34 101 Initiatiefnota van het lid Merkies over duurzaam bankieren

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2015

Naar aanleiding van de initiatiefnota van het lid Merkies (SP) over duurzaam bankieren (Kamerstuk 34 101, nr. 2) heeft uw kamer verzocht om een kabinetsreactie. Met deze brief wil ik namens het kabinet aan dat verzoek voldoen.

Inleiding

In het algemeen overleg1 van eind vorig jaar is het belang van maatschappelijk verantwoord bankieren onderstreept en heb ik aangegeven dat dit onderwerp op mijn belangstelling kan rekenen. Er is duidelijk een ontwikkeling gaande waarbij de aandacht voor de maatschappelijke gevolgen – zoals milieu en sociale gevolgen – van kredietverlening en investeringen door de banken toeneemt. Hierbij kan worden gedacht aan het verbod om te investeren in clustermunitie, de toegenomen aandacht voor dit onderwerp bij de financiële sector zelf2 en het initiatief van de Eerlijke Bankwijzer. Dit besef bestaat bij mij, de financiële sector zelf en andere stakeholders. Doordat de banken hun eigen verantwoordelijkheid nemen, is een efficiënte aanpak met beperkte lasten voor de sector mogelijk.

De initiatiefnota over duurzaam bankieren van het Kamerlid Merkies past uitstekend bij het streven om maatschappelijk verantwoord bankieren te bevorderen. Dit sluit ook goed aan bij de initiatieven die de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mijn collega Ploumen, heeft genomen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, deze zullen hieronder nog aan de orde komen.

De initiatiefnota geeft een goed inzicht in de verschillende normatieve kaders en initiatieven die er op het gebied van maatschappelijk verantwoord bankieren zijn. Ten aanzien van sommige punten maak ik van de gelegenheid gebruik om een en ander nader toe te lichten en daar zal ik mee beginnen. Dit gaat dan met name om recente ontwikkelingen ten aanzien van verschillende initiatieven die al in gang zijn gezet, zowel nationaal als internationaal. Vervolgens zal ik reageren op de elf concrete aanbevelingen voor verduurzaming van de bancaire sector in de initiatiefnota.

Initiatieven die in gang zijn gezet

– IMVO convenanten traject

Met de brief Maatschappelijk verantwoord ondernemen loont3 van juni 2013 hebben de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Economische Zaken aangekondigd dat zij een MVO Sector Risico Analyse (SRA) zullen laten uitvoeren. Het doel van deze SRA is de identificatie van bedrijfssectoren met een verhoogd MVO risicoprofiel. Inmiddels is dit onderzoek afgerond en zijn de resultaten afgelopen november aan de Tweede Kamer aangeboden4.

Van bedrijfssectoren met verhoogd MVO-risicoprofiel wordt verwacht dat zij een traject inzetten op het verminderen en zoveel mogelijk voorkomen van negatieve maatschappelijke effecten in hun keten. De financiële sector is als één van de dertien sectoren met verhoogd risicoprofiel geïdentificeerd. Het kabinet gaat er van uit dat de financiële sector bereid is om een dialoog aan te gaan in samenwerking met overheid en stakeholders over de wijze waarop MVO-risico’s gemitigeerd kunnen worden. De resultaten worden dan bij voorkeur vastgelegd in een IMVO (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) convenant. Hierbij geldt dat de kwaliteit van deze convenanten voorop staat en dat het belangrijk is dat ze breed gedragen worden. Het initiatief voor het afsluiten van convenanten ligt in de eerste plaats bij de betrokkenen zelf, de SER kan hierbij een platform bieden en een begeleidende rol spelen5.

Recent heeft de bankensector bij monde van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) voorgesteld om een dialoog op te starten met het doel een convenant op te stellen met betrekking tot de invulling van de verantwoordelijkheid van banken om mensenrechten te respecteren en is de SER gevraagd deze dialoog te faciliteren6.

– Transparantie

Ten aanzien van transparantie verwijst het Kamerlid Merkies naar de leerbijeenkomst die in het voorjaar van 2014 door Eerlijke Bankwijzer en EY is georganiseerd en op het Ministerie van Financiën heeft plaatsgevonden. Doel van deze bijeenkomst is om in kaart te krijgen hoe partijen tegen het transparantie vraagstuk aankijken. De heer Merkies constateert dat het overleg sindsdien heeft stil gelegen. In dat verband kan ik berichten dat er binnenkort weer een bijeenkomst wordt gepland. Het is de bedoeling van alle betrokkenen om de dialoog over transparantie voor te zetten. Deze dialoog zou dan tenminste kunnen leiden tot een identificatie van best practices ten aanzien van transparantie. In een later stadium zouden deze best practices weer kunnen worden neergelegd in een leidraad. Financiën treedt op als katalysator in dit proces.

– Internationaal

Daarnaast zijn er nog een paar initiatieven op internationaal vlak die ik graag onder de aandacht zou willen brengen. In Europees verband is de richtlijn Bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen7 in oktober vorig jaar vastgesteld. Op basis van deze richtlijn moeten betrokken ondernemingen meer inzicht geven in de maatschappelijke gevolgen van hun activiteiten. De richtlijn schrijft voor dat er een rapportage wordt opgesteld met informatie over milieuzaken, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. De richtlijn moet in 2017 geïmplementeerd zijn. De verwachting is dat deze richtlijn zal leiden tot meer transparantie in de verslaglegging.

In de initiatiefnota wordt aanbevolen om de verschillende initiatieven op het gebied van duurzaamheid door de individuele banken in kaart te brengen omdat het niet altijd duidelijk is hoe de banken verantwoording afleggen over MVO. Deze aanbeveling wordt al in OESO verband opgepakt. Binnen de OESO loopt er momenteel een project waarin gekeken wordt naar de concrete toepassing van de OESO Richtlijnen8 door de financiële sector. Met dit project worden verschillende initiatieven van de financiële sector in kaart gebracht en wordt er onderzocht welke lessen daaruit getrokken kunnen worden voor de sector als geheel.

Hieronder volgt de reactie op de aanbevelingen voor verduurzaming van de bancaire sector.

Aanbeveling 1 t/m 5: Transparantie

Aanbeveling één tot en met vier zijn primair gericht aan de banken en ik sluit me aan bij de stelling dat transparantie belangrijk is.

Als eerste verzoekt het Kamerlid Merkies om meer openheid over investeringen en kredietverlening door banken.

Ik ben er voorstander van dat banken meer expliciteren waar ze in investeren. Tegen deze achtergrond is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen het globale investeringsbeleid en concrete investeringsprojecten. Bij het eerste meen ik dat het een goed streven is dat een bank daar in algemene zin verantwoording over af legt. Als het gaat om individuele projecten zijn er echter grenzen aan hetgeen er van de banken verwacht kan worden. Hierbij denk ik aan concurrentiegevoeligheid en het nakomen van afspraken omtrent vertrouwelijkheid jegens cliënten.

Aanbeveling twee vraagt aan de banken om een verdere uitwerking van het beleid duurzaam bankieren per bank in zogenaamde key performance indicators (KPI’s) op verschillende deelterreinen. Het formuleren van KPI’s is onderdeel van de dialoog over transparantie met de sector, de totstandkoming van dergelijke KPI’s kan ik ondersteunen.

De derde aanbeveling roept de banken op tot het publiceren van een uitsluitingslijst9 van klanten of investeringen die de mensenrechten niet respecteren of het milieu schaden. Van de NVB heb ik begrepen dat banken algemene en specifieke criteria (gebaseerd op wet- en regelgeving, convenanten en eigen beleid) hanteren ten aanzien van activiteiten die zij niet willen financieren en banken hebben de intentie om beter en helder te communiceren over uitsluitingen, bijvoorbeeld door beter uit te leggen welke specifieke criteria zij hanteren. Hierbij tekenen banken aan dat er moet worden uitgekeken voor eventuele juridische consequenties. Tot slot vinden banken dat het opzetten van een dialoog met betrokken ondernemingen met het doel een gedragsverandering te bewerkstelligen – in plaats van uitsluiting – de voorkeur verdient. Ik concludeer derhalve dat, met de gemaakte kanttekeningen, de banken zich hiervoor inzetten.

In de vierde aanbeveling stelt de heer Merkies aan de banken voor om de resultaten van dialogen duurzaamheid te tonen. Deze aanbeveling ondersteun ik. Het Global Reporting Initiative (GRI-rapportage standaard) over active ownership kan in dit verband als uitgangspunt dienen, de banken moeten dan aangeven met hoeveel bedrijven er een dialoog is gevoerd en over welke onderwerpen, voorwaarden en resultaten. Van de banken heb ik begrepen dat zij rapporteren op basis van de GRI-rapportage standaard. Eerlijke Bankwijzer zou echter graag zien dat de sector op sommige punten uitgebreider verslag doet, bijvoorbeeld over gevoerde dialogen. Dit onderwerp zal ook op de agenda staan van de dialoog over transparantie met de sector.

In aanbeveling vijf wordt voorgesteld om een informatierecht voor spaarders op te stellen, de heer Merkies stelt dat dit recht vastgelegd zou moeten worden in een protocol tussen de overheid en de banken. Dit zou tot meer transparantie leiden waardoor de spaarder een afgewogen keuze kan maken voor een bank. Als voorstander van transparantie zodat spaarders keuzes kunnen maken kan ik het doel van deze aanbeveling onderschrijven. Ik heb echter aarzeling bij de wijze waarop Kamerlid Merkies dit doel wil bereiken. Er is een dialoog over transparantie opgestart en de sector werkt hieraan mee. Een informatierecht voor spaarders met een juridische afdwingbaarheid (zoals de term lijkt te suggereren) lijkt te ver voeren. Niet alleen vanwege de lasten die beantwoording van specifieke informatieverzoeken van individuele spaarders met zich mee kunnen brengen, maar ook omdat er belemmeringen zijn ten aanzien van concurrentiegevoelige informatie en klantvertrouwelijkheid.

Aanbeveling 6: Mensenrechten borgen

In aanbeveling zes wordt gevraagd om de normen ten aanzien van mensenrechten uit de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen voor de banken als norm in de wet te verankeren, inclusief toezicht op naleving van deze norm.

De OESO richtlijnen zijn aanbevelingen die door regeringen aan multinationale ondernemingen worden gedaan en bevatten juridisch niet bindende beginselen en normen voor verantwoord ondernemen. Ik ben er geen voorstander van om deze aanbeveling specifiek voor de banken tot een verplichte wettelijke norm te maken. De verantwoordelijkheid voor naleving van de OESO richtlijnen ligt bij de sector zelf. Als laatste kan ik nog het hiervoor genoemde IMVO convenanten traject noemen, waarbij de banken onder begeleiding van de SER een dialoog opstarten over mensenrechten met de bedoeling een convenant af te sluiten.

Aanbeveling 7: Aanpak belastingontwijking

Ten aanzien van de zevende aanbeveling over de aanpak van belastingontwijking verwijs ik naar mijn brief van 4 december10 jongstleden waarin is gereageerd op het rapport «Dutch Banks and Tax Avoidance» dat in opdracht van de Eerlijke Bankwijzer is opgesteld. In die brief heb ik mijn zorgen uitgesproken over internationale belastingontwijking. Dit betreft een internationaal probleem dat niet met eenzijdige Nederlandse maatregelen opgelost kan worden. Daarom werkt Nederland actief mee in internationale fora als de OESO en de EU, waar maatregelen worden ontwikkeld die aan een dergelijke oplossing kunnen bijdragen op een wijze die alle landen op eenzelfde manier bindt en daarom het gelijke speelveld tussen landen niet beïnvloedt. In beide fora zijn het afgelopen jaar belangrijke stappen gezet. Waar dat mogelijk is, loopt Nederland voorop. Met name op het gebied van transparantie en uitwisseling van inlichtingen zijn er inmiddels enkele eenzijdige maatregelen genomen. Daarnaast heeft Nederland een aantal verdragspartners benaderd voor het opnemen van een anti-misbruikbepaling in het belastingverdrag.

Aanbeveling 8: Sectorbrede dialoog over omslag naar duurzame energie.

Aanbeveling acht vraagt om een gecoördineerde aanpak van een sectorbrede dialoog over de omslag naar duurzame energie. Begin september 2013 is het Energie akkoord voor duurzame energie door 47 partijen ondertekend. Een borgingscommissie onder leiding van de heer Nijpels ziet toe op de gecoördineerde uitvoering van dat Energieakkoord.

In het Energieakkoord is ook oog voor de financiering van duurzame energieprojecten. Het gaat om projecten op het terrein van hernieuwbare energie en energie efficiency. Financiering wordt in den brede in Pijler 10 van het Energieakkoord in samenwerking met relevante bancaire partijen opgepakt. Voor grootschalige investeringen, met name in off shore windprojecten, is overleg gaande over een gezamenlijke financiering door banken en pensioenfondsen. Voor meer kleinschalige projecten is door het Ministerie van Economische zaken en de NVB een expertise centrum financiering opgericht, dat knelpunten bij financiering van kleinere projecten zoals geothermie en energiebesparing in kaart brengt en aanbevelingen doet voor het doen slagen van een uiteindelijke financiering. Ook wordt bezien of kleinschalige projecten kunnen worden gebundeld, zodat het financieringsvolume toeneemt en de zogenaamde handling kosten voor de banken afnemen. De gecoördineerde aanpak waar in deze aanbeveling om gevraagd wordt is dus inmiddels opgestart.

Aanbeveling 9: Fiscale ondersteuning voor initiatieven op het gebied van duurzaamheid.

Deze aanbeveling stelt voor om in het kader van de hernieuwing van het belastingstelsel de mogelijkheden voor fiscale ondersteuning voor initiatieven op het gebied van duurzaamheid te onderzoeken. Bijvoorbeeld door de heffingskorting groen beleggen nieuw leven in te blazen en te verbreden naar andere maatschappelijke duurzame doelen.

In 2014 heeft collega Wiebes aangekondigd dat er onderzocht gaat worden hoe het huidige belastingstelsel herzien kan worden. Er is inmiddels met dit onderzoek naar de herziening begonnen. In dit stadium is het prematuur om uitspraken te doen over de herziening van specifieke fiscale maatregelen. Een verbreding van de heffingskorting voor groen beleggen ligt niet direct voor de hand, onder meer omdat dit niet aansluit op de vereenvoudigingsdoelstellingen van de Brede agenda Belastingdienst11 en de brief «Keuzes voor een beter belastingstelsel»12. Overigens staat in 2015 een evaluatie gepland van de maatregel, als onderdeel van de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 19 I&M; klimaat13.

Aanbeveling 10: Rol toezichthouder met betrekking tot duurzaam bankieren

Aanbeveling tien betreft de rol van de toezichthouder met betrekking tot duurzaam bankieren. DNB heeft mij gemeld dat zij het belang van de bijdrage die banken kunnen leveren aan duurzame ontwikkeling van onze samenleving onderkent. Om deze reden is DNB voornemens om in 2015 in gesprek te gaan met banken en hun stakeholders over de manier waarop verduurzaming in de financiële sector op de meest effectieve wijze bevorderd kan worden, en welke rol hierin voor de toezichthouder weggelegd is binnen het geldende wettelijke kader. Daarnaast beoogt DNB ten aanzien van Environmental Social Governance (ESG) -risico's onderzoek te doen naar de plaats die deze risico’s binnen het toezichtkader dienen te krijgen. Uiteraard is het voor DNB van belang hierover in gesprek te gaan met de Europese Centrale Bank, aangezien het toezicht op banken per november 2014 onder verantwoordelijkheid van het Single Supervisory Mechanism (SSM) valt.

Aanbeveling 11: Stel zelf het goede voorbeeld als overheid

Aanbeveling elf gaat in op de vraag of de overheid zelf het goede voorbeeld kan geven door zelf eisen te stellen ten aanzien van de banken waarmee ze zaken doet. Daarnaast wordt er gevraagd naar de rol van de overheid als aandeelhouder in staatsdeelnemingen en de mogelijkheid om duurzaamheidscriteria te stellen.

Ten aanzien van het eerste punt kan ik berichten dat ik eind vorig jaar aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heb toegezegd14 om expliciete duurzaamheidscriteria op te nemen in de aanbesteding voor de nieuwe huisbankier van het Rijk. In de komende aanbesteding van het betalingsverkeer van het Rijk worden objectieve en zakelijke criteria ten aanzien van duurzaamheid gesteld. Als duurzaamheidseisen worden in ieder geval opgenomen: in elk geval het publiceren van MVO beleid, het voldoen aan de verklaring van het verbod op clustermunitie en het voldoen aan sociale voorwaarden. Inmiddels is er uitgebreid gesproken met alle banken in de marktverkenning van de nieuwe aanbesteding over duurzaamheid en het belang dat we als overheid daar aan hechten.

Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met internationale vooraanstaande en breed geaccepteerde duurzaamheidsbeoordelaars met de bedoeling een duurzaamheids index in de nieuwe aanbesteding op te nemen. De score kijkt naar sociale, milieu en governance criteria. Banken kunnen hiermee beter met elkaar worden vergeleken, waarbij een onafhankelijke expert de banken een score geeft.

Ten aanzien het tweede punt, de rol van de overheid als aandeelhouder kan ik het volgende opmerken: Als aandeelhouder hecht ik er aan dat alle staatsdeelnemingen transparant zijn over de keuzes die zij maken in hun bedrijfsvoering en de maatschappelijke gevolgen van deze keuzes. Daarom is in de nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 201315 opgenomen dat deelnemingen dienen te rapporteren over hun MVO-beleid conform de GRI-rapportage standaard en dat zij worden opgenomen in de transparantiebenchmark. Dit stelt mij in staat om de onderneming op hetgeen zij rapporteren aan te spreken in de periodieke gesprekken die ik als aandeelhouder met hen voer. Deelnemingen verschillen sterk qua bedrijfsvoering en ik kies er dan ook bewust voor om in te zetten op transparantie om vervolgens het handelen van de deelnemingen individueel te beoordelen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

AO Bankieren: duurzaam, dienstbaar en divers d.d. 10 december 2014, Kamerstuk 32 013, nr. 94.

X Noot
2

Zie hiervoor de NVB publicatie van de visie duurzaamheid & verantwoord ondernemen van september 2014. http://www.nvb.nl/publicaties-standpunten/publicaties/3316/duurzaamheid-en-maatschappelijk-verantwoord-ondernemen-visie-nvb.html

X Noot
3

Kamerstuk 26 485, nr. 164.

X Noot
4

Kamerstuk 26 485, nr. 197.

X Noot
5

Zie ook het SER advies IMVO convenanten, nr.4-April 2014

X Noot
7

Pb L 330, 15-11-2014, p.1.

X Noot
8

De OESO-richtlijnen zijn normen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) voor internationaal ondernemen. Ze maken duidelijk wat de Nederlandse overheid (samen met 45 andere landen) van bedrijven in het buitenland verwacht op het gebied van MVO. Deze richtlijn bieden handvatten voor bedrijven om met kwesties om te gaan als: ketenverantwoordelijkheid, mensenrechten, kinderarbeid, milieu en corruptie.

X Noot
9

Dit zou ook in de vorm van een insluitingslijst kunnen met een opsomming van klanten of investeringen die de mensenrechten respecteren en het milieu beschermen.

X Noot
10

Kamerstuk 32 013, nr. 89.

X Noot
11

Kamerstuk 31 066, nr. 201.

X Noot
12

Kamerstuk 32 140, nr. 5.

X Noot
13

Zie blz. 177 van de Internetbijlagen bij de Miljoenennota 2015.

X Noot
14

Brief van 11 november 2014, Kamerstuk 26 485, nr. 194.

X Noot
15

Kamerstuk 28 165, nr. 165.

Naar boven