34 073 Aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd)

Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID KROL

Ontvangen 12 maart 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, onderdeel 1, komt te luiden:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van lid 1 geldt het in dat lid bedoelde recht:

    • a. voor een tijdvak van zes weken voor de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking bestaat, of

    • b. voor een tijdvak van 26 weken voor de werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.

    Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de werknemer de in onderdeel b bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in dit lid genoemde termijn, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.

II

In artikel I, onderdeel F, onderdelen 1 en 2, wordt «zes weken» vervangen door: 26 weken.

III

In artikel II, onderdeel B, wordt in de voorgestelde artikelen 127c, eerste lid, eerste volzin, onderdeel a en tweede volzin, en tweede lid, en 127d, tweede lid, «zes weken» telkens vervangen door: 26 weken.

IV

In artikel III, onderdeel F, onderdelen 1 en 2, wordt «zes weken» vervangen door: 26 weken.

V

In artikel III, onderdeel I, wordt in het voorgestelde artikel #, tweede lid, «zes weken» vervangen door: 26 weken.

VI

In artikel IX, tweede lid, wordt «zes weken» vervangen door: 26 weken.

Toelichting

Dit amendement beoogt de loondoorbetalingsplicht bij ziekte in de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd aan te passen van 6 naar 26 weken. Het huidige verschil met de doorbetalingstermijn voor niet-AOW-gerechtigden van 104 weken is ten eerste te groot om reëel te zijn. De inkomensachteruitgang op een dergelijk korte termijn is naar oordeel van de indiener té abrupt. Ten tweede is indiener van mening dat verdringing door oudere werknemers beneden de AOW-leeftijd hierdoor in de hand gewerkt wordt. Gezien het relatief hoge aantal WW-uitkeringen en de hoge langdurige werkloosheid in deze leeftijdsgroep, is dit een zeer onwenselijk gevolg.

Wetstechnisch wordt het verlengen van het recht op loondoorbetaling bij ziekte voor personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, geregeld door in het voorgestelde artikel 7:629, tweede lid, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek het tijdvak van zes weken te vervangen door een tijdvak van 26 weken. Dit wordt geregeld in artikel I van dit amendement.

Artikel II van het amendement regelt dat het opzegverbod bij ziekte in artikel 7:670 BW van 6 weken wordt verlengd tot 26 weken, waarmee wordt aangesloten bij de termijn voor loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Het voorgestelde artikel 127c Ambtenarenwet komt overeen met artikel 7:670 BW, en regelt dat een ambtenaar die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt na zes weken kan worden ontslagen wegens ongeschiktheid wegens ziekte indien te verwachten is dat er geen herstel zal zijn binnen zes weken na die eerste zes weken. Voor ambtenaren wordt met dit amendement de termijn van 6 weken loondoorbetaling bij ziekte alsmede de termijn van 6 weken voor ontslag bij ziekte eveneens gewijzigd in 26 weken. Dit wordt geregeld in artikel III van dit amendement.

Artikel IV van het amendement regelt dat de verkorte periode voor AOW-gerechtigde ambtenaren, dat is geregeld in artikel 76a Ziektewet, eveneens wordt verlengd naar 26 weken.

Met de artikelen V en VI van het amendement wordt in het voorgestelde overgangsrecht voor de Ziektewet voor ambtenaren en in het voorgestelde overgangsrecht voor het Burgerlijk Wetboek voor werknemers de periode van zes weken eveneens verlengd naar 26 weken.

Krol

Naar boven