34 105 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Schouw, Segers, Ouwehand, Klein en Voortman tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders

Nr. 18 BRIEF VAN HET LID VAN RAAK C.S.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2015

Met deze brief willen wij een reactie geven op de amendementen bij dit wetsvoorstel. Het betreft het gewijzigd amendement van het lid Veldman met nr. 12 en de gewijzigde amendementen van de leden Bisschop en Veldman met nrs. 16 en 17.

Benoeming voorzitter en leden bij KB

De initiatiefnemers hebben met interesse kennis genomen van het amendement nr. 12 van het lid Veldman. De initiatiefnemers kunnen zich na nader beraad vinden in de voorgestelde aanpassing van het wetsvoorstel in die zin dat de voorzitter en de leden van het Huis voor klokkenluiders niet door de Tweede Kamer, maar bij koninklijk besluit worden benoemd. Tijdens het debat is een aantal voorbeelden gepasseerd van zelfstandige bestuursorganen, waarbij de onafhankelijkheid essentieel is en waarbij de benoeming plaatsvindt bij koninklijk besluit, zoals de Kiesraad. Het wetsvoorstel bevat voldoende waarborgen voor de onafhankelijkheid. De initiatiefnemers verwijzen verder naar de opmerkingen van de Minister van Binnenlandse Zaken tijdens het debat over amendement nr. 12 en laten het oordeel over het amendement over aan de Tweede Kamer.

Toezichthouders

In de toelichting op gewijzigd amendement nr. 16 (was 14) lichten de leden Bisschop en Veldman toe dat zij de visie van de initiatiefnemers delen dat een onderzoek dat door een inspectie of toezichthouder is uitgevoerd, niet door het Huis voor klokkenluiders wordt overgedaan, maar dat deze intentie onvoldoende uit de tekst van het wetsvoorstel zou blijken. De initiatiefnemers hebben hier begrip voor. Essentieel is dat een toezichthouder de gelegenheid moet hebben gekregen om een onderzoek te verrichten. De initiatiefnemers laten het oordeel over het gewijzigd amendement nr. 16 van de leden Bisschop en Veldman aan de Tweede Kamer.

Er zijn echter ook situaties mogelijk zijn waarin een bepaalde constellatie van feiten aanleiding geeft tot een onderzoek zowel door een inspectie of toezichthouder als door het Huis voor klokkenluiders. Een toezichthouder richt zich immers op specifieke feiten. In het feitencomplex kunnen ook andere feiten, die op zichzelf weer een misstand vormen, een rol spelen, waar onderzoek door het Huis op zijn plaats is. Dat is overigens zeker het geval als (het optreden van) de inspectie mogelijk een rol speelt in de misstand of als het gaat om de bejegeningsaspecten ten aanzien van de melder.

In de wet is in artikel 17b de mogelijkheid opgenomen voor het Huis om met inspecties en toezichthouders een samenwerkingsprotocol af te sluiten. In een dergelijk protocol kan uitwerking worden gegeven aan situaties van samenloop. Op een dergelijk protocol is bovendien artikel 17a lid 3 van overeenkomstige toepassing. Dit artikel regelt dat als er in een concreet geval aanleiding zou zijn voor zowel een onderzoek door de afdeling onderzoek als door een inspectie of toezichthouder, er met inachtneming van de bepalingen van het samenwerkingsprotocol, overleg plaatsvindt over de inrichting van beide onderzoeken.

Regie van de klokkenluider

Wij laten het oordeel over het gewijzigd amendement nr. 17 (was 15) van de leden Bisschop en Veldman aan de Tweede Kamer. Een onderzoek door het Huis voor klokkenluiders moet altijd voldoende basis hebben in een of meerdere adviesaanvragen. Informatie die gegeven is in het kader van een adviesaanvraag mag niet worden verstrekt aan de afdeling onderzoek, tenzij de werknemer schriftelijk verklaart daar geen bewaar tegen te hebben. Om aan deze situatie tegemoet te komen en gelijktijdig recht te doen aan de wens dat klokkenluiders de regie moeten houden over hun eigen zaak, kunnen de initiatiefnemers zich vinden in gewijzigd amendement nr. 17, waarin de regiepositie van de klokkenluider expliciet wordt geregeld.

Vertrouwelijkheid en geheimhouding spelen in het klokkenluidersproces een grote rol. In sommige situaties zullen klokkenluiders het bijzonder op prijs stellen als hun zaak wordt onderzocht, zonder dat zij echter zelf daartoe het initiatief durven nemen. Zij stellen hoge prijs op hun anonimiteit, maar willen beslist dat onderzoek wordt gedaan. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 105, nr. 3, p. 10) stond dat het Huis de bevoegdheid had om onderzoek te doen naar aanleiding van een patroon van vermoedens van misstanden waarvan het Huis kennis heeft gekregen door verschillende meldingen of naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen. Deze passage is naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State uit de toelichting verwijderd. Onderzoek alleen op grond van berichten in de media of feiten van algemene bekendheid is uitgesloten.

Onderzoeksprotocollen

De VVD-fractie heeft in het debat aandacht gevraagd voor de samenwerking tussen het Huis voor klokkenluiders en met name het Openbaar Ministerie. In het wetsvoorstel is in paragraaf 6 de verhouding tussen het Huis, het Openbaar Ministerie en eventueel ook andere toezichthouders geregeld. Het Huis heeft de verplichting om binnen een half jaar na inwerkingtreding van de wet afspraken te maken met het Openbaar Ministerie over de samenwerking en informatie-uitwisseling en in elk geval over samenloop van onderzoeken. Dit samenwerkingsprotocol moet goedgekeurd worden door de Minister van Veiligheid en Justitie. Daarnaast worden er op grond van artikel 17a derde lid aanvullende afspraken gemaakt tussen het Huis en het Openbaar Ministerie in concrete situaties waarin zowel het Openbaar Ministerie als het Huis een onderzoek instelt.

Deze constellatie is naar het voorbeeld van de positionering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft drie samenwerkingsprotocollen afgesloten: met het Openbaar Ministerie, met de Rijksinspecties en met Defensie. Deze protocollen zijn openbaar. In het samenwerkingsprotocol met het Openbaar Ministerie wordt aandacht gegeven aan de volgende onderwerpen: de wederzijdse informatie-uitwisseling en de vertrouwelijkheid daarbij, de inrichting van onderzoeksactiviteiten, de beslaglegging en de kosten van gezamenlijk onderzoek. Het protocol heeft ook een geschillenregeling en een evaluatiebepaling. De initiatiefnemers stellen zich voor dat het Huis vergelijkbare protocollen zal opstellen en het is de verwachting dat het Huis de protocollen, net zoals de Onderzoeksraad voor veiligheid, openbaar zal maken.

Van Raak Fokke Schouw Segers Ouwehand Klein Voortman

Naar boven