34 200 C Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2014

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)

Aangeboden 20 mei 2015

Gerealiseerde uitgaven van het provinciefonds (x € 1.000)

 Gerealiseerde uitgaven van het provinciefonds (x € 				  1.000)

Gerealiseerde ontvangsten van het provinciefonds (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten van het provinciefonds (x € 1.000)

Inhoudsopgave

 

blz.

A.

Algemeen

6

     

1.

Aanbieding en dechargeverlening

6

2.

Leeswijzer

8

     

B.

Beleidsverslag

9

     

3.

Beleidsprioriteiten 2014

9

4.

Het beleidsartikel

11

5.

Bedrijfsvoeringparagraaf

 
     

C.

Jaarrekening

16

     

6.

De verantwoordingsstaat

16

7.

De saldibalans

17

     

D.

Bijlagen

20

     

8.

Bijlage 1: Verdiepingsbijlage

20

9.

Bijlage 2: Lijst met afkortingen

21

10.

Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis

22

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het provinciefonds over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het provinciefonds.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • b. het voorstel van de slotwet over 2014, dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2014 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven voor de uitvoering van het provinciefonds zijn opgenomen bij het jaarverslag van het Ministerie van BZK.

Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2014 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014 en de 1ste en 2de suppletoire begrotingen 2014) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2014 van het provinciefonds van belang zijn.

Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.

Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2014. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Bovendien wordt in de paragraaf beleidsartikelen stilgestaan bij de prestatiegegevens die betrekking hebben op de beleidsdoelstellingen van het provinciefonds. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en de realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid.

De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2014 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel wordt de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.

Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (verdiepingsbijlage, een lijst met afkortingen en een lijst van de belangrijke termen en hun betekenis).

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN 2014

Dit jaarverslag gaat in op de in 2014 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij zijn in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2014 geformuleerde beleidsprioriteiten.

Onderdeel A. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2014. Vervolgens worden in onderdeel B. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.

A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2014

In 2014 zijn de volgende kernpunten aan de orde gekomen:

Regeerakkoord Rutte II

De normeringssystematiek «samen de trap op, samen de trap af» is in 2014 toegepast. Het gemeentefonds en provinciefonds zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Via de normeringssystematiek werken de rijksbezuinigingen en -intensiveringen evenredig door naar het gemeentefonds en het provinciefonds.

Het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) tussen de fondsbeheerders en de VNG, het IPO en de UvW heeft in 2014 twee keer plaatsgevonden. Op 19 mei voor het verschijnen van de voorjaarsnota en op 10 september voorafgaand aan het verschijnen van de miljoenennota.

EMU-saldo

Beheersing van het EMU-saldo is een gemeenschappelijke opgave voor het Rijk en de decentrale overheden. In het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) van 19 mei 2014 is het eindrapport van de ambtelijke werkgroep «Beheersing EMU-saldo decentrale overheden» vastgesteld. Doel van het rapport is om het EMU-saldo van decentrale overheden beter te ramen en meerjarig te beheersen. Tijdens het Bofv van 10 september 2014 is besloten dat er twaalf opties uit het rapport op korte termijn worden uitgevoerd. Gemeenten, provincies, waterschappen, het CBS en het Rijk zijn gestart met de implementatie van de beheersingsmaatregelen.

Schatkistbankieren

In 2014 zijn de decentrale overheden € 0,3 miljard meer in de schatkist gaan aanhouden. Het Ministerie van Financiën had voor 2014 een instroom in de schatkist door decentrale overheden van € 1,1 miljard geraamd. De deelname van decentrale overheden aan het schatkistbankieren heeft echter ook in 2014 een positieve bijdrage geleverd aan het verlagen van de EMU-schuld. In totaal hielden de decentrale overheden eind 2014 € 7,0 miljard in de schatkist aan. Het totale verlagende effect op de EMU-schuld bestaat uit deze in de schatkist aangehouden middelen en uit de omvang van de onderlinge leningen tussen decentrale overheden.

Het Ministerie van Financiën heeft in 2014 een beleidsdoorlichting schatkistbankieren uitgevoerd over de periode 2009–2014. Omdat decentrale overheden pas sinds eind 2013 deelnemen aan het verplicht schatkistbankieren zijn er nog geen harde conclusies te trekken over hun deelname. Wel is geconstateerd dat de deelname van de decentrale overheden heeft bijgedragen aan een reductie van de EMU-schuld. In de aanbiedingsbrief (Tweede Kamer, 2014–2015, 31 935 B, nr. 13) van de beleidsdoorlichting is het voornemen aangekondigd dat in 2015–2016 een enquête onder de deelnemers wordt gehouden over hun ervaringen met het schatkistbankieren. De uitkomsten van deze enquête kunnen worden meegenomen bij de evaluatie van de wet verplicht schatkistbankieren. Deze evaluatie zal binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet verplicht schatkistbankieren plaatsvinden.

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2014

In het begrotingsjaar 2014 hebben zich twee belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met de realisatie van bovengenoemde beleidsprioriteiten.

De uitkomst van de normeringssystematiek. De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefondsfonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. Het accres kent twee bijstellingsmomenten lopende het jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening na afloop. Op grond van de septembercirculaire 2014 is het accres berekend op 2,78%. Dit komt overeen met een bedrag van € 43 miljoen. De vaststelling en afrekening (van het verschil tussen septembercirculaire en vaststelling) vindt plaats na afloop van het begrotingsjaar op basis van de stand van het Financieel Jaarverslag Rijk en wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2015.

Ten tweede is het bedrag van de decentralisatie- en integratie uitkeringen gedaald van € 1 045 miljoen in 2013 naar € 948 miljoen in 2014. Dit komt voornamelijk door de daling van de integratie-uitkering Natuur.

Voor het overige hebben zich in het begrotingsjaar 2014 voor het provinciefonds geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.

4. HET BELEIDSARTIKEL

1. Algemene doelstelling

De provinciefondsbegroting maakt onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Zo kent de provinciefondsbegroting in tegenstelling tot een departementale begroting slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Dit beleidsartikel kent als algemene doelstelling: te bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee onderdelen:

  • 1. De omvang van de middelen moet adequaat zijn voor het uitvoeren van de taken;

  • 2. De verdeling van de beschikbare middelen over provincies moet adequaat zijn om iedere provincie in staat te stellen haar inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Rol en verantwoordelijkheid Ministers

De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën – i.c. de Staatssecretaris van Financiën –, zijn op grond van artikel 3 Financiële verhoudingswet verantwoordelijk voor het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die provincies met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: provincies zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het provinciefonds. Ook de eigen provinciale belastingsopbrengsten kennen deze karakteristiek. Dit in tegenstelling tot de overige inkomstenbronnen van provincies, specifieke uitkeringen en heffingen en retributies. Niet alleen bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is een provinciale verantwoordelijkheid, waarin het college van gedeputeerde staten wordt gecontroleerd door de provinciale staten.

Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de provincies.

Beleidsconclusies

Het provinciefonds heeft in 2014 gefunctioneerd zoals beoogd; provincies hebben middelen toebedeeld gekregen om hun taken naar behoren uit te voeren.

2. De budgettaire gevolgen van beleid

In de volgende tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

Provinciefonds

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

2014

Verplichtingen:

1.482.618

1.268.294

1.686.341

1.552.656

1.295.704

1.171.987

123.717

               

Uitgaven:

1.482.633

1.268.084

1.686.017

1.553.052

1.295.743

1.171.987

123.756

               

Opdracht

             

1.5. Kosten Financiële-verhoudingswet

553

99

0

21

0

100

– 100

               

Bijdragen aan medeoverheden

             

1.3. Algemene uitkering

1.259.046

726.650

487.263

508.465

347.342

345.268

2.074

1.4. Integratie-uitkeringen

42.202

42.202

308.410

393.570

40.330

145.325

– 104.995

1.6. Decentralisatie-uitkeringen

180.832

499.133

890.344

650.996

908.071

681.294

226.777

               

Ontvangsten:

1.482.633

1.268.084

1.686.017

1.553.052

1.295.743

1.171.987

123.756

Toelichting op de instrumenten

Onderdeel verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 123.717.000 bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij 1ste suppletoire (€ 75.439.000), 2de suppletoire (€ 42.178.000) en in de slotwet (€ 6.100.000) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2013–2014, 33 940 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2014–2015, 34 085 C, nr. 2) en in de slotwet.

Onderdeel uitgaven

Kosten Financiële-verhoudingswet

Het gerealiseerde bedrag komt € – 100.000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2014 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 0. Een toelichting is te vinden in de slotwet.

Algemene uitkering

De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting gemuteerd met € 2.074.000 en komen daarmee in totaal op € 347.342.000.

Bij de 1ste en 2de suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € – 45.872.000 (negatief) en € 7.477.000 (positief). In de slotwet vindt een mutatie plaats van € 40.469.000 (positief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2013–2014, 33 940 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2014–2015, 34 085 C, nr. 2) en in de slotwet.

Integratie-uitkeringen

De uitgaven van de integratie-uitkeringen van het provinciefonds zijn ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting met € – 104.995.000 gewijzigd en komen daarmee op € 40.330.000.

Bij de 1ste en 2de suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € – 104.995.000 (negatief) en € 0 en in de slotwet van € 0. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2013–2014, 33 940 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2014–2015, 34 085 C, nr. 2) en in de slotwet.

Decentralisatie-uitkeringen

De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting gemuteerd met € 226.777.000 en komen daarmee in totaal op € 908.071.000. Bij de 1ste en 2de suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 226.234.000 (positief) en € 34.701.000 (positief) en in de slotwet van € – 34.158.000 (negatief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2013–2014, 33 940 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2014–2015, 34 085 C, nr. 2) en in de slotwet.

Onderdeel ontvangsten

Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2014 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met € 123.756.000 gemuteerd tot € 1.295.743.000.

3. De Beleidsthema’s

De bijdrage van de fondsbeheerders om te komen tot het bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren wordt geoperationaliseerd door twee doelstellingen:

  • De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken;

  • Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om haar inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Beleidsthema 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Normeringsystematiek

De jaarlijkse ontwikkeling van de algemene uitkering uit het provinciefonds wordt ondermeer bepaald door de normeringsystematiek. De normeringssystematiek betreft bestuurlijke afspraken tussen Rijk en IPO over de ontwikkeling van het provinciefonds. Deze afspraken bestaan uit een rekenregel en uit de bestuurlijke weging van de uitkomst van die rekenregel. De rekenregel is uitgewerkt in de accresberekening die plaats vindt op basis van de jaar op jaar-mutatie van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Het uitgangspunt is immers «samen de trap op en samen de trap af». De bestuurlijke weging van de uitkomst (het accres) vindt plaats in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Wanneer één van de partijen (Rijk of IPO/VNG) de uitkomsten van de normeringsystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld.

Daarnaast wordt één keer per vier jaar de normeringssystematiek geëvalueerd. Daarbij wordt niet alleen naar de uitkomsten gekeken, maar ook naar een afgesproken aantal toetsingscriteria.

Beleidsthema 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Periodiek Onderhoudsrapport

Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, dat wil zeggen of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de provincies zoals blijkt uit de begrotingen.

Uit het door BZK uitgeoefende financieel toezicht op provincies blijkt dat de financiële positie van provincies gunstig is en de provincies relatief veel vrijheid hebben bij de aanwending van middelen. Daarom is in de prioriteitsstelling bij het Rijk er voor gekozen om het Periodiek Onderhoudsrapport provinciefonds, dat als instrument kan worden gehanteerd bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds, niet uit te brengen in 2014.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Met ingang van het verslagjaar 2006 kent het provinciefonds een bedrijfsvoeringparagraaf met twee verplichte elementen, te weten rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie. Voor rechtmatigheid geldt dat wordt vermeld of en bij welk beleidsartikel de tolerantiegrens voor verplichtingen en ontvangsten is overschreden en wat daarvan de oorzaak was. Ten aanzien van de niet-financiële beleidsinformatie is aangegeven op welke manier aandacht is besteed aan de totstandkoming daarvan.

Rechtmatigheid

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en is er sprake van een getrouw beeld.

Totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen relevante tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie op artikelniveau.

Bevindingen Algemene Rekenkamer over 2013

De Algemene Rekenkamer heeft in het jaarverslag 2013 van het provinciefonds geen onvolkomenheden geconstateerd.

C. JAARREKENING

6. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2014

Verantwoordingsstaat 2014 van het provinciefonds C (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil Realisatie en Oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

01

provinciefonds

1.171.987

1.171.987

1.171.987

1.295.704

1.295.743

1.295.743

123.717

123.756

123.756

7. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2014

Saldibalans per 31 december 2014 van het provinciefonds (x € 1.000)

DEBET

CREDIT

OMSCHRIJVING

31-12-2014

31-12-2013

 

OMSCHRIJVING

31-12-2014

31-12-2013

             

1) Uitgaven t.l.v. de begroting 2013

 

1.553.052

 

2) Ontvangsten t.g.v. de begroting 2013

 

1.553.052

Uitgaven t.l.v. de begroting 2014

1.295.743

   

Ontvangsten t.g.v. de begroting 2014

1.295.743

 
             

10) Extra comptabele vorderingen

111

72

 

10a) Tegenrekening extra compt. Vorderingen

111

72

             

12) Voorschotten

2.340.308

3.230.924

 

12a) Tegenrekening voorschotten

2.340.308

3.230.924

             

14a) Tegenrekening openstaande verplichtingen

0

0

 

14) Openstaande verplichtingen

0

0

Totaal

3.636.162

4.784.048

 

Totaal

3.636.162

4.784.048

Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2014 van het provinciefonds

Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2014 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 10. Extra comptabele vorderingen

Dit bedrag is opgebouwd uit vorderingen door wijzigingen in het betalingsverloop. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.

Ad 12. Voorschotten

Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd.

Ad 14. Openstaande verplichtingen

Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provinciefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.

Bijlage 1 bij saldibalans 31 december 2014

Specificatie voorschotten (x € 1.000)
 

31-12-2014

 

31-12-2013

 

Art. 1.3. Algemene uitkering provinciefonds1

       

2012

0

 

487.586

 

2013

0

 

508.142

 

2014

347.342

 

0

 
   

347.342

 

995.728

         

Art. 1.4. / 1.6. Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen1

       

2012

0

 

1.190.631

 

2013

1.044.565

 

1.044.565

 

2014

948.401

 

0

 
   

1.992.966

 

2.235.196

         

TOTAAL

 

2.340.308

 

3.230.924

X Noot
1

Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2014 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december 2013 nog niet was opgemaakt.

Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (x € 1.000)

voorschotten per 01-01-2014

3.230.924

ontstaan in 2014

1.295.743

afgerekend in 2014

2.186.359

voorschotten per 31-12-2014

2.340.308

Bijlage 2 bij saldibalans 31 december 2014

Verloop van de openstaande betalingsverplichtingen / vorderingen (x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Openstaande

verplichtingen

per 1-1-2014

Aangegane

verplichtingen

in 2014

(excl. positieve

bijstellingen)

Tot betaling

gekomen

in 2014

Bijstellingen

van aangegane

verplichtingen

uit eerdere

begrotingsjaren

Openstaande

verplichtingen

per 31-12-2014

1.5.

Onderzoek en bijdragen organisaties1

0

0

0

0

0

1.3.

Algemene uitkering met inbegrip van de

         
 

netto-uitkering over vorige jaren

– 73

347.302

347.342

0

– 113

1.4. / 1.6.

Integratie- en decentralisatie-uitkeringen

1

948.402

948.401

0

2

Totaal

– 72

1.295.704

1.295.743

0

– 111

X Noot
1

Kosten Financiële-verhoudingswet

D. BIJLAGEN

8. BIJLAGE 1: VERDIEPINGSBIJLAGE

Budgettaire geschiedenis over het jaar 2014 (x € 1.000)

Provinciefonds

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Ontwerp-begroting en nota van wijziging

1.171.987

1.171.987

1.171.987

(Kamerstukken II 2013–2014, 33 750 C, nrs. 1 en 2)

     
       

1. Vastgestelde begroting

1.171.987

1.171.987

1.171.987

(Stb. 2014, 26)

     
       

Mutaties 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota)

75.439

75.367

75.367

Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2013–2014, 33 940 C, nrs. 1 en 2)

     
       

2. Vastgestelde mutatie 1e suppletoire begroting

75.439

75.367

75.367

(Stb. 2014, 370)

     
       

Mutaties 2e suppletoire begroting (Najaarsnota)

42.178

42.178

42.178

Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2014–2015, 34 085 C, nrs. 1 en 2)

     
       

3. Vastgestelde mutatie 2e suppletoire begroting

42.178

42.178

42.178

(Stb. 2015, 53)

     
       

Voorgestelde mutatie bij slotwet

     

Ontwerp-slotwet

6.100

6.211

6.211

       

4. Vast te stellen mutatie bij slotwet

6.100

6.211

6.211

Totaal geraamd tevens realisatie 2014 (1+2+3+4)

1.295.704

1.295.743

1.295.743

Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2014 (Kamerstukken II 2013–2014, 33 750 C, nr. 2) en in de memories van toelichting van de suppletoire begrotingen 2014 (Kamerstukken II 2013–2014, 33 940 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2014–2015, 34 085 C, nr. 2) van het provinciefonds. Een toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.

9. BIJLAGE 2: LIJST MET AFKORTINGEN

BCF

BTW-compensatiefonds

Bofv

Bestuurlijk overleg financiële verhouding

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CW

Comptabiliteitswet

EMU

Economische en Monetaire Unie

FES

Fonds Economische Structuurversterking

Fvw

Financiële-verhoudingswet

GF

Gemeentefonds

IPO

Interprovinciaal Overleg

MILH

Monitor Inkomsten Lokale Heffingen

MRB

Motorrijtuigenbelasting

NJN

Najaarsnota

OEM

Overige Eigen Middelen

OSU

Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen

OWB

Ontwerpbegroting

OZB

Onroerende-zaakbelastingen

PF

Provinciefonds

POR

Periodiek Onderhoudsrapport

Rfv

Raad voor de financiële verhoudingen

Rob

Raad voor het openbaar bestuur

SiSa

Single information Single audit

SW

Slotwet

VJN

Voorjaarsnota

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

10. BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS

Accres

Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds en het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsystematiek (zie ook normeringsystematiek).

   

Algemene uitkering uit het provinciefonds

Uitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen.

   

Cluster

Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.

   

Decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds

Sinds 2008 bestaat binnen het provinciefonds naast de algemene uitkering (zie algemene uitkering uit het provinciefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering uit het provinciefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar zijn.

   

Financiële-verhoudingswet (Fvw)

Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds en provinciefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds en gemeentefonds herzien.

   

Integratie-uitkering uit het provinciefonds

Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.

   

Normeringsystematiek

Bepaling van het accres van het gemeentefonds en het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af».

   

Periodieke onderhoudsrapportage (POR)

Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting.

   

Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)

Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.

   

Uitkeringsbasis

De uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).

   

Uitkeringsfactor

Via de normeringsystematiek wordt jaarlijks de omvang van het provinciefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten.

   

Uitkeringsjaar

Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.

Naar boven