34 160 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 15 september 2015

1. Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel dat beoogt het MBO-onderwijs overzichtelijker en flexibeler te maken. Bovendien zou het MBO-onderwijs op deze wijze meer op de vragen vanuit het bedrijfsleven en de studenten worden gebaseerd. Wel hebben deze leden enkele vragen betreffende dit wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben nog enige vragen.

De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Regelen van de keuzedelen voor beroepsopleidingen. Er is begrip voor de verplichting voor onderwijsinstellingen om keuzedelen aan te bieden. In het kader van de vrijheid (van inrichting) van onderwijs achten de leden van de fractie van de SGP het van belang dat het amendement-Rog/Bisschop is aangenomen, en onderdeel van de wet is geworden. De leden van de fractie van de SGP hebben daarbij enkele vragen.

2. Herziene kwalificatiestructuur

De leden van de SGP-fractie stellen de regering de volgende vragen. Bij afhandeling in het najaar van 2015 zouden de scholen voldoende tijd

hebben om zich voor te bereiden op de invulling van de keuzedelen voor het schooljaar 2016/2017. Is onderzocht of de scholen voldoende tijd zullen hebben om zich voor te bereiden op de invoering van de verplichte nieuwe kwalificatiestructuur met keuzedelen? Kunnen scholen alleen op basis van deze wet reeds op korte termijn starten met de voorbereiding van het deel voor de schooleigen invulling waarin door het amendement Rog/Bisschop is voorzien? Of is voor de uitwerking van dit schooleigen deel een algemene maatregel van bestuur noodzakelijk? En zo ja, geeft de bedoelde algemene maatregel van bestuur nadere richtlijnen voor de uitvoering van de schooleigen invulling binnen de ruimte voor de keuzedelen?

Kunnen scholen zelf bepalen op welke wijze de verdeling van de verplichte keuzedelen en de schooleigen invulling plaatsvindt? Kan de regering bevestigen dat ten aanzien van de schooleigen invulling geen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verslaglegging, anders dan verantwoording op hoofdlijnen in het jaarverslag? En kan de regering een indicatie geven van de termijn waarop een dergelijke algemene maatregel van bestuur beschikbaar zal zijn?

De mogelijkheid om een deel van de ruimte in te vullen naar schooleigen inzicht is niet bedoeld voor entreeopleidingen en eenjarige specialistenopleidingen. Waarom zijn deze opleidingen hiervan uitgesloten? Kan de regering aangeven op welke wijze deze opleidingen aandacht kunnen bieden aan persoonlijke, culturele en levensbeschouwelijke vorming?

3. Procedure totstandkoming kwalificatiedossiers en keuzedelen

Het onderwijs kan redelijk snel op de behoeften van zowel de arbeidsmarkt als studenten inspelen door nieuwe keuzedelen te ontwikkelen. De procedure daartoe is sterk verkort. De leden van de fractie van D66 vragen zich af wie de kwaliteit van de keuzedelen garandeert en wie er zorg voor draagt dat de kwaliteit van de keuzedelen vergelijkbaar is in het hele land. Graag ontvangen deze leden een toelichting van de regering. Dit is nog belangrijker geworden nu de Tweede Kamer bij amendement heeft besloten dat de keuzedelen onderdeel zijn van het examen. Kan de regering voorts toelichten waarom de keuzedelen de eerste twee jaren na invoering niet meetellen voor het examen? Het MBO heeft immers ruim de tijd om zich op de keuzedelen voor te bereiden.

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen voor de regering. Bestaat er, bij het níet laten meetellen van het behalen van keuzedelen (de eerste twee jaren na invoering), niet de kans op afnemende motivatie onder studenten, die uiteindelijk van negatieve invloed zal zijn op de gehele vernieuwde kwalificatiestructuur? Wordt er niet een «verschil in waarde» tussen diploma’s gecreëerd? Bestaat er niet de kans dat een diploma waarbij het behalen van keuzedelen wél heeft meegeteld op de arbeidsmarkt méér «waard» zal zijn dan een diploma waarbij het behalen van keuzedelen níet heeft meegeteld (de eerste twee jaren na invoering)?

4. Doorstroom naar vervolgonderwijs

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen betreffende de doorstroom tussen het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De doorstroom tussen MBO en HBO is een groot goed. Beide sectoren zullen zich in moeten spannen om de doorstroom succesvoller te maken. Immers, de uitval van de van het MBO afkomstige student in het HBO is veel te groot. Keuzedelen kunnen bij de overgang van het MBO naar het HBO een belangrijke rol spelen. Studenten kunnen daardoor beter voorbereid aan de propedeuse HBO beginnen. Op welke wijze wil de regering de invoering van de keuzedelen gebruiken om de aansluiting MBO naar HBO te verbeteren? Als keuzedelen voor dat doel worden gebruikt is het dan ook verplicht dat de studenten op het betreffende onderdeel een voldoende halen? De deficiëntie is dan immers weggewerkt en men mag aannemen dat de doorstroom succesvol kan verlopen. Nederland heeft nog een weg te gaan als het om een nieuw stelsel voor Leven Lang Leren gaat. Wil de regering verduidelijken in hoeverre de keuzedelen ook toegankelijk worden gemaakt voor werknemers in de bedrijven?

5. Uitvoerings- en handhavingsgevolgen

Het nieuwe stelsel wordt – bij aanname van dit wetsvoorstel – het volgende studiejaar geïmplementeerd. Voor honderdduizenden studenten dient te worden vastgelegd welke keuzedelen ze volgen. Naar alle waarschijnlijkheid zullen er ook veel mutaties zijn. Dat betekent het nodige voor de scholen en voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Graag horen de leden van de D66-fractie van de regering op welke wijze de voorbereiding hiervoor plaatsvindt en wie de kosten van deze ICT-operatie zal dragen. Is er tevens voldoende zicht op de voortgang van deze administratieve operatie?

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen zo spoedig mogelijk – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Vries-Leggedoor

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Hermans (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Beuving (PvdA), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Kops (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Bikker (CU), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Krikke (VVD), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter)

Naar boven