34 085 XVIII Wijziging van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 december 2014

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 4 december 2014 voorgelegd aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst. Bij brief van 11 december ze door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

1

Kunt u aangeven voor hoeveel de fondsen voor energiebesparing (zowel Fonds Energiebesparing Huursector (FEH) en Nationaal Energiebespaarfonds (NEF)) zijn benut, tegen welke rentes en tegen welk gemiddeld leenbedrag?

Antwoord: Een eigenaar-bewoner kan sinds 21 januari 2014 bij het Nationaal Energiebespaarfonds zijn investering in energiebesparende maatregelen van zijn woning financieren. Conform het Woonakkoord heeft dit fonds een revolverend karakter dat voor driekwart door private partijen wordt gevoed. Per 3 november 2014 is de rente 3,1% voor bedragen tot 5.000 euro (looptijd 7 jaar) en 3,5% voor meer dan 5.000 euro (looptijd 10 jaar). Daarnaast wordt eenmalig 2% afsluitkosten gerekend. De rente is vaak aftrekbaar. Tot en met oktober 2014 zijn er 767 aanvragen voor een energiebespaarlening gedaan voor een totaalbedrag van ruim € 9 mln. euro. De aanvragen zijn omgezet in leningen voor een totaalbedrag van € 5,3 mln. met een gemiddeld leenbedrag van bijna 11.600 euro. In oktober 2014 waren er van deze aanvragen nog 112 aanvragen in behandeling.

Een corporatie die woningen met een borg van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) renoveert met een zeer hoog ambitieniveau, kan sinds 6 oktober 2014 25% van zijn investering lenen bij het FEH. De rente is dan 0,5%. Tussen 6 oktober en 1 december 2014 is er één aanvraag ingediend voor een bedrag van 1.485.000 euro (voor 99 huurwoningen). Dit is daarmee ook het gemiddelde (aangevraagde) leenbedrag.

Een corporatie die woningen renoveert zonder borg van WSW en een particuliere verhuurder die woningen renoveert met een zeer hoog ambitieniveau, kan sinds 17 november 2014 25% van zijn investering lenen bij het FEH voor een rente van 1,9%. Er zijn door hen nog geen aanvragen ingediend.

Het verschil in rentepercentage tussen het FEH en het NEF wordt verklaard door verschillende vormen van financiering van de fondsen en verschillende uitvoeringskosten.

2

Hoeveel bedragen de extra beveiligingskosten van Noordeinde 66 en waarom is dit niet eerder via de begroting verantwoord? Waren deze kosten al wel eerder begroot? Zo ja, waarom dan deze overschrijding?

Antwoord: Zoals eerder met uw Kamer gedeeld wordt, omwille van de veiligheid, geen uitspraak gedaan over de kosten van beveiliging om te voorkomen dat inzage in de maatregelen wordt geboden.

3

Welk deel van extra kosten betreft de verbouwing van Noordeinde 66?

Antwoord: De kosten voor de verbouwing van Noordeinde betreffen de reeds eerder aan uw Kamer gemelde verbouwingskosten van € 3,7 mln. € 0,6 mln. van deze kosten worden op dit moment begrotingstechnisch verwerkt.

4

Wat zijn nu, inclusief en exclusief beveiliging, de totale kosten voor de verbouwing van Noordeinde 66?

Antwoord: De kosten van de verbouwing van Noordeinde 66 bedragen € 3,7 mln. exclusief beveiliging. Over de kosten van beveiliging worden geen mededelingen gedaan om te voorkomen dat inzage in de maatregelen wordt geboden.

5

Waarom waren de nu doorgevoerde mutaties gedurende het begrotingsdebat over de Koning nog niet voorzienbaar, respectievelijk nog niet aan de Kamer gemeld?

Antwoord: Het deel van de mutatie, dat betrekking heeft op Noordeinde 66, vormt onderdeel van de bij de begrotingsbehandeling 2015 gemelde kosten van € 3,7 mln. De begrotingsregels schrijven voor dat waar de mutatie betrekking heeft op 2014 deze moet worden opgenomen in de 2e suppletoire begroting 2014 en niet primair in de Ontwerpbegroting 2015.

6

Hoeveel van de 30 miljoen euro vanuit de Sociaal Economische Raad-bijdrage (SER) wordt besteed aan subsidie, niet zijnde uitvoeringskosten?

Antwoord: Van de rijksmiddelen van 30 mln. euro die in het kader van het Energieakkoord beschikbaar zijn, wordt over de jaren 2014 tot en met 2016 in totaal 15 mln. euro als subsidie aan de VNG beschikbaar gesteld voor de regionale ondersteuningsstructuur bij gemeenten, waaronder regiocoördinatoren (ter ondersteuning van de inzet van gemeenten ter bevordering van energiebesparing). De overige 15 mln. euro wordt ingezet voor het systeem voor het vernieuwde energielabel voor woningen. Uit geen van beide van de genoemde budgetten worden directe subsidies verstrekt aan burgers en/of bedrijven.

7

Wat zijn de redenen dat het aantal aanvragen bij het NEF achterblijven op de planning?

Antwoord: Het aantal aanvragen voor een lening is tot nu toe lager dan verwacht was bij de start van het fonds. In mijn brief van 28 oktober 20141 gaf ik u aan dat de belangrijke oorzaak hiervan in mijn ogen is dat een particuliere eigenaar zich eerst bewust moet zijn van het nut van energiebesparing, handelingsperspectief moet krijgen en overtuigd moet worden om daadwerkelijk een investering te doen. Een laagrentende lening alleen zal mensen niet tot energiebesparing bewegen. Daarvoor zijn in het Energieakkoord afgesproken maatregelen als de voorlichtingscampagne, de energieprestatiegarantie en de energieloketten in alle regio’s van groot belang. Pas dan gaat de woningeigenaar op zoek naar de financiële mogelijkheden. De meeste van deze maatregelen worden binnenkort gerealiseerd.

Verder zal ik vanaf januari 2015 aan alle eigenaar-bewoners een voorlopig energielabel toesturen. Dit zal naar verwachting een belangrijke impuls geven aan de bewustwording voor het nemen van energiebesparende maatregelen. Hierbij zal ik ook wijzen op de mogelijkheden voor het gebruik van het Nationaal Energiebespaarfonds.

Ook van bouwers en installateurs is daadkracht nodig wat betreft het ontzorgen van eigenaar-bewoners bijvoorbeeld door het aanbieden van integrale oplossingen en het aanbieden van de hierboven genoemde energieprestatiegarantie. Hierover zijn in het Energieakkoord afspraken gemaakt met onder meer Bouwend Nederland en Uneto-VNI. Als dit integrale pakket uit het Energieakkoord is gerealiseerd, kan een woningeigenaar kiezen voor energiebesparing en gaat hij op zoek naar financiering. Daarnaast doet het bestuur van het NEF voorstellen om het fonds binnen de kaders van het Woonakkoord- toegankelijker te maken en beter onder de aandacht te brengen. Ik zal u hierover nader informeren.

8

Hoe ziet de herschikking van budget vanuit het Programma Energiebesparing eruit?

Antwoord: Binnen het Beleidsprogramma Energiebesparing worden diverse opdrachten en subsidies verstrekt. De in de tweede suppletoire begroting verwerkte herschikking betreft een overboeking van subsidies naar opdrachten. In de budgettaire tabel van beleidsartikel 2 «Woonomgeving en bouw» zijn de mutaties hiervoor gesaldeerd weergegeven. Onderdeel hiervan is de aan de VNG beschikbaar gestelde subsidie naar aanleiding van het Energieakkoord voor duurzame groei. In 2014 betreft het € 5 mln die bij opdrachten was begroot, maar als subsidie wordt verantwoord.

Voorts wordt het budget voor het programma energiebesparing in 2014 met € 4,3 mln. verlaagd. Dit betreft een kasschuif naar 2015 als gevolg van een aangepaste planning voor de ontwikkeling en uitrol van het vernieuwde energielabel.

Ten slotte wordt vanuit het programma energiebesparing € 3 mln. overgeboekt naar het instrument «Bijdragen aan baten-lastendiensten» in verband met de jaarlijkse bevoorschotting aan het RVO in het kader van de opdracht 2015 voor de uitvoering van projecten op het gebied van energiebesparing.

9

Kunt u toelichten waarom de Dienst van de Huurcommissie (DHC) extra geld nodig heeft en waar de dekking is gevonden?

Antwoord: Bij de Dienst van de Huurcommissie blijven de te ontvangen leges achter ten opzichte van de raming. De oorzaak hiervan is dat in de raming uitgegaan was van één uniform legesbedrag voor alle verhuurders van € 450 zoals dat was opgenomen in het wetsvoorstel Modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie (33 698). Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is dit voornemen door middel van een nota van wijziging ingetrokken. Verhuurders die aantonen dat zij geen rechtspersoonlijkheid hebben en door de Huurcommissie in het ongelijk worden gesteld, blijven daardoor € 25 betalen in plaats van € 450. De verwachte legesderving in 2014 bedraagt € 0,768 mln.

Daarnaast zijn de kosten van de in 2012 doorgevoerde reorganisatie hoger dan eerder voorzien. De oorzaak hiervan is dat is gebleken dat het moeilijker is om voor medewerkers die in het kader van genoemde reorganisatie niet geplaatst konden worden, een nieuwe baan te vinden. In de Jaarrekening 2013 was als voorziening voor deze kosten in 2014 en verder een bedrag van bijna € 3,3 mln. opgenomen. De verhoging bedraagt € 0,4 mln.

Tenslotte is besloten tot een bijdrage ter versterking van het eigen vermogen van DHC van € 0,64 mln.

De dekking is gevonden in een verlaging van het budget voor «Bevordering eigen woningbezit», onderdeel van het Beleidsartikel 1, Woningmarkt, van de Begroting van Wonen en Rijksdienst, en een verlaging van het budget voor externe inhuur op artikel 11, Centaal Apparaat van de begroting 2014 van BZK.

10

Waarom blijven de te ontvangen leges van de Huurcommissie achter?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 9.

11

Hoe komt het dat de kosten van de reorganisatie hoger zijn en hoeveel hoger is dat ten opzichte van de geraamde kosten?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 9.

12

Hoe hoog is het resterende budget voor de uitvoeringskosten van de inkomensafhankelijke huurverhoging?

Antwoord: Het resterende budget 2014 bedraagt € 807.000. De jaarlijkse uitvoeringskosten van de Belastingdienst bedragen ca. € 1,4 mln. Hiervan is reeds € 0,4 mln. bij Voorjaarsnota 2012 aan de Belastingdienst overgeboekt. In 2015 zal het resterende bedrag van € 1 mln., wederom aan de de Belastingdienst ter beschikking worden gesteld.

13

Hoe hoog zijn de uitvoeringskosten van de inkomensafhankelijke huurverhoging jaarlijks?

Antwoord: zie het antwoord op vraag 12

14

Kunt u toelichten waardoor de onderbenutting van het onderdeel Innovatieregelingen gebouwde omgeving is ontstaan en waar de vrijval nu voor wordt aangewend?

Antwoord: Enkele projecten uit het programma Energiesprong hebben vertraging opgelopen door een uitlopende voorbereidingsperiode en worden daardoor met vertraging opgeleverd. Als gevolg hiervan schuift de afronding en daarmee de financiële afwikkeling van deze projecten door naar 2015/2016. Deze verschuiving zal in de eerste suppletoire begroting 2015 worden verwerkt. Er is geen sprake van vrijval.

Het niet-bestede deel van het budget voor de Innovatieregelingen gebouwde omgeving in 2014 is ingezet voor bevoorschotting op de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor activiteiten op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving in 2015.

15

Kunt u toelichten waar de onderbenutting in het Programma Bouwregelgeving door is ontstaan, of dit wordt omgezet naar «subsidies» en zo ja, aan wie de subsidies worden toegekend en voor welke periode?

Antwoord: Er is per saldo sprake van een omzetting van «opdrachten» naar «subsidies» op het beleidsprogramma bouwregelgeving. Door deze herschikking vindt de verantwoording plaats op het juiste instrument. Belangrijkste subsidieontvangers zijn in 2014 Nederlands Normalisatie Instituut (voor NEN-normen), Stichting Bouwkwaliteit (SBK) en het omgevingsloket Online. In de meeste gevallen betreft het jaarlijkse (project-) subsidies.

16

Kunt u toelichten waarvoor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) in het kader van het Programma Bouwproductie 4,8 miljoen euro erbij krijgt?

Antwoord: In 2014 is bijna 3 mln. euro ingezet voor een aanvullende opdracht aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten behoeve van de invoering van het systeem voor het vernieuwde energielabel. Deze middelen maken onderdeel uit van de totaal 15 mln. euro aan rijksmiddelen die hiervoor meerjarig beschikbaar zijn in het kader van het Energieakkoord. Voorts is in 2014 ca. 1,9 mln. euro ingezet voor bevoorschotting op de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor activiteiten op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving in 2015.

17

Is de extra bijdrage structureel of incidenteel? (artikel 3)

Antwoord: De extra bijdrage is incidenteel.

18

Waardoor dreigt een negatief eigen vermogen bij het agentschap Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)? (artikel 3)

Antwoord: Het eigen vermogen van UBR is eind 2013 gering positief. In 2014 verwacht UBR een negatief resultaat van € 6,8 miljoen. Dit verklaart de mogelijke totstandkoming van een negatief eigen vermogen bij UBR.

Dit verlies wordt grotendeels veroorzaakt doordat onvoldoende financiële dekking op de loge loonschalen trajecten. Ook is het verlies te wijten aan de reorganisatiekosten bij twee organisatieonderdelen, die niet-tarief gefinancierd zijn.

19

Kunt u toelichten welke tegenvallers er zijn bij de vervreemding van onroerend goed of grond waardoor de zakelijke lasten toenemen?

Antwoord: Zoals in de toelichting bij de 2e suppletoire begroting is aangegeven, zijn er meer gebouwen dan verwacht in portefeuille, waardoor ook de zakelijke lasten hoger zijn. Er is sprake van langere doorlooptijden in het afstootproces, waardoor meer panden langer in portefeuille blijven. Daarnaast is sprake van tariefverhogingen door Waterschappen.

20

Hoe hoog zijn de extra kosten die gemaakt zijn voor onderhoud aan de beveiliging van Koninklijke Woon- en Werkverblijven en waar is het geld precies aan uitgegeven?

Antwoord: Over de kosten van beveiliging worden geen mededelingen gedaan om te voorkomen dat inzage in de maatregelen wordt geboden.

21

Kunt u alle toenames van lasten in tabel 3.2 toelichten?

Antwoord:

  • Externe inhuur: De externe inhuur wordt jaarlijks begroot op basis van verwachte workload voor dat jaar. Voor een belangrijk deel is dit gerelateerd aan de capaciteit ten behoeve van eenmalige projecten. De capaciteit hiervoor wordt begroot op de gemiddelde omvang van de laatste drie jaar. De opdrachtgevers hebben in 2014 aanzienlijk meer projectcapaciteit gevraagd dan was begroot. Door de rekenmethode van een 3-jaarlijks gemiddelde zal de realisatie steeds beter in verhouding zijn met de begroting.

  • Materiële kosten waarvan apparaat ICT: materiële kosten voor de eenmalige projecten van opdrachtgevers laten zich moeilijk voorspellen. Dit kan van jaar tot jaar verschillen. De stijging is geheel te relateren aan projecten ten behoeve van de opdrachtgevers aan wie die deze kosten doorbelast worden.

  • Bijzondere lasten: De bijzondere lasten zijn kosten die betrekking hebben op geleverde prestaties in het vorige begrotingsjaar welke ten tijde van de jaarafsluiting niet bekend waren.


X Noot
1

TK 2014–2015, 33 779, nr. 4.

Naar boven