarrekening. Verder wordt de definitie van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening geschrapt. Tenslotte wordt in de definitie van de richtlijn jaarrekening verwezen naar de nieuwe jaarrekeningrichtlijn in plaats van naar de vierde richtlijn.

B (artikel 1:81)

Artikel 28ter, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de richtlijn transparantie schrijft voor dat ten aanzien van de in artikel 28bis van de richtlijn opgenomen overtredingen een bestuurlijke boete opgelegd kan worden van maximaal € 2 miljoen en, in geval van een rechtspersoon, maximaal € 10 miljoen, of indien dat meer is, maximaal 5% van de omzet zoals die blijkt uit de laatste door het bevoegde orgaan goedgekeurde jaarrekening. Het gaat om de jaarrekening op het moment van vaststellen van de boete. Ook in het strafrecht en mededingingsrecht wordt bij omzetgerelateerde boetes uitgegaan van de jaarrekening die is vastgesteld in het jaar voorafgaand aan het moment van het vaststellen van de boete. Op grond van artikel 28ter, derde lid, van de richtlijn mogen de genoemde bedragen ook hoger zijn. Ter implementatie van deze bepaling zullen de genoemde overtredingen beboetbaar worden gesteld met een boete in categorie 3. Het betreft de overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 5:25 c eerste en tweede lid, 5:25d, 5:25e (nieuw), 5:25h, 5:25w (waaronder artikel 5 Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang uitgevende instellingen Wft), 5:38 eerste en tweede lid, 5:39 eerste lid en 5:41. De uitgezonderde bepalingen, artikelen 5:25c, zesde tot en met negende lid, 5:25i en 5:36, zijn niet overeenkomstig beboetbaar, aangezien deze bepalingen niet voortvloeien uit de richtlijn transparantie.

Er gelden drie verschillende maxima. Het betreft allereerst het verhoogde nominale maximum van € 10 miljoen. Verder biedt het vierde lid de mogelijkheid om een boete ter hoogte van maximaal 5% van de netto-omzet op te leggen van de rechtspersoon uit het boekjaar voorafgaand aan het moment van vaststelling van de boete. Daarnaast geldt ingevolge het nieuwe zevende lid de mogelijkheid om een boete op te leggen tot twee keer het bedrag van de winsten die zijn behaald of de verliezen die zijn vermeden door de overtreding, wanneer deze kunnen worden vastgesteld. De genoemde maxima gelden naast elkaar waardoor de hoogste uitkomst het uiteindelijke maximum bepaalt.

Onder omzet wordt verstaan de netto-omzet. Die bestaat doorgaans uit de opbrengsten uit leveringen van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon. Voor banken en beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn kapitaalvereisten is dat bijvoorbeeld ingevuld op de wijze die is opgenomen in het vijfde lid (nieuw) van artikel 1:81 van de Wft. Voor overige rechtspersonen wordt de berekening van de omzet gedaan op basis van de jaarrekening, opgemaakt overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de in artikel 362, achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde internationale standaarden voor het opstellen van jaarrekeningen. Voor instellingen van buiten de Europese Economische Ruimte geldt dat onder de netto-omzet wordt verstaan, de netto-omzet die wordt bepaald overeenkomstig het van toepassing zijnde jaarrekeningenrecht.

Overeenkomstig de genoemde bepalingen in de richtlijn wordt in het zesde lid in geval van een dochteronderneming of een moederonderneming het omzetgerelateerde boetemaximum gebaseerd op de omzet uit de geconsolideerde jaarrekening van de (uiteindelijke) moederonderneming.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de in het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft de uit artikel 28bis van de richtlijn transparantie opgenomen overtredingen met de hoogste boetecategorie (tariefnummer 3) beboetbaar zullen worden gesteld (vergelijk (ook) de toelichting bij de voorgestelde wijziging van artikel 1:97).

C (artikel 1:94)

Ter implementatie van artikel 28ter, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn transparantie voorziet dit onderdeel in een uitbreiding van het toepassingsbereik van de openbare waarschuwing, vastgelegd in artikel 1:94 Wft. Het voorgestelde nieuwe derde lid vormt een aanvulling op de huidige inhoud van het artikel, dat reeds bij overtreding van alle verbodsbepalingen in de wet en een aantal positieve verplichtingen die bestaan op grond van de richtlijn kapitaalvereisten12 of de verordening kapitaalvereisten13 de mogelijkheid biedt van een openbare waarschuwing. De richtlijn transparantie verlangt echter dat deze mogelijkheid ook bestaat ten aanzien van een aantal positieve verplichtingen die bestaan op grond van de richtlijn transparantie (zoals opgenomen in artikel 28bis van de richtlijn). Deze komen (de facto) neer op die bepalingen uit de hoofdstukken 5.1a en 5.3 Wft waarvan overtreding valt in de hoogste boetecategorie, voor zover die begaan zijn door een meldingsplichtige of een uitgevende instelling als bedoeld in het betreffende voorschrift.

D (artikel 1:97)

De in het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft ingevolge artikel 28bis van de richtlijn transparantie opgenomen overtredingen beboetbaar worden gesteld met de hoogste boetecategorie (tariefnummer 3). Dit betekent dat de betreffende overtredingen kunnen worden geschrapt uit artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, van de wet (omdat ze komen te vallen onder onderdeel b van dat artikel). Onderhavige wijziging voorziet hierin.

E (artikel 3:268)

Voor de definitie van dochteronderneming in artikel 3:268, eerste lid, onderdeel c, van de wet wordt thans verwezen naar artikelen in de richtlijn geconsolideerde jaarrekening. Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar artikel 22, eerste tot en met vijfde lid, van de nieuwe richtlijn jaarrekening, die de richtlijn geconsolideerde jaarrekening vervangt. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de voorgestelde aanpassing van artikel 1:1.

F (artikel 5:25a)

In dit onderdeel wordt voorgesteld artikel 5:25a, eerste lid, aanhef, aan te passen omdat niet alle definities uit het eerste lid zijn opgenomen in artikel 1:1 van de wet.

In artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel b, wordt voor de definitie van accountant die in andere lidstaten bevoegd is de jaarrekening te controleren, thans verwezen naar artikelen in de richtlijn jaarrekening en de richtlijn geconsolideerde jaarrekening. Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar de overeenkomstige artikelen in de nieuwe richtlijn jaarrekening, die de vierde richtlijn en de zevende richtlijn vervangt. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de voorgestelde aanpassing van artikel 1:1.

Met de voorgestelde wijziging van de definitie «lidstaat van herkomst» in het eerste lid, onderdeel c, en het wijzigen van het aanverwante tweede en derde lid van artikel 5:25a van de wet wordt de wijziging van artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de richtlijn transparantie geïmplementeerd. Hiermee wordt met name beoogd te voorkomen dat uitgevende instellingen zich kunnen onttrekken aan het toezicht ingevolge de richtlijn (door het niet maken van een keuze voor de lidstaat van herkomst). Verder wordt de definitie van lidstaat van herkomst verduidelijkt.

Onveranderd blijft dat de lidstaat van herkomst van een in de Europese Economische Ruimte gevestigde uitgevende instelling die obligaties met een nominale waarde van minder dan € 1.000 of aandelen heeft uitgegeven, de lidstaat is waar de uitgevende instelling haar statutaire zetel heeft (artikel 2, onderdeel i, onder i, eerste gedachtestreepje, van de richtlijn). Een uitgevende instelling die haar statutaire zetel buiten de Europese Economische Ruimte heeft en obligaties met een nominale waarde van minder dan € 1.000 of aandelen heeft uitgegeven, kan – anders dan onder de richtlijn transparantie het geval was – een lidstaat van herkomst kiezen uit de lidstaten waar haar effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt (artikel 2, onderdeel i, onder i, tweede gedachtestreepje, van de richtlijn). Deze keuze voor een lidstaat van herkomst blijft geldig tenzij de uitgevende instelling (a) een andere lidstaat van herkomst kiest wanneer haar effecten niet langer zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de (aanvankelijk) gekozen lidstaat van herkomst maar nog wel zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van een andere lidstaat, (b) deze keuze bekendmaakt overeenkomstig de algemeen verkrijgbaarstelling van gereglementeerde informatie (vergelijk de artikelen 5:25m, 5:25p en 5:25w van de wet voor het geval Nederland als lidstaat van herkomst wordt aangemerkt) en (c) de betrokken toezichthoudende instanties (van de lidstaat van statutaire zetel, herkomst en/of ontvangst) hiervan in kennis stelt. Voor wat betreft de keuze voor een andere lidstaat van herkomst als bedoeld onder (a) geldt dat de uitgevende instelling een nieuwe lidstaat van herkomst kan kiezen uit de lidstaten waar haar effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt en, in voorkomend geval, de lidstaat waar zij (inmiddels) haar statutaire zetel heeft (artikel 2, onderdeel i, onder iii, van de richtlijn).

Zoals onder de richtlijn transparantie al het geval was, kan een uitgevende instelling die – kort gezegd – effecten heeft uitgegeven met een nominale waarde gelijk aan of groter dan € 1.000 als lidstaat van herkomst kiezen tussen de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft en de lidstaten waar haar effecten tot de handel zijn toegelaten (artikel 2, onderdeel i, onder ii van de richtlijn). De uitgevende instelling kan slechts één lidstaat als haar lidstaat van herkomst kiezen. Deze keuze blijft ten minste drie jaar geldig, tenzij haar effecten niet meer tot de handel op een gereglementeerde markt in de Europese Unie worden toegelaten. Ingevolge de wijziging van de richtlijn transparantie wordt hieraan toegevoegd dat deze keuze evenmin geldig is als de uitgevende instelling obligaties met een nominale waarde die kleiner is dan € 1.000 of aandelen uitgeeft of als haar effecten niet meer worden toegelaten tot de handel op de door haar gekozen lidstaat van herkomst maar nog wel zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in een andere lidstaat.

Voorts worden ingevolge de wijziging van de richtlijn transparantie de hierna volgende bepalingen toegevoegd.

Wanneer een uitgevende instelling een land van herkomst moet kiezen maar haar keuze niet bekendmaakt binnen drie maanden nadat haar effecten voor het eerst zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, is de lidstaat van herkomst de lidstaat waar haar effecten zijn toegelaten tot de handel. Indien de effecten van deze uitgevende instelling zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van meer dan één lidstaat, worden alle lidstaten waar de effecten tot de handel zijn toegelaten aangemerkt als lidstaat van herkomst totdat de uitgevende instelling alsnog kiest voor een lidstaat van herkomst en deze keuze bekendmaakt zoals, wanneer Nederland wordt gekozen als lidstaat van herkomst, is bepaald bij of krachtens de artikelen 5:25m, 5:25p en 5:25w alsmede de betrokken toezichthoudende instanties (van de lidstaat van zetel, herkomst en/of ontvangst) van deze keuze in kennis stelt.

Indien een uitgevende instelling waarvan effecten reeds op 27 november 2015 tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en een keuze voor een lidstaat van herkomst moet maken, maar deze keuze niet voor 27 november 2015 bekendmaakt, gaat de periode van bekendmaking van drie maanden in op 27 november 2015.

Ingevolge het voorgestelde tweede lid van artikel 5:25a dient een uitgevende instelling haar lidstaat van herkomst bekend te maken overeenkomstig hetgeen is bepaald bij of krachtens de artikelen 5:25m, 5:25p en 5:25w van de wet. Daarnaast dient de uitgevende instelling de betrokken toezichthoudende instanties (van de lidstaat van herkomst en, in voorkomend geval, de lidstaat waar ze haar zetel heeft en alle lidstaten van ontvangst) van haar keuze in kennis te stellen.

Tot slot wordt in het derde lid een uitzonderingsbepaling voorgesteld voor de wijze waarop een lidstaat van herkomst bekend moet worden gemaakt. Deze uitzondering is van toepassing op een uitgevende instelling waarvan effecten reeds op 27 november 2015 – de uiterste implementatiedatum van de wijziging van de richtlijn transparantie – tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en die een lidstaat van herkomst heeft gekozen en de toezichthoudende instantie van deze lidstaat voor 27 november 2015 van deze keuze in kennis heeft gesteld. Deze uitzondering geldt uiteraard niet (meer) wanneer deze uitgevende instelling na 27 november 2015 een andere lidstaat van herkomst kiest.

G (artikel 5:25b)

Dit artikel beperkt het toepassingsbereik van de afdeling tot uitgevende instellingen met Nederland als lidstaat van herkomst. Het nieuwe artikel 5:25a, tweede en derde lid, verplicht uitgevende instellingen hun lidstaat van herkomst bekend te maken. Deze verplichting is echter ook gericht tot uitgevende instellingen waarvan Nederland niet de lidstaat van herkomst is, maar waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gereglementeerde markt, en niet ook op de gereglementeerde markt in een andere lidstaat. Het nieuwe vierde lid voorziet in deze situatie door de verplichtingen van artikel 5:25a, tweede en derde lid, ook van toepassing te verklaren op desbetreffende uitgevende instellingen.

H (artikel 5:25c)

De voorgestelde wijziging van artikel 5:25c, eerste lid, van de wet voorziet in de implementatie van de wijziging van artikel 4 van de richtlijn transparantie. Hierdoor zijn uitgevende instellingen verplicht om de algemeen verkrijgbaar gestelde jaarlijkse financiële verslaggeving gedurende een periode van ten minste tien jaar (in plaats van vijf jaar) voor het publiek beschikbaar te houden.

In het vierde lid van artikel 5:25c van de wet wordt beschreven wat onder een jaarrekening dient te worden verstaan wanneer een uitgevende instelling zetel heeft in een andere lidstaat. De verwijzing in artikel 5:25c naar de richtlijn geconsolideerde jaarrekening dient te vervallen omdat deze richtlijn geconsolideerde jaarrekening is vervangen door de nieuwe richtlijn jaarrekening. De nieuwe richtlijn jaarrekening bevat zowel voorschriften over de enkelvoudige als de geconsolideerde jaarrekening. Om die reden volstaat een verwijzing in artikel 5:25c naar deze nieuwe richtlijn. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de voorgestelde aanpassing van artikel 1:1. Voorts wordt in het vierde lid een omissie hersteld door niet alleen te verwijzen naar artikel 19 van de nieuwe richtlijn jaarrekening (betreft artikel 46 oude richtlijn jaarrekening) maar ook naar artikel 20 (betreft artikel 46bis oude richtlijn jaarrekening).

I (artikel 5:25d)

Met de voorgestelde wijziging van artikel 5:25d van de wet wordt de wijziging van artikel 5 van de richtlijn transparantie geïmplementeerd. Ingevolge deze wijziging dient een uitgevende instelling zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden (in plaats van twee maanden) na afloop van de eerste zes maanden van haar boekjaar de opgemaakte halfjaarlijkse financiële verslaggeving algemeen verkrijgbaar te stellen. Ook brengt deze wijziging met zich dat dit halfjaarlijkse financiële verslag gedurende een periode van ten minste tien jaar (in plaats van vijf jaar) beschikbaar moet worden gehouden voor het publiek.

J (artikel 5:25e)

De voorgestelde aanpassing van artikel 5:25e betreft enerzijds het schrappen van de verplichting voor uitgevende instellingen om tweemaal per jaar tussentijdse verklaringen algemeen verkrijgbaar te stellen en anderzijds het opnemen van de verplichting voor bepaalde uitgevende instellingen om een verslag van betalingen aan overheden algemeen verkrijgbaar te stellen («verslag over betalingen aan overheden»).

In dit onderdeel wordt het huidige artikel 5:25e geschrapt. Hierdoor zijn uitgevende instellingen niet langer verplicht om tweemaal per jaar tussentijdse verklaringen algemeen verkrijgbaar te stellen. Deze verplichting was opgenomen in artikel 6 van de richtlijn transparantie maar is komen te vervallen teneinde de administratieve lasten voor uitgevende instellingen te verlichten. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2a van het algemeen deel van de toelichting.

Voorts wordt voorgesteld de verplichting uit artikel 6 van de richtlijn transparantie voor bepaalde uitgevende instellingen om jaarlijks een verslag van betalingen aan overheden algemeen verkrijgbaar te stellen in artikel 5:25e van de wet op te nemen. Uitgevende instellingen die actief zijn in de sectoren, bedoeld in artikel 41 van de richtlijn jaarrekening, dienen binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, overeenkomstig hoofdstuk 10 van de richtlijn jaarrekening, een verslag openbaar te maken over de betalingen die zij doen aan de overheden van de landen waar zij hun activiteiten verrichten. Het betreft uitgevende instellingen die actief zijn in de winningsindustrie (olie, gas en mijnbouw) en de houtkap van oerbossen. In artikel 5:25e wordt verwezen naar artikel 41 van de nieuwe richtlijn jaarrekening zonder dat deze sectoren specifiek worden benoemd. Achtergrond hiervan is dat de Europese Commissie drie jaar na de datum van implementatie van de richtlijn jaarrekening een evaluatie van de toepassing en doeltreffendheid van hoofdstuk 10 van de richtlijn jaarrekening dient af te ronden en dat daarbij in artikel 48 van deze richtlijn reeds is bepaald dat in het rapport over die evaluatie ingegaan moet worden op de vraag of de verslaggevingsverplichtingen moeten worden uitgebreid tot andere bedrijfssectoren.

Het door de uitgevende instellingen op te stellen verslag is een apart verslag, los van de jaarrekening en het jaarverslag, dat ten minste tien jaar voor het publiek toegankelijk moet zijn. Uitgevende instellingen kunnen er overigens uiteraard voor kiezen om het verslag gelijktijdig met de jaarrekening en het bestuursverslag (binnen vier maanden na afloop van het boekjaar) algemeen verkrijgbaar te stellen.

Ingevolge de voorgestelde aanpassing van artikel 5:25w, tweede lid, van de wet kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van het verslag. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij de voorgestelde aanpassing van artikel 5:25w van de wet.

K (artikel 5:25g)

De voorgestelde aanpassing van artikel 5:25g, eerste lid, van de wet voorziet in de implementatie van de wijziging van artikel 8, eerste lid, van de richtlijn transparantie. Artikel 5:25g, eerste lid, bewerkstelligt dat de in de artikelen 5:25c en 5:25d van de wet opgenomen verplichtingen tot het algemeen verkrijgbaar stellen van informatie niet van toepassing zijn op een aantal specifieke typen uitgevende instellingen. Door onderhavige voorgestelde wijziging van artikel 5:25g zijn voormelde verplichtingen evenmin van toepassing op het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), de rechtsopvolger van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF), en elk ander mechanisme dat is gecreëerd met als doel de financiële stabiliteit van de Europese monetaire unie te bewaren door middel van het verlenen van tijdelijke financiële bijstand aan de lidstaten die de euro als munt hebben. Aangezien het EFSF thans nog niet (volledig) opgeheven is, de looptijd van (enkele) door dit mechanisme verstrekte leningen is immers nog niet afgerond, valt het EFSF thans nog onder de voorgestelde aanpassing van artikel 5:25g (onder «elk ander mechanisme»).

Tot slot wordt ter implementatie van de wijziging van artikel 8, eerste lid, aanhef en vierde lid, van de richtlijn transparantie in artikel 5:25g de verwijzing naar artikel 5:25e van de wet geschrapt. Artikel 8 van de richtlijn heeft immers alleen betrekking op de artikelen met betrekking tot de algemeen verkrijgbaarstelling van de (half)jaarstukken zoals opgenomen in de artikelen 5:25c en 5:25d (en niet op de «verplichting tot het publiceren van een verslag over betalingen aan overheden uit het voorgestelde artikel 5:25e).

L (artikel 5:25h)

Met de voorgestelde wijziging van artikel 5:25h wordt het vervallen van artikel 16, derde lid, van de richtlijn transparantie geïmplementeerd. In dit onderdeel van de richtlijn was de verplichting opgenomen voor een uitgevende instelling die een nieuwe aanbieding van obligaties aan het publiek doet als bedoeld in artikel 5:1 van de wet om deze informatie, en de omtrent de bij dergelijke obligatieleningen behorende garanties of zekerheden, onverwijld algemeen verkrijgbaar te stellen. Dit laat uiteraard onverlet dat informatie over een dergelijke emissie van leningen en daarbij horende garanties of zekerheden algemeen verkrijgbaar gesteld moet worden indien artikel 5:25i of de – kort gezegd – prospectusregels daartoe aanleiding geven. Voor een nadere toelichting op de achtergrond van het schrappen van artikel 5:25h, derde en vierde lid, wordt verwezen naar paragraaf 2d van het algemeen deel van de toelichting.

M (artikel 5:25n)

In dit onderdeel wordt voorgesteld artikel 5:25n te schrappen. Hierdoor is een uitgevende instelling niet langer gehouden het ontwerp van een voorgenomen statutenwijziging aan de AFM en de houder van de gereglementeerde markt waarop de effecten zijn toegelaten mede te delen. Hiermee wordt het schrappen van artikel 19, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn transparantie geïmplementeerd. Vergelijk voor een nadere toelichting paragraaf 2d van het algemeen deel van de toelichting.

N (artikel 5:25q)

Met deze voorgestelde wijziging wordt de in artikel 5:25q gehanteerde terminologie in lijn gebracht met de elders in de wet gehanteerde terminologie van «gelegen of functionerende gereglementeerde markt». Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.

O (artikel 5:25s)

In dit onderdeel wordt de verwijzing in artikel 5:25s, eerste lid, naar artikel 5:25n van de wet geschrapt. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2d van het algemeen deel van de toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij de voorgestelde wijziging van artikel 5:25n.

P (artikel 5:25v)

Het oude artikel 5:25v bood de mogelijkheid om artikel 5:25e, tweede lid bij ministeriele regeling buiten toepassing te verklaren voor uitgevende instellingen met zetel buiten de Europese Unie, en waarvan lidstaat van herkomst Nederland is. Met de wijziging van artikel 5:25e in het onderhavige wetsvoorstel komt het tweede lid te vervallen. De wijzigingsrichtlijn heeft geen verandering aangebracht in de mogelijkheid om voor deze categorie artikel 6 van de richtlijn uit te zonderen. Deze categorie uitgevende instellingen valt niet onder het bereik van de richtlijn jaarrekening, waardoor de richtlijn transparantie onverkort kan bepalen dat uitzondering mogelijk is. Hierin is met dit voorstel beoogd te voorzien. De richtlijn jaarrekening bevat voor de overige categorieën een mogelijkheid voor de Europese Commissie om uitvoeringshandelingen vast te stellen die ertoe leiden dat verslagleggingsvereisten van derde landen als gelijkwaardig aan de vereisten van het hoofdstuk over deze rapportageverplichting aangewezen kunnen worden. Ondernemingen uit dergelijke landen hoeven dan niet tevens aan de EU-rapportageverplichting voldoen. Dit zal in de algemene maatregel van bestuur worden opgenomen, die over deze rapportageverplichting zal worden opgesteld.

De voorgestelde wijziging van het derde lid van artikel 5:25v strekt ertoe te expliciteren dat een uitgevende instelling met zetel buiten de Europese Unie en waarvan Nederland de lidstaat van herkomst is, de informatie die zij naar het recht van de staat van haar zetel openbaar maakt eveneens algemeen verkrijgbaar stelt overeenkomstig de taalvoorschriften van artikel 5:25p alsmede artikel 5:25w van de wet. Dit is in lijn met artikel 23, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn transparantie. Voorts wordt een abusievelijke verwijzing in dit lid naar artikel 5:25m, vierde lid, van de wet hersteld (naar artikel 5:25m, vijfde lid).

Q (artikel 5:25w)

In het tweede lid van artikel 5:25w wordt een grondslag opgenomen om regels te stellen over de inhoud van het verslag van betalingen aan overheden, bedoeld in het voorgestelde artikel 5:25e van de wet. Daarnaast kunnen er bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het deponeren van het verslag bij de Kamer van Koophandel. Deze algemene maatregel van bestuur zal aansluiten bij het bepaalde in hoofdstuk 10 van de richtlijn jaarrekening. Het voordeel van het neerleggen van deze regels in een besluit is dat er snel op wijzigingen kan worden ingespeeld. Zo kunnen wijzigingen daarvan sneller worden doorgevoerd wanneer deze zijn opgenomen in een besluit dan in de wet.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de in het eerste lid opgenomen grondslag om regels te stellen ter uitvoering van een bindend besluit van de Europese Commissie dat gebaseerd is op de richtlijn transparantie zal worden aangewend voor de door de Europese Commissie vast te stellen besluiten met betrekking tot het uniforme elektronische verslaggevingsformat (artikel 4, zevende lid, van de richtlijn transparantie).

R (artikel 5:33)

Deze voorgestelde wijziging strekt tot implementatie van artikel 21, derde lid van de richtlijn transparantie. Dit artikel van de richtlijn ziet op het bekend maken van gereglementeerde informatie door uitgevende instellingen waarvan de effecten slechts op één gereglementeerde markt in een lidstaat zijn toegelaten, terwijl die lidstaat niet de lidstaat van herkomst van de uitgevende instelling is. Wanneer Nederland de lidstaat is waarin deze effecten zijn toegelaten op de gereglementeerde markt, valt deze uitgevende instelling onder de verplichtingen van hoofdstuk 5.3 van de Wft.

R, S, T, U, X, Y (artikelen 5:33, 5:38, 5:39, 5:41, 5:47b en 5:48)

In de artikelen waarin wordt verwezen naar specifieke percentages in hoofdstuk 5 werden de betreffende percentages zowel uitgeschreven als cijfermatig weergegeven. Met het oog op uniformiteit wordt ervoor gekozen alle specifieke percentages in hoofdstuk 5 voortaan cijfermatig te noteren.

U (artikel 5:41)

Deze voorgestelde wijziging van artikel 5:41 van de wet strekt tot implementatie van artikel 13bis, tweede lid, van de richtlijn transparantie. Dit onderdeel voorziet in de verplichting voor een houder van een substantiële deelneming om ingeval van een wijziging van de samenstelling van die deelneming waarbij meldingsdrempels worden bereikt, overschreden of onderschreden, zonder dat dit van invloed is op het totale percentage van de eerder gemelde deelnemingen, hiervan melding te doen aan de AFM. Waar het huidige artikel 5:41 van de wet uitgaat van een jaarlijkse melding, wordt – overeenkomstig de richtlijn transparantie – voorgesteld dat deze melding uiterlijk op de vierde handelsdag wordt gedaan nadat de meldingsplichtige op de hoogte is of behoort te zijn van het bereiken, overschrijden of onderschrijden van de drempelwaarden. Het ligt evenwel in de rede dat de meldingsplichtige deze melding zo spoedig mogelijk doet.

De wijziging van artikel 13bis, tweede lid, van de richtlijn heeft betrekking op de wijziging van de samenstelling van een substantiële deelneming ingeval een houder van financiële instrumenten, zoals een optie, gebruikmaakt van zijn recht om (certificaten van) aandelen te verwerven en niet andersom terwijl dit in het oude artikel 5:41 wel onder de meldingsplicht viel. In de praktijk blijkt deze omgekeerde situatie zelden voor te komen. Om een zo groot mogelijke harmonisatie te bereiken, is ervoor gekozen om niet meer in deze situatie te voorzien.

Het voorgestelde derde lid bevat de drempelwaarden. Voorts wordt in het voorgestelde vierde lid een grondslag opgenomen voor het stellen van regels omtrent de invulling van het begrip «handelsdag» en wanneer een meldingsplichtige behoort te weten dat de meldingsdrempels worden bereikt, overschreden dan wel onderschreden.

V (artikel 5:45)

De wijziging in het tiende lid voorziet in de eis van de richtlijn om het houden van cash settled instruments gelijk te stellen met het beschikken over de stemmen die bij het onderliggende aandeel horen. Dit lid ziet zowel op financiële instrumenten die een recht verlenen op materiële afwikkeling, als op instrumenten die een recht verlenen op afwikkeling in contanten.

W (artikel 5:46)

Ter implementatie van artikel 9, zesde lid bis, van de richtlijn transparantie, wordt in dit onderdeel voorgesteld een nieuw onderdeel (c) aan artikel 5:46, tweede lid, toe te voegen. Hierdoor is de uitzondering op de meldingsplichten voor het beschikken over aandelen en stemmen in een uitgevende instelling eveneens van toepassing op degene die aandelen en de daaraan verbonden stemrechten verkrijgt of verliest in het kader van stabilisatiedoeleinden overeenkomstig hoofdstuk III van de verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees parlement en de Raad wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma’s en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft (PbEU L 336).

Verder wordt de in het eerste en tweede lid van artikel 5:46 gehanteerde terminologie in lijn gebracht met de elders in de wet gehanteerde terminologie door de zinsnede «regelmatige» te schrappen en voor wat betreft de lidstaat van herkomst te verwijzen naar artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel c. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd. Evenmin is een inhoudelijke wijziging beoogd met de voorgestelde wijziging van de aanhef van het tweede lid van artikel 5:46. De in de aanhef geschrapte zinsnede «voorzover de aandelen en de daaraan verbonden stemmen worden gehouden in de regelmatige uitoefening van hun bedrijf» blijft van toepassing op de onderdelen a en b. De betreffende voorwaarde voor de uitzondering op de meldingsplichten wordt immers aan onderdeel a toegevoegd en is reeds onderdeel van onderdeel b (via de definitie van het verrichten van een beleggingsactiviteit in artikel 1:1 van de wet).

Z (artikel 5:60)

Met de voorgestelde wijziging van artikel 5:60 van de wet wordt de wijziging van de definitie van lidstaat van herkomst uit de richtlijn transparantie (artikel 2, eerste lid, onderdeel i) die doorwerkt naar de procedure voor het bepalen van de lidstaat van herkomst uit de richtlijn prospectus (artikel 2, eerste lid, onderdeel m) geïmplementeerd. In de richtlijn prospectus is bepaald dat de uitzondering op de procedure voor het bepalen van de lidstaat van herkomst van een uitgevende instelling met een zetel buiten de Europese Unie eveneens geldt wanneer de uitgevende instelling achteraf een andere lidstaat van herkomst kiest overeenkomstig artikel 2, eerste lid, onderdeel i, onder i en iii van de richtlijn transparantie. Ingevolge de wijziging van de richtlijn transparantie wordt de melding – evenals in het geval waarin de lidstaat van herkomst niet is bepaald volgens de voorkeur van de uitgevende instelling en deze achteraf een keuze maakt voor een andere lidstaat van herkomst – gedaan aan de toezichthouder van de gekozen lidstaat van herkomst (in plaats van de toezichthouder van de lidstaat waar de effecten voor de eerste maal na de inwerkingtreding van de richtlijn prospectus aan het publiek worden aangeboden, of waar het eerst toelating tot de handel op een gereglementeerde markt is aangevraagd). Voor een nadere toelichting op de procedure voor het bepalen van de lidstaat van herkomst overeenkomstig de richtlijn transparantie wordt verwezen naar de toelichting op de voorgestelde wijziging van artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel c.

AA (bijlagen bij de artikelen 1:79 en 1:80)

De voorgestelde wijziging van de bijlagen bij de artikelen 1:79 en 1:80 voorziet in de handhaving door middel van de oplegging van een boete of een last onder dwangsom van de voorgestelde meldingsplichten met betrekking tot de keuze van een lidstaat van herkomst zoals opgenomen in artikel 5:25a, tweede lid. Voorts voorziet de wijziging in het schrappen van artikel 5:25n (mededelen van ontwerp van voorgenomen statutenwijziging) in de bijlagen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de voorgestelde wijziging van artikel 5:25n van de wet.

Artikel II

Met dit voorgestelde wijzigingen in dit artikel wordt het verslag over betalingen aan overheden onder het bereik van de Wet toezicht financiële verslaggeving gebracht. In samenhang met de voorgestelde wijziging in de artikelen 448 en 450 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt hiermee bereikt dat de AFM de bevoegdheid wordt toegekend om bij de ondernemingskamer een verzoek in te dienen om een uitgevende instelling met zetel in Nederland te bevelen het verslag over betalingen aan overheden in te richten overeenkomstig door haar te geven aanwijzingen.

Artikel III

A en B (artikelen 448 en 450)

De richtlijn jaarrekening heeft het verslag over betalingen aan overheden geïntroduceerd. Alle lidstaten moeten op basis daarvan regelen dat ondernemingen die in die lidstaat hun zetel hebben dat verslag opstellen en deponeren. Met de implementatie van de richtlijn jaarrekening is in de artikelen 448 en 450 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaald dat de rol van de AFM met betrekking tot de jaarlijkse financiële verslaggeving niet geldt bij het verslag over betalingen aan overheden.14 Het doel van deze verplichting in de richtlijn transparantie is informeren van beleggers. Met het oog op deze categorie is ervoor gekozen om de AFM de bevoegdheid te geven om, net als bij andere bepalingen die uit de richtlijn transparantie voortvloeien, zoals artikel 5:25c en 5:25d, bij de Ondernemingskamer een verzoek in te dienen een uitgevende instelling te bevelen het verslag overeenkomstig de wet in te richten.

Artikel IV

In dit artikel wordt de overgangsregeling voor de verplichtingen tot algemeenverkrijgbaarstelling als bedoeld in de artikelen 5:25c tot en met 5:25e Wft geschrapt. Deze overgangsregeling is thans niet meer relevant.

Artikel V

Dit voorgestelde artikel bevat geen overgangsregeling voor de voorgestelde wijzigingen van de publicatieverplichtingen van (half)jaarcijfers en het verslag van betalingen aan overheden (de artikelen 5:25c tot en met 5:25e). Er is daardoor sprake van onmiddellijke werking. Dat betekent voor jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslaggeving dat de verplichting tot het langer beschikbaar houden van de verslaggeving (van vijf jaar naar tien jaar) ook van toepassing is op de (half)jaarlijkse financiële verslaggeving die op het moment van inwerkingtreding reeds voor het publiek beschikbaar gehouden moet worden.

Voor wat betreft de voorgestelde bevoegdheid om halfjaarlijkse stukken een maand later algemeen verkrijgbaar te stellen, zoals opgenomen in de voorgestelde wijziging van artikel 5:25d, wordt geen overgangsrecht voorgesteld. Deze bevoegdheid gaat gelden zodra de betreffende wijziging in werking is getreden.

Voor wat betreft de overgangsregeling voor de publicatieverplichting van een verslag van betalingen aan overheden wordt aangesloten bij de overgangsregeling voor de vergelijkbare verplichting die voortvloeit uit de richtlijn jaarrekening. Beide verplichtingen hebben namelijk voor een deel betrekking op dezelfde (groep) uitgevende instellingen. Dit houdt in dat deze publicatieverplichting eerst van toepassing is op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016.

Artikel VI

Dit artikel betreft de inwerkingtreding. De wijzigingen moeten conform de richtlijn transparantie op 26 november 2015 in werking treden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Richtlijn 2013/50/EU van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van de Richtlijn 2004/109/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (PbEU 2004, L 390).

X Noot
2

COM(2010) 243 definitief van 27 mei 2010. Dit verslag ging vergezeld van een gedetailleerder werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2010) 61).

X Noot
3

Richtlijn nr. 2003/6/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (PbEU 2003, L 96).

X Noot
4

Richtlijn 2003/71/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten (PbEG 2003, L 345).

X Noot
5

Richtlijn nr. 2013/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L182).

X Noot
7

Richtlijn marktmisbruik respectievelijk de Richtlijn 2007/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU 2007, L184, p. 17).

X Noot
8

De verplichtingen uit de wijzigingsrichtlijn die zijn opgenomen in de beleidsregel van de AFM zullen worden overgeheveld naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur.

X Noot
9

Aanbeveling nr. 2007/657/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 oktober 2007 over het elektronische netwerk van officieel aangewezen mechanismen voor de centrale opslag van gereglementeerde informatie als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2007, L26).

X Noot
10

Kamerstukken II 2006/07, 31 093, nr. 3, p. 13.

X Noot
12

Richtlijn nr. 2013/36/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L176).

X Noot
13

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiele vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L176).

X Noot
14

Kamerstukken II 2014/15, 34 176, nr. 2.

Naar boven