Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2015
In mijn brief van 7 september 2015 (Kamerstuk 34 104, nr. 71) heb ik de Kamer laten weten dat ik, naar aanleiding van de motie Voortman (Kamerstuk
34 104, nr. 47) en de motie Keijzer (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 123), het CBS opdracht heb gegeven voor een onderzoek naar de inkomenspositie van mensen
die langdurig zorg ontvangen. Ik heb de Kamer in die brief ook gemeld dat het CBS
het onderzoek in twee fasen wil uitvoeren. In Fase 1 inventariseert het CBS de mogelijkheden
voor een onderzoek en in fase 2 doet het CBS onderzoek naar mensen die zorg ontvangen
op grond van de Wlz en de Wmo.
Op basis van het vooronderzoek (fase 1) komt het CBS tot de conclusie dat gegevens
over soorten zorg zonder verblijf in 2014 en 2015 beschikbaar zijn, zolang het Wmo
zorg in natura betreft. Ook kan gekeken worden naar de hoogte van de eigen bijdrage
voor deze zorg. Het CBS heeft ook gekeken naar de mogelijkheid om meer in beeld te
brengen dan alleen de kosten voor de cliënt. In fase 1 komt het CBS echter tot de
conclusie, dat het niet mogelijk is om verschillen in het volume en de kosten van
de zorg voor Wlz en de Wmo in beeld te brengen.
De focus van het onderzoek ligt daarom op de zorggebruikers van 18 jaar of ouder1 die langdurige zorg zonder verblijf krijgen. De onderzoekspopulatie bestaat uit huishoudens
die in 2013 en 2014 AWBZ en/of Wmo-zorg zonder verblijf in natura ontvingen. Het onderzoek
beperkt zich tot de groep die in 2015 nog Wmo-zorg ontvangt. Voor de zorg die onder
de Zvw valt, is een vergelijking in hoeveelheid ontvangen zorg wellicht wel te maken,
maar die bestanden zijn pas medio 2017 beschikbaar.
De belangrijkste zorgkostenpost voor huishoudens in dit onderzoek is de eigen bijdrage
die voor de zorg betaald wordt. Het CBS geeft aan dat er naast de eigen bijdrage ook
andere zorgkosten zijn. Het CBS concludeert dat veranderingen in deze kosten geen
of in mindere mate een link hebben met de hervormingen in de langdurige zorg. Het
CBS laat deze zorgkosten daarom buiten beschouwing.
Het CBS heeft fase 1 afgerond met een rapport dat ik, als bijlage bij deze brief,
aan de Kamer aanbied2. In het rapport over het vooronderzoek doet het CBS ook een aantal aanbevelingen.
Het CBS doet de aanbeveling om het onderzoek in fase 2 te richten op de soorten zorg
en de betaalde eigen bijdrage. Het CBS adviseert ook om in fase 2 soortgelijke cijfers
over 2013 samen te stellen, zodat het effect van de HLZ beter zichtbaar wordt. Ik
heb ingestemd met de aanbevelingen van het CBS.
Het CBS geeft in het vooronderzoek ook aan, dat een analyse gedaan kan worden naar
de vraag waarom mensen in 2015 zijn uitgestroomd uit de Wmo. Daar kunnen zo merkt
het CBS op verschillende redenen voor zijn: iemand is naar een instelling gegaan,
iemand is hersteld en de revalidatiezorg is niet meer nodig, iemand heeft geen Wmo
zorg meer nodig, iemand wil zelf zijn zorg regelen of iemand is overleden. Ik zal
het CBS vragen om ook deze vraag in het vervolgonderzoek mee te nemen.
Het CBS verwacht3 in juni 2016 voorlopige resultaten te kunnen leveren op basis van gegevens over het
eerste half jaar 2015. Definitieve resultaten gebaseerd op heel 2015 verwacht het
CBS te leveren in de herfst van 2016.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn