34 104 Langdurige zorg

31 839 Jeugdzorg

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2015

In voorbereiding op de hervorming van de langdurige zorg en de decentralisatie van het Jeugdstelsel, heb ik samen met uw Kamer de voorbereidingen van betrokken partijen op de voet gevolgd. Aan de hand van een aantal focuspunten heb ik gemonitord of de randvoorwaarden voor een zachte landing per 1 januari 2015 voldoende geborgd waren. Ik heb uw Kamer het afgelopen jaar regelmatig geïnformeerd over de voortgang in deze. Ook heb ik toegezegd u regelmatig te informeren over de stand van zaken in 2015 middels voortgangsrapportages.

In de procedurevergadering van 12 januari heeft u mij verzocht te duiden wanneer toegezegde voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer worden gestuurd. U heeft besloten om de hervorming van de langdurige zorg en het Jeugdstelsel te behandelen in afzonderlijke algemene overleggen. Mede om die reden zal ik u, in ieder geval op de korte termijn, afzonderlijke rapportages sturen over deze twee veranderingen in de zorg. Hieronder beschrijf ik eerst mijn voornemens u te informeren over de hervorming van de langdurige zorg en vervolgens beschrijf ik mijn voornemen om u te informeren over het Jeugdstelsel.

Hervorming van de langdurige zorg

Ik verwacht in de loop van april een meer systematisch beeld te kunnen schetsen van de stand van zaken van de transitie in de eerste maanden van dit jaar. De nadruk in deze rapportage zal liggen op de continuïteit van zorg voor cliënten en de toegang voor nieuwe cliënten. Ook zal ik ingaan op de ontwikkelingen met betrekking tot de arbeidsmarkt en de ervaringen met de inkoop 2015 en lessen die dat oplevert voor de inkoop 2016.

De hervorming van de langdurige zorg en decentralisatie is geen doel op zich, maar een middel om tot kwalitatief betere ondersteuning en zorg te komen dichterbij de mensen die daarop zijn aangewezen. Daadwerkelijke effecten zullen pas op langere termijn zichtbaar worden. Ik heb het Sociaal Cultureel Planbureau opdracht gegeven voor het ontwerp van de periodieke wettelijke beleidsevaluatie die voor 1 januari 2018 aan uw Kamer wordt aangeboden en voor een monitor die de basis zal vormen voor deze evaluatie. Ik zal u hierover, zoals reeds eerder toegezegd, in de rapportage van april uitgebreider informeren.

In de periode tussen de eerste voortgangsrapportage tot aan de eerste wettelijke beleidsevaluatie zal ik, in lijn met de focuspunten van de transitie, verantwoordelijke partijen blijven monitoren. In eerste instantie ligt de focus hierbij op de inzet van de instrumenten die in de verschillende stelsels zijn verwerkt en die bijdragen aan het bereiken van de doelen. Ik verwacht dat partijen in de loop van dit jaar (meer) ruimte zullen hebben en nemen om vernieuwing vorm te geven. Dit laatste zal zijn beslag krijgen in de vernieuwingsagenda’s, die waar opportuun meegenomen zullen worden in de voortgangsrapportages.

In de eerste voortgangsrapportage zal ik beschrijven welke onderwerpen ik in de volgende voortgangsrapportages zal behandelen. Naast de onderwerpen zoals hiervoor benoemd voor de rapportage in april, valt hierbij te denken aan: de inzet van cliëntondersteuning, heldere toepassing van indicatiecriteria in de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw), de toegang van de gemeentelijke voorzieningen, waaronder de werking van het door wet voorgeschreven onderzoek, monitoring van de veranderende rol van verantwoordelijke partijen (bijvoorbeeld CIZ, zorgkantoren etc), meer ruimte voor zorgprofessionals en cliënten, samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars en de inzet van wijkteams. Tevens ben ik voornemens u te informeren over ontwikkelingen op het gebied van ict-toepassing en administratieve lasten.

Ik ben met VNG in overleg over de vraag op welke wijze en op welk moment wij de informatie – in afwachting van het beschikbaar komen van de monitorinformatie – kunnen genereren om met elkaar het goede debat te kunnen voeren

Decentralisatie en transformatie van het Jeugdstelsel

Over de ontwikkelingen met betrekking tot de decentralisatie en transformatie van het jeugdstelsel zijn mijn collega van Veiligheid en Justitie en ik voornemens uw Kamer u in de loop van april een voortgangsrapportage te sturen. Daarin aandacht voor: de TAJ-rapportage over continuïteit van zorg, de bevindingen uit de cliëntmonitor (zo mogelijk gekoppeld aan de rapportage van de Kinderombudsman), de toegezegde vernieuwingsagenda jeugd (inclusief gezamenlijke visie vernieuwing zorglandschap), de inrichting van de beleidsinformatie, de verschillende monitors en het kader voor de evaluatie van de Jeugdwet. Vóór de zomer ontvangt u vervolgens een brief over het objectieve verdeelmodel voor het gedecentraliseerde jeugdstelsel. In het najaar ontvangt uw Kamer een voortgangsrapportage met daarin in elk geval het eerder aan uw Kamer toegezegde onderzoek naar de toegang en de informatie over de eerste CBS-cijfers over jeugdhulpgebruik. Zoals tijdens het verzamel AO jeugd van 22 januari jongstleden aan uw Kamer is toegezegd, ontvangt u binnen drie weken een brief over de invulling van de hardheidsclausule van de ouderbijdrage en de opzet van het onderzoek naar de kosteneffectiviteit. Het onderzoek zelf ontvangt u in de zomer van dit jaar.

Het geheel van verwachte rapportages overziend lijkt mij een kwartaalsgewijze bespreking van de voortgang van de hervorming van de langdurige zorg en Jeugdwet het meest zinvol (april, juli, oktober en december). Op die manier kan ik de diverse onderzoeks- en monitorresultaten in de voorliggende periode in samenhang en integraal te presenteren. Uiteraard zal ik de Kamer ook tussentijds informeren over relevante ontwikkelingen. In de voortgangsrapportage van december zal ik u informeren over de frequentie van de informatievoorziening aan uw Kamer na 2015.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven