34 216 Goedkeuring van het op 23 februari 2015 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de zetel van het Internationaal Restmechanisme voor Straftribunalen (Trb. 2015, 59 en 71)

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 oktober 2015

De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag van 9 juli 2015 met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van het bovengenoemd Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de zetel van het Internationaal Restmechanisme voor Straftribunalen. Met belangstelling is kennis genomen van de vragen van de leden van de VVD-fractie. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, de vragen van de commissie beantwoord.

Uitsluiting sociale zekerheidsstelsel

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan ingaan op de positie van gezinsleden van Nederlanders die in dienst treden bij internationale organisaties m.b.t. het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel, zoals verwoord in het artikel in het NJB. Kan de regering reageren op dit artikel? Welke maatregelen zijn er genomen sinds het verschijnen van dit artikel om deze onwenselijke situatie te veranderen voor Nederlanders die wel premies betalen, maar uitgesloten zijn van sociale zekerheid in Nederland?

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer in februari 2015 reeds geïnformeerd naar aanleiding van de eerder opgebrachte vragen van de leden Van Weyenberg en Sjoerdsma (beiden D66) over een AOW-korting voor niet-werkende gezinsleden van Nederlandse werknemers bij internationale organisaties in Nederland (Kamerstukken 2014–2015, Aanhangsel van de Handelingen, 1258). Gezien de beleidsverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid m.b.t. het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel wordt in deze nota naar aanleiding van het verslag verwezen naar deze beantwoording door de Staatssecretaris, die een weergave is van het regeringsstandpunt ten aanzien van de positie van gezinsleden van Nederlanders die werkzaam zijn bij in Nederland gevestigde internationale organisaties m.b.t. het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel. De relevante passages uit de beantwoording door de Staatssecretaris zijn overgenomen en toegespitst op uw vraagstelling.

De sociale zekerheidspositie van werknemers en hun gezinsleden is geregeld in zetelverdragen die het Koninkrijk der Nederlanden sluit met de internationale organisaties. Tijdens het onderhandelingsproces over de inhoud van het zetelverdrag tussen de Nederlandse regering en de internationale organisatie komt voor wat betreft de sociale verzekeringspositie van de werknemers en hun gezinsleden de vraag aan de orde welk stelsel van toepassing dient te zijn, het Nederlandse of dat van de betreffende internationale organisatie. Daarbij kan er óf voor het Nederlandse stelsel worden gekozen óf voor het stelsel van de internationale organisatie. Personen die onder het eigen stelsel van de internationale organisatie vallen, zijn met ingang van de datum inwerkingtreding van het zetelverdrag niet (meer) verzekerd voor de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving. Een uitzondering hierop vormt het gezinslid dat in Nederland verzekeringsplichtige arbeid verricht.

In sommige zetelverdragen worden alleen (een deel van) de werknemers bij de internationale organisatie buiten het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid geplaatst (zie pagina 2 van voornoemd Kamerstuk). In andere zetelverdragen worden ook de inwonende gezinsleden van de betreffende werknemers buiten het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel geplaatst. De wens van de internationale organisatie is hierbij doorslaggevend.

Momenteel hebben 18 van de 35 internationale organisaties er voor gekozen een sociale zekerheidsbepaling in het zetelverdrag met Nederland op te nemen, waarbij niet alleen (een deel van) de werknemers buiten de Nederlandse sociale zekerheid worden geplaatst maar ook hun inwonende gezinsleden indien deze geen arbeid in Nederland verrichten. Als de inwonende gezinsleden in Nederland verzekeringsplichtige arbeid verrichten, zijn zij wel in Nederland sociaal verzekerd.

In een aantal recente zetelverdragen worden de inwonende gezinsleden van de werknemers van deze organisaties niet buiten de Nederlandse sociale zekerheid geplaatst.

Mede doordat er een aantal rechtszaken is gevoerd waarin de uitsluiting van de Nederlandse inwonende gezinsleden van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel ter discussie werd gesteld, is er meer aandacht gekomen voor de positie van deze groep, ook bij de internationale organisaties zelf. Het beschermingsniveau dat het eigen stelsel van de internationale organisaties aan gezinsleden biedt, is in het algemeen beperkt. Daarnaast is het met name voor gezinsleden van de werknemer, die vóór de indiensttreding bij de internationale organisaties ook al Nederlands verzekerd waren, belangrijk dat er geen breuk ontstaat in hun verzekeringsopbouw en dat er continuïteit in hun verzekeringsposities is. Bovendien wordt het geen wenselijke situatie meer gevonden dat de partners en kinderen automatisch het sociale zekerheidsregime van de werknemer volgen.

Dit heeft er toe geleid dat de Nederlandse regering bij onderhandelingen over nieuwe zetelverdragen thans als inzet heeft dat de in Nederland wonende gezinsleden van werknemers bij een internationale organisatie niet onder het sociale zekerheidsstelsel van de internationale organisatie vallen maar onder het Nederlandse sociaal verzekeringsrecht. Ook blijft de regering bereid om mee te werken aan een verzoek tot verdragswijziging door een internationale organisatie.

Overigens betekent dit niet vanzelfsprekend dat er geen zetelverdragen meer zullen worden gesloten waarin de gezinsleden van de werknemer zijn uitgesloten van de Nederlandse sociale zekerheid. Dit blijft een punt van onderhandeling met de desbetreffende internationale organisatie die daarbij haar eigen afweging zal maken.

Zoals hierboven aangegeven vloeit de uitsluiting van het stelsel van Nederlandse sociale zekerheid voort uit de correcte toepassing van geldende zetelverdragen die Nederland heeft gesloten met in ons land gevestigde internationale organisaties. Voor die internationale organisaties die ook de inwonende gezinsleden buiten de Nederlandse sociale zekerheid wensten te houden, zijn de uitspraken gedaan door de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad in 2012 en 2014 van belang1. Daarin heeft de rechter bevestigd dat de niet-werkende gezinsleden op goede gronden zijn uitgesloten van de verplichte sociale verzekeringen in Nederland. Er bestaat een redelijke grond voor het verschil in behandeling tussen gezinsleden van werknemers van een internationale organisatie en gezinsleden van andere werknemers. Het onderscheid wordt gerechtvaardigd door een «legitimate aim», namelijk de erkenning van de onafhankelijkheid en de soevereiniteit van de internationale organisatie ten opzichte van het gastland. Ook is Nederland bevoegd rekening te houden met zijn aantrekkelijkheid als gastland voor internationale organisaties en mag het als uitgangspunt hanteren dat uitsluiting van premieplicht uitsluiting van verzekeringsplicht betekent. Nu de zaken die bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over deze problematiek aanhangig zijn gemaakt niet ontvankelijk zijn verklaard, is aan de discussie over deze problematiek een einde gekomen.

De leden van de VVD geven verder aan dat uit genoemd artikel zou blijken dat in het totaal enkele duizenden Nederlanders, die wel zelfstandig premie betalen, op deze wijze zijn uitgesloten van het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid.

Wat betreft de omvang van de groep van personen met de Nederlandse nationaliteit die zijn uitgesloten van de verplichte volksverzekeringen kan het volgende worden gemeld. De Sociale Verzekeringsbank registreert pas sedert 2010 personen die op basis van een zetelverdrag zijn uitgesloten van de verplichte volksverzekeringen. Volgens opgave van de SVB zijn er sindsdien minder dan 20 personen geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit die zijn uitgesloten op basis van het zetelverdrag en niet in Nederland werken of een Nederlandse uitkering hebben. Overigens vindt bij hen ook geen premieafdracht plaats.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

CRvB-uitspraak van 13/08/2012, nr. 10/1710 AOW. HR-uitspraak van 14/02/2014, nr. 12/04529.

Naar boven