Vragen van de leden Van Weyenberg en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een AOW-korting voor niet-werkende gezinsleden van Nederlandse werknemers bij diverse internationale organisaties in Nederland (ingezonden 14 januari 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 10 februari 2015).

Vraag 1

Klopt het, zoals uit gesprekken met burgers is vernomen, dat Nederlandse gezinsleden zonder eigen inkomsten uit dienstbetrekking, zelfstandige onderneming of uitkering van werknemers van verschillende internationale/volkenrechtelijke organisaties geen AOW-rechten opbouwen als gevolg van de zetelverdragen die met deze organisaties zijn gesloten? Zo ja, kunt u aangeven om welke internationale/volkenrechtelijke organisaties dit gaat?

Antwoord 1

De sociale zekerheidspositie van werknemers en hun gezinsleden is geregeld in de zetelovereenkomsten die Nederland met de volkenrechtelijke organisatie sluit. Tijdens het onderhandelingsproces over de inhoud van de zetelovereenkomst tussen de Nederlandse overheid en de volkenrechtelijke organisatie komt voor wat betreft de sociale verzekeringspositie van de werknemers en hun gezinsleden de vraag aan de orde welk stelsel van toepassing dient te zijn, het Nederlandse of dat van de betreffende internationale organisatie. Daarbij kan er óf voor het Nederlandse stelsel worden gekozen óf voor het stelsel van de internationale organisatie. De keuze voor het ene of andere stelsel omvat vervolgens de gehele sociale zekerheid en niet alleen de AOW-verzekering. Personen die onder het eigen stelsel van de volkenrechtelijke organisatie vallen, zijn met ingang van de datum inwerkingtreding van de zetelovereenkomst niet (meer) verzekerd voor de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving.

In sommige zetelovereenkomsten worden alleen (een deel van) de werknemers bij de volkenrechtelijke organisatie buiten het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid geplaatst. In andere zetelovereenkomsten worden ook de inwonende gezinsleden van de betreffende werknemers buiten het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel geplaatst. De wens van de volkenrechtelijke organisatie is hierbij doorslaggevend.

Momenteel hebben 18 van de 35 volkenrechtelijke organisaties er voor gekozen een sociale zekerheidsbepaling in de zetelovereenkomst met Nederland op te nemen, waarbij niet alleen (een deel van) de werknemers buiten de Nederlandse sociale zekerheid worden geplaatst maar ook hun inwonende gezinsleden indien deze geen arbeid in Nederland verrichten. Als de inwonende gezinsleden wel in Nederland arbeid verrichten, zijn zij wel in Nederland sociaal verzekerd.

De volgende volkenrechtelijke organisaties hebben in hun zetelovereenkomst een dergelijke bepaling:

  • International Criminal Court for the Former Yugoslavia

  • International Criminal Court for Rwanda

  • United Nations University – Maastricht economic and social research and training centre on innovation and technology

  • UNESCO

  • Special Tribunal for Lebanon

  • Special Court for Sierra Leone

  • International Criminal Court

  • Permanent Court of Arbitration

  • The Hague Conference on Private International Law

  • NCI Agency

  • Europol (Nederlands personeel kan kiezen)

  • Eurojust

  • High Commissioner on National Minorities

  • Technical Centre for Agricultural and Rural Cooperation

  • Iran-United States Claims Tribunal

  • African Management Services Company

  • Common Fund for Commodities

  • Organization for the Prohibition of Chemical Weapons

Vraag 2

Klopt het dat bepalingen ter zake in meer recente zetelverdragen niet zijn opgenomen? Zo ja, wanneer en waarom is ervoor gekozen dergelijke bepalingen niet meer in de zetelverdragen op te nemen?

Antwoord 2

In een aantal recente zetelverdragen, bijvoorbeeld de zetelverdragen die met de International Development Law Organization (IDLO) en het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA), worden de inwonende gezinsleden van de medewerkers van deze organisaties niet buiten de Nederlandse sociale zekerheid geplaatst.

Mede doordat er een aantal rechtszaken is gevoerd waarin de uitsluiting van de Nederlandse inwonende gezinsleden van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel ter discussie werd gesteld, is er meer aandacht gekomen voor de positie van deze groep, ook bij de volkenrechtelijke organisaties zelf. Het beschermingsniveau dat het eigen stelsel van de volkenrechtelijke organisaties aan gezinsleden biedt, is in het algemeen beperkt. Daarnaast is het met name voor gezinsleden van de werknemer, die vóór de indiensttreding bij de volkenrechtelijke organisaties ook al Nederlands verzekerd waren, belangrijk dat er geen breuk ontstaat in hun verzekeringsopbouw en dat er continuïteit in hun verzekeringsposities is. Bovendien wordt het geen wenselijke situatie meer gevonden dat de partners en kinderen automatisch het sociale zekerheidsregime van de werknemer volgen.

Dit heeft er toe geleid dat de Nederlandse regering bij onderhandelingen over nieuwe zetelovereenkomsten thans als inzet heeft dat de in Nederland wonende gezinsleden van werknemers bij een internationale organisatie niet onder het sociale zekerheidsstelsel van de IO vallen maar onder het Nederlandse sociaal verzekeringsrecht. Overigens betekent dit niet vanzelfsprekend dat er geen zetelverdragen meer zullen worden gesloten waarin de gezinsleden van de werknemer zijn uitgesloten van de Nederlandse sociale zekerheid. Dit blijft een punt van onderhandeling met de desbetreffende volkenrechtelijke organisatie die daarbij haar eigen afweging zal maken.

Vraag 3

Kunt u een inschatting maken van het aantal personen dat als gevolg van deze bepalingen in oudere zetelverdragen geen AOW-rechten heeft opgebouwd en als gevolg daarvan te maken heeft met een AOW-gat?

Antwoord 3

De SVB registreert pas sedert 2010 personen die op basis van een zetelovereenkomst zijn uitgesloten van de verplichte volksverzekeringen. Volgens opgave van de SVB zijn er sindsdien minder dan 20 personen geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit die zijn uitgesloten op basis van de zetelovereenkomst en niet in Nederland werken of een Nederlandse uitkering hebben.

Vraag 4

Bent u van mening dat het ontstaan van een AOW-gat voor deze groep als redelijk en rechtvaardig kan worden beschouwd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat laatste geval bereid te onderzoeken op welke wijze hieraan tegemoet gekomen kan worden?

Antwoord 4

Zoals hierboven aangegeven vloeit de uitsluiting van het stelsel van Nederlandse sociale zekerheid voort uit de correcte toepassing van geldende zetelverdragen die Nederland heeft gesloten met in ons land gevestigde volkenrechtelijke organisaties. Voor die volkenrechtelijke organisaties die ook de inwonende gezinsleden buiten de Nederlandse sociale zekerheid wensten te houden, zijn de uitspraken gedaan door de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad in 2013 en 2014 van belang. Daarin heeft de rechter bevestigd dat de niet-werkende gezinsleden op goede gronden zijn uitgesloten van de verplichte sociale verzekeringen in Nederland. Er bestaat een redelijke grond voor het verschil in behandeling tussen gezinsleden van werknemers van een internationale organisatie en gezinsleden van andere werknemers. Het onderscheid wordt gerechtvaardigd door een «legitimate aim», namelijk de erkenning van de onafhankelijkheid en de soevereiniteit van de internationale organisatie ten opzichte van het gastland. Ook is Nederland bevoegd rekening te houden met zijn aantrekkelijkheid als gastland voor volkenrechtelijke organisaties en mag het als uitgangspunt hanteren dat uitsluiting van premieplicht uitsluiting van verzekeringsplicht betekent. Nu de zaken die bij het Europees Hof voor de rechten van de Mens over deze problematiek aanhangig zijn gemaakt niet ontvankelijk zijn verklaard, is aan de discussie over deze problematiek een einde gekomen.

De regering ziet geen reden – anders dan in de vorm van het meewerken aan een verzoek tot verdragswijziging door een internationale organisatie op dit punt – de rechter niet te volgen.

Naar boven