Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2016
Bij deze bied ik u een verkennend onderzoek naar «Tarieven vervoer van en naar de
dagbesteding Wlz» van de Nederlandse Zorgautoriteit1 aan tezamen met mijn beleidsreactie. Ik doe daarmee mijn toezegging gestand die ik
heb gedaan in het Algemeen Overleg over de Wlz van 24 november 2016 (Kamerstuk 34 104, nr. 150).
Het NZa-onderzoek naar de tarieven vervoer
De belangrijke conclusies van het verkennend onderzoek zijn:
-
– Er zijn op dit moment geen signalen bij de NZa bekend dat de zorgplicht van Wlz-uitvoerders
in gevaar is, de continuïteit van zorg gevaar loopt, of dat de minimumkwaliteit van
het vervoer in de langdurige zorg in het geding is.
Vervolgonderzoek naar de tarieven van vervoer van en naar de dagbesteding is noodzakelijk.
-
– Zorgaanbieders die niet uitkomen met de vervoerskostenvergoeding, lossen dit op door
substitutie binnen hun totale zorgbudget.
-
– De NZa is voornemens het onderzoek naar de vervoerstarieven mee te nemen in het brede
kostenonderzoek voor de Wlz, dat in het najaar van 2017 wordt afgerond.
Beleidsreactie
Voorop staat dat cliënten op grond van de Wlz recht hebben op passende dagbesteding
en passend vervoer. Het is aan de zorgaanbieders om binnen het totaal afgesproken
budget daarvoor de middelen te vinden. Het staat aanbieders vrij om dit budget flexibel
aan te wenden, om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoeften en wensen van cliënten.
De cliënt mag dit ook van de aanbieder verwachten. Het feit dat het Wlz-vervoer 1,8%2 van de totale bedrijfsopbrengsten (Wlz) in de gehandicaptenzorg beslaat, illustreert
dat het een klein deel van het budget betreft en er mogelijkheden zijn voor substitutie.
Ook het gegeven dat de sector de jaren 2009 -2014 een gemiddeld resultaat boekte van
4,3% is daarbij relevant. Over 2015 was het resultaat 4,5% (CBS).
De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de NZa geen aanwijzingen of signalen
heeft dat de zorgplicht van Wlz uitvoerders in gevaar is, de continuïteit van zorg
gevaar loopt of dat de minimumkwaliteit voor vervoer in het geding is. De vraag die
de NZa opwerpt, «of de kwaliteit van zorg in bredere zin niet geraakt is door beperking
van de keuzevrijheid en eigen regie van de cliënt bij dagbesteding» komt aan de orde
in het brede onderzoek naar de tarieven in de Wlz, waarbij voor alle kostenonderdelen bezien wordt welke aanpassingen noodzakelijk zijn. Een versnelling van
dit onderzoek voor het onderdeel vervoerskosten is niet opportuun omdat dit geen zicht
geeft op de toereikendheid van de tarieven als geheel. Gezien de uitkomsten van het
vooronderzoek is daar ook geen noodzaak voor.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn