Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2015
Bij de behandeling van de defensiebegroting 2014 op 14 november 2013 heb ik toegezegd
het convenant Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) te evalueren (Handelingen
II 2013/14, nr. 24, item 5). De interdepartementale evaluatie is eind 2014 voltooid. Naar aanleiding van de
evaluatie is het FNIK-convenant aangepast en het budget herijkt. Met deze brief informeer
ik uw Kamer mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
en van Veiligheid en Justitie over de uitkomsten van de interdepartementale evaluatie
en de aanpassing van het convenant.
Nationale inzet ter ondersteuning van de civiele autoriteiten is een van de drie hoofdtaken
van de krijgsmacht. Hiertoe worden dagelijks tal van activiteiten uitgevoerd, waaronder
incidentele militaire bijstand en steunverlening in geval van rampen en ongevallen.
Op 1 januari 2010 is het FNIK-convenant in werking getreden. In het convenant staan
afspraken tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van
Veiligheid en Justitie en van Defensie over de financiering van additionele uitgaven
voor militaire bijstand en steunverlening.
Het convenant verving de regeling Verrekening additionele uitgaven militaire bijstand.
Deze regeling, waarbij elke inzet per factuur met de aanvrager werd verrekend, was
bewerkelijk in de uitvoering en complex. Op basis van het FNIK-convenant is in 2010
structureel € 2,25 miljoen overgeheveld naar artikel 1 (inzet) van de defensiebegroting.
Door het structureel beschikbaar stellen van budget voor de financiering van additionele
uitgaven aan incidentele militaire bijstand en steunverlening, hoeft inzet niet meer
apart te worden verrekend met de aanvrager. In plaats daarvan worden de verschillende
vormen van inzet tegen vaste tarieven ten laste gebracht van het FNIK-budget.
De structurele bijdragen voor het FNIK-budget zijn afkomstig van de begrotingen van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (€ 0,25 miljoen), Veiligheid en Justitie
(€ 0,25 miljoen) en het Gemeentefonds (€ 1,75 miljoen). In het convenant is vastgelegd
dat eventuele overschotten binnen de defensiebegroting blijven. Andersom geldt hetzelfde,
eventuele tekorten worden binnen de defensiebegroting opgelost (het zogenaamde «for better and for worse»-principe). Met de eerste suppletoire begroting 2014 is het FNIK-budget bijgesteld
naar € 2,3 miljoen, doordat prijsbijstelling is uitgekeerd (Kamerstuk 33 940 X, nr. 2).
Uit de interdepartementale evaluatie blijkt dat het FNIK-budget naar tevredenheid
van de gebruikers functioneert. De administratieve werklast is afgenomen en er bestaat
geen onduidelijkheid meer over de verrekening van vormen van inzet. Tegelijkertijd
is de verwachting dat het budget van € 2,3 miljoen de komende jaren niet meer toereikend
is. De gevraagde inspanning groeit jaarlijks sinds 2010, terwijl het budget nagenoeg
gelijk is gebleven. Deze groei kan worden verklaard door onder meer nieuwe capaciteiten
waarmee in 2010 nog geen rekening was gehouden (zoals Advanced Search Teams), meer maatschappelijk draagvlak en media-aandacht voor de inzet van Defensie en
betere bekendheid bij civiele partners van de specialistische capaciteiten van Defensie.
Daarnaast blijkt uit de evaluatie dat de verdeling van de bijdragen uit 2010 niet
de gerealiseerde uitgaven per aanvrager weerspiegelt. In de huidige verdeling is bijvoorbeeld
geen rekening gehouden met aanvragen voor inzet in het Caribische deel van het Koninkrijk
omdat de aanvragen uit het Caribische deel toen beperkt waren. Ook de inzet ter ondersteuning
van strafrechtelijke handhaving, zoals het ondersteunen van de politie en het Openbaar
Ministerie in het opsporen van bewijsmateriaal, (mogelijke) slachtoffers van misdrijven
en verdachten, groeit harder dan verwacht.
Naar aanleiding van deze bevindingen is het FNIK-convenant in overleg tussen de betrokken
partijen aangepast en het budget vastgesteld op structureel € 3,1 miljoen per jaar.
Hiermee is het FNIK-budget op de defensiebegroting de komende jaren in verhouding
met het verwachte aantal aanvragen en de daaraan verbonden uitgaven. Op basis van
de verwachte uitgaven per aanvrager zijn de bijdragen als volgt vastgesteld: Gemeentefonds
(ruim € 1,8 miljoen), Veiligheid en Justitie (ruim € 1,1 miljoen) en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (ruim € 0,1 miljoen). De budgettaire verwerking vindt
meerjarig plaats met de eerste suppletoire begroting 2015. Het «for better and for worse»-principe blijft van kracht.
In 2019 zal het convenant opnieuw worden geëvalueerd. In deze evaluatie wordt gekeken
naar de periode 2014–2018.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert