De Kamer,
gehoord de beraadslagingen over wetsvoorstel 34 199 houdende regels met betrekking
tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas
(Elektriciteits- en Gaswet),
gezien het in artikel 4.6 lid 6 van het wetsvoorstel opgenomen groepsverbod,
overwegend, dat Nederland daarmee de enige lidstaat van de Europese Unie is die eigendomssplitsing
wettelijk verplicht stelt voor distributiebeheerders,
overwegend, dat destijds in 2006 de opname van dit splitsingsgebod gebaseerd was op
de verwachting dat andere EU-lidstaten een vergelijkbaar gebod zouden opleggen, maar
dat dat sindsdien niet gebeurd is,
overwegend, dat daardoor Nederland zichzelf in een ongewenste uitzonderingspositie
brengt,
overwegend, dat de Nederlandse energiebedrijven Delta en Eneco door een gedwongen
splitsing geconfronteerd zullen worden met buitenlandse concurrentie zoals EON, RWE,
Vattenfall en GDF die over de financiële slagkracht (zoals een betere credit rating)
kunnen beschikken, die past bij een geïntegreerd bedrijf,
overwegend, dat behoud van kennis, expertise en financieringscapaciteit in geïntegreerde
Nederlandse energiebedrijven van grote betekenis is, onder andere ten behoeve van
het stimuleren van innovatie op het gebied van de energiehuishouding;
spreekt als zijn mening uit dat invoering van een dergelijk groepsverbod voor distributiesysteembeheerders
slechts dan aangewezen is indien de EU dit als verplichting aan de lidstaten oplegt,
verzoekt daarom de regering ermee in te stemmen dat -gelet op het gestelde in het
eerste lid van art. 12.36 – artikel 4.6, zesde lid, niet in werking treedt dan nadat
de verplichting van artikel 9 van richtlijn 2009/72 en artikel 9 2009/73 wordt uitgebreid
naar distributiesysteembeheerders, of op grond van bepalingen uit andere bindende
EU-rechtshandelingen een soortgelijke verplichting voor distributiesysteembeheerders
tot stand komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Meijer
Flierman
Dercksen
Vos
Ester
Van Rooijen
Ten Hoeve