34 200 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2014

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

Aangeboden 20 mei 2015

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 2.813,1 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 				  2.813,1 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 131,8 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 				  131,8 (in EUR mln)

Inhoudsopgave Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

A.

Algemeen

7

 

Aanbieding en dechargeverlening

7

 

Leeswijzer

9

     

B.

Beleidsverslag

12

 

Beleidsprioriteiten

12

     
 

Overzicht van risicoregelingen

29

     
 

Beleidsartikelen:

30

 

Belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

30

 

1. Duurzame handel en investeringen

31

 

2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

39

 

3. Sociale vooruitgang

45

 

4. Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

50

 

5. Versterkte kaders voor ontwikkeling

55

     
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

59

     

C.

Jaarrekening

61

 

Verantwoordingsstaat

61

 

Saldibalans

62

 

Jaarrekening Topinkomens

71

     

D.

Bijlagen

72

 

1. Sanctiebeleid en malversaties

72

 

2. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

80

 

3. Afkortingen

83

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

Leeswijzer

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegelicht, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

De begroting van Buitenlandse Zaken is in februari 2013 met een incidentele Suppletoire Begroting gesplitst in een departementale begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII). Met ingang van het begrotingsjaar 2014 is sprake van separate begrotingswetten voor beide hoofdstukken.

Dit is het eerste jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking conform de nieuwe programmabegroting. Het jaarverslag 2014 vormt in principe een spiegel van de Memorie van Toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2013 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2014. Daarnaast is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen.

Vervolgens is artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2014, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2014 afgerond evaluatieonderzoek waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren zijn – daar waar zinvol en haalbaar – naast en in de teksten bij de beleidsartikelen opgenomen om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2014 opgenomen. In de toelichting wordt ingegaan op de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2014 voor zover deze niet zijn toegelicht bij de Eerste of Tweede Suppletoire Begroting. Waar nodig is een verwijzing naar deze begrotingen opgenomen. Met de invoering van verantwoord begroten worden de tabellen met de budgettaire gevolgen van beleid rijksbreed uniform opgesteld. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor de voorliggende jaren niet weergegeven. Voor de artikelen zijn verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde incidentele Suppletoire Begroting vanaf 10% op sub-artikel toegelicht, met een ondergrens van EUR 2 miljoen. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht.

Verschillen van politiek relevante mutaties, onder meer op de speerpunten van het BH&OS-beleid (water, voedselzekerheid, SRGR en vrouwenrechten, en veiligheid en rechtsorde), kunnen ook worden toegelicht wanneer zij niet aan het kwantitatieve criterium voldoen.

Om de leesbaarheid te waarborgen worden alleen de financiële instrumenten die meer dan 3 procent van het artikelonderdeel uitmaken opgenomen in de financiële tabel. Dat betekent dat er in sommige gevallen geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel.

Conform de toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gedaan tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag en de Slotwet 2012 d.d. 26 juni 2013, worden opmerkelijke verschillen tussen bedragen die begroot zijn (zoals gemeld in de HGIS nota 2014, bijlage 5A) en de realisaties in het kader van de Meerjarige Strategische Plannen in partnerlanden toegelicht. Een toelichting op deze opmerkelijke verschillen is onder de betreffende beleidsartikelen opgenomen. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS jaarverslag.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van BH&OS en drie bijlagen: 1) het sanctiebeleid en malversaties (fraude), 2) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken en 3) de afkortingen. Voor de bijlage externe inhuur en het overzicht van de topinkomens wil ik u verwijzen naar het jaarverslag van Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Groeiparagraaf

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam Verantwoord Begroten in de Tweede Kamer behandeld. De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het voorliggende jaarverslag zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften.

HGIS jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2014 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de Auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Nederland in de wereld en met de wereld

Het afgelopen jaar was in veel opzichten een bewogen jaar. Er zijn belangrijke stappen voorwaarts gezet op het terrein van hulp en handel. Zo is de WTO erin geslaagd tot een akkoord te komen op het gebied van handelsfacilitatie. Ook is goede voortgang geboekt bij de discussie over de nieuwe Sustainable Development Goals. De aankomende klimaattop in Parijs krijgt brede aandacht. Nederland weet, onder andere als co-voorzitter van het Global Partnership, als «honest broker» bij de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s), als partij bij Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP), als bemiddelaar in de steenkolendialoog en als aanjager van verbeteringen in de textielsector in Bangladesh, de noodzaak van het combineren van hulp en handel internationaal op de kaart te zetten. Maar 2014 was ook het jaar waarin de internationale politieke verhoudingen op scherp werden gesteld, de groei van de economie van de eurozone achterbleef bij die van het VK en de VS, de groeispurt van opkomende markten vertraagde en waarin de instabiliteit in veel landen is toegenomen. Conflict, terrorisme, natuurrampen en de ebola-uitbraak noodzaakten tot het geven van extra humanitaire hulp en steun ten behoeve van de internationale veiligheid.

Nederland is met de geïntegreerde benadering op hulp, handel en investeringen goed geëquipeerd om zich met een duidelijke en gebalanceerde agenda in te zetten voor de doelstellingen zoals in 2013 geformuleerd in Wat de wereld verdient. In het achterliggende jaar is deze agenda verder geconcretiseerd. Hieronder een korte toelichting per hoofddoelstelling van het beleid.

Duurzame en inclusieve groei wereldwijd

In 2014 trok de discussie over ongelijkheid sterk de publieke en politieke aandacht, vooral door het boek van de Franse econoom Thomas Piketty. Het onderstreepte de notie dat handel en investeringen belangrijk zijn voor groei en ontwikkeling, maar niet afdoende. Groei moet duurzaam en inclusief zijn, in Nederland en in de rest van de wereld. Daar speelt Nederland met de combinatie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) in één portefeuille op in. Het belang van inclusiviteit vertaalde zich onder meer in speciale aandacht voor de armste landen en kwetsbare groepen, vooral door stevig in te zetten op gelijke rechten en kansen voor vrouwen.

Een belangrijk moment in 2014 was het van start gaan van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) op 1 juli. Dit revolverende fonds verkleint de risico’s voor investeringen van het bedrijfsleven in lage- en middeninkomenslanden en vormt zo een stimulans voor werkgelegenheid, productiecapaciteit en kennisoverdracht. Het instrumentarium voor het versterken van de private sector en het ondernemersklimaat in lage- en middeninkomenslanden is eveneens geëvalueerd én herzien. Zo is besloten ORIO in 2015 te vervangen door DRIVE om de Nederlandse infrastructurele inzet beter in te bedden in het beleid voor hulp, handel en investeringen. Ook is verkend hoe Nederland kan bijdragen aan de regionale handel in West-Afrika, naar het voorbeeld van Oost-Afrika. Op die manier werkt Nederland met, door én voor lokale ondernemers en het Nederlandse MKB en grootbedrijf.

Nederland wil met een aantal landen de overgang maken van een hulp- naar een handelsrelatie. In Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika is met deze transitie al de nodige ervaring opgedaan. Uiteraard blijft de bilaterale relatie een breed spectrum van onderwerpen beslaan, ook wanneer sprake is van een handelsrelatie. Een goed voorbeeld is de inzet van Nederland om de arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh te verbeteren: daar komen hulp en handel immers samen. Een jaar na de instorting van Rana Plaza is belangrijke voortgang gemaakt in het doordringen van de lokale overheid en de betrokken bedrijven van hun wederzijdse belang bij een goede, transparante manier van werken.

Ketenverduurzaming, zoals van de textielsector in Bangladesh, de steenkoolketen in Colombia of de projecten waar het Initiatief Duurzame Handel (IDH) vorderingen mee maakt zijn essentiële stappen op weg naar duurzame en inclusieve groei waar handel en investeringen een positieve rol in spelen. Ook in Nederland motiveert de overheid via de Sector Risico Analyse (SRA) bedrijven om hun keten in kaart te brengen. Want Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is de norm. Vanuit die motivatie is Nederland actief in het tegengaan van belastingontwijking. Door de inzet van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden ontwikkelingslanden betrokken bij het overleg daarover in de OESO. De inspanningen om antimisbruikbepalingen op te nemen in de bilaterale belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden, zijn voortgezet. Tevens is technische assistentie aan belastingdiensten in ontwikkelingslanden geïntensiveerd.

Op handelspolitiek terrein heeft de WTO in 2014 een doorbraak behaald op het gebied van handelsfacilitatie. Dit geeft een belangrijke impuls aan de toegang tot de wereldhandel voor lage- en middeninkomenslanden. Ook het afsluiten van de Economische Partnerschapsakkoorden is in 2014 in een nieuwe fase gekomen. De rol die de Minister voor BH&OS als «honest broker» heeft vervuld droeg bij aan de succesvolle afronding van de EPA’s met Oost-, West en Zuidelijk Afrika.

Wereldwijd nemen de spanningen tussen de beschikbaarheid en betaalbaarheid van energiebronnen, economische groei en het klimaat toe. In 2014 werd daarom verder gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw ambitieus internationaal klimaatbeleid en een bredere inbedding van het onderwerp klimaat binnen het ministerie.

Uitbannen van extreme armoede in één generatie

Nederland is gecommitteerd aan het uitbannen van extreme armoede. Dat betekent onder meer het verstrekken van directe hulp, maar ook het aangrijpen van verschillende oorzaken van armoede.

De inzet op de speerpunten water, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) heeft tot goede resultaten geleid. Door de Nederlandse inzet is de toegang tot water en sanitatie verbeterd en is een bijdrage geleverd aan verhoogde waterproductiviteit in de landbouw, verbeterde stroomgebiedbeheer en veilige delta’s. Er is samen met de private sector gewerkt aan verbetering van landbouw en voedselproductie in de minst ontwikkelde landen. Tegelijkertijd zijn initiatieven ontplooid die de positie en organisatie van kleinschalige boeren, met name vrouwen, versterken en de strijd tegen ondervoeding adresseren.

Goede resultaten zijn er ook voor de laatste twee speerpunten. In fragiele staten heeft Nederland de veiligheidssituatie en opbouw van de rechtstaat bevorderd. Er is bijgedragen aan een voorlopig vredesakkoord in Mali, een hernieuwde VN strategie voor Oost-Congo, en versterking van politie en justitiële sector in Syrische gebieden onder controle van de gematigde oppositie. Op het gebied van SRGR is ingezet op meer kennis onder jongeren over seksuele gezondheid, grotere beschikbaarheid van anticonceptie en aidsremmers en aan de daling in moedersterfte en sterfte aan hiv/aids. Tevens is actief ingezet op verbetering van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden, gendergelijkheid en klimaatsverbetering.

In reactie op de proliferatie van conflicten en humanitaire rampen stelde het kabinet het Relief Fund in dat het budget voor noodhulp substantieel verhoogde. De extra middelen werden ingezet voor noodhulp aan Syrië, Zuid-Sudan, de Centraal Afrikaanse Republiek, Irak en de bestrijding van ebola. Het nieuwe marineschip Karel Doorman werd ingezet bij de bestrijding van ebola. Ter bestrijding van chronische crises in de Hoorn van Afrika en Grote Meren werden partnerschappen aangegaan met NGO’s.

Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn prioritaire thema’s en verdienden een betere inbedding in het ministerie. Om die reden werd de Taskforce Vrouwenrechten en Gendergelijkheid opgericht.

In 2014 werd er actief gewerkt aan verbetering van de kaders voor internationale samenwerking. In de OESO werden discussies gevoerd over de ODA-definitie, de VN richtte zich op de MDG-deadline van 2015, en Minister Ploumen aanvaardde in 2014 het co-voorzitterschap van het Global Partnership For Effective Development Cooperation. De kaders voor een post 2015-agenda werden steeds duidelijker. De Nederlandse prioriteiten, waaronder getting to zero (armoedebestrijding), gendergelijkheid en vrouwenrechten, verkleining van ongelijkheid, water, voedselzekerheid zijn terechtgekomen in de doelen van de Open Working Group on Sustainable Development .

Vooruitlopend op nieuwe internationale ambities en nieuwe manieren van werken heeft het ministerie energie gestoken in het identificeren en concretiseren van trilaterale samenwerking. Trilaterale samenwerking zou de (politieke/economische) relatie tussen Nederland en de opkomende economie (het tweede land) moeten versterken door gezamenlijk activiteiten op te zetten in ontwikkelingslanden. In 2014 resulteerde dit in een samenwerkingsverband tussen Tunesië, Jemen, Mali en Nederland op het gebied van SRGR.

Succes voor het Nederlands bedrijfsleven in het buitenland

De buitenlandse handel is een belangrijke motor van de Nederlandse economie. Ook in 2014 blijkt dit duidelijk. De analyse van de positie van Nederland in mondiale waardeketens die de Minister in mei met de Kamer deelde gaf aan dat wij meer dan ooit verweven zijn met het buitenland. Producten worden niet langer meer in één land gemaakt, maar in de wereld. Daarin moet elk land c.q. bedrijf zijn eigen niches vinden. Nederland heeft een goede positie in mondiale waardeketens. Nederland behield in 2014 de positie van vijfde goederenexporteur van de wereld. Voor diensten bezette Nederland de zevende plaats, twee plaatsen hoger dan in 2013. Opnieuw ging bijna driekwart (73%) van de export van Nederland naar EU-landen.

Deze grote verwevenheid met het buitenland maakt de economie eveneens vatbaar voor schokken van buitenaf. Sprekend voorbeeld zijn de sancties tegen Rusland die ook onze eigen economie raken. De Minister voor BH&OS zet zich op verschillende manieren in om het succes van het Nederlands bedrijfsleven in het buitenland te versterken.

Ten eerste door het afsluiten van veelomvattende handelsakkoorden. De onderhandelingen over een veelomvattend bilateraal vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) zijn voltooid. De onderhandelingen over een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS (TTIP) duren voort. Naast de offensieve belangen is het van belang de maatschappelijke zorgen over het akkoord te adresseren. Eén van deze zorgen betreft investeringsbescherming, waarover zowel in EU-kader als in Nederland het debat met alle betrokken stakeholders verder gevoerd wordt.

Ten tweede via economische diplomatie, waaronder de economische missies. Op kabinetsniveau vonden in 2014 20 uitgaande economische missies en 13 inkomende missies plaats. Ook zijn in het kader van de modernisering diplomatie – in samenwerking met vakdepartementen – extra inspanningen geleverd voor de versterking van de economische dienstverlening en MKB internationalisering. Voor economische diplomatie betekent dit onder meer dat er regionale medewerkers business development aangesteld worden.

Europa

De Europese Commissie bracht een nieuwe mededeling uit over de EU-positie ten aanzien van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Hierover werden Raadsconclusies aangenomen. De Commissie bracht eveneens een mededeling uit over private sector ontwikkeling; hierover werden twee sets Raadsconclusies aangenomen. Nederland rondde de ratificatie af van het Intern Akkoord van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds. Nu het instrumentarium voor de periode 2014–2020 op poten staat, besteedde het ministerie in 2014 veel aandacht aan outreach aan niet-gouvernementele organisaties en het bedrijfsleven over de inrichting van de Europese ontwikkelingssamenwerking en hoe deze voor hen toegankelijk is. Met vier gelijkgezinde lidstaten schreef Nederland een brief aan het extern-cluster van de nieuwe Europese Commissie waarin de inzet voor de komende periode werd vermeld: de geïntegreerde benadering van het extern beleid, beleidscoherentie voor ontwikkeling (waaronder op het gebied van handel, belastingen en textiel) en aandacht voor gender-gelijkheid staan hierin centraal.

Hieronder wordt nader teruggekeken op de ambities die in de memorie van toelichting 2014 zijn geformuleerd.

Ambities

Duurzame handel en investeringen

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor MVO

Het multilaterale handelssysteem blijft voor handelsland Nederland van groot belang. In 2014 werd de impasse rond de inwerkingtreding van het WTO-akkoord over handelsfacilitatie doorbroken.

Daarmee kunnen de WTO onderhandelaars zich weer volledig richten op de afronding van de Doha-ontwikkelingsronde. In samenwerking met de UNCTAD is gewerkt aan het vergroten van de markttoegang voor de minst ontwikkelde landen door hen te assisteren in gebruik van (preferentiële) regels van oorsprong.

De onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) zijn in 2014 afgerond. Het betreft het meest veelomvattende vrijhandelsakkoord van de Europese Unie tot nu toe. Ook de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met Oost-, West- en Zuidelijk Afrika zijn voltooid, mede door de Nederlandse inzet als «honest broker» om de impasse in de onderhandelingen te doorbreken. In die hoedanigheid zijn drie stakeholderbijeenkomsten georganiseerd in de regio’s die inzicht boden in de zorgen van de betrokken Afrikaanse landen in de Afrikaanse regio’s.

De onderhandelingen van de EU met de VS over een vrijhandelsakkoord (TTIP) duren voort. Nederland heeft met succes bij de Europese Commissie gepleit voor meer transparantie over de onderhandelingen en onder meer de belangen van de Nederlandse maritieme sector verdedigd. Een Nederlandse studie naar het opnemen van een investeringsbeschermingsmechanisme in TTIP is naar de Kamer, andere EU-lidstaten en de Europese Commissie gestuurd.

Verder heeft de EU in 2014 Associatieakkoorden ondertekend met Oekraïne, Georgië en Moldavië, inclusief afspraken over vergaande handelsliberalisatie. Met Myanmar zijn onderhandelingen gestart over een bilaterale investeringsakkoord. Daarnaast hebben de EU en 14 landen, waaronder Australië, Canada, China, Japan, Zuid-Korea en de VS, de ambitie uitgesproken de handel in milieugoederen te liberaliseren. Een «groene goederen akkoord» kan een stimulans voor groene groei vormen.

De Nederlandse inzet op versterking van het internationaal handelssysteem ging gepaard met aandacht voor internationaal verantwoord ondernemen. In 2014 kwam de Sector Risico Analyse gereed van de maatschappelijke risico’s in de productieketens van Nederlandse economische sectoren. De SRA werd geïnitieerd naar aanleiding van de Rana Plaza ramp in Bangladesh. Met alle relevante sectoren en maatschappelijke organisaties zijn gesprekken gevoerd over de stappen die nu nodig zijn om tot een MVO-convenant te komen. De Sociaal Economische Raad (SER) gaat er vanuit dat er in 2016 convenanten kunnen zijn met 10 van de 13 geïdentificeerde risicosectoren. In 2014 werd een convenant gesloten met vijf Nederlandse energiebedrijven voor het verbeteren van de milieu- en mensenrechtensituatie bij steenkoolmijnen in Colombia. Ook met de textielsector werd overlegd over het uitwerken van een MVO-convenant.

MVO Nederland heeft op verzoek van het ministerie een wereldkaart gemaakt waarop per land is aangegeven wat de daar het meest voorkomende maatschappelijke risico’s zijn. In aanvulling op de MVO risicochecker biedt dit aan (MKB-) bedrijven inzicht die hen helpt om invulling te geven aan de «responsibility to respect», conform de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles for Business and Human Rights (Ruggie).

Versterkte Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid

De nog steeds tastbare effecten van de economische (euro)crisis, kredietschaarste en de gevolgen daarvan onderstreepten het belang van de uitvoer als de voornaamste motor van groei en herstel. Daarnaast was er wereldwijd meer aandacht voor de balans tussen people, planet en profit. In dit licht lag het accent op de versterking van het Nederlandse verdienvermogen en van de internationale positie van het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de Topsectoren.

Conform het kabinetsbeleid werd naast een ambitieuze agenda van economische missies, steeds meer ingezet op een meer strategische aanpak van inkomende missies/bezoeken en ontvangst daarvan op kabinetsniveau. Dit gebeurde, net als in 2013, in samenwerking met de topsectoren en de Dutch Trade and Investment Board (DTIB). Naast landen waar ons bedrijfsleven economische belangen heeft wordt nadrukkelijk ook gekeken naar landen waar door middel van missies synergie tussen hulp en handel kan worden bereikt. Zo hebben het afgelopen jaar missies plaatsgevonden naar onder meer China en India maar ook naar landen in Afrika zoals Tanzania, Mozambique, Ghana, Nigeria, Rwanda en Congo.

In totaal werden in 2014 20 economische missies met een lid van het kabinet georganiseerd naar 25 landen om Nederlandse bedrijven te ondersteunen bij het zaken doen in buitenlandse markten. Tevens vonden 5 economische missies op hoogambtelijk niveau plaats en werd een groot aantal economische missies georganiseerd met de vijf grote economische steden van Nederland en andere gemeentelijke en provinciale overheden. Daarnaast vonden er 13 inkomende economische missies/bezoeken plaats waarvan 5 tijdens de Nuclear Security Summit: staatsbezoek van de Chinese president, officiële bezoeken van Vietnam en Kazachstan en werkbezoeken van de vicepresident van Indonesië en de Minister-President van Canada.

In 2014 werd de lijst van prioritaire doellanden voor de Topsectoren geactualiseerd. Eind 2014 werden door kabinet vier nationale icoonprojecten geselecteerd. BH&OS is betrokken bij het internationaal uitdragen van deze projecten. De gezamenlijke inzet van een aantal topsectoren voor de Hannover Messe 2014, waar NL partnerland was, bleek succesvol. In 2014 zijn in totaal 14 strategische beurzen georganiseerd.

Als onderdeel van de moderne diplomatie-agenda is een start gemaakt met de uitwerking van de brief over de MKB internationalisering en de versterking van de economische dienstverlening voor het bedrijfsleven. Het MKB, waaronder de start-ups, is van vitaal belang voor onze concurrentiekracht maar benut nog niet alle kansen die het buitenland biedt. Eind 2014 is een brede informatiecampagne gestart om het belang van internationaal ondernemen en ook de bestaande dienstverlening beter onder de aandacht van het MKB te brengen (met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Kamer van Koophandel).

De Transitiefaciliteit (TF) gericht op de voormalige partnerlanden Zuid-Afrika, Vietnam en Colombia heeft in 2014 geleid tot verbetering van het ondernemingsklimaat en circa 100 nieuwe contacten en 25 opdrachten voor het Nederlands bedrijfsleven. Zo hebben Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen de Vietnamese tuinbouwsector geholpen de stap te zetten naar teelt in de kas. In Zuid-Afrika heeft een innovatief bedrijf dat via slimme technologie afval omzet in elektriciteit voet aan de grond gekregen. Eind 2014 is de TF voor Vietnam beëindigd. In Colombia en Zuid-Afrika loopt de TF tot medio 2015.

Het naar Nederland halen van buitenlandse bedrijven is een wezenlijk onderdeel van economische diplomatie. Het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), dat onder de beleidsverantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken valt, haalde in 2014 voor Nederland een recordbedrag aan investeringen binnen. Met behulp van een nieuwe acquisitiestrategie worden de inspanningen gericht op die investeringen die de meeste waarde toevoegen aan de Nederlandse economie. Er zijn 187 projecten bevestigd, het aantal daarmee gemoeide banen kwam uit op 6.304. Het investeringsbedrag is uitgekomen op EUR 3.185 miljoen. 54% van de projecten betrof hoogwaardige activiteiten in met name topsectoren.

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

Via private sector ontwikkeling heeft Nederland bijgedragen aan een beter ondernemingsklimaat, waardoor economische groei ontstaat en armoede wordt bestreden. Het programma bestond uit vijf pijlers.

Voor 1) Versterking van economische wet- en regelgeving is onder andere de Trade Facilitation Facility ingezet. Dit programma heeft geleid tot (belasting)hervormingen in de logistieke sector in de East African Community. Verder zijn in 7 landen belastingdiensten getraind, wat moet leiden tot effectievere en transparantere belastingstelsels en inning van meer lokale belastingen.

2) Versterking van economische instituties en bedrijven vond bijvoorbeeld plaats via institutionele capaciteitsopbouw, zoals in Tanzania in een project met de National Audit Office voor meer transparantie bij publieke olie- en gasinkomsten en in Bangladesh en Bhutan in projecten met de Kadasters. Via FNV en CNV is gewerkt aan de versterking van lokale vakbonden. Versterking van lokaal bedrijfsleven verliep onder andere via Programma Uitzending Managers (PUM) dat door kennisoverdracht van senior experts bijdroeg aan duurzame versterking van 1750 MKB-bedrijven in 70 landen.

3) Versterking van de financiële sector gebeurde zowel bilateraal via onder andere de Rabobank en FinancieringsMaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) als multilateraal via de International Finance Corporation (IFC), Wereldbank en IMF. FMO heeft onder andere via het MASSIF fonds technische assistentie verleend voor kredietverlening aan het MKB. Via het Financial Sector Reform & Strengthening Initiative (FIRST) is bijgedragen aan betere consumentenbescherming bij banken en microfinancieringsinstellingen. Rabobank zette langdurige relaties op met coöperatieve banken die mogelijkheden zien in landbouwfinanciering. De inzet op verzekeringen heeft geleid tot succesvolle samenwerking met IFC in de Global Index Insurance Facility.

4) Aanleg fysieke infrastructuur: Mede naar aanleiding van een onafhankelijke review is het ORIO-programma voor ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling stopgezet. In 2015 komt DRIVE daarvoor in de plaats om de Nederlandse infrastructurele inzet beter in te bedden in het beleid voor hulp, handel en investeringen. De lopende ORIO-projecten gaan door. Met een road show werd de PIDG (Private Infrastructure Development Group) geïntroduceerd bij het Nederlandse bedrijfsleven. Via het Construction Sector Transparency Initiative (CoST) ondersteunde Nederland de transparantie in de bouwsector in lage- en middeninkomenslanden.

Bij 5) Toegang tot markten, ketenontwikkeling en handel was er extra aandacht voor regionale economische samenwerking. In Oost-Afrika werd met TradeMark East Africa onder andere de transporttijd voor goederen van de havens van Mombasa en Dar es Salaam naar Rwanda en Burundi met 10% gereduceerd. In West-Afrika is gestart met onderzoek hoe intra-regionale handel op strategische handelsroutes kan worden bevorderd. Het Centrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) ondersteunde midden- en kleinbedrijven bij het verwerven van toegang tot internationale, vooral Europese, markten. Voor de verduurzaming van de palmoliesector zat de Minister onder andere een ronde tafel voor in Beijing met Chinese en internationale bedrijven en NGO’s.

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

Per 1 juli 2014 is het Dutch Good Growth Fund van start gegaan. Het revolverende fonds verstrekt financiering aan Nederlandse MKB-ers die zaken willen doen in ontwikkelingslanden en investeringsfondsen die willen investeren in het lokale MKB, waar reguliere partijen tekort schieten. Hun activiteiten dienen maatschappelijk verantwoord en ontwikkelingsrelevant te zijn en bij te dragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van deze landen. Verzoeken tot financiering en op maat gesneden dienstverlening worden in behandeling genomen door de drie uitvoerders van het DGGF, zijnde RVO, Atradius DSB en het consortium PwC/Triple Jump.

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Toename van voedselzekerheid

De uitvoering van het beleid gericht op voedsel- en voedingszekerheid verloopt volgens planning, zowel binnen de centraal gefinancierde programma’s als in de partnerlanden via ambassades. Resultaatmeting blijft een uitdaging, zoals ook in de resultatenrapportage 2013 vermeld. In november verscheen de beleidsbrief Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid. Accenten worden geplaatst bij duurzaamheid en inclusiviteit, als verdere verbreding van het beleid. In 2014 is de organisatiestructuur van het ministerie zodanig aangepast dat ook deze de samenhang tussen de grote mondiale uitdagingen weerspiegelt. De start van een «multi-stakeholder dialoog» tussen Nederlandse overheid, financiële instellingen, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, gericht op het bevorderen van landrechten en verantwoordelijk landgebruik, is een concreet initiatief gericht op de belangen van kwetsbare groepen.

De Nederlandse private sector speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van landbouw en voedselproductie in de minst ontwikkelde landen. Kennisdeling en capaciteitsontwikkeling zijn kenmerkende aspecten van de Nederlandse inzet. Ondersteuning van regionale economische integratie is uitgebreid van Oost-Afrika naar West-Afrika. In 2014 is een aantal pilots en studies uitgevoerd en werd met de Economic Community Of West African States (ECOWAS) overlegd over ondersteuning van regionale handel in landbouwproducten. Naast de inzet op de economische kant van voedselzekerheid zijn in 2014 nieuwe initiatieven ontwikkeld die de positie en organisatie van kleinschalige boeren, met name vrouwen, versterken. Ook in de strijd tegen ondervoeding is belangrijke vooruitgang geboekt, bijvoorbeeld door de Global Alliance for Improved Nutrition en UNICEF die beide in samenwerking met de ambassades in partnerlanden de voedingssituatie van jonge kinderen verbeterden. Kennis heeft, als publiek goed, ook in 2014 bijgedragen aan het bereiken van deze doelstellingen. De instituten binnen de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) bereikten met hun onderzoeksresultaten EUR 23 miljoen kleinschalige boeren (ref. toezegging aan uw kamer, 7 oktober 2014). Ten behoeve van het International Fund for Agricultural Development (IFAD) vond een succesvolle middelenaanvulling plaats.

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

Nederland heeft bijgedragen aan verbeterde waterzekerheid door zowel de toegang tot water en sanitatie te vergroten als programma’s te ondersteunen die zijn gericht op een verhoogde productiviteit in de landbouw, verbeterd stroomgebiedbeheer en veilige delta’s. Klimaatadaptatie en de rol van vrouwen vormden belangrijke aandachtspunten. De samenwerking met private partijen is verder versterkt, waaronder via de uitvoering van publiek-private partnerschappen. De hervorming en reorganisatie van de Wereldbank is in 2014 aangegrepen om het al bestaande partnerschap met de Bank op watergebied te versterken. In oktober werd een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend voor een strategisch partnerschap op het terrein van water door de Minister en de President van de Wereldbank.

Dankzij Nederlandse financiering kregen ongeveer 2,5 miljoen mensen toegang tot sanitaire voorzieningen en 2 miljoen tot veilig drinkwater. In verband met de ebola-crisis is besloten het drinkwater en sanitatieprogramma dat met Nederlandse financiering door UNICEF wordt uitgevoerd in West-Afrika voor de landen Guinee, Liberia en Sierra Leone, om te zetten in een programma gericht op de bestrijding van ebola. Dit betekent dat de structurele voorzieningen op het gebied van drinkwater en sanitatie voor 750.000 mensen die voor deze drie landen waren voorzien, voorlopig niet zullen worden gerealiseerd. Er is gewerkt aan gelijke kansen voor vrouwen en meisjes dankzij structurele aandacht voor menstrual hygiene management op publieke plaatsen als scholen, kantoren en klinieken.

Nederland steunde samenwerking binnen diverse grensoverschrijdende stroomgebieden als de Nijl en de Zambezi. Via de Dutch Disaster Risk Reduction Facility kon Nederland snel reageren met Nederlandse waterexpertise ter bestrijding van overstromingen in China, Filippijnen, Libanon, Mexico, Pakistan en Senegal. In samenwerking met de FAO, UNESCO-IHE en het International Water Management Institute (IWMI) is een programma ontwikkeld om waterproductiviteit in de landbouw in Afrika en het Midden-Oosten goed in kaart te brengen.

Samen met de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken is een aanzet gegeven voor een Internationale Wateraanpak. Doel is het vergroten van de Nederlandse bijdrage aan waterzekerheid wereldwijd. De inzet van Nederlandse kennis en kunde bij de ontwikkeling en uitvoering van door BH&OS gefinancierde waterprogramma’s is in 2014 verder toegenomen. Ruim 100 Nederlandse partners zijn hier in 2014 bij betrokken. Nederland stelt duurzaamheid, gender en klimaat centraal opdat de resultaten van de inzet beklijven en de Nederlandse watersector zich kan onderscheiden.

Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

In het kader van de internationale klimaatonderhandelingen zet Nederland in op een ambitieus klimaatakkoord onder meer door het betrekken van niet-statelijke actoren bij de onderhandelingen. Ook heeft Nederland met een coördinerende rol in het genderteam van de EU actief bijgedragen aan de totstandkoming van het Lima Work Programme on Gender tijdens de VN Klimaatconferentie in Lima (COP20).

Op het vlak van klimaatfinanciering en integratie van klimaat in ontwikkelingssamenwerking zijn belangrijke stappen gezet. Zo heeft de eerste door BH&OS samengestelde klimaatcursus plaatsgevonden met zowel interne als externe deelnemers. Voorts is het beleid om private sector klimaatfinanciering te bevorderen versterkt. BH&OS organiseerde onder meer een bijeenkomst waar de private sector en NGOs innovatieve investeringsvoorstellen presenteerden (MoMo seminar). Dit versterkte het begrip tussen overheid, bedrijfsleven en NGOs over de kansen en risico’s van private sector klimaatfinanciering. In dit verband werkt Nederland ook actief mee aan het Global Innovation Lab for Climate Finance.

Als onderdeel van klimaatfinanciering is geïnvesteerd in hernieuwbare energie in onder meer Kenia, Ethiopië en Tanzania. Verder is een publieke-private samenwerking van start gegaan waarin Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen Indonesië ondersteunen bij de ontwikkeling van geothermische energie. In samenwerking met de Wereldbank worden diverse ontwikkelingslanden geholpen bij het afbouwen van hun subsidies op fossiele brandstoffen. In maart 2014 kondigde Premier Rutte in een gezamenlijke verklaring met President Obama aan dat Nederland geen steun geeft aan nieuwe kolencentrales in het buitenland.

In 2014 startte het Initiatief voor Duurzame Handel (IDH) met een landschapsprogramma in Brazilië, Ivoorkust, Ghana, Ethiopië, Kenia, Vietnam en Indonesië om de effecten van klimaatverandering, landdegratie en watervervuiling tegen te gaan. Voorts is in 2014 gestart met het regionale programma in de Sahel en de Hoorn van Afrika gericht op watermanagement, verbeteren van voedselzekerheid en markttoegang van boerenbedrijven in droge gebieden Via het SUSTAIN-Africa programma droeg Nederland bij aan klimaatadaptatie en duurzame ontwikkeling in een growth corridor in Tanzania waar economische groei nog steeds gepaard gaat met vervuiling en uitputting van natuurlijke hulpbronnen.

Sociale vooruitgang

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan verspreiding van HIV/AIDS

Het Nederlandse SRGR-beleid richtte zich in 2014 op grotere kennis onder jongeren over SRGR, betere beschikbaarheid van anticonceptie en aidsremmers, daling in moedersterfte en sterfte aan HIV/AIDS. Daarnaast bleef Nederland een van de weinige landen die zich consequent inzetten om meer controversiële onderwerpen als veilige abortus, toegang tot voorbehoedsmiddelen voor jongeren en de risicogroepen voor hiv-infectie (homomannen, sekswerkers en injecterende drugsgebruikers) internationaal op de agenda te houden.

Bij de uitvoering is specifiek aandacht besteed aan de problematiek rond kindhuwelijken, mede naar aanleiding van het amendement Voordewind. Concreet zijn hiervoor samenwerkingsverbanden aangegaan met vier Nederlandse allianties van NGO’s. In samenwerking met UNICEF, UNFPA en het VK is in 9 landen een programma gestart dat kindhuwelijken ontmoedigt. De Nederlandse lobby leidde er tevens toe dat een resolutie over kindhuwelijken in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN werd aanvaard.

Ook werd het innovatieve fonds AmplifyChange gelanceerd. Dit fonds ondersteunt lokale maatschappelijk organisaties in ontwikkelingslanden die zich inzetten op taboeonderwerpen zoals geweld tegen vrouwen of veilige abortus. Via het Global Programme to enhance Reproductive Commodity Security (UNFPA) werd bijgedragen aan grotere beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en medicijnen voor reproductieve gezondheid in de 69 armste landen.

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

De inzet voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen richtte zich onverminderd op het uitbannen van geweld tegen vrouwen en het bevorderen van vrouwelijk leiderschap en economische zelfredzaamheid. De Nederlandse steun aan de uitvoering van de VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid maakte hier deel van uit. Vrouwenrechten en gendergelijkheid vormde dit jaar voor het eerst een eigenstandig onderdeel van de Kamerbrief Voortgang prioritaire thema’s ontwikkelingssamenwerking.

Conform de toezegging aan het lid Van der Staaij (SGP) tijdens het debat over de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer op 28 november 2013, werd geïnventariseerd in welke landen op genderdiscriminatie gebaseerde sekseselectie voorkomt. Het onderwerp werd opgebracht in de mensenrechtenrapportage over 2013 en het is opgenomen in de toepassing van het mensenrechteninstrumentarium in China, India, Vietnam, Azerbeidzjan, Armenië en Albanië.

Naar aanleiding van de Nederlandse lobby sprak de VN Commission on the Status of Women zich in 2014 uit voor een zelfstandige doelstelling voor gendergelijkheid in de post-2015 ontwikkelingsagenda. De doelstelling wordt uitgewerkt in de aanloop naar de Finance for Development-bijeenkomst, voorzien voor juli 2015.

Versterkt maatschappelijk middenveld

In 2014 werd het beleidskader Samenspraak en Tegenspraak gelanceerd dat de leidraad vormt voor het aangaan van relaties met maatschappelijke organisaties in de periode 2016–2020. Het doel is maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden zo te steunen dat ze hun bepleitende en agenda-beïnvloedende rol beter kunnen invullen. Het ministerie ontving een groot aantal voorstellen, ook van organisaties uit lage- of lage-middeninkomenslanden. In de uitwerking van de strategische partnerschappen wordt speciale aandacht gegeven aan sociale en gendergelijkheid.

Politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties is zowel een voorwaarde als middel om deze doelstelling te realiseren. In dit verband heeft Nederland in 2014 samen met Mali het co-voorzitterschap gevoerd van het Task Team on CSO Development Effectiveness and Enabling Environment, een samenwerkingsverband tussen landen en NGO’s. In landen waar de politieke ruimte van maatschappelijke organisaties onder druk staat heeft het Task Team via EU-delegaties en lokale NGO-netwerken aandacht gevraagd voor verbetering van deze situatie.

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

In 2014 zijn het beurzenprogramma Netherlands Fellowship Programmes (NFP) en het capaciteitsversterkingsprogramma van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen (NICHE) verder uitgerold. Via pilots in Ethiopië en Bangladesh worden nieuwe samenwerkingsmodellen uitgetest binnen het NICHE en NFP, gericht op een betere aansluiting op de bredere BH&OS agenda en op een meer langere termijn relatie-opbouw tussen Nederlandse en lokale instellingen. Cuba werd toegevoegd aan de NFP-landenlijst.

De afbouw van de onderwijsprogramma’s in de partnerlanden alsook van de centrale onderwijsprogramma’s lag in 2014 op koers.

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Humanitaire hulp

De humanitaire noden stegen in 2014 naar ongekende hoogte. De wereld kende al drie humanitaire crises van de zwaarste categorie: Syrië, Zuid-Soedan en de Centraal Afrikaanse Republiek. De crisis in Irak en de ebola-uitbraak kwamen daar nog bij. Nog niet eerder sinds de Tweede Wereldoorlog was het aantal vluchtelingen en ontheemden zo hoog. De sterk toegenomen behoefte aan humanitaire hulp maar ook de complexiteit van gewapende conflicten zette het bestaande humanitaire systeem onder druk. Aan de oorspronkelijke humanitaire begroting van EUR 205 miljoen werd in 2014 EUR 12 miljoen toegevoegd: EUR 5 miljoen voor Zuid-Soedan en EUR 7 miljoen als gevolg van het amendement-Voordewind voor humanitaire activiteiten van NGO’s ten behoeve van de Syrische crisis.

Naast het stijgende aantal acute crises, zijn er ook nog altijd veel chronische crises; landen die zich in een vicieuze cirkel van armoede en onveiligheid bevinden en waar de bevolking extra kwetsbaar is voor ontwrichting door geweld, natuurrampen en ziektes. In 2014 zijn zeven Nederlandse NGO’s geselecteerd voor een strategisch partnerschap met het ministerie om in de Hoorn van Afrika en de Grote Meren-regio de transitie van noodhulp naar wederopbouw en duurzame ontwikkeling te verbeteren.

In de zomer stelde het kabinet het Relief Fund in dat het budget voor noodhulp substantieel verhoogde met EUR 570 miljoen voor de periode 2014–2017. Hiervan werd nog in 2014 EUR 100 miljoen bijgedragen aan de hulpverlening in de vijf hierboven genoemde grootste humanitaire crises. Extra hulp alleen bleek echter niet voldoende: een kostenefficiëntie-slag is nodig in de sector. Als top-10-humanitaire donor voelt Nederland de verantwoordelijkheid bij te dragen aan verbeteringen van het (internationale) humanitaire systeem. Een aantal thema’s (zoals opvang van vluchtelingen in de regio en paraatheid) is daarom aangemerkt als deelgebied waarop Nederland zich de komende jaren extra gaat inspannen om innovaties door te voeren.

Voorkomen en terugdringen van conflictsituaties

2014 stond in het teken van het verder verstevigen van de geïntegreerde benadering ten behoeve van veiligheid en rechtsorde in fragiele staten. Specifieke programma’s werden uitgevoerd in Mali, Somalië, het Grote Merengebied, Afghanistan en meer recent in Syrië, Libanon en Irak, meestal in samenwerking met de Ministeries van Defensie en Veiligheid en Justitie.

In Mali steunde Nederland het United Nations Department of Political Affairs (UNDPA) dat onderhandelingen mogelijk maakte tussen overheid en rebellen. Dit leidde tot een voorlopig vredesakkoord. In de Grote Meren regio bracht ons land het maatschappelijk middenveld in contact met onder meer de Speciaal Vertegenwoordigers van de VN, VS en EU om hun geluid op het hoogste beleidsniveau te laten horen. Ook was Nederland een van de (financiële) motoren achter de hernieuwde VN-strategie voor Oost-Congo, die beoogt meer eenheid te brengen in de internationale steun aan dit gebied.

Meer coherentie in alle internationale politieke en OS-inspanningen is essentieel om het vredesproces te laten slagen. Nederland zette het afgelopen jaar een nieuwe stap in het Security Sector Development Program in Burundi, dat van groot belang is voor de stabiliteit in dat land en in de Grote Meren-regio. Nederland en Burundi kwamen een aantal voorwaarden overeen waaraan het land moet blijven voldoen om niet opnieuw sancties opgelegd te krijgen zoals in 2012 het geval was. Het programma kreeg positieve internationale reacties. Ook dit programma wordt in nauwe samenwerking met Defensie en Veiligheid en Justitie uitgevoerd.

In Syrië werd steun geboden aan de politie en justitiële sector in gebieden onder controle van de gematigde oppositie, terwijl in Libanon het leger werd getraind in grensbewaking en CIMIC expertise. Tegelijkertijd werd bijgedragen aan activiteiten gericht op early recovery van basisvoorzieningen in oppositiegebieden en versterking van basisvoorzieningen in de omringende landen die dreigen te bezwijken onder de enorme vluchtelingenstroom.

Rechtsstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van de overheid en inclusieve processen

De inzet op het versterken van rechtstaatsontwikkeling bleek onder andere uit de hervatte sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid, en de Nederlandse steun aan het maatschappelijk middenveld aldaar. Dit maakt het voor NGO’s mogelijk hun belangrijke werk op het gebied van rechtsstaatontwikkeling te kunnen vervullen. Nederland was tevens een van de oprichters van het EU Trust Fund voor de Centraal Afrikaanse Republiek, gericht op wederopbouw. Daarnaast stelde Nederland MINUSCA financieel in staat een begin te maken met het herstel van de strafrechtsketen in dit land.

Met Nederlandse steun ontwikkelde de IFC in verschillende Afrikaanse fragiele staten programma’s voor private sectorontwikkeling en werkgelegenheid. Het gebruik van zowel een «conflict»-als een «gender»-lens in dit CASA-II-programma, en het meten van resultaten gericht op stabiliteit (conform de New Deal Peace and Statebuilding Goals) zijn innovatieve elementen in dit programma.

Op het gebied van gender in relatie tot vrede en veiligheid ondersteunde Nederland Syrische vrouwen in het formuleren van een gezamenlijk standpunt ten aanzien van het vredesproces in Genève. Deze samenwerking met UN Women leidde tot het Syrian Women’s Initative for Peace and Development (SWIPD), dat de Syrische vrouwen begin 2014 lanceerden.

In 2014 nam het thema grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de koppeling met ontwikkeling een vlucht. Nederland slaagde erin een aanjagende rol te spelen bij internationale discussies over het negatief effect van criminaliteit op ontwikkeling.

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Versterkte multilaterale betrokkenheid

In 2014 was Nederland bijzonder actief in de werkgroep die de mondiale post-2015 agenda voor duurzame ontwikkeling heeft voorbereid. In aanvulling op sociale, economische en ecologische ontwikkeling heeft Nederland succesvol ingezet op opname van stevige doelen op het terrein van vrede en veiligheid, gender en SRGR.

De Wereldbank heeft in 2014 ambitieuze institutionele hervormingen doorgevoerd teneinde de ontwikkelingseffectiviteit van de Bank te vergroten. Nederland zette hierbij specifiek in op een betere samenwerking met de private sector. Dit resulteerde bijvoorbeeld in een innovatief partnerschap tussen Nederland en de Wereldbank op het terrein van water dat, naast een ontwikkelingscomponent, nadrukkelijk ook de particuliere sector integreert. Verder is substantiële voortgang geboekt met de stroomlijning van de financieringskanalen van de Bank door samenvoeging van Trust Funds.

Nederland steunde voorstellen die de stijging van de salarissen van internationale (VN) ambtenaren inperken. Nederland pleitte ook voor een financieel soberder pakket van vergoedingen voor VN-personeel. Er is slechts sprake van trage voorgang op dit thema. Nederland drong in 2014 ook bij alle ontwikkelingsbanken consequent aan op een sober salarisbeleid.

Nederland bepleitte in 2014 intensivering van de samenwerking tussen de Inter-American Development Bank (IDB) en de Caraïbische landen van het Koninkrijk. Verder nam het Koninkrijk der Nederlanden deel aan de derde Small Islands Developing States (SIDS) conferentie op Samoa in september 2014, gericht op duurzame ontwikkeling. De uitkomsten worden meegenomen in de uitwerking van de post-2015 ontwikkelingsagenda.

Overig armoedebeleid

Nederland zette zich in voor een gezonde uitleencapaciteit bij de regionale ontwikkelingsbanken waaronder de Asian Development Bank (AsDB). Nederland werkte mee aan een voorstel waardoor de uitleencapaciteit van de AsDB wordt verdubbeld zonder dat extra bijdragen van aandeelhouders en donoren nodig zijn.

Nederland droeg in 2014 bij aan het Debt Management and Financial Analysis System (DMFAS) programma van UNCTAD. Dit programma geeft technische assistentie op het gebied van schuldmanagement waardoor ontwikkelingslanden inzicht krijgen in hun schulden. Dit inzicht is cruciaal voor de schuldhoudbaarheid en een duurzaam financieringsbeleid van deze landen.

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

In november 2014 is de Kamer geïnformeerd over de gewijzigde prioriteiten binnen het migratie- en ontwikkelingsbeleid. In het licht van de ongekend grote vluchtelingenstromen en opvang in de regio gaat extra aandacht naar vermindering van spanningen tussen gastgemeenschappen en vluchtelingen. Nederland biedt ontwikkelingslanden steun bij de versterking van hun migratiemanagement en bij het bestrijden van mensensmokkel- en handel en uitbuiting van migranten. Tot slot is bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie een prioriteit, zowel voor ex-asielzoekers uit Nederland als voor gestrande migranten in transitlanden.

In 2014 zijn diverse nieuwe programma’s gestart op het terrein van migratie en ontwikkeling. Het gaat hierbij onder meer om programma’s die migranten in Nederland training en coaching aanbieden bij het opzetten van een sociale onderneming in het land van herkomst. Ook zijn programma’s gestart ter bevordering van terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit Nederland.

Realisatie beleidsdoorlichtingen 1 2

Art

Naam

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Betrekking op gehele artikel?

1

Duurzame handel en investeringen

             

Nee

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3

               

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3

               

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

           

X

 

1.4

Dutch Good Growth Fund4

               

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

             

Nee

2.1

Toename van voedselzekerheid4

               

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

       

X

     

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

           

5

 

3

Sociale vooruitgang

             

Nee

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

X

       

X

   

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

           

5

 

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

 

X

           

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

     

X

       

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

             

Nee

4.1

Humanitaire hulp

           

5

 

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties6

               

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

X

       

X

X

7

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

             

Nee

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

               

5.2

Overig armoedebeleid

         

X

   

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling 8

     

X

       
X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hoofdstuk V) en BH&OS (Hoofdstuk XVII). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
2

Bij BZ en BH&OS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

X Noot
3

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

X Noot
4

Dit is een nieuwe beleidsdoelstelling van dit kabinet.

X Noot
5

Oplevering is een jaar later, zie brief aan de Tweede Kamer van september 2014 FEZ-2014/292 en december 2014 FEZ-2014/449.

X Noot
6

Deze beleidsdoelstelling gaat naar het Ministerie van Defensie.

X Noot
7

Oplevering was gepland in 2015 maar zal in 2016 plaatsvinden vanwege personele omstandigheden in het onderzoeksteam. Zie brief aan de Tweede Kamer van december 2014 FEZ-2014/449.

X Noot
8

Dit is gecombineerd met de beleidsdoorlichting van de beleidsdoelstellingen 4.1 en 4.2 van BZ begroting.

Overzicht van risicoregelingen

Risisco van de Staat, te verlenen garanties, vervallen garanties
(bedragen in duizenden euro's)

Artikel waarop garantie wordt verantwoord

Omschrijving garantie

Soort garantie*

Uitstaande garantie

ultimo 2013

Verleende garanties

in 2014 (realisaties)

Vervallen garanties

in 2014 (realisaties)

Uitstaande garantie

ultimo 2014

Garantie plafond

Totaal plafond

Totaal stand begrotingsreserve

1

Garantie DGGF

Kredietgarantie

0

2.554

0

2.554

 

2.554

0

1

Garantie FOM

Kredietgarantie

62.871

5.731

 

68.602

 

204.192

102.096

5

Garanties IS-NIO

Kredietgarantie

252.062

0

28.432

223.630

 

223.630

0

5

Garanties IS-Raad van Europa

Deelnemingen

176.743

 

0

176.743

 

176.743

0

5

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

Deelnemingen

1.854.769

 

39.727

1.815.042

 

1.815.042

0

5

Garanties IS OPCW

Exploitatie

0

0

0

0

 

0

0

 

TOTAAL

 

2.346.445

8.285

68.159

2.286.571

0

2.422.161

102.096

Uitgaven en ontvangsten
(bedragen in duizenden euro's)

Artikel waarop garantie wordt verantwoord

Omschrijving garantie

Soort garantie*

Uitgaven

realisatie 2013

Ontvangsten

realisatie 2013

Uitgaven

realisatie 2014

Ontvangsten

realisatie 2014

1.1 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie FOM

Kredietgarantie

     

126

5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

Kredietgarantie

776

1.640

702

4.703

 

TOTAAL

 

776

1.640

702

4.829

Door late melding van de fondsbeheerder kon de mutatie op de garantie DGGF niet meer worden verwerkt in de saldibalans

BELEIDSARTIKELEN

Belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

Hieronder volgen de belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen per beleidsartikel. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de daaropvolgende financiële toelichting per beleidsartikel.

Hoofdstuk 17 Realisatie begroting op hoofdlijnen (bedragen in miljoenen euro)
   

Realisatie 2013

Ontwerpbegroting 2014

Realisatie 2014

Verschil realisatie – OB

1

Duurzame handel en investeringen

374

418

391

-27

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

666

587

549

-38

3

Sociale vooruitgang

1.116

1.019

1.015

-4

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

527

693

573

-120

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

335

79

285

206

Toaal Begroting BH&OS

3.018

2.796

2.813

17

1. Duurzame handel en investeringen

De lagere realisatie op dit artikel wordt in belangrijke mate veroorzaakt, doordat het budget voor ORIO verder neerwaarts is bijgesteld. Ook zijn de budgetten voor de landenprogramma’s, een aantal bedrijfsleveninstrumenten en de bijdragen aan internationale organisaties verlaagd.

2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

De lagere realisatie op artikel 2 is deels het gevolg van de BNP-korting op dit artikelonderdeel. Zo werd het landenbudget voedselzekerheid in bijna alle partnerlanden naar beneden bijgesteld en had de BNP-korting consequenties voor het landenbudget water. Daarnaast wordt de lagere realisatie op klimaat onder andere veroorzaakt doordat er vertraging is opgelopen in de uitvoering van een lopende activiteit in het Grote Meren Programma.

4. Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

De instelling van het Relief Fund leidde enerzijds tot een verhoging van artikel 4. Daartegenover stond een lagere realisatie als gevolg van de overheveling van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de begrotingen van het Ministerie van Defensie en van Buitenlandse Zaken.

5. Versterkte kaders voor ontwikkeling

De mutatie op dit artikel is technisch van aard. De BNP-aanpassingen van het ODA-budget worden in de begroting in eerste instantie op dit artikel geparkeerd. Voor 2014 ging het om een BNP-korting van EUR 206,4 miljoen. In de loop van het jaar is deze korting verdeeld over de verschillende thema's in de begroting. In de realisatie is het geparkeerde bedrag op artikel 5 dus weggewerkt, waardoor de stand van het artikel hoger uitvalt.

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

A: Algemene doelstelling

Duurzame handel en investeringen door versterking van het internationaal handelssysteem, met aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO); versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid; en versterking van de private sector en het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden. Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) gaat een instrumentele bijdrage leveren. Dit artikel brengt de synergie tussen handel en ontwikkelingssamenwerking tot uitdrukking.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van financieel instrumentarium op de beleidsterreinen export- en investeringsbevordering, marktfacilitatie en markttoegang.

  • Het ondersteunen van ontwikkelingsrelevante handel en -investeringen met het Dutch Good Growth Fund.

  • Het financieren van diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling, private sectorontwikkeling en armoedevermindering in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

  • Op basis van Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden en investeringsbeschermingsovereenkomsten.

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.

  • Bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het actief inzetten op het afsluiten van een aantal Economic Partnership Agreements (EPA’s) in EU-verband.

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.

  • Het faciliteren van ambities om synergie te bereiken tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven.

  • Opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch belangrijke landen.

  • Opstellen en bewaken van de Nederlandse economische diplomatieke inzet en economische belangen in het buitenland, in samenwerking met de binnenlandse economische partners en in samenwerking met de Minister van Economische Zaken.

  • Het aansturen van het economische deel van het postennet in samenwerking met de Minister van Economische Zaken.

  • Het versterken van de randvoorwaarden voor private sectorontwikkeling en investeringen in lage- en middeninkomenslanden waaronder goed bestuur, goede fysieke en financiële infrastructuur, toegang tot markten en verduurzaming van handelsketens.

  • Het opbouwen van een sterke private sector in ontwikkelingslanden met o.a. de topsectoren Agro & Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Water en Logistiek en instituten zoals de Nederlandse Belastingdienst en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Stimuleren

  • Actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via o.a. het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, RVO en MVO Nederland.

  • Het faciliteren van (Nederlandse) bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in ontwikkelingslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.

  • Bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • In samenwerking met de private sector, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen wordt, met aandacht voor mensenrechten, gender, milieu en klimaataspecten, het ondernemingsklimaat verbeterd en maatschappelijk verantwoord ondernemen gestimuleerd.

  • Het belang van internationaal ondernemen benadrukken en bedrijven daartoe activeren.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van bedrijven over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken.

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.

  • De exportcontrole op strategische goederen en sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, Organisation of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.

  • Het organiseren van strategische economische missies met aandacht voor IMVO.

  • Het in verzekering nemen van exporttransacties samen met de Minister van Financien.

C: Beleidsconclusies

Op het gebied van het versterken van de Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naamsbekendheid waren het uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting.

In het kader van de modernisering diplomatie zijn extra inspanningen geleverd voor de agenda hulp, handel en investeringen met een nieuwe aanpak voor versterking van de economische dienstverlening en MKB internationalisering. De motie Sjoerdsma gaf de aanzet tot deze versterking van de Nederlandse inzet in het buitenland, onder andere door investeringen gericht op regionalisering en economische diplomatie.

Voor de belangrijke afwijkingen tussen de streefwaarden en de realisatie van de bij dit artikel opgenomen prestatie indicatoren wordt verwezen naar de toelichtingen bij de indicatoren onder E.

Ook op het gebied van het versterken van de private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden, waren de resultaten conform de verwachtingen. Op het terrein van arbeidsomstandigheden in de textielsector is veel bereikt. Zo onderschreven zeven Europese regeringen de oproep van de Minister voor bijdragen aan het Rana Plaza compensatiefonds. Ook heeft Nederland het initiatief genomen tot het Pakistan Buyers Forum waarin internationale modemerken samenwerken voor betere naleving van sociale en milieunormen bij hun leveranciers in Pakistan. Bij het verbeteren van de infrastructuur is minder gedaan dan voorgenomen omdat de ontwikkeling van projecten en de overgang van projectontwikkeling naar projectgunning en aanbesteding meer tijd vergden dan gepland. Bij nader inzien is de deelname aan Private Infrastructure Development Group (PIDG) niet met EUR 10 miljoen verhoogd, om ruimte te laten voor een nieuwe investering in het Infrastructure Development Fund (IDF) van FMO.

Het kabinet presenteerde zijn reactie op de beleidsdoorlichting van de IOB van het Nederlandse beleid voor private sectorontwikkeling. Nederland gaat haar beleid voor private sectorontwikkeling aanscherpen door meer aandacht voor ontwikkelingsrelevantie en impact, versterkte synergie tussen de programma’s voor private sectorontwikkeling, scherpere toetsing op additionaliteit van programma’s om marktverstoring te voorkomen en een sterkere aansturing van de uitvoeringsorganisaties door het ministerie. Verder is op basis van een IOB Review van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) besloten tot vervolgfinanciering voor de periode 2016–2020.

Tot slot was 2014 op het gebied van exportcontrole en strategische goederen een zeer druk jaar. Dit kwam met name doordat de EU sancties afkondigde tegen Rusland naar aanleiding van de gebeurtenissen in de Krim en Oost-Oekraïne. Dit leidde onder andere tot een vergunningplicht voor de olie- en gasindustrie. Daarnaast trad Syrië toe tot het Chemisch Wapenverdrag en rapporteerde over betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij het Syrische chemisch wapenprogramma. Dit is gemeld in een brief aan de Kamer.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen
(x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

153.224

209.837

756.071

947.055

– 190.984

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

316.842

373.529

391.412

418.256

– 26.844

               
               

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht

           
 

voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

 

2.280

10.499

9.707

13.436

– 3.729

               
               
 

Bijdrage (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan WTO en OESO

   

5.525

4.870

655

   

waarvan maatschappelijk verantwoord ondernemen

   

2.671

5.970

– 3.299

               
 

Opdrachten

           
   

waarvan beleidsondersteuning, eveluaties en onderzoek

   

1.510

2.590

– 1.080

               

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en

           

economische naamsbekendheid

 

6.223

91.047

59.446

81.725

– 22.279

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen

   

5.726

4.940

786

   

waarvan Partners for International Business (PIB)

   

6.203

6.300

– 97

   

waarvan Transitiefaciliteit (TF)/ Demonstratiepojecten, Haalbaarheidsstudies en Kennisverwerving (DHK)

   

15.025

15.000

25

   

waarvan Package4growth non-ODA

   

253

3.000

– 2.747

   

waarvan Package4growth ODA

   

539

5.140

– 4.601

   

waarvan Overig Programmatische Aanpak

   

2.208

3.340

– 1.132

   

waarvan oude programma's (PSO/2g@there)

   

3.232

2.710

522

               
 

Leningen

           
   

waarvan Finance for International Business (FIB)

   

250

5.870

– 5.620

               
 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

           
   

waarvan Agenstchap NL

   

25 024

27 560

– 2 536

   

waarvan NBSO's (via Agentschap NL)

   

982

6.580

– 5.598

               

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat

           
 

in ontwikkelingslanden

 

308.339

271.983

240.420

273.095

– 32.675

 

           
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's ondernemingsklimaat

   

11.281

22.500

– 11.219

               
 

Subsidies

           
   

waarvan transitiefaciliteit

   

7.420

9.000

– 1.580

   

waarvan ORIO

   

9.909

59.380

– 49.471

   

waarvan bedrijfsleveninstrumentarium

   

59.212

71.540

– 12.328

   

waarvan PUM

   

9.882

11.820

– 1.938

   

waarvan FMO

   

2.743

0

2.743

   

waarvan Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid

   

11.905

9.500

2.405

   

waarvan Initiatief Duurzame Handel en Solidaridad

   

25.462

0

25.462

   

waarvan technische assistentie t.b.v. DGGF

   

4.961

0

4.961

 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan Wereldbank/WTO/Asian Development Bank

   

11.053

23.500

– 12.447

   

waarvan International Finance Corporation

   

4.570

6.630

– 2.060

   

waarvan Infrastructuur

   

23.915

11.600

12.315

   

waarvan International Labour Organization/partnerprogramma

   

10.167

10.040

127

               
 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

           
   

waarvan CBI

   

36.173

25.000

11.173

   

waarvan Agentschap NL

   

11.767

7.400

4.367

               

1.4

Dutch good growth fund: intensivering van ontwikkelings-

           
 

relevante investeringen in en handel met ontwikkelings-

           
 

landen door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven,

           
 

met de focus op het MKB

     

81.839

50.000

31.839

               
 

Subsidies/opdracht/garanties

           
   

waarvan programma's Dutch Good Growth Fund

   

81.839

50.000

31.839

               
 

Ontvangsten

 

0

1.833

5.132

9.315

– 4.183

               

1.10

Versterkt internationaal handelssysteem met aandacht voor

           
 

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

   

1.833

5.132

9.315

– 4.183

E. Toelichting

Verplichtingen

De daling van het verplichtingenbudget op dit artikel bestaat uit een saldo van mutaties. Zoals gemeld bij Tweede Suppletoire Begroting, zijn de verplichtingen voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) grotendeels in 2014 aangegaan. Het verplichtingenbudget is hiervoor opgehoogd. Verder zijn de programma’s van IDH en Solidaridad overgeheveld vanuit artikel 2 (voedselzekerheid) omdat zij inhoudelijk (verduurzaming handelsketens) beter onder private sector ontwikkeling passen. Voorts is, zoals gemeld in de Decemberbrief, een technische negatieve bijstelling van het verplichtingenbudget doorgevoerd als gevolg van de overheveling van verplichtingen van oude naar nieuwe budgetten.

Uitgaven

Artikel 1.1

Zoals in de Tweede Suppletoire Begroting is toegelicht, worden de lagere uitgaven voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) veroorzaakt door een lagere behoefte bij de posten aan technische ondersteuning op het gebied van MVO. Daarnaast wordt de technische assistentie op het terrein van Fair Trade in het vervolg gefinancierd vanuit het budget voor het CBI.

Artikel 1.2

De uitgaven voor dit subartikel zijn lager uitgevallen dan in de begroting voorzien. Zoals in de Tweede Suppletoire Begroting is vermeld, is het budget voor de Netherlands Business Support Offices neerwaarts bijgesteld. Dit programma is reeds in 2013 bevoorschot. Tevens was sprake van een lagere liquiditeitsbehoefte voor de uitfinanciering van het programma Package4Growth, door vrijval binnen projecten. Ook de uitgaven voor Finance for International Business zijn lager uitgevallen. Er is budget overgeheveld naar subartikel 1.3 voor technische assistentie ten behoeve van het DGGF. Tot slot is de bijdrage aan RVO voor de uitvoering van het instrumentarium lager dan voorzien in de begroting.

Artikel 1.3

De lagere uitgaven worden door een aantal mutaties veroorzaakt. Bij Eerste Suppletoire Begroting is budget overgeheveld naar het mensenrechtenartikel op de begroting van Buitenlandse Zaken, ten behoeve van de bestrijding van kinderarbeid (onderdeel van het amendement-Voordewind c.s.). Daarnaast is bij Tweede Suppletoire Begroting het budget naar beneden bijgesteld. Dit betreft het saldo van de overheveling van IDH en Solidaridad, de toevoeging van budget voor technische assistentie voor het DGGF en de verlaging van de budgetten voor de landenprogramma’s, de transitiefaciliteit, het bedrijfsleveninstrumentarium en de bijdragen aan internationale organisaties. De uitgaven voor technische assistentie voor het DGGF waren uiteindelijk lager dan voorzien. Ook het budget voor ORIO is verder neerwaarts bijgesteld als gevolg van een vertraagde ontwikkelfase van projecten en de uitvoering hiervan. Daar staat tegenover dat de uitgaven voor het Infrastructure Development Fund (voorheen MOL fonds FMO) zijn gestegen, doordat nieuwe verplichtingen zijn aangegaan. Tevens zijn de uitgaven aan het CBI gestegen, door een additionele opdracht aan het CBI.

Artikel 1.4

Door een kasschuif van 2016 naar 2014 bij Eerste Suppletoire Begroting en een aanpassing van de liquiditeitsbehoefte voor 2014 bij Tweede Suppletoire Begroting is het budget voor het DGGF per saldo verhoogd met EUR 30 miljoen. Uiteindelijk is in 2014 EUR 81,8 miljoen uitgegeven. Hiervan is EUR 17 miljoen in de interne begrotingsreserve gestort voor de garanties die worden verstrekt binnen het DGGF. EUR 18,2 miljoen wordt in latere jaren toegevoegd aan het DGGF (via de eindejaarsmarge voor het DGGF). De totale omvang van het DGGF (EUR 700 miljoen) verandert dus niet.

Ontvangsten

In 2014 waren de uitgaven voor het bedrijfsleveninstrument Finance for International Business (FIB) lager dan oorspronkelijk geraamd (zie ook de uitgaven), waardoor in 2014 geen beroep is gedaan op de begrotingsreserve en zowel de uitgaven- als de ontvangstenraming bij Tweede Suppletoire Begroting naar beneden is bijgesteld.

Indicatoren:

Indicator

Realisatie 2013

Streefwaarde 2014

Realisatie 2014

Bron

Aantal adviesvouchers voor bedrijven t.b.v. van een succesvolle en duurzame internationalisering met behulp van een van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven

n.v.t.

500

1.026

RVO

Er zijn in 2014 in totaal 1026 SIB-adviesvouchers uitgegeven. Daarnaast zijn er nog 19 uitgegeven, die ook weer zijn ingetrokken. De oorspronkelijke streefwaarde was 500 vouchers; halverwege 2014 is dit opgehoogd tot 1.000 vouchers.

Indicator

Realisatie 2013

Streefwaarde 2014

Realisatie 2014

Bron

Convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden)

18

20

16

RVO

Hoewel er in 2014 minder PIB’s zijn ondertekend is door RVO in samenspraak met BZ wel gestart met tien pre-PIB trajecten. Dit zijn verkennende missies om te bezien of dat een volledige PIB aanvraag een reële mogelijkheid is.

Interne begrotingsreserves

Bedragen x EUR 1.000

Interne begrotingsreserve FOM

 

Stand 31/12/2013

102.083

Stand 31/12/2014

102.096

Interne begrotingsreserve FIB

 

Stand 31/12/2013

33.000

Stand 31/12/2014

33.000

Interne begrotingsreserve DGGF

 

Stand 31/12/2013

0

Stand 31/12/2014

17.000

Bovenstaande reserves zijn opgenomen op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

A: Algemene doelstelling

Een toename van voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie; en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en een vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

B: Rol en verantwoordelijkheid

In afstemming met de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij aan het zeker stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen, voedsel en water beschikbaar blijven voor huidige en toekomstige generaties.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s gericht op duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water, uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, lokale overheden, centrale programma uitvoerders (zoals FMO, RVO), samenwerking met andere donoren (DFID, BMZ) en via publiek-private partnerschappen. Op basis van eerdere ervaringen zullen in publiek private samenwerking de beoogde uitkomsten voor zowel bedrijven als ontwikkelingsimpact beter geëxpliciteerd worden.

  • De niet-geoormerkte financiering van verschillende multilaterale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Regisseren

  • Het regisseren van de Nederlandse aanpak van mondiale problemen op mondiale schaal.

  • Het coördineren van de Nederlandse positie in Brussel en internationale fora voor wat betreft de ontwikkelingsaspecten van het Europese en internationale beleid ten aanzien van duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water.

Stimuleren

  • Het stimuleren van de intensivering van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

C: Beleidsconclusies

Het beleid gericht op toename van voedselzekerheid is conform begroting voortgezet. Nuffic kon voor het internationaal onderwijsprogramma op het voedselzekerheidsdeel van NICHE/NFP minder projecten starten dan was gepland.

Op het terrein van verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie waren de resultaten conform de verwachtingen. De beleidsinzet op bepaalde onderdelen liep echter vertraging op, mede vanwege de bezuinigingen op de OS-begroting. Om de bezuinigingen op het waterbudget op te vangen zijn verschillende bijdragen getemporiseerd (hieronder een nieuwe overmaking Fonds Duurzaam Water, de bijdrage aan het Wereldbank «Water Partnership Programme» (WPP)). Daarnaast was de liquiditeitsbehoefte van enkele lopende programma’s lager dan eerder aangenomen. Dit was het geval voor het «Regional Programme Food and Water in the Horn of Africa and Sahel» van ICRAF. De opstartfase van dit programma dat in het najaar van 2013 van start is gegaan, duurt langer dan gepland als gevolg van complexe onderhandelingen met een groot aantal lokale partijen. Ook zijn de formaliteiten aan de kant van de Wereldbank ten behoeve van de tweede fase van het Senegal River/OMVS programma nog niet afgerond en is de eerste bijdrage doorgeschoven naar 2015.

De voorbereidingen voor een nieuw WASH programma, noodzakelijk voor het behalen van de doelstelling op het gebied van schoon drinkwater zijn als gevolg van de budgettaire krapte uitgesteld.

Het contract voor het programma gericht op verbeterd stroomgebiedbeheer Gire in Mali daarentegen werd, eerder dan gepland, in 2014 ondertekend.

De uitvoering van het beleid gericht op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en vergroten van de weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering, werd eveneens door de bezuinigingen vertraagd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water
(x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

1.541.245

712.298

209.298

709.650

– 500.352

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

639.972

666.235

548.937

586.953

– 38.016

               
               

2.1

Toename van voedselzekerheid

 

280.089

342.790

295.483

311.612

– 16.129

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's voedselzekerheid

   

146.157

162.000

– 15.843

               
 

Subsidies

           
   

waarvan internationaal onderwijsprogramma

   

32.606

35.000

– 2.394

   

waarvan Agriterra

   

12.888

12.000

888

   

waarvan International Fertilizer Development Center

   

11.392

0

11.392

   

waarvan Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid

   

18.014

18.600

– 586

               
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan WB/IFC/IBRD/FMO

   

35.378

0

35.378

   

waarvan Consultative Group on International Agricultural Research

   

0

23.000

– 23.000

   

waarvan initiatief duurzame handel

   

14.888

20.000

– 5.112

   

waarvan International Fund for Agricultural Development

   

21.660

20.000

1.660

   

waarvan Partnerschapsprogramma FAO

   

2.500

0

2.500

               

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

 

139.785

158.018

156.794

167.161

– 10.367

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

Landenprogramma's waterbeheer

   

31.801

65.000

– 33.199

   

Landenprogramma's drinkwater en sanitatie

   

58.677

45.300

13.377

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Fonds Duurzaam Water

   

9.751

11.700

– 1.949

   

waarvan KNVB

   

2.300

0

2.300

   

waarvan UNESCO-IHE

   

4.500

0

4.500

   

waarvan International Water and Sanitation Centre

   

2.400

0

2.400

   

waarvan Aqua for All

   

3.600

0

3.600

               
               
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan stroomgebiedbeheer via Wereldbank

   

5.321

6.000

– 679

   

waarvan UNICEF WASH

   

14.680

13.510

1.170

   

waarvan International Council for Research in Agro Forestery

   

0

8.000

– 8.000

   

waarvan water supply and sanitation collaborative Council/UNOPS

   

7.125

0

7.125

   

waarvan Asian Development Bank

   

6.000

0

6.000

   

waarvan UNDP Capnet

   

1.900

0

1.900

               

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

 

220.098

165.427

96.660

108.180

– 11.520

               
               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies

           
   

waarvan Landenprogramma's klimaat- en milieubeleid

   

14.714

30.720

– 16.006

               
 

Subsidies

           
   

waarvan financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden

   

4.000

14.400

– 10.400

   

waarvan HIVOS

   

2.091

0

2.091

               
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan Wereldbank

   

22.625

20.000

2.625

   

waarvan GEF (Wereldbank

   

20.725

0

20.725

   

waarvan DFID/Climate Development and Knowledge Network

   

2.070

4.500

– 2.430

   

waarvan UNEP

   

9.540

7.100

2.440

 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidie/opdrachten

LDCF

   

0

20.000

– 20.000

   

waarvan diversen (WRI, MER, Tropenbos, Belgisch MinBuza en ETC)

   

17.934

0

17.934

 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

waarvan GIZ en DGOS

   

2.960

0

2.960

E. Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingen voor artikel 2 zijn lager uitgevallen dan begroot. Een deel van de verlaging is het gevolg van de BNP-korting die moest worden ingevuld zoals gemeld in de Eerste Suppletoire Begroting (EUR 123 miljoen). Een ander deel van de mutaties is te verklaren door technische bijstellingen onder meer als gevolg van een administratieve conversie. Daarnaast zijn er minder verplichtingen aangegaan dan in eerste instantie voorzien. Op het gebied van voedselzekerheid geldt dit in het bijzonder voor de landenprogramma’s in Ethiopië en Burundi en daarnaast voor het internationaal onderwijsprogramma. In Ethiopië wordt een deel van de contractuele verplichting met de Wereldbank voor het Productive Safety Net Programme in 2015 aangegaan daar dit door de te volgen procedures bij de Wereldbank niet mogelijk was in 2014. In Burundi is vertraging opgelopen in het voedselzekerheidsprogramma. Ook voor het internationaal onderwijsprogramma geldt dat door Nuffic minder verplichtingen zijn aangegaan dan voorzien.

Op het gebied van drinkwater en sanitatie zijn in Kenia en de Palestijnse Gebieden minder verplichtingen aangegaan dan voorzien. In Kenia betreft het een financieringsfaciliteit op watergebied waarvan de opdrachten aanbesteed moeten worden en de contracten in later stadium worden vastgelegd. De ondertekening van het silent partnership met Agence France Development voor het waterprogramma in de Palestijnse Gebieden is uitgesteld naar 2015. Het totaal aan nieuwe verplichtingen voor WASH-programma’s op het gebied van drinkwater en sanitatie is lager dan begroot vanwege de bezuinigingen.

Voor het waterbeheerprogramma in Mali zijn de verplichtingen daarentegen hoger uitgevallen dan begroot; het contract voor het programma gericht op verbeterd stroomgebiedbeheer Gire werd in 2014 ondertekend terwijl dit pas in 2015 was voorzien. Op het centrale waterbeheerprogramma zijn de verplichtingen lager dan gepland. Bij een drietal potentiële activiteiten kon nog geen overeenkomst in 2014 worden afgesloten en wordt dit doorgeschoven naar 2015. Zo ook voor een aantal activiteiten onder het centrale klimaatbudget.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager of hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel.

Als gevolg van de BNP-korting werden de landenbudgetten voor voedselzekerheid in de partnerlanden in totaal met EUR 11 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit geldt met name voor Burundi, Ethiopië en Rwanda. Daarnaast heeft in Burundi een aantal voedselzekerheidsprojecten vertraging opgelopen in de goedkeuringsfase. Daarentegen is in Bangladesh het budget voor voedselzekerheid gestegen.

De BNP-korting heeft tevens een daling tot gevolg gehad voor de landenbudgetten voor water, met name in Bangladesh en Indonesië. Binnen het landenprogramma van Benin is de realisatie op waterbeheer lager uitgevallen als gevolg van onderbesteding. In Mozambique en Rwanda is minder uitgegeven dan begroot vanwege vertraging in de uitvoering van programma’s.

Op regionaal niveau levert het Grote Meren Programma in op waterbeheer vanwege vertraging van het Lake Kivu-project.

De landenbudgetten voor klimaat werden als gevolg van de BNP-korting naar beneden bijgesteld in met name Indonesië en Rwanda. In Mozambique is minder uitgegeven vanwege latere contractering. Binnen het regionale programma Grote Meren is vertraging opgelopen in het Interconnections-programma.

Artikel 2.3

De lagere realisatie op dit sub-artikel betreft een saldo van verschillende mutaties.

Zoals gemeld in de Eerste Suppletoire Begroting werd EUR 5 miljoen bezuinigd op de landenprogramma’s van onder andere Indonesië en Rwanda als gevolg van de BNP-korting. De resterende bezuiniging werd op centraal niveau ingevuld. De geplande bijdrage aan het Least Developed Country Fund heeft in 2014 geen doorgang gevonden. De bijdragen aan Wereldbank en Hivos zijn in 2014 toegenomen. Daarnaast zijn, zoals gemeld in de Tweede Suppletoire Begroting, de uitgaven voor het landenprogramma verder met EUR 10 miljoen verlaagd, met name vanwege vertragingen in het Interconnections-programma in de Grote Meren-regio. Voorts heeft het Access to Energy Fund (AEF) van de FMO in 2014 een lagere liquiditeitsbehoefte van EUR 10 miljoen. Om de druk op de begroting 2015 te verlichten is de bijdrage voor de zesde middelenaanvulling van het Global Environment Fund (GEF) die aanvankelijk in 2015 was gepland, geheel in 2014 voldaan.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A: Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/Aids; het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen; versterking van het maatschappelijk middenveld; en een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de voorbereidingen voor ICPD beyond 2014 en de post 2015 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden en in de samenwerking met NGO’s.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale vrouwenorganisaties ter versterking van politieke en economische empowerment van vrouwen, en de rol van vrouwen in conflictsituaties. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • Ambitieuze maar realistische zelfstandige doelstellingen voor «gender equality» en voor SRGR in de post-2015 ontwikkelingsagenda.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld in internationale samenwerking, handel en investeringen.

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties internationaal en lokaal, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer MFS-II, VMP en SNV.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via NFP; het Kennisplatform Development Policies.

C: Beleidsconclusies

Sociale gelijkheid krijgt internationaal steeds meer aandacht, onder meer in de post 2015 agenda. Een uitgevoerde analyse van de portfolio op het terrein van sociale ontwikkeling heeft het inzicht verbeterd op welke wijze activiteiten bijdragen aan het bevorderen van sociale gelijkheid. De conclusies bieden aanknopingspunten hoe programma’s verder kunnen bijdragen hieraan.

Binnen SRGR werd in 2014 speciale aandacht gericht op de integratie van SRGR en vrouwenrechten, inclusief de bestrijding van kindhuwelijken en seksueel geweld tegen vrouwen. Als onderdeel van de review van ICPD+20 nam de VN een vernieuwde agenda aan met meer inzet op mensenrechten, tegengaan van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie, bestrijden van de HIV/Aids epidemie en bereiken van gendergelijkheid; een opmerkelijk resultaat gezien de weerstand tegen delen van de SRGR-agenda vanuit meer conservatieve landen en religieuze groepen.

Nederland zocht in 2014 actief samenwerking met gelijkgezinde, maar ook met minder voor de hand liggende landen en partners, bijvoorbeeld het Vaticaan. Trilaterale samenwerking werd met Tunesië tot stand gebracht in onder meer Jemen en Mali. De ramp met vlucht MH17 had ook een directe impact op de (inter)nationale SRGR-gemeenschap. Aan boord van de MH17 bevonden zich ook Nederlandse aidsactivisten, onder wie de onderzoeker Joep Lange, op weg naar de internationale aidsconferentie in Melbourne.

In een internationale context waar vrouwenrechten en gendergelijkheid sterk onder druk blijven staan, zette Nederland actief in op de verbetering van de positie van vrouwen, onder meer door de bijdrage aan internationale consensus over het gendergelijkheidsdoel in de post 2015 agenda, alsook betere integratie van vrouwenrechten in speerpuntprogramma’s, waaronder het Dutch Good Growth Fund (artikel 1.4).

In 2014 is verder gewerkt aan uitvoering en vormgeving van beleid en instrumentarium voor de versterking van het maatschappelijk middenveld in lage- en middeninkomenslanden. Het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» werd uitgewerkt en vormt de leidraad voor het aangaan van strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties op het terrein van pleiten en beïnvloeden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang
(x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

654.984

184.754

609.348

486.048

123.300

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

1.132.182

1.115.501

1.014.820

1.018.987

– 4.167

               

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids

 

377.004

399.752

415.567

415.756

– 189

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's SRGR

   

81.262

82.540

– 1.278

               
 

Subsidies

           
   

waarvan SRGR-fonds

   

44.782

42.000

2.782

   

waarvan Product Development Partnerships

   

15.966

12.000

3.966

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan Unicef (SRGR)

   

15.000

15.000

0

   

waarvan UNAIDS

   

20.000

20.000

0

   

waarvan Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

   

74.321

75.000

– 679

   

waarvan UNFPA

   

35.000

35.000

0

   

waarvan Global Programme to Enhance Reproductive Health Commodity Security via UNFPA

   

53.871

48.000

5.871

   

waarvan Global Alliance for Vaccines and Immunisations

   

47.030

43.000

4.030

   

waarvan WHO Partnership programma/WHO-PAHO

   

16.106

16.220

– 114

   

waarvan Health Insurance Fund

   

12.000

15.500

– 3.500

               

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

43.508

51.694

44.055

44.985

– 930

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen

   

4.582

6.000

– 1.418

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Funding Leadership and Opportunities for Women

   

29.184

28.900

284

   

waarvan Nationaal Actie Plan 1325

   

4.000

4.000

0

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan UNWOMEN

   

6.289

6.000

289

               

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

 

476.685

452.070

450.525

451.250

– 725

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Vakbondsmedefinancierings programma

   

12.372

12.000

372

   

waarvan SNV programma

   

50.000

55.000

– 5.000

   

waarvan Medefinancieringsstelsel

   

386.594

382.000

4.594

               

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

 

234.985

211.985

104.673

106.996

– 2.323

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's hoger onderwijs

   

5.000

4.000

1.000

   

waarvan landenprogramma's onderwijs algemeen

   

16.523

22.300

– 5.777

               
 

Subsidies

           
   

waarvan internationale onderzoekprogramma's

   

7.271

9.000

– 1.729

   

waarvan internationale hoger onderwijsprogramma's Niche en NFP

   

39.717

36.500

3.217

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan Global Partnership for Education

   

30.000

30.000

0

E. Toelichting

Verplichtingen

De hogere verplichtingen die in 2014 zijn aangegaan voor Sociale vooruitgang worden veroorzaakt door verschillende mutaties. Zoals vermeld in de Eerste Suppletoire Begroting 2014, is de verplichting voor het Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis (GFATM) aangegaan in 2014, in plaats van 2013. Daarnaast is het budget voor UNICEF SRGR verhoogd vanwege een aantal nieuwe activiteiten onder andere voor het programma in het kader van Aidswezen (als gevolg van het amendement Voordewind) en voor een 4-jarig programma met UNICEF ter bestrijding van kind-huwelijken. Hier staat tegenover dat het verplichtingenbudget voor UNFPA is bijgesteld op basis van de geraamde uitgaven voor het programma Global Programme on Reproductive Health Commodity Security. Ook is het verplichtingenbudget voor vrouwenrechten en gendergelijkheid lager uitgevallen, omdat in 2014 geen grote meerjarige verplichtingen zijn aangegaan.

Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het verlenen van humanitaire hulp; het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties; en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en het tegengaan van corruptie.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De aanwending van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV), in overeenstemming met de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken. Besluitvorming wordt interdepartementaal voorbereid en uitgevoerd. Hiermee is het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten uit het BIV geborgd.

  • Bepaling van de indicatieve planning voor ongeoormerkte bijdragen aan internationale, bij humanitaire hulp betrokken organisaties per chronische crisis.

  • Bepaling van bijdragen aan acute crises op basis van de ontstane noden.

  • Financiering van stabiliteit- en rechtsstaatsontwikkelingprogramma’s en partners.

Stimuleren

  • Het ondersteunen van programma’s die stabiliteit en rechtsorde bevorderen in de tien partnerlanden op het gebied van Veiligheid & Rechtsorde en het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika.

Regisseren

  • Bijdragen aan effectieve samenwerking met actoren zoals de VN, de EU en NGO’s ter verbetering van de noodhulpketen.

  • Inzetten binnen de VN op betere samenwerking tussen het Bureau of Crisis Prevention and Recovery (BCPR) van UNDP (rechtsstaatsontwikkeling) en het Department for Peacekeeping Operations (DPKO) (veiligheidssector).

  • Vroegtijdige ondersteuning van herstel en post-conflict wederopbouw na crises via NGO’s, als overheden (nog) niet in staat zijn deze taken zelf uit te voeren. Ook ligt er een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie en bevorderen van participatie van burgers.

C: Beleidsconclusies

De uitvoering van het beleid is in grote lijnen volgens plan verlopen. Door terugval en escalatie in/van conflict (bijvoorbeeld Zuid-Soedan) bleek het in sommige gevallen moeilijk voortgang te boeken, terwijl problemen in nieuwe of escalerende conflicthaarden zoals Oekraïne en Irak/Syrië een urgente aanpak behoefden.

Het overbruggen van de ruimte tussen humanitaire hulp en wederopbouw heeft op twee manieren een extra impuls gekregen. Het ministerie heeft met zeven NGO’s strategische partnerschappen afgesloten om drie jaar lang optimaal steun te geven aan hun inzet voor activiteiten die de transitie van noodhulp naar wederopbouw bevorderen in de Grote Meren-regio en de Hoorn van Afrika. Daarnaast krijgt deze transitie meer nadruk via het Relief Fund, omdat daarbinnen extra aandacht wordt besteed aan de thema’s innovatie en de regionale opvang van vluchtelingen.

In onderling overleg met betrokken bewindslieden werd de invulling van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) 2014 vastgesteld en werd het budget vervolgens over de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Defensie verdeeld.

Op het gebied van rechtsstaatontwikkeling wordt, waar noodzakelijk en wenselijk, ook aandacht besteed aan de versterking van informele rechtsinstituties, naast de formele instituties.

De uitvoering van het Politieke Partijen Programma en wederopbouwprogramma’s verliep in 2014 nagenoeg volgens plan, behalve daar waar terugval in conflict en nieuwe escalaties de uitvoering bemoeilijkten. Conclusie is dat alleen lange-termijn programma’s kans van slagen hebben, aangezien die de dalen en pieken in vredesopbouwprocessen kunnen opvangen.

De besteding van de middelen voor onderzoeksprogramma’s via het Kennisplatform Veiligheid en Rechtsorde bleef achter op de planning door vertraging in het beoordelingsproces van onderzoeksvoorstellen. Met WOTRO (NWO afdeling) is afgesproken om dit proces komend jaar aan te passen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling
(x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

701.594

559.660

567.816

799.569

– 231.753

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

511.063

527.379

572.894

692.469

– 119.575

               

4.1

Humanitaire hulp

 

258.193

233.892

224.096

212.767

11.329

 

           
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Subsidies

           
   

waarvan UNHCR

   

33.000

33.000

0

   

waarvan UN-OCHA/CERF

   

47.000

45.000

2.000

   

waarvan International Committee of the Red Cross

   

46.746

25.000

21.746

   

waarvan Wereldvoedselprogramma

   

36.000

36.000

0

   

waarvan UNRWA

   

13.000

13.000

0

   

waarvan voor chronische en accute crises

   

40.315

50.000

– 9.685

 

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

waarvan voor chronische en accute crises

   

8.035

0

8.035

               

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en

           
 

terugdringen van conflictsituaties

     

0

250.000

– 250.000

               
               
   

waarvan crisisbeheersingsoperaties, incl. BSB, internationale criminaliteitsbestrijding, enablers, overigen

   

0

171.000

– 171.000

   

waarvan opbouw regionale vredeshandhavingscapaciteit

   

0

36.000

– 36.000

   

waarvan veiligheidssectorhervormingen en vredesopbouw

   

0

43.000

– 43.000

   

         

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

 

252.870

293.487

248.774

229.702

19.072

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's wederopbouw

   

88.702

136.070

– 47.368

   

waarvan Midden-Amerika programma

   

13.647

14.570

– 923

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan UNDP (BCPR)

   

12.925

8.000

4.925

   

waarvan UNICEF

   

30.400

35.000

– 4.600

   

waarvan vredesdividend:werkgelegenheid en basisvoorzieningen via IBRD

   

20.000

0

20.000

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies

           
   

waarvan politieke partijen-programma/gemeenteinitiatieven

   

0

12.400

– 12.400

   

waarvan vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

   

15.148

0

15.148

   

waarvan inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

   

31.054

0

31.054

   

waarvan functionerende rechtsorde

   

9.830

0

9.830

   

waarvan legitieme en capabele overheid

   

27.068

0

27.068

               

4.4

Noodhulpfonds

     

100.024

0

100.024

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

WHO

   

5.000

0

5.000

   

World Food Programme

   

13.000

0

13.000

   

UNICEF

   

5.000

0

5.000

   

UNHCR

   

13.000

0

13.000

   

UNDP

   

15.000

0

15.000

   

Red Cross

   

6.400

0

6.400

   

IPA

   

4.998

0

4.998

   

Overige

   

9.000

0

9.000

 

Subsidies

           
   

World Vision

   

9.547

0

9.547

   

Save the Children

   

6.600

0

6.600

   

Cordaid

   

5.400

0

5.400

   

Care International

   

7.000

0

7.000

               
 

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

               

4.20

Ontvangsten Budget Internationale Veiligheid

     

0

0

0

E. Toelichting

Verplichtingen

Bij de Eerste Suppletoire Begroting 2014 werd gemeld dat het verplichtingenbudget met EUR 167 miljoen werd verlaagd, met name als gevolg van de overheveling van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar Defensie en Buitenlandse Zaken. Daarnaast werd voor noodhulp minder verplicht, omdat een deel van het kasbudget al was vastgelegd door eerder aangegane verplichtingen.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Conform de toezegging aan de Kamer is in het jaarverslag een passage opgenomen waarin aangegeven wordt of de geplande uitgaven aan een landenprogramma lager/hoger uitvallen. Dit gebeurt, zoals in de leeswijzer is aangegeven, bij het betreffende beleidsartikel. Er is sprake van een aantal verlagingen bij de landenprogramma’s binnen het thema wederopbouw. De verlagingen worden met name veroorzaakt door lagere uitgaven in Zuid-Soedan (EUR 24 miljoen), Afghanistan (EUR 8 miljoen), en Oeganda (EUR 7 miljoen). In Zuid-Soedan zijn alle programma’s vertraagd vanwege de ernstig verslechterde veiligheidssituatie. In het geval van Afghanistan is in het voorjaar van 2014 besloten het budget voor wederopbouw te verlagen tot structureel EUR 20 miljoen. In Oeganda is een programma in samenwerking met de overheid opgeschort naar aanleiding van het controversiële LGBT-beleid van de Oegandese overheid.

Artikel 4.2

Zoals gemeld bij Eerste en Tweede Suppletoire Begroting zijn vanuit het Budget Internationale Veiligheid middelen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (artikel 2.4).

Artikel 4.4

Zoals gemeld bij Tweede Suppletoire Begroting besloot het kabinet afgelopen zomer EUR 570 miljoen extra beschikbaar te stellen voor een noodhulpfonds. Dit fonds is flexibel inzetbaar gedurende de kabinetsperiode (tot 2018). Voor 2014 leidde dit tot een verhoging van EUR 100 miljoen op dit nieuwe sub-artikel.

Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Versterkte kaders voor ontwikkeling door versterkte multilaterale betrokkenheid; de versterking van de cultuur en sportsector in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren; het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederlanden en bijdragen aan migratie en ontwikkeling.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen uit Nederland en ontwikkelingslanden op interessante posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de African Development Bank. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het ondersteunen van initiatieven voor versterking van de cultuur en sport sector en voor versterking van het maatschappelijk draagvlak.

  • Het ondersteunen van initiatieven op het vlak van migratie en ontwikkeling.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Beïnvloeding van de formulering en vaststelling van nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelstellingen in het kader van de post 2015 agenda.

  • Het toezien op de uitvoering van een nieuwe ontwikkelingsagenda door multilaterale organisaties.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage te leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid.

  • Het stimuleren dat er rekening wordt gehouden met het belang van ontwikkelingslanden binnen het rijksbrede migratiebeleid.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

C: Beleidsconclusies

In 2014 heeft Nederland opnieuw veelvuldig aangedrongen op hervorming van multilaterale organisaties teneinde hun effectiviteit te vergroten. De inzet op de totstandkoming van partnerschappen met de private sector heeft onder meer bij WFP en UNHCR geleid tot enkele interessante initiatieven op dit terrein. Naar aanleiding van de ebola epidemie in West-Afrika heeft Nederland voorts ingezet op versterking van de onderlinge samenwerking van (met name) humanitaire organisaties.

In de post 2015 ontwikkelingsagenda zijn, mede op initiatief van Nederland, de drie elementen van duurzame ontwikkeling opgenomen: sociale, economische en ecologische ontwikkeling. Nederland heeft daarnaast ingezet op opname van doelen voor vrede en veiligheid, gender en SRGR, hetgeen is gelukt.

Op het terrein van migratie en ontwikkeling zijn in 2014 tien nieuwe programma’s gestart. Het gaat hierbij onder meer om programma’s die migranten in Nederland training en coaching aanbieden bij het opzetten van een sociale onderneming in het land van herkomst en een project met als doel vermindering van spanningen tussen Syrische vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon. Daarnaast zijn vijf nieuwe programma’s gestart ter bevordering van terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit Nederland.

Uit een evaluatie van de NCDO door de IOB blijkt dat de NCDO effectief is in haar kernfuncties van kennisontsluiting en service en daarmee bijdraagt aan maatschappelijke betrokkenheid bij internationale samenwerking. Er is dan ook besloten de subsidierelatie met de NCDO met drie jaar te verlengen. Inzet is daarbij het gefaseerd verzelfstandigen van de platforms OneWorld, SamSam en MyWorld.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling
(x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

514.319

– 118.106

260.520

425.637

– 165.117

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

301.630

334.920

285.068

79.011

206.057

               
               

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

 

206.977

227.589

194.351

189.317

5.034

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan UNDP

   

27.500

27.500

0

   

waarvan UNICEF

   

19.000

19.000

0

   

waarvan UNIDO

   

1.433

   
   

waarvan middelenaanvulling multilaterale banken en fondsen

   

124.615

124.500

115

   

Kapitaalaanvullingen multilaterale banken en fondsen

   

5.286

0

5.286

   

Speciale multilaterale activiteiten

   

9.261

0

9.261

   

waarvan assistent-deskundigen programma

   

7.256

9.000

– 1.744

               

5.2

Overig armoedebeleid

 

81.327

99.285

82.652

– 119.306

201.958

               
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

   

9.272

7.000

2.272

   

waarvan voorlichting op het terrein van OS

   

14.858

0

14.858

 

Subsidies

           
   

waarvan Prins Claus Fonds

   

3.500

0

3.500

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan Schuldverlichting

   

47.516

46.200

1.316

   

waarvan Unesco

   

4.433

0

4.433

         

 

nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNP en/of toerekeningen

     

0

– 206.400

206.400

 

koersverschillen

     

3.073

0

3.073

               

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

 

13.326

8.046

8.065

9.000

– 935

               
 

Subsidies

           
   

diversen

   

2.102

3.100

– 998

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan UNHCR en IOM

   

4.031

2.800

1.231

               
 

Bijdragen ZBO

           
   

waarvan Dienst terugkeer en vertrek

   

1.931

2.500

– 569

               
 

Ontvangsten

 

51.603

128.321

126.712

86.715

39.997

           

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

 

25.869

59.248

62.426

55.539

6.887

               

5.21

Ontvangsten OS

 

25.734

19.371

64.286

31.176

33.110

               

5.22

Koersverschillen OS

 

0

49.702

0

0

0

E. Toelichting

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenbudget bestaat uit een saldo van verlagingen en verhogingen. Zoals toegelicht in de Eerste Suppletoire Begroting 2014 is het verplichtingenbudget aanvankelijk verlaagd als gevolg van de kortingen op de bijdragen aan met name een aantal multilaterale instellingen. In de Tweede Suppletoire Begroting 2014 werd het verplichtingenbudget verhoogd vanwege de Nederlandse bijdrage aan de 13e middelenaanvulling van het African Development Fund van de AfDB. Uiteindelijk valt het saldo negatief uit doordat een verwachte verplichting op het gebied van schuldverlichting (IDA17) niet in 2014 is aangegaan.

Uitgaven

Artikel 5.2

De mutatie is met name het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel en is technisch van aard. Wijzigingen in het totale ODA-budget (ten gevolge van BNP-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (onder andere eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen. De neerwaartse BNP-bijstelling in 2014 valt in de realisatie weg. Daardoor valt de realisatie op het artikel hoger uit.

Ontvangsten

De meerontvangsten bestaan – zoals toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting 2014 – voor EUR 20 miljoen uit ontvangsten uit restfondsen vanuit trustfunds van de Wereldbank. De overige toename van de diverse ontvangsten OS komt doordat meer restituties op afgeronde OS projecten zijn ontvangen dan eerder geraamd. Het restant van de toename wordt veroorzaakt doordat restituties van garantiebetalingen, door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden uit voorgaande jaren pas in de realisatie op de begroting van BH&OS zijn opgenomen. In eerdere ramingen is hiermee geen rekening gehouden.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in deze bedrijfsvoeringparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid en totstandkoming van de beleidsinformatie.

Rechtmatigheid

Op artikel 2 «Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water» en artikel 4 «Vrede, veiligheid voor ontwikkeling» controleert de Auditdienst Rijk (ADR) onder meer door middel van een steekproef. Door de inherente onzekerheid bij het gebruik van steekproeven is de maximale fout groter dan de rapportagetolerantie. De overschrijding van de rapportagetolerantie op artikel 2 bedraagt EUR 8,8 miljoen (53%) en op artikel 4 EUR 3,9 miljoen (23%). De meest waarschijnlijke fout op artikel 2 bedraagt EUR 9,8 miljoen en op artikel 4 EUR 6 miljoen. Voor beide artikelen geldt dat de meest waarschijnlijke fout beduidend lager is dan de tolerantie van EUR 16,4 miljoen respectievelijk EUR 17,3 miljoen.

Totstandkoming van de beleidsinformatie

Verantwoord begroten

Sinds de invoering van de nieuwe begrotingssystematiek Verantwoord Begroten in 2013 dient voor iedere financiële verplichting het gebruikte financiële instrument juist te worden vastgelegd in het financiële administratie systeem. In 2014 is gebleken dat vastlegging van financiële instrumenten niet altijd of niet juist heeft plaatsgevonden. De achtergronden en noodzaak van de financiële instrumenten, mede in het licht van een juiste jaarverantwoording aan de Kamer zullen daarom opnieuw worden verduidelijkt. In 2015 zal dit onderwerp gemonitord worden vanuit FEZ.

Evaluaties

De opsplitsing van de BZ-begroting en de integratie van de DGBEB in BZ hebben gevolgen gehad voor de evaluatieprogrammering. Deze opsplitsing en de opnieuw geformuleerde beleidsdoelen hebben geleid tot twee afzonderlijke programmeringen en speciale aandacht voor de dekking per afzonderlijke programmering maar ook voor beide samen (vanwege coherentie en capaciteitsoverwegingen). Resultaat was de evaluatieprogrammering BZ 2014 en de evaluatieprogrammering BH&OS 2014 en nu die voor 2015. Ter verantwoording van 2013 zijn er twee jaarverslagen (BZ en BH&OS) gemaakt, maar wel op basis van de oude begrotingsartikelen en doelstellingen. De jaarverslagen voor 2014 zijn op basis van de nieuwe begrotingsartikelen en doelstellingen gemaakt.

Ter verbetering van de kwaliteit van decentrale evaluaties is er sinds 2013 een raamovereenkomst met acht deskundige partijen voor de uitvoering van kwalitatief goed evaluatieonderzoek. Er wordt nu voor 14 evaluaties gebruik gemaakt van dit raamwerk. In 2015 zullen de ervaringen worden geïnventariseerd en besloten worden tot eventuele verlenging. Daarnaast is in de nieuwe beoordelingssjablonen voor activiteiten een aparte paragraaf gewijd aan evaluaties waarin de criteria voor decentrale evaluaties zijn opgenomen en de redenen om een evaluatie te verrichten moeten worden geëxpliciteerd. Ter ondersteuning van de directies is een helpdesk ingericht en een handleiding opgesteld die te vinden is op het Rijksportaal.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

Om de kwaliteit van de beoordeling vooraf van grote financieringen te verbeteren en meer inzicht te krijgen in de realisatie van de beleidsprioriteiten is in 2014 binnen BZ het Quality at Entry (Q@E) proces gestart. Een van de resultaten van het Q@E proces is de kwalitatieve verbetering van de standaard beoordelingsmemoranda voor activiteiten. De beoordeling van de beleidsrelevantie en van de kwalitatieve aspecten van de activiteiten wordt hiermee expliciet gemaakt. In 2014 is er geëxperimenteerd met een activiteitenschouw om eerder sturing te kunnen geven op de beleidsprioriteiten. Dit experiment is positief ontvangen en de kwaliteit van de gepresenteerde informatie is hoog geweest. IOB heeft het proces geëvalueerd en geadviseerd het uit te breiden naar de posten en het Q@E te verlengen. Dit advies is overgenomen. Het Q@E wordt vanaf 1 januari 2015 ook toegepast op de posten. Eind 2014 is de tweede activiteitenschouw gestart. Begin 2015 zal deze afgerond worden.

Betrouwbaarheid beleidsgegevens

Behalve vooraf bij de beoordeling en de registratie is het ook van belang dat er ten behoeve van de uitvoering betrouwbare informatie vastgelegd en bijgehouden wordt. Daarom zijn ten behoeve van interne sturing & monitoring, de ODA-rapportage aan OESO/DAC en de open data, binnen FEZ afspraken gemaakt over de registratie en verificatie van de beleidsgegevens van de ODA-activiteiten. Van deze data wordt onder andere gebruik gemaakt bij de boven vermelde activiteitenschouw, maar ook bij het in kaart brengen van de inzet op de minst-ontwikkelde landen, de verdeling van de OS-middelen over de verschillende kanalen, de omvang van activiteiten en het uitgavenritme. Voor de webpagina met de begroting is het van belang dat de ramingen van de uitgaven voortdurend bijgehouden worden om een zo realistisch mogelijk beeld te geven. Zowel voor intern gebruik als externe presentatie worden de data regelmatig uitgebreid met nieuwe elementen (bijvoorbeeld geo-locatie).

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2014 Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)
(Bedragen x EUR 1.000)
     

(1)

   

(2)

   

(3)

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

3.367.959

2.795.676

96.030

2.403.053

2.813.131

131.844

– 964.906

17.455

35.814

                     
 

Beleidsartikelen

3.367.959

2.795.676

96.030

2.403.053

2.813.131

131.844

– 964.906

17.455

35.814

                     

1

Duurzame handel en investeringen

947.055

418.256

9.315

756.071

391.412

5.132

– 190.984

– 26.844

– 4.183

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

709.650

586.953

 

209.298

548.937

 

– 500.352

– 38.016

 

3

Sociale vooruitgang

486.048

1.018.987

 

609.348

1.014.820

 

123.300

– 4.167

 

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

799.569

692.469

 

567.816

572.894

 

– 231.753

– 119.575

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

425.637

79.011

86.715

260.520

285.068

126.712

– 165.117

206.057

39.997

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2014 EN TOELICHTING BEGROTING BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2014

 

x EUR 1.000

 

x EUR 1.000

2014

2013

2014

2013

1

Uitgaven ten laste van de begroting

2.813.122

3.017.556

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

131.844

80.451

       

4a

Rekening-courant RHB

2.681.278

2.937.105

Intra-comptabele activa

2.813.122

3.017.556

Intra-comptabele passiva

2.813.122

3.017.556

 

10

Extra-comptabele vorderingen

1.320.749

1.348.015

10a

T.r. extra-comptabele vorderingen

1.320.749

1.348.015

12

Voorschotten

3.923.024

4.169.329

12a

T.r. voorschotten

3.923.024

4.169.329

13a

T.r. garantieverplichtingen

2.215.415

2.283.574

13

Garantieverplichtingen

2.215.415

2.283.574

14a

T.r. openstaande verplichtingen

6.512.308

6.922.384

14

Openstaande verplichtingen

6.512.308

6.922.384

15

Deelnemingen

65.693

66.660

15a

Tegenrekening deelnemingen

65.693

66.660

Extra-comptabele activa

14.037.189

14.789.962

Extra-comptabele passiva

14.037.189

14.789.962

 

Totaal activa

16.850.311

17.807.518

Totaal passiva

16.850.311

17.807.518

II Inleiding

1. Algemeen

Per 1 januari 2013 is de balans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesplitst in Buitenlandse Zaken (BZ) (V) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) (XVII). Dit betreft de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij het splitsen van de saldibalans zijn enkele uitgangspunten gekozen. Per hoofdstuk zullen de uitgangspunten kort worden toegelicht.

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2014, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BH&OS-begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening courant RHB voor BH&OS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BH&OS worden alle liquide middelen verantwoord op de BZ-balans. Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden van de BZ-balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van BH&OS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2014 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,76 EUR. Voor 2015 is deze 0,74 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) asset waarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2014

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 2.813.122 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Uitgaven ten laste van de begroting

2.813.122

3.017.556

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BH&OS in het jaar 2014 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2014 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 131.844 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Ontvangsten ten gunste van de begroting

131.844

80.451

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2014 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden op basis van de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.681.278 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelenstroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven met betrekking tot BH&OS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB-rekeningen van BZ en BH&OS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Rekening-courant RHB BH&OS

2.687.302

2.956.930

Te verrekenen tussen BZ en BH&OS

-6.024

-19.825

Totaal

2.681.278

2.937.105

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

Door de splitsing van de balans tussen BH&OS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achteraf een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BH&OS en BZ. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven. Het nog te verrekenen bedrag voor 2014 zal meegenomen worden in de eerste verrekening van 2015.

10 Extra-comptabele vorderingen (debet 1.320.749 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter. Afhankelijk van de begroting waarop het teruggevorderde bedrag betrekking heeft wordt de vordering toegewezen aan de balans van BZ of BH&OS.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

198.331

222.383

Massif fonds

311.225

311.225

IDF (voorheen MOL fonds)

230.825

248.629

DGGF Fonds

64.218

0

NIO begrotingslening

149.000

172.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

56.136

60.137

Diverse extra-comptabele vorderingen

311.014

333.641

Totaal

1.320.749

1.348.015

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif-programma staan uit bij de FMO en betreffen roulerende fondsen. De betaalde IDF fondsen staan per 31/12/2018 en de Massiffondsen per 31/12/2015 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen. De asset waarde van IDF tot en met 2014 is, op basis van informatie van FMO, verlaagd tot EUR 230,8 miljoen. Het aandeel van Buitenlandse Zaken in het Massif fonds is vastgesteld op EUR 379,0 miljoen. Het totaal van de door BZ ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2014 bedroeg echter EUR 311,2 miljoen, derhalve wordt dit bedrag opgenomen. De genoemde asset waardes zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2014 van het FMO blijken.

Voor het DGGF (Dutch Good Growth Fund) zijn leningen verstrekt aan RVO en PwC/TJ gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden. Aan RVO is een lening verstrekt van EUR 45,8 miljoen. Aan PwC/TJ is een lening vertrekt van EUR 18,4 miljoen.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2014

2013

2012

2011

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

198.331

0

0

0

198.331

Op termijn opeisbaar begrotingslening

149.000

0

0

0

149.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

0

0

0

0

0

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

347.331

0

0

0

347.331

Direct opeisbaar garantiebetalingen

56.136

702

776

1.003

53.655

Direct opeisbaar overige vorderingen

32.037

3.744

14.757

44

13.492

Totaal direct opeisbare vorderingen

88.173

4.446

15.533

1.047

67.147

Geconditioneerde vorderingen

885.245

       

Totaal

1.320.749

       

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

222.383

226.922

Bij: Overname Leningen EZ

0

8.273

Bij: Consolidaties

0

7.195

Af: Aflossingen

24.052

20.007

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Eindbalans

198.331

222.383

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2014 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2015

23.636

2016

23.351

2017

24.832

2018

24.850

2019

21.948

Na 2019

79.714

Totaal

198.331

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

60.137

67.261

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

702

776

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties)

0

0

Af: Kwijtscheldingen

4.703

1.640

Af: Consolidaties

0

6.260

Eindbalans

56.136

60.137

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

TCX Currency Exchange Fund

54.500

54.500

IFC-GAFSP

57.498

59.052

AEF Fund

53.320

45.018

Lening PIDG

24.050

24.700

Stichting ECDPM

0

18.378

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

23.677

22.673

EBRD lening

19

19

IFC GTLP Lening Handelsfinanciering

89.115

91.523

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

8.355

13.532

Buiteninvordering gestelde vorderingen

474

1.015

Overige

6

3.231

Totaal

311.014

333.641

12 Extra-comptabele voorschotten (debet 3.923.024 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BZ of de BH&OS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Voorschotten

3.923.024

4.169.329

Totaal

3.923.024

4.169.329

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2014

31 december 2013

Verstrekt in 2007

1.293

4.897

Verstrekt in 2008

23.982

70.620

Verstrekt in 2009

39.111

65.458

Verstrekt in 2010

43.998

115.179

Verstrekt in 2011

107.019

372.134

Verstrekt in 2012

457.494

1.267.723

Verstrekt in 2013

1.315.259

2.273.318

Verstrekt in 2014

1.934.868

0

Totaal

3.923.024

4.169.329

De opbouw van stand per ultimo 2013 naar ultimo 2014 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

4.169.329

4.186.658

Bij: Verstrekte voorschotten

2.085.058

2.559.829

Af: Verantwoorde voorschotten

2.303.615

2.503.994

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

27.748

73.164

Eindbalans

3.923.024

4.169.329

13 Openstaande garantieverplichtingen (credit 2.215.415 x EUR 1.000)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden.

Met ingang van 2008 is de garantstelling met betrekking tot de niet volgestorte aandelen bij de regionale ontwikkelingsbanken African Development Bank (AFDB), Asian Development Bank (ASDB) en Inter-American Development Bank (IDB) in de administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. Voorheen stonden deze bij het Ministerie van Financiën.

In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De ophoging is deels een overheveling uit de reserves van de Bank.

Opbouw garantieverplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

2.283.574

2.414.979

Bij: Aangegane verplichtingen

-67.457

-130.629

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

702

776

Eindbalans

2.215.415

2.283.574

Specificatie:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Asian Development Bank

1.005.948

1.033.136

IDB Inter American Development Bank

240.974

247.487

African Development Bank

568.120

574.146

Raad van Europa

176.743

176.743

NIO

184.727

195.666

Garantie NIO Indonesië

38.903

56.396

Garantieverplichtingen per 31 december 2014

2.215.415

2.283.574

14 Openstaande verplichtingen (credit 6.512.308 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

6.922.384

8.260.099

Bij: Aangegane verplichtingen

2.403.046

1.679.064

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

2.813.122

3.016.779

Eindbalans

6.512.308

6.922.384

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

15 Deelnemingen (debet 65.693 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Asian Development bank

28.968

29.222

African Development bank

17.972

18.177

Inter-American Development Bank

10.828

11.121

Inter-American Investment Corporation

7.925

8.140

Totaal

65.693

66.660

Dit betreft het gestorte aandelenkapitaal bij de regionale ontwikkelingsbanken.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

  • Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO

    De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en «Medium Term Notes». De Staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2014 EUR 113 miljoen. Daarnaast is er door gewijzigde financieringsstructuur bij de NIO in 2013 een tijdelijke garantie van EUR 30 miljoen verstrekt. Deze staat per ultimo 2014 nog open. Deze verplichtingen zijn niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk als acute verplichting zijn opgenomen.

  • Verdragsmiddelen Suriname

    Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2014 EUR 0,7 miljoen (ongewijzigd ten opzichte van 31 december 2013).

JAARREKENING TOPINKOMENS

De jaarrekening voor topinkomens staat in het jaarverslag van het moederdepartement, de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is dus niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

Ook is toegezegd tekortkomingen zoals het niet (tijdig) ontvangen van projectrapportages, het niet leveren van prestaties of het anders dan contractueel is overeengekomen besteden van beschikbaar gestelde middelen te melden wanneer er een substantieel belang gemoeid is.

De Tweede Kamer heeft tijdens het wetgevingsoverleg van 13 juni 2013 de wens uitgesproken om in het geval van bewezen malversaties de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld te delen. Deze informatie is in een tabel toegevoegd.

Malversaties

In 2014 zijn in totaal veertig vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2014 werden er nog zestien gevallen uit 2014, twee gevallen uit 2013, twee uit 2012 en één uit 2011 onderzocht. Om de Tweede Kamer meer inzicht te verschaffen in de lopende onderzoeken wordt jaarlijks in mei en oktober een vertrouwelijke brief met de stand van zaken per vermeende malversatie aangeboden.

Naast de bovengenoemde zestien zaken die nog in onderzoek zijn, zijn er zestien zaken bewezen en acht zaken als niet-bewezen aangemerkt. Hieronder worden de in 2014 bewezen gevallen van malversaties (16 uit 2014 en 2 uit 2013) genoemd:

2014

Gulu District NGO Forum (GDNF) – Oeganda

Nederland financierde de Oegandese organisatie Gulu District NGO Forum (GDNF) met een bijdrage van ongeveer EUR 180.000 in de periode van oktober 2010 tot februari 2013. Deze NGO vertegenwoordigt de belangen van kleine maatschappelijke organisaties die actief zijn in het

Gulu District (Noord Uganda). Op basis van een aantal kritische opmerkingen van de accountant werd een aanvullend onderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat bij de bouw van een nieuw kantoorpand de procedures niet juist gevolgd zijn en dat voldoende toezicht ontbrak. Het ingenieursbureau dat het onderzoek uitvoerde kwam tot de conclusie dat voor een bedrag van EUR 18.000 geen adequate onderbouwing is. GDNF heeft inmiddels dit bedrag terugbetaald aan de ambassade.

Center for Democratic Governance (CDG) – Oeganda

Het Deepening Democracy Programme (DDP), een multi-donor programma waaraan Nederland in de periode 2007–2011 heeft bijgedragen, heeft als doel initiatieven te ondersteunen gericht op het verankeren van democratische processen in Oeganda. Na vermoedens van onregelmatigheden heeft DDP een forensische audit laten uitvoeren bij het Center for Democratic Governance (CDG). De conclusie luidt dat voor EUR 354.000 waarvan het Nederlandse deel (9,5%) EUR 33.600 bedraagt geen adequate verantwoording is afgelegd. Op advies van de accountant is in oktober 2013 door de Deense Ambassade aangifte gedaan bij de Criminal Investigations and Intelligence Department (CIID) te Kampala. Het onderzoek is in de eindfase. Naar verwachting zal medio 2015 uitspraak plaatsvinden.

Electricity Access Rollout Program (EARP) – Rwanda

Met het Electricity Access Rollout Program (EARP) worden huishoudens, scholen en gezondheidscentra ondersteund bij de toegang tot het elektriciteitsnet. Nederland draagt 10% bij aan de totale uitvoeringskosten die begroot zijn op ongeveer EUR 300 miljoen. De accountant constateerde dat er spullen gestolen zijn uit het magazijn van het Electricity Access Rollout Program (EARP). Twee bewakers van een beveiligingsbedrijf zijn in staat van beschuldiging gesteld. Er is een gevangenisstraf geëist van 4 jaar en een boete opgelegd. Bij de diefstal waren geen werknemers van EARP betrokken. Naar aanleiding van het incident zijn aanvullende maatregelen op het voorraadbeheer ingevoerd. Van de totale diefstal bedroeg het deel dat aan de Nederlandse bijdrage is toe te rekenen EUR 58.000. EARP heeft een claim ingediend bij de verzekering van het beveiligingsbedrijf. Het verzekeringsbedrijf is nog niet tot uitbetaling overgegaan.

Common Humanitarian Fund – Somalië

Binnen het Common Humanitarian Fund (CHF) voor Somalië, een multi-donor fonds in beheer van OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs), is bij vijf NGO’s fraude geconstateerd in de periode van de Somalische hongersnood (2010–2012). In totaal is door deze vijf NGO’s USD 5.454.000 vals geclaimd of niet verantwoord. Het totale fonds had in de genoemde periode een omvang van USD 220 miljoen. Nederland heeft hieraan in totaal EUR 26.500.500 bijgedragen. Nederland beraadt zich over voortzetting van dit hulpkanaal in Somalië. OCHA werkt aan het terugvorderen van het geld bij de NGO's waar fraude is gepleegd via juridische procedures. Nederland volgt deze invorderingsprocedure.

Association Beninoise pour le Marketing Social (ABMS)/Autre vie – Benin

Nederland draagt EUR 4,5 miljoen bij aan het programma «Amour et Vie», een programma op het gebied van reproductieve gezondheidszorg. De contractpartner van Nederland, de lokale NGO ABMS (gelieerd aan Population Services International, een Amerikaanse NGO), heeft mogelijke fraude geconstateerd bij een van haar uitvoerende partners Autre Vie. Het zou gaan om het opvoeren van uitgaven die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden, vervalsing van handtekeningen en van presentielijsten. ABMS heeft onderzoek ingesteld. Na dit onderzoek is door ABMS de contractuele relatie met NGO «Autre Vie» verbroken. Het totale bedrag van de onrechtmatige uitgaven (circa EUR 1.200) is door ABMS in mindering gebracht op de uiteindelijke betaling voor gedane werkzaamheden aan deze NGO. Andere maatregelen die ABMS nam zijn het intensiveren van de interne controles op declaraties van al haar NGO partners en openheid over de geconstateerde fraude en de consequenties hiervan.

ICCO/ FUPADE – Nicaragua

Bij FUPADE, een in Nicaragua gevestigde partnerorganisatie van ICCO voor een programma om mensen te leren voor zichzelf op komen (Building Protection bij Empowering People), is fraude geconstateerd. Bij het aantreden van een nieuwe directeur bij FUPADE bleek dat gelden waren verdwenen waardoor niet aan de contractuele verplichtingen met ICCO kon worden voldaan. Van de door de organisatie ontvangen EUR 73.329 werd slechts EUR 29.395 teruggestort. Verder contact over het restant van de vordering blijkt onmogelijk. De organisatie lijkt niet meer te bestaan. De nieuwe directeur is vertrokken. Zijn voorganger is overleden. ICCO handelt deze zaak conform eigen protocol af en accepteert de schade voor hun eigen rekening.

Population Services International (PSI) – Malawi

Population Services International (PSI), een Amerikaanse NGO, ontvangt een subsidie van EUR 10 miljoen in de periode 2011–2015 voor activiteiten in 8 Afrikaanse landen (Benin, Kameroen, Malawi, Mali, Somaliland, Togo, Zambia en Zimbabwe). Het programma richt zich op betere beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen door innovatieve marketingtechnieken. Tijdens een routine controle is kleinschalige fraude vastgesteld bij het brandstofbeheer op het PSI-kantoor in Malawi. De verantwoordelijke medewerker zal juridisch vervolgd worden. Daarnaast zullen de procedures aangescherpt worden. Het gefraudeerde bedrag ad EUR 321 zal verrekend worden bij de vaststelling van de subsidie.

Mombasa Water Company – Kenia

Binnen het programma «Water Operators Partnership» is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar Mombasa Water Company nadat er onregelmatigheden zijn ontdekt bij het leveren van materialen. Een aanzienlijk deel van de door het programma bestelde materialen bij Mombasa Water Company ontbrak bij de levering. Hiervan is melding gemaakt bij de eigenaar van Mombasa Water Company die aangifte van diefstal heeft gedaan bij de politie. Momenteel loopt de rechtszaak tegen de verdachte werknemer waarbij getracht wordt de schade van circa EUR 60.000 op hem te verhalen. Binnen Mombasa Water Company zijn maatregelen genomen om deze onregelmatigheden in de toekomst te voorkomen.

International Finance Corporation (IFC) – Indonesië

Binnen het «Program for Eastern Indonesia Small and Medium Enterprise Assistance» (PENSA) heeft een medewerkster van het landenkantoor van International Finance Corporation (IFC) Indonesië handtekeningen vervalst en vervolgens opdrachten voor het drukken van brochures en posters verstrekt aan familieleden en vrienden. IFC tracht de schade te verhalen is op de medewerkster. Het totaal bedrag van de fraude is USD 66.000, waarvan circa USD 3.000 toe te rekenen is als deel van de Nederlandse bijdrage. IFC neemt het bedrag van de schade voor eigen rekening.

International Pregnancy Advisory Services (IPAS) – Zuid-Afrika

International Pregnancy Advisory Services (IPAS) is een strategische partner voor de uitvoering van het Nederlandse beleid op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Binnen het landenkantoor van IPAS in Zuid-Afrika heeft een medewerker in een periode van drie jaar door middel van frauduleuze handelingen USD 341.183 verduisterd, hiervan is USD 26.122 toe te rekenen aan Nederland. IPAS heeft aangifte gedaan. De medewerker heeft schuld bekend en stelt een terugbetalingsregeling voor. Ondertussen heeft de verzekeringsmaatschappij het bedrag gemoeid met de fraude aan IPAS vergoed.

Nuffic – Nederland

Betreft vervalsing van een factuur van een IT-leverancier binnen het Netherlands Fellowship Programme (NFP) door een medewerker van Nuffic (ingehuurd via uitzendbureau). Nuffic heeft aangifte gedaan en de medewerker is gearresteerd en voorgeleid bij de rechter-commissaris. EUR 100.000 van het totale schadebedrag van EUR 150.000 is reeds terugontvangen. De fraude is voor rekening en risico van Nuffic.

Population Services International (PSI) / Association Beninoise pour le Marketing Social (ABMS) – Benin

Population Services International (PSI) ontvangt een subsidie van EUR 10 miljoen voor de periode 2011–2015 voor activiteiten in acht Afrikaanse landen gericht op betere beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen door innovatieve marketingtechnieken. Tijdens een routinecontrole is een kleinschalige fraude geconstateerd bij het brandstofbeheer op het PSI-kantoor in Benin. De omvang van de fraude betreft EUR 266. De betrokken medewerker is ontslagen en PSI zegde toe dat het gefraudeerde bedrag geretourneerd wordt aan Nederland.

International Partnership for Microbicides (IPM) – Verenigde Staten

International Partnership for Microbicides (IPM) heeft in de periode 2011–2014 een subsidie ontvangen van EUR 9.400.000 voor de ontwikkeling van nieuwe medische interventies op het terrein van armoedegerelateerde ziekten. De financieel directeur van IPM op het hoofdkantoor in de Verenigde Staten heeft gefraudeerd met valse contracten en op die manier geld uit de organisatie weggesluisd. De geconstateerde fraude betreft een totaalbedrag van USD 780.000. Het is nog niet duidelijk in hoeverre deze fraude de door Nederland verstrekte subsidie raakt. De financieel directeur is ontslagen en procedures zijn aangescherpt. IPM heeft een claim ingediend bij de verzekeringsmaatschappij om het totale bedrag terug te krijgen.

The Vaccine Alliance (GAVI) – Nigeria

Binnen het vaccinatieprogramma in Nigeria heeft de accountant misbruik van fondsen geconstateerd ter waarde van USD 2.200.000. Misbruik kon plaatsvinden doordat de procedures en controles bij de National Primary Health Care Development Authority (NPHCDA) in Nigeria onvoldoende waren. De financiering van het Nigeria-programma is stopgezet en de Nigeriaanse autoriteiten hebben toegezegd het bedrag gemoeid met het misbruik terug te betalen. GAVI stelt aanvullend onderzoek in om de verantwoordelijken strafrechtelijk te kunnen vervolgen.

SNV – Tanzania

Een accountant heeft onregelmatigheden aangetroffen bij aanbestedingen in het SNV programma in Tanzania. Drie lokale SNV medewerkers huurden consultants in van firma’s waar zij zelf eigenaar -dan wel op een andere manier betrokken zijn. Forensisch onderzoek wees uit dat voor EUR 31.330 onrechtmatige betalingen gedaan zijn waarvan EUR 18.330 Nederlandse fondsen betreft. SNV neemt de schade voor eigen rekening. De betrokken medewerkers zijn inmiddels ontslagen en juridische stappen worden ondernomen. De procedures rond het aanbestedingsproces zijn aangescherpt.

Investing in Children and their Societies (ICS) – Cambodja

In het programma gericht op bevordering van kinderrechten van de organisatie Investing in Children and their Societies (ICS) in Cambodja is een fraudegeval gemeld. Onderzoek heeft aangetoond dat een programmamanager persoonlijk een commissie van USD 300 heeft aangenomen bij aankoop van een auto, zonder dit te melden aan ICS. De programmamanager heeft ontslag genomen. Naar aanleiding van het onderzoek heeft ICS het programma in Cambodja grondig gereorganiseerd en heeft de nieuwe landendirecteur de inkoopprocedures aangescherpt.

2013

Tesis/Plan Nederland – Nicaragua

Betreft onregelmatigheden die door PLAN Nederland zijn geconstateerd bij het «Girl Power» programma in Nicaragua. Bij onderzoek door de interne accountantsdienst van PLAN International is vastgesteld dat bij partnerorganisatie TESIS, verantwoordelijk voor de implementatie van een deel van het programma ter plaatse, fraude heeft plaatsgevonden. EUR 51.350 van de EUR 76.781 die aan TESIS was overgemaakt is onrechtmatig besteed. Het contract met TESIS is door Plan ontbonden. TESIS heeft daarop Plan Nicaragua aangeklaagd voor verlies aan inkomsten. De rechter heeft de aanklacht verworpen. PLAN Nicaragua heeft een strafrechtelijke procedure opgestart tegen TESIS.

Law and Order Trust Fund- Afghanistan

UNDP heeft ontdekt dat er onregelmatigheden waren bij bestedingen door de Afghaanse Politie Coöperatie uit het Law en Order Trust Fund (LOTFA). Bij het ontdekken daarvan heeft de Afghaanse Minister van Binnenlandse Zaken een onderzoek gelast en de inhouding van politiesalarissen voor deze coöperatie meteen stopgezet. Op basis van dit diepgravende onderzoek is geconcludeerd dat tussen 2002 en 2012 goederen zijn aangekocht waarbij de geldende aanbestedingsregels niet werden nageleefd. Een groot deel van de goederen ligt nog op voorraad. Daarnaast werden leningen verstrekt aan diverse politieorganisaties, centrale onderdelen, diverse officieren en provincies. Het Afghaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft een plan opgesteld om de leningen terug te vorderen en de aangeschafte goederen te veilen. De opbrengsten zullen ten goede komen aan de fondsen voor de uitbetaling van salarissen voor politieagenten.

Overzicht van de resultaten van het sanctiebeleid

In onderstaande tabel wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen uit eerdere jaren.

Organisatie/Land

Vordering

Terugbetaald

Aanvullende maatregelen

Global Alliance for Vaccines and Immunisation, Sierra Leone

USD 523.303 door GAVI bij lokale autoriteiten

Ja, USD 523.303

 

General Authority Rural Water Supply Project, Jemen

EUR 1.473.431 door NL bij GARWSP

Oorspronkelijke vordering van EUR 2.392.720 is verlaagd naar EUR 1.473.431

Op basis van onderzoek door een internationale accountantsorganisatie op aanvullende informatie, is een deel van eerder niet goedgekeurde uitgaven alsnog verantwoord.

MPPL Renewable Energy Pvt. Ltd., Uganda – India

EUR 1.200.000 door RVO bij MPPL

Neen, tegen de faillissementsincassoprocedure in India is verweer ingesteld.

Bij het OM in Nederland is aangifte gedaan. De zaak is geseponeerd.

South African Aids Trust (SAT), Zambia, Malawi, Zimbabwe

USD 42.481 door SAT bij lokale partners

Ja, USD 42.481

 

Local Governance Reform Programma (LGRPII), Tanzania

EUR 25.000 door NL bij LGRP

Neen, invorderingsproces loopt.

 

Steps Towards Development, Bangladesh

EUR 398.000 door NL bij STEPS

Neen, overleg met andere donoren over verder te nemen stappen.

De fraude zaak is officieel gemeld bij het lokale NGO Bureau, onderdeel van de Prime Minister Office. Dit bureau is nogmaals gevraagd STEPS aan te manen de vordering te voldoen.

Star, Pakistan

EUR 7.000

Deels. EUR 1.460 is terugbetaald. Restsaldo vordering EUR 5.540 is komen te vervallen.

Haalbaarheid invordering restsaldo nihil a.g.v. financiële en gezondheidssituatie betrokkene. Vordering is kwijtgescholden.

Stichting Prison Fellowship, Suriname

EUR 7.800

Neen, naar aanleiding van de vordering op de stichting dreigt faillissement en is kwijtscheldingsverzoek ingewilligd.

Naast strafrechtelijke procedure, ziet de Stichting geen mogelijkheid om via een civielrechtelijke procedure geld bij de dader te vorderen. De dader is ingesloten en veroordeeld.

Free Press Unlimited, Bangladesh

EUR 4.000 door FPU bij NGO

Bedrag blijft buiten de door het ministerie verleende subsidie aan FPU.

De fraude zaak is officieel gemeld bij het lokale NGO Bureau, onderdeel van de Prime Minister Office

Tribunal Administrativo, Mozambique

EUR 20.000 door NL bij TA

Ja, EUR 20.000

 

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria, Cambodja

USD 472.841 bij twee bedrijven

Deels, USD 389.788 is reeds terugbetaald, USD 83.053 wordt begin 2015 verwacht.

Bedrijven die smeergeld hebben betaald hebben sancties opgelegd gekregen.

Democratic Governance Facility (DGF)/Ker Kwaro Acholi, Uganda

EUR 67.000 door DGF bij KKA

Neen

Zaak is door DGF overgedragen aan Uganda Police en de Director of Public Prosecutions. De verwachting is dat strafrechtelijke procedure volgt.

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria, Bangladesh

EUR 1.120.000 door GFATM bij een lokale NGO

De vordering is bijgesteld omdat alsnog EUR 507.000 aangemerkt kon worden als terechte uitgaven. Van het hernieuwde vorderingbedrag is EUR 170.000 reeds teruggestort, binnenkort wordt nog EUR 153.000 teruggestort. Over het restant ad EUR 290.000 wordt binnen het Global Fund overleg gevoerd. Gezien het langdurige proces en de geringe voortgang is de verwachting dat dit bedrag niet teruggestort gaat worden. Overwogen wordt om het verschuldigde bedrag in mindering te brengen op de nieuwe financiële allocaties voor Bangladesh.

 

Save the Children (StC), Afghanistan

USD 271.651 door NL bij StC

Neen, vordering komt te vervallen na uitkomst arbitrage.

Op basis van arbitrage en de conclusie auditrapport is gesteld dat er weliswaar tekortkomingen zijn geconstateerd bij ANCC (onderaannemer StC), maar dat niet kon worden geconcludeerd dat er sprake was van frauduleus handelen.

Rejusco, DR Congo

Afgezien van vordering

Vrijwel onmogelijk schadebedrag te bepalen. BTC heeft een aantal zaken inmiddels gerepareerd.

Krachtig signaal is afgegeven richting BTC en EU.

Opgelegde sancties

In totaal zijn 2 sancties in de vorm van een betaalstop opgelegd aan contractpartijen in 2014. Eén sanctie is na ontvangst van de vereiste accountantsverklaring inmiddels opgeheven. Sancties worden opgelegd indien contractueel overeengekomen rapportages ondanks herhaaldelijk rappel niet zijn ontvangen, prestaties niet geleverd zijn of de beschikbare middelen anders zijn gebruikt dan contractueel is overeengekomen. Sancties kunnen permanent of tijdelijk van aard zijn. Tijdelijke sancties kunnen bestaan uit het aanhouden van betalingen of het tijdelijk uitsluiten van organisaties tot aan de verplichtingen is voldaan. Permanente sancties bestaan uit het terugvorderen van voorschotten en eventuele juridische stappen tegen een organisatie.

In overeenstemming met de afspraak met de Tweede Kamer1 worden sancties toegelicht, indien er sprake is van één of meerdere van onderstaande punten:

  • 1. uitsluiting van een organisatie;

  • 2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie;

  • 3. vorderingen van EUR 500.000 of meer.

De in 2014 opgelegde sancties voldoen niet aan deze criteria.

Ontheffing sanctiebeleid

Indien een contractpartij niet tijdig een gevraagde rapportage inlevert is het ministerie verplicht na het versturen van 2 rappellen een sanctie op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de organisatie met redenen omkleed aangeeft de deadline niet te kunnen halen maar aannemelijk kan maken dat binnen afzienbare termijn dit wel te kunnen. In een dergelijk geval kan tijdelijke ontheffing verleend worden voor het opleggen van een sanctie. Hiervoor is een besluit van de ambtelijke leiding van de betreffende directoraten-generaal nodig. Nadat het rapport is ontvangen kan de activiteit regulier afgewikkeld worden. Als duidelijk is dat de contractpartij toch in gebreke blijft, wordt alsnog een sanctie opgelegd.

In 2014 is in totaal 2 keer een verzoek gedaan voor tijdelijke ontheffing van het opleggen van een sanctie. In deze gevallen heeft de departementsleiding ingestemd.

De in 2013 verleende ontheffing van het rappel- en sanctiebeleid op openstaande rapportageverplichting van activiteiten die uit de verdragsmiddelen zijn gefinancierd is in 2014 verlengd met 12 maanden. De Surinaamse Autoriteiten voldoen slechts met grote vertraging aan de rapportageverplichtingen die voortvloeien uit de verdragsmiddelen waardoor de afwikkeling van in het verleden verleende voorschotten vrijwel tot stilstand is gekomen. Nederland blijft aandringen op verantwoording over de gelden maar gezien de relatie tussen Suriname en Nederland zal dit een langdurige inspanning vergen.

BIJLAGE 2: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN2 3 4

1

Duurzame handel en investeringen

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

1.3

Op zoek naar focus en effectiviteit – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet voor private sector ontwikkeling 2005–2012

2014

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

1.3

Investment Climate Facility for Africa

2013

   

1.3

Initiatief Duurzame Handel

2014

   

1.2

Netherlands Business Support (NBSO) netwerk

2014

   

1.3

FMO-CD (capacity development)

2011

3

Overig onderzoek

     
   

1.1

Systematic review maatschappelijk verantwoord ondernemen

2013

   

1.1

Return on aid for Dutch exports

2014

   

1.2

Holland Branding

2013

   

1.3

Publiek Private Partnerschappen

2013

   

1.3

FMO-A

2014

   

1.3

Schoklandakkoorden

2014

   

1.4

Fiscal Treaties

2014

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

2.2

Van infrastructuur naar duurzame impact: beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan drinkwater en sanitaire voorzieningen (1990–2011)

2012

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

2.2

Water en sanitaire voorzieningen in Benin

2011

   

2.2

Water en sanitaire voorzieningen in Mozambique

2011

   

2.2

Aqua for all programma «Building bridges connecting water»

2013

   

2.3

Daey Ouwens Fonds

2014

   

2.3

Energieactiviteiten in Indonesië

2014

   

2.3

Energieactiviteiten in Rwanda

2014

   

2.3

Energising Development (EnDevII)

2014

   

2.3

Fonds Duurzame Biomassa

2013

3

Overig onderzoek

     
   

2.1

Systematic review voedselzekerheid

2012

   

2.3

Evaluatie Rio-verdragen (GEO-5)

2012

   

2.3

Evaluatie Interdepartementaal beleidsprogramma biodiversiteit

2012

   

2.3

Systematic review hernieuwbare energie

2013

3

Sociale vooruitgang

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

3.1

Balancing Ideals with Practice – Policy Evaluation of Dutch Involvement in Sexual and Reproductive Health and Rights (2007–2012)

2013

   

3.4

Education matters: Policy review of the Dutch contribution to basic education 1999–2009

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

3.1

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)

2013

   

3.3

Evaluation of the Dutch support to capacity development: Facilitating resourcefulness (case studies Ghana, SNV, Agriterra, PSO, NCEA)

2011

   

3.3

Evaluation of Dutch support to capacity development: the case of NIMD

2011

   

3.3

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

2012

   

3.3

Useful Patchwork, Direct financing of local NGO's

2014

   

3.3

Between ambitions and ambivalence (SNV)

2014

   

3.3

Investeren in wereldburgerschap (NCDO)

2014

   

3.4

Basisonderwijs Bangladesh

2011

   

3.4

Basisonderwijs Bolivia

2011

   

3.4

Basisonderwijs Zambia

2011

   

3.4

Netherlands Fellowship Programme/ Netherlands Institutional Capacity Development in Higher Education

2012

3

Overig onderzoek

     
   

3.1

International Planned Parenthood Federation

2011

   

3.1

Early childhood development (UNICEF)

2011

   

3.3

Kwaliteitsoordeel programmaevaluaties

2011

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

4.3

Op zoek naar nieuwe verhoudingen – Evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika

2013

   

4.3

Investeren in stabiliteit. Het Nederlandse fragiele statenbeleid doorgelicht

2013

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

4.1

Haïti noodhulp

2011

   

4.1

Eindevaluatie ISAF/Uruzgan incl. subsidieregeling «Fonds economische opbouw Uruzgan»

2011

   

4.1

Conflictpreventie en vredesopbouw in DRC (multi-donor)

2011

3

Overig onderzoek

     
   

4.1

Van noodhulp naar wederopbouw

2013

     

Central Emergency Response (CERF)

2011

   

4.1

Common Humanitarian Funds

2011

   

4.1

Global logistics WFP (multi-donor)

2012

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

5.2

Begrotingssteun: Resultaten onder voorwaarden

2013

   

5.3

Evaluatie Consulaire dienstverlening doorgelicht 2007–2010 1

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

5.1

Nederlandse inzet bij de Wereldbank

2013

   

5.2

Deelonderzoek relatie begrotingssteun en armoede (multi-donor): Zambia etc.

2011

   

5.2

Implementatie van de Paris Declaration

2011

   

5.2

Wederzijdse belangen-wederzijdse voordelen: Evaluatie van de schuldverlichtingsovereenkomst van 2005 tussen de Club van Parijs en Nigeria

2011

   

5.2

Twinning Suriname

2011

3

Overig onderzoek

     
   

5.1

One UN (Delivering as one)

2012

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review Unicef

2013

   

5.2

Autonomy, partnership and beyond, a counterfactual analysis of policy coherence for Ghana

2014

   

5.3

Evaluatie Stichting Duurzame Terugkeer

2011

   

5.3

Pilot Circulaire Migratie

2012

   

5.3

Migratie en Ontwikkeling

2012

X Noot
1

Dit is gecombineerd met de beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 4.1 en 4.2 van BZ begroting.

BIJLAGE 3: AFKORTINGEN

ADR

Auditdienst Rijk

AfDB

African Development Bank

ARTF

Afghanistan Reconstruction Trust Fund

AsDB

Asian Development Bank

BH&OS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BMZ

Duitse Federale Ministerie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Buitenlandse Zaken

CAR

Centraal-Afrikaanse Republiek

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CERF

Central Emergency Response Fund

CETA

Comprehensive Economic and Trade Agreement

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural

CIMIC

Landmachtbataljon voor civiel-militaire samenwerking

CoST

Construction Sector Transparancy Initiative

CSO

Civil Society Organisation

DAC

Development Assistance Committee

DFID

Britse Ministerie van Internationale Ontwikkeling

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DGOS

Belgische Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking

DMFAS

Debt Management and Financial Analysis System

DRIVE

Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle

DTIB

Dutch Trade and Investment Board

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECOWAS

Economic Community of West African States

EPA

Economische Partnerschapsakkoord

EU

Europese Unie

EZ

Economische Zaken

FAO

Food and Agricultural Organisation of the United Nations

FIB

Finance for International Business

FIRST

Financial Sector Reform & Strengthening Initiative

FMO

Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FNV

Federatie Nederlandse Vakbeweging

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

FPU

Free Press Unlimited

GAVI

Global Alliance for Vaccines and Immunisation

GAVI

The Vaccine Alliance

GEF

Global Environment Fund

GFATM

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

GIZ

Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

ICPD

International Conference on Population and Development

ICRAF

The World Agroforestry Centre

ICS

Investing in Children and their Societies

IDB

Inter-American Development Bank

IDF

Infrastructure Development Fund

IDF

Infrastructure Development Fund (voorheen: MOL, Minst Ontwikkelde Landen, Fonds)

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFC

International Finance Corperation

IMF

International Monetair Fonds

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IOM

International Organisation for Migration

IPAS

International Pregnancy Advisory Services

IPM

International Partnership for Microbicides

IWMI

International Water Management Institute

LGRP

Local Governance Reform Programme

LOFTA

Law en Order Trust Fund Afghanistan

MDG

Millennium Development Goals

MDRI

Multilateral Debt Relief Initiative

MFS

Medefinanciering Maatschappelijke Organisaties

MINUSCA

Multidimensionele Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Centraal-Afrikaanse Republiek

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

Memorandum of Understanding

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAVO

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NCDO

Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programmes

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

NUFFIC

Netherlands Universities» Foundation for International Cooperation

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OMVS

Senegal River Basin Development Authority

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur Ontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PIB

Partners for International Business

PIDG

Private Infrastructure Development Group

PSI

Population Services International

PUM

Programma Uitzending Managers

PwC/TJ

PricewaterhouseCoopers/Triple Jump

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SER

Sociaal Economische Raad

SIB

Starters Internatinal Business

SIDS

Small Islands Developing States

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SWIPD

Syrian Women’s Initative for Peace and Development

TF

Transitiefaciliteit

TTIP

Transatlantic Trade & Investment Partnership

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNDP

United Nations Development Programme

UNEP

The United Nations Environment Programme

UNESCO-IHE

Institute for Water Education

UNFPA

United Nations Population Fund

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNIDO

United Nations Industrial Development Organization

UN-OCHA

Office for the Coordination of Humanitarian Affairs

UNOPS

The United Nations Office for Project Services

UNRWA

The United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees

VK

Verenigd Koninkrijk

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VN

Verenigde Naties

VS

Verenigde Staten van Amerika

WASH

Water, Sanitatie en Hygiëne alliantie

WB

The World Bank

WFP

World Food Programme

WHO

World Health Organisation

WPP

Water Partnership Programme

WTO

World Trade Organisation


X Noot
1

TK 31 444 V, nr 6 10

X Noot
2

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BH&OS (Hfst. 7). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
3

Bij BZ en BH&OS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

Naar boven